Valt kaalslag in subsidieland te voorkomen?

19 jan 2016

Recent citeerde het Brabants Dagblad een verbijsterde directeur van een cultuurinstelling over de geplande forse bezuiniging van tonnen euro’s door het gemeentebestuur: "Een bezuiniging van deze omvang betekent een enorme aderlating voor het podiumkunstenaanbod. Dat straalt niet alleen uit op de stad, maar ook nationaal. Je verliest acuut de subsidies van nationale fondsen."

Het is een terugkerend verschijnsel van een langdurige subsidierelatie, waarbij een bezuinigingsopgave aan de kant van de subsidiegever van tijd tot tijd tot een flinke reductie van de subsidie leidt

Voor de continuïteit van de bedrijfsvoering zijn dergelijke ingrepen om de zoveel jaar natuurlijk een financiële aanslag en geeft ook onzekerheid in goede tijden. Want je weet: als het tegenzit lopen we een grote kans om weer flink gekort te worden. En dat wil natuurlijk iedereen liever voorkomen. De vraag is hoe dat kan.

Het beste is natuurlijk om de afhankelijkheidsrelatie sterk te verminderen. Er zijn mooie voorbeelden van instellingen die juist op erg innovatieve wijze andere geldstromen hebben gevonden, waardoor de onzekerheid vermindert en de bedrijfsvoering vooral gaat over de inhoud en niet over een nieuwe reddingsactie.

Maar als er wel een [stevige] subsidierelatie blijft bestaan heeft de wetgever in de Algemene wet bestuursrecht een ander instrument in het leven geroepen om dit structureel beter te ‘managen’: de evaluatieplicht. De subsidiegever moet zich volgens de wet namelijk blijven buigen over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk. Ten minste eenmaal in de vijf jaren moet een verslag worden gepubliceerd.

In de toelichting bij de wet staat dat er bewust geen eisen zijn gesteld aan de inhoud van de evaluatie. De evaluatie moet in elk geval een adequaat inzicht geven in de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, zo valt te lezen in de toelichting.

De Algemene Rekenkamer heeft ook onderzoek gedaan naar subsidies en vindt dat er veel aandacht moet worden gegeven aan de kwaliteit van effectevaluaties. Het biedt volgens dezelfde rekenkamer onder meer als voordeel dat het een bewijs voor effectief beleid is. Wanneer overtuigend is aangetoond dat [en hoe] een subsidie werkt, is deze minder kwetsbaar voor ongefundeerde kritiek of ongefundeerde voorstellen tot aanpassing of afschaffing, aldus de rekenkamer. De keerzijde is dat wanneer overtuigend is aangetoond dat een subsidie niet [optimaal] werkt, een vermindering of stopzetting van subsidie het gevolg is. Met andere woorden: de ‘goede subsidies’ blijven, de ‘slechte’ worden aangepakt.

Maar dat vraagt wel een kritische houding van de ambtenaar die vaak een erg goede verstandhouding heeft met de instelling die de subsidie ontvangt. Ik zou niet willen beweren dat er sprake is van vriendjespolitiek, maar een goede verstandhouding kan wel zorgen voor minder kritisch vermogen. Dat kun je niemand kwalijk nemen, dat is simpelweg een menselijke reactie.

Ik zou er daarom voor willen pleiten dat er enerzijds veel aandacht wordt gegeven aan de evaluatie en anderzijds de subsidie niet door de vaste contactpersoon onder de loep wordt genomen maar als het even kan [zeker voor de grotere subsidies] geheel onafhankelijk van het ambtelijke apparaat gebeurt. Je ontlast daarmee niet alleen de betreffende ambtenaar maar het draagt ook bij aan een gezonde kritische houding. Dat dient de doelstelling om de botte bijl in tijden van laagconjunctuur [als het even kan] ongebruikt in de kast te laten liggen.

Op de lange termijn geeft dit meer houvast. Zowel voor de subsidiegever als de subsidieontvanger.

BG.legal