Schadevergoeding voor de ouders van Maja Braderic
In 2003 werd de 16-jarige Maja Braderic vermoord en haar lichaam in brand gestoken. Pas in december 2014 [11 jaar later] heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden beslist over een mogelijke vergoeding in de vorm van shockschade, voor de ouders.
Wetgeving inzake shockschade
De wet biedt geen mogelijkheid tot het vorderen van shockschade voor nabestaanden. Wel heeft de Hoge Raad in eerdere uitspraken voorwaarden gesteld waarop toch een vergoeding van shockschade mogelijk is. Naast overige voorwaarden moet er in ieder geval sprake zijn van een hevig emotionele shock door het waarnemen van een ernstige gebeurtenis of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan.
Shockschade versus affectieschade
Shockschade moet men overigens niet verwarren met affectieschade. Shockschade is immateriële schade in de vorm van psychisch letsel, veroorzaakt door de confrontatie met een ernstige gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is.
Affectieschade is het verdriet om het verlies of letsel van een partner of naast familielid. Tot op heden is het niet mogelijk om affectieschade te claimen bij een aansprakelijke partij. Wel ligt er nu een wetsvoorstel voor vergoeding affectieschade.
Voorwaarden voor verkrijging shockschade
De Hoge Raad heeft in 2002 overwogen dat voor het vergoeden van shockschade er onder andere sprake moet zijn van:
- nauwe relatie met het slachtoffer;
- waarneming van de gebeurtenis of directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan;
- psychisch letsel.
Deze voorwaarden worden zeer streng toegepast en menigmaal wordt een vergoeding voor shockschade afgewezen, met name op het vereiste directe confrontatie.
Shockschade voor de ouders van Maja Braderic?
De Rechtbank had shockschade toegewezen aan de ouders van Maja Braderic. De daders hebben aangevoerd dat er geen recht op shockschade bestaat. Er was geen sprake van een directe confrontatie. De Rechtbank zou aan het begrip rechtstreekse confrontatie een te ruime betekenis hebben toegekend. Gelet op eerdere uitspraken zou een dergelijke verruiming niet zijn aanvaard. De daders gingen daarom in hoger beroep bij het Hof.
Sprake van directe confrontatie
Volgens het Hof heeft de confrontatie bestaan uit het zien van verkoolde kledingresten en sieraden die van het verbrande lichaam van hun dochter afkomstig waren. Identificatie kon niet meer plaatsvinden omdat het lichaam ernstig verminkt was. Op uitdrukkelijk advies van de technische recherche hebben de ouders de stoffelijke resten van hun dochter niet gezien. Dit staat niet aan een directe confrontatie in de weg, aldus het Hof. Immers de ouders konden zich onvermijdelijk een voorstelling maken van de toestand waarin hun dochter zich na de moord en verbranding bevond.
Het Hof legt de directe confrontatie dus wel ruimer uit nu er sprake was van:
- directe confrontatie met de verkoolde kleding en sieraden;
- onmogelijkheid tot identificatie van dochter;
- uitgebreide media aandacht en strafonderzoek waardoor de ouders voortdurend werden geconfronteerd met de gruwelijke details.
Uitspraak
Het Hof bekrachtigt het vonnis van de Rechtbank en ieder van de ouders heeft recht op € 12.000,= shockschade. Door de specifieke omstandigheden in deze gruwelijke zaak is volgens het Hof voldaan aan het vereiste van directe confrontatie.
Hieruit blijkt maar weer dat elke zaak op zich bekeken moet worden. Een algemene regel voor de vergoeding van shockschade voor alle moord- en doodslagzaken is er niet.
Dit artikel is geplaatst in "De Uitstraling" februari 2015