Pensioen alsnog delen met je ex-partner?

02 nov 2011

Steeds vaker kom ik het volgende probleem in mijn praktijk tegen. De ex-partner die na talloze jaren alsnog aanspraak wil maken op het ouderdomspensioen. Door de zogenaamde "babyboom" na de oorlog valt er een enorme golf te verwachten van personen die binnenkort 65 jaar oud worden. Reden te meer voor de ex-partner om de datum van pensioengerechtigde leeftijd in de gaten te houden en op tijd aan de bel te trekken om alsnog aanspraak te maken op het pensioen. Hoe zat dat ook alweer?

Om te beoordelen of iemand nog aanspraak kan maken op het ouderdomspensioen van de ex-partner hangt af van diverse omstandigheden. In de eerste plaats moet worden nagegaan op welke datum de echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Dit is onder te verdelen in 3 tijdsperioden/categorieën: de echtscheiding voor 27 november 1981, tussen 27 no-vember 1981 en 1 mei 1995 en de echtscheiding na 30 april 1995.

Heeft de echtscheiding plaatsgevonden na 30 april 1995 dan is de Wet Verevening Pensioenrechten bij scheiding van toepassing. Deze wet regelt alleen de verevening van het ouderdomspensioen. Indien binnen 2 jaar na de echtscheiding bij de pensioenuitvoerder wordt gemeld dat pensi-oenverevening dient te worden toegepast, wordt het deel waar de ex-partner aanspraak op maakt rechtstreeks uitbetaald. Wordt de melding niet binnen twee jaar gedaan, dan moet de ex-partner de vordering neerleggen bij de pensioengerechtigde. De pensioengerechtigde moet vervolgens, soms onder druk van de rechtbank, het pensioen rechtstreeks uitbetalen aan de ex-partner. Kortom, ondanks dat de 2-jaars termijn is verstreken blijft de tot verevening gerechtigde echtgenoot een recht op uitbetaling jegens de andere echtgenoot behouden.

Bij echtscheidingen voor 27 november 1981 kon men op grond van artikel 12 van de Wet VP aanspraak maken op het pensioen wanneer binnen 2 jaar na 30 april 1995 melding gemaakt zou worden van de verevening. Dit betekent dat het voor deze categorie op dit moment niet meer mo-gelijk is om aanspraak te maken op pensioenverevening via deze wet.

Vooral de verevening van de pensioenen bij echtscheidingen die gedurende de middelste tijdsperiode hebben plaatsgevonden, zal de komende jaren toenemen. Deze categorie kan immers nog steeds een beroep doen op pensioenvervening en wel via het beroemde Boon-Van Loon-arrest van 27 no-vember 1981.

Echtscheidingen die hebben plaatsgevonden tussen 27 november 1981 en 1 mei 1995 vallen niet onder de Wet VP. De ex-partners kunnen geen beroep doen op deze wet en kunnen geen verzoek neerleggen bij de pensioenuitvoerder om het aan hen toekomende bedrag rechtstreeks uit te betalen. Dit houdt concreet in dat de ex-partner zich rechtstreeks moet wenden tot zijn of haar ex-echtgenoot om alsnog betaling af te dwingen. Dit kan door middel van het starten van een proce-dure bij de rechtbank mocht de ex-partner weigerachtig zijn om hieraan mee te werken. Dat deze ex-partner geen aanspraak kan maken op de wet van 28 april 1994 komt doordat de wetgever er van is uitgegaan dat partijen naar aanleiding van het Boon-Van Loon-arrest zijn gewaarschuwd en de gelegenheid hebben gehad om via huwelijkse voorwaarden danwel via een echtscheidingsconvenant de pensioenverrekening nader te regelen. Toch betekent dit niet dat een beroep op het nader verdelen van de pensioenen bij voorbaat kansloos is. Sterker nog, als er niets geregeld is in een echtscheidingsconvenant en ook in de huwelijkse voorwaarden is het pensioen niet uitgesloten, dan is het mogelijk om alsnog aanspraak te maken op het pensioen van de ander. Is er echter sprake van koude uitsluiting in de huwelijkse voorwaarden, dus een uitsluiting van iedere gemeenschap, dan vindt in dat geval geen pensioenverevening plaats.

Kort samengevat betekent dit dat voor een echtscheiding die ligt tussen de periode 27 november 1981 en 1 mei 1995 waarbij ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen is opgebouwd tot aan het moment van de echtscheiding en bij de echtscheiding is geen of niet volledig rekening gehouden met het Boon-Van Loon-arrest, dat het mogelijk is om alsnog aanspraak te maken op het pensioen. De pensioengerechtigde moet dan het deel dat door de ex-partner is opgebouwd laten berekenen en vervolgens maandelijks bruto uitkeren aan de ex-partner.

Staat de ex-partner die zijn deel van het pensioen moet afstaan dan geheel met lege handen?
Het antwoord hierop is nee. Voordat de rechter toestaat om het pensioen alsnog te verdelen moet voldaan zijn aan de regels uit het Boon-Van Loon-arrest. De redelijkheid en billijkheid kan mee-brengen dat verrekening van de pensioenrechten gedeeltelijk achterwege moet blijven. In dat kader kan bijvoorbeeld een vermogenspositievergelijking worden gemaakt tussen partijen. Ook wanneer iemand zijn hele levenswijze heeft afgestemd op zijn pensioenuitkering, kan het onredelijk zijn om alsnog het pensioen te verdelen.

Tot op heden bestaat echter in de rechtspraak nog geen duidelijkheid op dit punt. Naar verwachting zullen de komende jaren rechtszaken op het gebied van pensioenverevening toenemen waarin deze materie wordt behandeld.

Dit artikel is geplaatst in het Eindhovens Dagblad

BG.legal