Verordening nr. 1924/2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen blijft van kracht
Het Gerecht van Eerste Aanleg EU heeft op 12 juni 2015 het beroep verworpen om Verordening 1924/2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims en om de beslissing van de Commissie met de lijst met ‘hangende gezondheidsclaims’ nietig te verklaren,
Op 20 december 2006 is vastgesteld verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen. De aanleiding voor de Verordening was de constatering dat er steeds meer levensmiddelen op de markt kwamen waarvoor op het etiket of in reclameboodschappen voedings- en gezondheidsclaims werden gedaan. De Commissie was van oordeel dat om een hoog beschermingsniveau voor de consumenten te waarborgen en hun keuze te vergemakkelijken, de in de handel gebrachte producten, met inbegrip van de geïmporteerde producten, veilig en naar behoren geëtiketteerd dienen te zijn. De Verordening geeft hier regels voor.
Artikel 13 van de Verordening ziet op gezondheidsclaims die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan. In dit artikel is een vergunningsprocedure bepaald voor het vaststellen van toegestane gezondheidsclaims. Via de lidstaten zijn ongeveer 44.000 claims voorgelegd aan de Commissie. Op 16 mei 2012 heeft de Commissie de lijst vastgesteld met de 222 toegestane gezondheidsclaims voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan. Over een aantal claims werd nog geen uitspraak gedaan. Deze mochten hangende het onderzoek worden gebruikt (de ‘hangende claims’).
Op 2 juli 2012 hebben verschillende partijen, waaronder Natuur-& gezondheidsProducten Nederland en New Care Supplements B.V. uit Oisterwijk, bij het Gerecht van Eerste Aanleg EU een verzoek ingediend waarin zij vorderen de nietigverklaring van verordening nr. 432/2012 en nietigverklaring van de beslissing van de Commissie waarbij de hangende claims zijn vastgesteld;
De ondernemingen die het verzoek hebben ingediend, gebruiken dagelijks gezondheidsclaims op de etikettering van hun producten en in de reclame ervoor.
Nietigverklaring Verordening 1924/2006
Verzoeksters baseren hun verzoek om verordening nr. 1924/2006 niet-toepasselijk te verklaren op twee middelen; schending van het recht te worden gehoord en schending van het rechtszekerheidsbeginsel.
Allereerst stellen verzoeksters dat zij in het kader van de vergunningsprocedure waarin de toegestane gezondheidsclaims werden vastgesteld in de gelegenheid hadden moeten worden gesteld om met name voor de EFSA opmerkingen te maken over de hen betreffende claims. Immers zij worden rechtstreeks geraakt door deze overheidsmaatregel. Het Gerecht verwerpt deze argumenten en wijst erop dat aan de vaststelling van verordening nr. 432/2012 een fase van openbare raadpleging vooraf ging waarin de belanghebbenden, waaronder verzoeksters, opmerkingen konden maken. Bovendien, zo overweegt het Gerecht, zijn de exploitanten van levensmiddelenbedrijven in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord in geregelde contacten die de Commissie, het Parlement en de Raad alsook de autoriteiten van de lidstaten met de betrokkenen hebben onderhouden.
Verder stellen verzoeksters dat Verordening 432/2012 niet voorziet in redelijke overgangsperiodes om de bepalingen ervan na te leven. In feite bekritiseren verzoeksters de verplichting om na de inwerkingtreding van Verordening vóór 2012 legaal op de markt gebrachte levensmiddelen uit de distributieketen te halen.
In de Verordening wordt een termijn van 6 maanden gehanteerd. Het Gerecht overweegt dat er voedingssupplementen of dieetvoeding met een lange bewaartijd van twee à drie jaar op de markt zijn en dat daarvoor in een langere overgangsperiode had moeten worden voorzien. Het Gerecht verwerpt deze stelling. De termijn van zes maanden moet kunnen volstaan voor de aanpassing van de etikettering ervan en de reclame ervoor. Verzoeksters hebben klaarblijkelijk zelf ook niet aangegeven wat huns inziens dan wel een redelijke termijn zou zijn. Het Gerecht wijst er nog op dat verordening nr. 432/2012 niet tot doel heeft de handel van verzoeksters’ producten als zodanig te verbieden, maar alleen de met verordening nr. 1924/2006 onverenigbare gezondheidsclaims van hun etikettering weg te nemen.
Nietigverklaring beslissing Commissie inzake ‘hangende claims’
Als eerste overweegt het Gerecht dat de Commissie ‘slechts’ een lijst heeft vastgesteld met gezondheidsclaims waarvan de evaluatie nog aan de gang is en waarover de Commissie zich nog niet definitief heeft uitgesproken. Het gaat hier dus slechts om een tussenmaatregel waarvan het doel is elk van deze claims al dan niet in de lijst van de toegestane claims op te nemen. De beslissing een claim al dan niet in de lijst op te nemen vormt de eindbeslissing. Tegen dat besluit zou wel kunnen worden opgekomen.
Verder overweegt het Gerecht dat de ondernemingen waarvoor deze hangende claims van belang zijn, deze claims bij hun verkoop van levensmiddelen overeenkomstig kunnen blijven gebruiken tot de eindbeslissing is genomen. Derhalve kan de nietigverklaring van de lijst van hangende claims geen enkel voordeel opleveren. Klaarblijkelijk konden de verzoeksters desgevraagd ter terechtzitting door het Gerecht een dergelijk voordeel ook niet aantonen.
Het Gerecht verklaart verzoekers niet ontvankelijk in hun vorderingen.
Gerecht van Eerste Aanleg EU, 12 juni 2015, zaak T‑296/12. Zie Uitspraak
Wat betekent dit voor de praktijk
- Verordening nr. 1924/2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen blijft van kracht en dus moeten levensmiddelenbedrijven hiermee werken;
- de lijst met hangende claims blijft in stand tot er ten aanzien van een gezondheidsclaim een eindbeslissing is genomen.