Uitspraak van de week; kun je bezwaar maken door een mailtje te sturen?

19 aug 2015

Elke woensdag selecteert Robert Wannink een uitspraak van de Raad van State die hij in kort bestek bespreekt.

Bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [verder: ‘de Afdeling’] van 19 augustus 2015 [zaaknummer 201403738/1/A2, zie Uitspraak] is geoordeeld over een besluit van 20 juni 2013 heeft het college van B&W van Den Haag [verder: ‘het college’] aan appellant een bestuurlijke boete opgelegd van € 8.000,00.

Bij besluit van 24 oktober 2013 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 26 maart 2014 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 24 oktober 2013 vernietigd en het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.

Waarom deze uitspraak?

De wet geeft aan dat een bericht elektronisch naar een bestuursorgaan [denk aan het college van B&W] kan worden verzonden [een email derhalve] voor zover het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend. Het bestuursorgaan kan nadere eisen stellen aan het gebruik van de elektronische weg.

Veelal heeft het bestuursorgaan dat niet gedaan maar krijgt het vaak wel te maken met emails waarin min of meer bezwaar wordt gemaakt tegen een beslissing [een besluit] van datzelfde bestuursorgaan.

De vraag is dan hoe het bestuursorgaan daarmee om moet gaan. Een tweede vraag is dan of diegene die op deze manier bezwaar maakt geen rechten verliest. Want als de bezwarentermijn van zes weken voor bij kan normaal gesproken geen ontvankelijk bezwaarschrift worden ingediend. 

Waar gaat het om?

Het college heeft het besluit van 20 juni 2013 op dezelfde dag aangetekend verzonden. Op 15 juli 2013 heeft PostNL het besluit als onbestelbaar retour gezonden omdat het niet is afgehaald. Op 18 juli 2013 heeft een medewerkster van de gemeente Den Haag na telefonisch contact met bezwaarmaakster het besluit per e-mail aan haar verzonden. In die e-mail is ze erop gewezen dat het besluit op 20 juni 2013 bekend is gemaakt, zodat de bezwaartermijn op 21 juni 2013 aanving en op 1 augustus 2013 afliep.

Bij e-mail van 23 juli 2013 heeft ze daarop gereageerd en de ambtenaar gevraagd om uitstel voor het indienen van een bezwaarschrift. Daarbij heeft bezwaarmaakster naar voren gebracht dat zij graag de kans zou krijgen om de in het besluit genoemde zaken te weerleggen.

Bij e-mail van 25 juli 2013 heeft een collega van de betreffende ambtenaar haar geantwoord dat de bezwaartermijn strikt wordt toegepast, dat geen uitstel kan worden verleend en dat ze zo nodig pro forma bezwaar kan maken. Daarbij heeft de ambtenaar erop gewezen dat zowel het pro forma-bezwaarschrift als de later in te dienen gronden op tijd naar het onderaan het besluit vermelde adres moet worden gestuurd, omdat het bezwaar anders niet-ontvankelijk zou worden verklaard.

Bij e-mail van 8 augustus 2013 heeft ze aan de betreffende ambtenaar zowel een pro forma-bezwaarschrift als een bezwaarschrift met gronden gezonden. De ambtenaar heeft per ommegaande gereageerd en haar laten weten dat zij niet op deze wijze bezwaar kon maken, waarbij onder verwijzing naar de rechtsmiddelenclausule in het besluit van 20 juni 2013 is aangegeven op welke wijze dat wel kon.

Bezwaarmaakster heeft bij brief van 19 augustus 2013 alsnog op de in het besluit aangegeven wijze pro forma-bezwaar gemaakt.

Wat zegt de rechter?

De Afdeling gaat niet mee in het betoog van mevrouw.

