Wel of geen databankenrecht?
Tracpartz exploiteert sinds 2009 een webwinkel onder de domeinnaam TracPartz.nl en verkoopt daarin onderdelen voor oude Japanse minitractoren. Op haar website vermeldt zij bij onderdelen niet alleen informatie van de fabrikant, maar ook eigen verzamelde compatibiliteitsgegevens met andere tractormerken en -typen. In 2018 is haar wederpartij gestart met een concurrerende webwinkel, waarbij hij volgens Tracpartz gebruik heeft gemaakt van deze bijzondere productinformatie.
Na een sommatie van Tracpartz in 2019 – waarin zij zich beriep op auteursrechtinbreuk – verklaarde de wederpartij dat hij elke inbreuk op intellectuele eigendom zou staken. In 2022 volgde een tweede sommatie, waarin Tracpartz stelde dat sprake was van inbreuk op haar databankenrecht. De wederpartij betwistte dit en weigerde een onthoudingsverklaring te ondertekenen. Daarop startte Tracpartz een procedure bij de rechtbank, die haar vorderingen afwees. Tracpartz ging vervolgens in hoger beroep.
Juridisch kader
Centraal staat de vraag of Tracpartz auteursrechten of databankrechten kan inroepen op de bijzondere productinformatie. Volgens de Databankenwet is bescherming alleen mogelijk als sprake is van een substantiële investering in de verkrijging, controle of presentatie van de gegevens. Investeringen in het creëren van de gegevens vallen daar niet onder. Daarnaast geldt dat in het algemeen het overnemen van niet-rechtens beschermde informatie door concurrenten is toegestaan, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die het gebruik onrechtmatig maken.
Beoordeling
Het hof stelt vast dat Tracpartz onvoldoende heeft onderbouwd dat zij substantiële investeringen heeft gedaan in de verkrijging, controle of presentatie van de bijzondere productinformatie. Reizen naar Japan, vertalingen en interne werkzaamheden zijn niet voldoende gespecificeerd of onderbouwd. Daarmee ontbreekt een databankenrecht.
Ook is het gebruik van de informatie door de wederpartij niet onrechtmatig. Het enkel overnemen van niet-beschermde informatie door een concurrent is toegestaan binnen het kader van de vrijheid van ondernemen. Tracpartz heeft geen bijkomende omstandigheden gesteld die dit gebruik onrechtmatig zouden maken. Ook haar beroep op ongerechtvaardigde verrijking faalt, omdat er geen sprake is van een schending van een recht of onrechtmatig handelen.
Ten aanzien van de toezegging van de wederpartij uit 2019 oordeelt het hof dat deze toezegging alleen betrekking had op vermeende auteursrechtinbreuken, niet op databankrechten. Omdat er bovendien geen databankrecht bestaat, kan hieruit geen afdwingbare verplichting voortvloeien.
Conclusie
Deze uitspraak onderstreept dat een geslaagd beroep op het databankenrecht alleen mogelijk is wanneer overtuigend en concreet wordt aangetoond dat substantieel is geïnvesteerd in de verkrijging, controle of presentatie van de gegevens. Het enkel creëren van de gegevens volstaat daarvoor niet. Zonder onderbouwing met bijvoorbeeld tijdsbesteding, kosten of inzet van personeel, faalt een beroep op bescherming onder de Databankenwet. Voor advocaten betekent dit dat zij hun cliënten tijdig moeten adviseren over het zorgvuldig vastleggen van relevante investeringen. Indien databankbescherming niet haalbaar is, ligt het voor de hand om alternatieve juridische grondslagen te onderzoeken, zoals auteursrecht of contractuele bescherming.