Weigering vervolgzorg door patiënt? Zorgplicht vs. zelfbeschikking
Zorginstellingen worstelen dagelijks met de vraag hoe om te gaan met patiënten die niet willen meewerken aan vervolgzorg of weigeren te vertrekken nadat het behandeltraject is afgerond. De spanning tussen de zorgplicht van zorgverleners en het zelfbeschikkingsrecht van patiënten maakt deze kwesties extra complex. Een recente uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland biedt nu belangrijke handvatten voor deze veelvoorkomende problematiek.
Casus
In dit specifieke geval weigerde een patiënt, met complexe zorgbehoeften door het syndroom van Sjögren (een vorm van reuma), mee te werken aan een indicatie voor langdurige zorg (WLZ). De patiënt wilde niet vertrekken uit het ziekenhuis, hoewel haar behandeling was beëindigd en het ziekenhuis geen financiering meer ontving voor haar verblijf.
In de zaak stelde de eisende partij, het ziekenhuis, dat de patiënt geen verdere medische behandeling nodig had in hun instelling, aangezien langdurige zorg passender was dan de door de patiënt gewenste geriatrische revalidatiezorg (GRZ).
Het ziekenhuis had de behandelingen zorgvuldig afgestemd en diverse deskundigen geraadpleegd, die tot dezelfde conclusie kwamen dat WLZ-zorg de beste oplossing zou zijn. Echter, de patiënt hield voet bij stuk en bleef een ziekenhuisbed bezetten zonder de benodigde medische noodzaak.
Oordeel van de rechtbank
Een patiënt heeft het fundamentele recht om te bepalen waar en op welke manier men zorg ontvangt. De rechtbank bracht hier een nuance aan: het zelfbeschikkingsrecht is niet absoluut en moet worden afgewogen tegen de zorgplicht van de zorginstelling.
De rechtbank concludeerde dat de zorginstelling haar zorgplicht had vervuld door zorgvuldig de juiste zorgindicatie af te wegen en de patiënt te blijven verzorgen ondanks het ontbreken van financiering. Dit is conform artikel 7:453 BW dat voorschrijft dat zorgverleners moeten handelen zoals van een redelijk bekwaam vakgenoot verwacht mag worden.
Het ziekenhuis had de situatie bovendien uitgebreid met de patiënt en haar familie besproken en had zelfs een second opinion ingewonnen. De rechter oordeelde dat de zorginstelling hiermee haar zorgplicht niet had geschonden.
Wat betekent dit voor de praktijk?
Zorginstellingen die te maken krijgen met patiënten die niet willen vertrekken, kunnen met verwijzing naar dit arrest uitleggen dat ze niet verplicht zijn om langer zorg te blijven leveren zonder medische noodzaak. Daarnaast biedt het arrest handvatten voor het nemen van juridische stappen wanneer een patiënt niet meewerkt aan een noodzakelijk geachte zorgoverdracht.
Het is cruciaal voor zorginstellingen om procedures vast te leggen en goed te communiceren. Zo kan een zorgaanbieder aantonen dat de overstap naar vervolgzorg in het belang van de patiënt is, zelfs als de patiënt dit niet inziet.
Conclusie
Het arrest benadrukt dat een patiënt geen recht heeft op het afdwingen van een specifieke zorgvorm als deze zorg, volgens deskundigen, niet in het belang van de patiënt is. Hiervoor moet de zorginstelling wel een duidelijke procedure volgen en alles zorgvuldig documenteren.