De Afdeling onderbouwt dit als volgt. Vast staat dat het college de weg van het indienen van een bezwaarschrift per e-mail, anders dan via de gemeentelijke website met gebruikmaking van DigiD, niet heeft opengesteld. Een bestuursorgaan mag, indien met een ingekomen e-mail is beoogd een bezwaarschrift in te dienen waarop het bestuursorgaan bevoegd is te beslissen, het bezwaar pas niet-ontvankelijk verklaren op de grond dat het die elektronische weg niet heeft opengesteld, nadat het op de voet van artikel 6:6, aanhef en onder b, van de Awb een herstelmogelijkheid aan de indiener heeft geboden.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 29 augustus 2012 in zaak nr. 201112596/1/A1) dient een herstelmogelijkheid te worden geboden indien uit het e-mailbericht valt af te leiden dat daarmee beoogd wordt bezwaar te maken en het bericht is verzonden naar het officiële e-mailadres van het betrokken overheidslichaam of van de ambtelijke dienst die het aangaat, dan wel naar het zakelijk e-mailadres van de ambtenaar met wie de indiener zodanig contact over de zaak heeft gehad, dat deze ervan mocht uitgaan dat het e-mailbericht met het bezwaar ook aan die ambtenaar mocht worden gestuurd.

Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, blijkt uit de e-mail van 23 juli 2013 niet dat zij heeft beoogd pro forma bezwaar te maken. Zij heeft daarin slechts vermeld op een later moment bezwaar te willen maken en te verzoeken om verlenging van de bezwaartermijn. In elk geval volgt uit het dossier niet dat ze zodanig contact over de zaak heeft gehad, dat zij ervan mocht uitgaan dat zij per e-mail pro forma bezwaar mocht maken. Dat zij het besluit ook op 18 juli 2013 per e-mail toegezonden heeft gekregen is daarbij niet van belang, omdat het besluit eerst op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt door het per post te verzenden en het pas na telefonisch contact naar aanleiding van het retour komen ervan is verzonden per e-mail.

Bovendien is ze in die e-mail uitdrukkelijk gewezen op de bezwaarclausule van het besluit, waarin is vermeld dat een bezwaarschrift slechts per brief of via de website kan worden ingediend. Het college behoefde haar dan ook geen herstelmogelijkheid te bieden als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb.

Bezwaarmaakster heeft pas bij brief van 19 augustus 2013 op de voorgeschreven wijze bezwaar gemaakt. Dat is buiten de bezwaartermijn. Anders dan de rechtbank heeft overwogen doen zich in dit geval geen zeer bijzondere omstandigheden voor, die maken dat de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. Zij is er meermalen uitdrukkelijk en ondubbelzinnig op gewezen binnen welke termijn en op welke wijze zij tegen de opgelegde boete bezwaar kon maken.

Ook in reactie op de e-mail van bezwaarmaakster van 23 juli 2013 heeft de ambtenaar haar op 25 juli 2013 laten weten dat een bezwaar of pro forma bezwaar tijdig moest worden gestuurd naar het adres dat onderaan het besluit is vermeld, omdat het anders niet-ontvankelijk zou worden verklaard. Op dat moment liep de termijn nog. Dat zij  vervolgens pas na afloop van de bezwaartermijn verdere actie heeft ondernomen, door eerst wederom per e-mail en later bij brief een bezwaarschrift in te dienen, komt geheel voor haar rekening, aldus de Afdeling.

Bespreking en conclusie

Hoewel de zaak in deze casus alsnog schipbreuk heeft geleden is de conclusie dat je niet zomaar via email bezwaar kunt maken. Als het betreffende bestuursorgaan niet van tevoren kenbaar heeft gemaakt dat dit kan, maar er komt wel een email binnen waaruit zou blijken dat er bezwaar wordt gemaakt tegen een besluit, dan is er toch nog een vangnet. Het bestuursorgaan moet dan namelijk een herstelmogelijkheid aanbieden. Wordt daarvan niet tijdig en accuraat gebruik gemaakt, dan kan wel de niet-ontvankelijkheid volgen. 

BG.legal