Woningcorporaties en de aanbestedingsplicht; onzekerheid blijft troef
Op 17 maart 2015 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de novelle Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting. In de gewijzigde Woningwet wordt het taakgebied van corporaties beperkt tot het bouwen en beheren van woningen voor lage inkomens. Verder wordt het toezicht versterkt en krijgen huurders meer zeggenschap. Het nieuwe corporatiebestel wordt op 1 juli 2015 van kracht.
Vanwege het toezicht van de minister en een grotere rol van de gemeenten is er in de aanloop naar deze wet de vrees ontstaan dat woningcorporaties na inwerkingtreding van de wet als aanbestedende dienst zouden kunnen worden aangemerkt en waarmee corporaties aanbestedingsplichtig zouden worden. Onder een aanbestedende dienst worden onder meer zogenaamde publiekrechtelijke instellingen verstaan wat instellingen zijn waarvan – kort gezegd – of de activiteiten door een overheidsorgaan grotendeels worden gefinancierd of waarvan het beheer is onderworpen aan het toezicht door de overheid. Aan dit laatste wordt op grond van jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie pas voldaan indien de overheid de besluiten van de betrokken instelling kan beïnvloeden.
In een poging ervoor te zorgen dat woningcorporaties niet onder de [Europese] aanbestedingsplicht vallen is in de wet opgenomen dat een aanwijzing van de minister geen betrekking heeft op het plaatsen van opdrachten door de corporatie. De reden dat juist deze clausule is opgenomen is omdat op grond van [Europese] jurisprudentie het toezicht moet leiden tot invloed op het plaatsen van overheidsopdrachten.
Er woedt al geruime tijd een discussie over de vraag of een woningcorporatie moet worden beschouwd als een aanbestedende dienst. Hierover bestond [en bestaat] veel onduidelijkheid. De regering heeft eerder het standpunt ingenomen dat een woningcorporatie niet is te kwalificeren als een aanbestedende dienst. Dit is echter nog niet getoetst door een rechter.
De vraag is of met de genoemde clausule de discussie als beslecht kan worden beschouwd. Ik meen van niet. De bewuste clausule maakt alleen maar duidelijk dat een door de minister in het kader van het toezicht gegeven aanwijzing aan een woningcorporatie geen betrekking kan hebben op de plaatsen van opdrachten door de woningcorporatie. Dit laat dus onverlet dat wanneer een woningcorporatie een opdracht wenst te plaatsen, niet zonder meer kan worden geconcludeerd dat een woningcorporatie geen aanbestedende dienst is.
Gelet op het feit dat de ene woningcorporatie de andere niet is, zal toch op grond van de specifieke omstandigheden van het geval en in deze met name dus de mate van toezicht op de woningcorporatie in kwestie [naast bijvoorbeeld de vraag of er in overwegende mate sprake is van publieke dan wel private financiering] bepalend zijn of de corporatie in kwestie bij het plaatsen van een opdracht als aanbestedingsplichtig moet worden beschouwd.
In die zin biedt de Herzieningswet dus niet zoveel nieuws en blijft de onzekerheid over de vraag of woningcorporaties in algemene zin nu wel of niet aanbestedingsplichtig zijn, nog wel enige tijd aanhouden.