The Pre-Pack
Als een onderneming in Nederland in zwaar weer zit, moet die gesaneerd worden. Als de ondernemer er op tijd bij is, kan een insolventiespecialist nog veel doen, als hij te lang door onderneemt zonder maatregelen te treffen, gaat het bedrijf reddeloos ten onder.
De mogelijkheden om te saneren zijn beperkt en variëren van een onderhands crediteurenakkoord, tot een totale liquidatie in faillissement. Een surseance van betaling is eigenlijk hét middel bij uitstek om een onderneming te saneren op basis van continuïteit maar daar komt in de praktijk niet veel van terecht. Dat komt omdat de onderneming doordraait en alle doorlopende kosten moeten worden betaald, naast een akkoord dat aan de schuldeisers moet worden aangeboden. Vaker wordt juist een faillissement gebruikt om een onderneming te saneren door middel van een doorstart, terwijl een faillissement in de basis juist bedoeld is voor liquidatie van het vermogen. Op deze paradox hebben Angelsaksische rechtssystemen een antwoord in de vorm van de pre-pack. Dat is een soort pre-faillissement, waarin al wel een administrator, zeg maar een bewindvoerder, benoemd wordt, maar nog niet de insolventie wordt uitgesproken. Op die manier kan de bewindvoerder nog voor dat de crediteuren en belanghebbenden weet hebben van de insolventie in stilte al aan de slag met de verkoop van (delen van) het bedrijf. Als de deal rond is, kan de insolventie worden uitgesproken en zal de bewindvoerder direct de verkoop uit kunnen voeren. In de huidige Nederlandse praktijk wordt eerst de insolventie uitgesproken en gaat dan pas de curator aan de slag met de verkoop van activa of de onderneming. Over het algemeen heeft dat een zeer waarde drukkend effect, zodat het maar de vraag is of de crediteuren daar mee gediend zijn. Ook in ons land gaan stemmen op om in ons gesloten stelsel van insolventieprocedures een soort pre-pack procedure te introduceren, om het doorstarten van een onderneming beter voor te kunnen bereiden en een betere waarde te kunnen genereren. De wetgever is hier echter nog niet aan toe en ook de Rechters Commissaris in Faillissementen, verenigd in de vereniging Recofa, willen nog niet aan het op voorhand benoemen van een pre-curator. Het belangrijkste bezwaar is de angst dat de pre-curator niet voldoende opgewassen zal zijn tegen het management en de gesecureerde schuldeisers, die op deze wijze voor hun eigen belang kunnen gaan, ten koste van de niet gesecureerde schuldeisers. Dat is niet het geval als een curator volledig in de openbaarheid kan treden met zijn failliete bedrijf en voor het hoogste bod kan gaan. Wat daar van zij mag in het midden blijven, de ervaringen in Amerika, Engeland en Canada zijn goed en het is jammer dat we in Nederland niet vooruitstrevender zijn op dit vlak.