Algemene beslissingen van behoorlijk bestuur en privaatrechtelijk overheidshandelen
Sinds het Ikon-arrest uit 1987 is het vaste rechtspraak dat ook de burgerlijke rechter privaatrechtelijk overheidshandelen direct toetst aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Onder meer naar aanleiding van genoemd arrest, is zowel het Burgerlijk Wetboek (BW) als de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aangevuld met een bepaling waaruit volgt dat privaatrechtelijk optreden van de overheid niet in strijd mag zijn met (on)geschreven regels van publiekrecht.
Dat de algemene beginselen van behoorlijk bestuur dus gelden in het kader van privaatrechtelijk overheidshandelen staat daarmee vast. Interessant is de vraag op welke wijze de burgerlijke rechter deze beginselen toepast. Is er een verschil waarneembaar tussen de toepassing van deze beginselen door de bestuursrechter en de burgerlijke rechter? En zo ja, in hoeverre is dat verschil dan verklaarbaar? In dit artikel staan deze vragen centraal. Aan de hand van rechtspraak is een drietal algemene beginselen van behoorlijk bestuur (abbb) onder de loep genomen en is de wijze waarop de burgerlijke rechter die beginselen definieert en aan die beginselen inhoud geeft vergeleken met de wijze waarop de bestuursrechter dat doet. In het jurisprudentieonderzoek is niet ingegaan op de vraag of de civiele rechter de feiten en omstandigheden ook op dezelfde wijze aan een beginsel toetst als de bestuursrechter. In zoverre is dit artikel een eerste analyse en zou nader onderzoek mogelijk voornoemde vraag kunnen beantwoorden.
Lees hier het gehele artikel
Redactioneel commentaar in Tijdschrift voor Praktisch Bestuursrecht, 2014/04