Bestemmingsplannen: zijn alternatieve locaties relevant?

05 mei 2021
Bestemmingsplannen: in hoeverre moet de planwetgever rekening houden met alternatieve locaties?
Inleiding

U kent het wel, de gemeente heeft het plan opgevat om een nieuwe ontwikkeling mogelijk te maken en wel net bij u in de buurt. Zo ook in dit recente voorbeeld, waar de gemeenteraad een volkstuinencomplex van 20 hectare planologisch mogelijk wilde maken aan de rand van een dorpskern. Omwonenden stelde zich, onder meer, op het standpunt dat er alternatieve locaties voorhanden waren die meer geschikt zijn voor de vestiging van een volkstuinencomplex. Een klassiek voorbeeld van een not-in-my-backyard verhaal, maar in hoeverre moet de planwetgever ook daadwerkelijk rekening houden met, al dan niet voorgedragen, alternatieve locaties?

Rekening houden met alternatieven?

Zoals ook uit het hiervoor besproken voorbeeld blijkt, is een veel gehoord argument in bestemmingsplanprocedures dat er een geschikter alternatief is voor het voorgenomen planinitiatief. Een bestemmingsplan dient overeen te stemmen met de goede ruimtelijke ordening. Hoewel de planwetgever deugdelijk dient te motiveren waarom het bestemmingsplan overeenstemt met de eisen van de goede ruimtelijke ordening, heeft de planwetgever een zekere beleidsvrijheid bij de vaststelling van een bestemmingsplan.

Deze beleidsvrijheid is echter niet onuitputtelijk. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in zijn uitspraken van 17 oktober 2018 en 20 mei 2020 heeft de Afdeling bepaald dat de planwetgever in het licht van zijn motiveringsplicht de aangedragen alternatieven dient mee te wegen in zijn besluitvorming en voldoende inzichtelijk dient te maken hoe deze afweging heeft plaatsgevonden. De voor- en nadelen van alternatieven dienen te worden meegewogen. Dit betekent echter niet dat met ieder alternatief rekening behoort te worden gehouden. Het aangedragen alternatief dient immers wel te voldoen aan het eventuele beleid van de planwetgever.

Een bestemmingsplan dient overeen te stemmen met de goede ruimtelijke ordening Doet de plangever dit niet, dan kan het besluit wegens een ondeugdelijke motivering gebrekkig zijn.

Dát de planwetgever rekening moet houden met aangedragen reële alternatieven, betekent uiteraard niet dat daarmee per definitie voor het alternatief gekozen behoort te worden. Dit zal moeten blijken uit de motivatie die de planwetgever, waarbij geldt dat de planwetgever de nodige beleidsvrijheid heeft om tot de uiteindelijke locatiekeuze te komen.

Conclusie

Het kan voor belanghebbenden die zich willen verweren tegen een planinitiatief lonen om in een vroeg stadium reële alternatieven aan te dragen, zodat mogelijk voorkomen kan worden dat de ontwikkeling binnen de voorgenomen locatie plaatsvindt. Verwacht als belanghebbende echter niet dat het alternatieven-verweer zaligmakend is. De planwetgever heeft immers een zekere beleidsvrijheid bij de locatiekeuze en het blijkt in de praktijk, mits deugdelijk gemotiveerd, vaak aan het langste eind te trekken.

Bent u het niet eens met een voorgenomen ontwikkeling en wilt u uw juridische mogelijkheden in kaart brengen of zich verweren, neemt u dan gerust vrijblijvend contact op.

Michael de Marco