WWZ levert meer afwijzingen van ontbindingsverzoeken op

27 okt 2015

De eerste uitspraken van de rechtbanken laten zien dat de kantonrechters vooropstellen dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing niet mogelijk is.

De redelijke gronden zijn:

  1. Verval van arbeidsplaats[1];
  2. 104 weken ziekte[2];
  3. Ziekte of gebrek met onaanvaardbare gevolgen voor bedrijfsvoering;
  4. Ongeschiktheid werknemer;
  5. Verwijtbaar handelen of nalaten werknemer;
  6. Weigering werknemer bedongen arbeid te verrichten wegens gewetensbezwaar;
  7. Verstoorde arbeidsverhouding;
  8. Restcategorie [illegaliteit of detentie van werknemer].

Optellen ontslagredenen niet toegestaan!

Op 4 september 2015 heeft de Kantonrechter van de Rechtbank Den Haag de verzochte ontbinding afgewezen omdat de kantonrechter heeft vastgesteld dat in het verzoekschrift geen duidelijk onderscheid is gemaakt tussen de verschillende gronden en dat hetzelfde feitencomplex geldt voor g-grond en de d-grond. Vooropgesteld wordt dat in het huidige ontslagrecht verschillende ontslagredenen die elk op zich onvoldoende zijn voor ontslag, niet bij elkaar kunnen worden “opgeteld” om een ontslag te kunnen dragen. Er dient gekozen te worden voor een grond, die op zichzelf voldoende voldragen moet zijn om de ontbinding te rechtvaardigen.

In de onderhavige kwestie is onvoldoende gebleken dat er sprake is van een duurzaam verstoorde arbeidsrelatie. Bovendien is niet gebleken van inspanningen van de werkgever om de relatie te herstellen. De grondslag van disfunctioneren was in het geheel niet onderbouwd. Voorts is niet komen vast te staan dat de werknemer niet voldoet aan de eisen die aan haar functie worden gesteld. Voorts heeft de werkgever wel gesteld maar niet onderbouwd dat zij de werknemer voldoende in de gelegenheid haar functioneren te verbeteren.

Volgens de kantonrechter is het “stapelen” van gronden niet toegestaan. Er kan wel worden gekozen voor twee gronden, maar wil ontbinding volgen, dan moet elke grond op zich de ontbinding kunnen rechtvaardigen. Het is ook niet de bedoeling van de wetgever dat een bepaalde grond, bijvoorbeeld de h-grond als restgrond zou worden gebruikt.

De conclusie is dat de kantonrechter niet meer – zoals voor 1 juli 2015 mogelijk was – gronden zal verzamelen en uiteindelijk zal ontbinden met mogelijk een hogere vergoeding. De ontslaggronden zullen voldoende concreet moeten zijn en het bewijs zal moeten worden geleverd. Het draait om goede dossieropbouw!

Geregelde ontbinding niet langer meer mogelijk?

Er zijn diverse uitspraken van kantonrechters of een zogenaamde geregelde ontbinding nog mogelijk is. Immers, daar waar partijen het eens zijn over het ontslag kunnen zij er zelf uit komen en is een onnodige belasting van het rechtelijke apparaat niet nodig. Voorts wordt door kantonrechters verschillend gedacht over de vraag of in een pro forma ontbinding de door partijen overeengekomen vergoeding kan worden toegekend. Sommige kantonrechters zien hierin geen taak voor zichzelf weggelegd, anderen kennen de vergoeding wel toe of “verstaan” in de uitspraak dat deze is overeengekomen. De wet biedt geen basis voor toekenning van een vergoeding. De lijn op dit moment is dat pro forma’s onder omstandigheden nog wel mogelijk zijn, maar men moet er wel op bedacht zijn dat – onder het huidige recht - tegen een ontbindingsbeschikking hoger beroep en cassatie is.


[1] Indien de toestemming van het UWV is geweigerd of indien er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die niet tussentijds kan worden opgezegd.

[2] Indien de toestemming van het UWV is geweigerd of indien er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die niet tussentijds kan worden opgezegd.

BG.legal