Bestuurder auto blijft bestuurder, geen vergoeding van zijn letselschade
Het gebeuren
Op 5 november 2016 komen vier mannen van een voetbalwedstrijd. Zij hebben allen alcohol en cocaïne genuttigd. De voetbalvereniging stelt een busje beschikbaar om naar huis te rijden. Niemand draagt de gordel.
Een van de mannen, de voormalig trainer, wil onderweg afgezet worden. De bestuurder reageert hier echter niet op en de voormalig trainer trekt aan de handrem. Het busje gaat spinnen. Het voertuig raakt een betonnen paal en komt tot stilstand tegen een andere betonnen paal.
De bijrijder overlijdt, de bestuurder loopt ernstig hersenletsel op en spreek zijn WA verzekeraar aan. Zijn verzekeraar wijst dekking af nu schade van de bestuurder niet gedekt is.
Verwezen wordt naar art. 4 lid 1 WAM;
“ De verzekering behoeft niet de aansprakelijkheid voor schade te dekken toegebracht aan de bestuurder van het motorrijtuig dat het ongeval veroorzaakt.”
Oordeel Rechtbank
Zoals reeds in de blog van 24 augustus 2021 besproken oordeelde de rechtbank dat de bestuurder niet meer te kwalificeren was als bestuurder, nadat de passagier aan de handrem had getrokken.
De verzekeraar moest aldus de letselschade van de bestuurder vergoeden op basis van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen [WAM]. Art. 4 lid 1 WAM was niet van toepassing.
De verzekeraar gaat in hoger beroep.
Oordeel Hof Arnhem Leeuwarden
Het Hof oordeelt anders over de uitleg van definitie van bestuurder. Of de bestuurder de auto daadwerkelijk onder controle heeft is niet van belang.
Hij blijft immers de persoon die op de bestuurdersstoel achter het stuur heeft plaatsgenomen, de auto in beweging heeft gezet en de snelheid en rijrichting heeft bepaald. Hij hanteerde bedieningsorganen van het motorrijtuig en dat werd niet anders doordat een passagier plotseling aan de handrem trok en daarmee ook een bestuurshandeling uitvoerde.
De bestuurder, aansprakelijk of niet, kan artikel 4 lid 1 WAM tegengeworpen worden. Ook als de bestuurder zelf geen verwijt zou treffen.
De bestuurder kan zijn schade niet op de WAM verzekeraar verhalen.
Het Hof vernietigt de beschikking van de rechtbank.
Betaalde voorschotten
Onder voorbehoud van dekking en aansprakelijkheid, in afwachting van het volledige procesverbaal en ongevallenrapport, heeft de verzekeraar wel voorschotten verstrekt aan de bestuurder.
Dit betreft in de periode 2016 tot eind 2019. In totaal € 32.500,00. De [advocaat van] bestuurder geeft aan dat hiermee het vertrouwen is gewekt dat de schade door de verzekeraar vergoed zal worden. Het hof is het hier niet mee eens. Uit de correspondentie blijkt het voorbehoud inzake dekking en aansprakelijkheid in afwachting van het volledige proces-verbaal. Alhoewel de bestuurder reeds in januari 2019 het volledige proces-verbaal ter beschikking had is dit niet toegestuurd aan de verzekeraar. De verzekeraar kon hier pas in december 2019 over beschikken.
De verzekeraar heeft ten tijde van de zitting verklaard dat de voorschotten niet worden teruggevorderd.
Schade Verzekering Inzittende [SVI]
Voor een dergelijke zaak biedt de schadeverzekering inzittende, als aanvullende verzekering, vaak de oplossing. Dit is een verzekering die letselschade vergoedt voor alle inzittenden in de auto, dus ook bestuurder. Ook bij éénzijdige ongevallen of als de bestuurder zelf aansprakelijk is.
Echter in deze zaak verleent de verzekeraar ook geen dekking op de SVI nu de bestuurder alcohol en drugs heeft gebruikt en daarna is gaan rijden op de bewuste dag.
Het gebruik van alcohol en drugs is een uitsluiting op de SVI polis.
Conclusie
Hier is sprake van zeer ernstig letsel waarbij de bestuurder geen aanspraak kan maken op de WAM dekking.
Zeker voor bestuurders is een Schade Verzekering Inzittende daarom als aanvullende verzekering van belang. Echter hier mocht ook dat niet baten vanwege het alcohol en drugsgebruik van de bestuurder.
Uiteindelijk blijft het slachtoffer met lege handen achter, behoudens de reeds verstrekte [in principe onverschuldigde] voorschotten op de letselschade. Hetgeen een druppel op de gloeiende plaat is.
Volledige uitspraak: ECLI:NL:GHARL:2022:10711