Champignons kunnen groeien, maar het zijn geen planten - dus octrooieerbaar
In een belangrijke ontwikkeling voor de biotechnologie- en landbouwsectoren heeft het gerecht in eerste aanleg te Den Haag van het Unified Patent Court (“UPC”) een bevel uitgevaardigd waarin een voorlopige voorziening in het voordeel van Amycel LLC tegen Szymon Spyra is toegekend. Deze beslissing benadrukt het belang van grondige technische analyses bij het vaststellen van octrooi-inbreuk.
De feiten
Amycel LLC is houder van Europees Octrooi EP1993350 (“EP’350”), dat de champignon stam BR06 beschermt, die ook wel “Heirloom” wordt genoemd. Het geschil ontstond toen Amycel in 2017 ontdekte dat Szymon Spyra een champignon stam genaamd “Cayene” produceerde en op de markt bracht, die naar verluidt inbreuk maakte op EP’350. Ondanks pogingen om de kwestie in der minne te schikken, bleken de onderhandelingen niet succesvol. Dit leidde ertoe dat Amycel in juli 2023 een inbreukprocedure startte in Polen. Polen is geen UPC-lidstaat.
De zaak nam een belangrijke wending toen Amycel ontdekte dat de “Cayene”-stam ook werd verkocht in verschillende UPC-lidstaten, waaronder Nederland, Duitsland, Frankrijk en Italië. Dit bracht Amycel ertoe om op 14 mei 2024 een actie in te stellen bij het gerecht in eerste aanleg van de UPC te Den Haag, waarbij een voorlopige voorziening tegen Szymon Spyra werd geëist.
Procedureel probleem: onredelijke vertraging
Een van de kritieke kwesties die door het gerecht in eerste aanleg werd behandeld, was of Amycel onredelijk vertraagd had gehandeld bij het aanhangig maken van de UPC-actie. Op grond van Artikel 62 van de UPC Overeenkomst (“UPCA”) en Artikel 211(4) van het UPC-procesreglement had het gerecht het verzoek voor een voorlopige voorziening af kunnen wijzen. Een van de criteria voor het toewijzen van een voorlopige voorziening is namelijk dat het verzoek zonder onnodige vertraging is ingediend.
Szymon Spyra voerde aan dat de vertraging van Amycel na het indienen van de Poolse actie van bijna een jaar zou moeten leiden tot verwerping van het verzoek voor de voorlopige voorziening vanwege het gebrek aan spoedeisendheid. De rechtbank verwierp dit argument echter en merkte op dat Amycel in dat jaar aanvullende genetische en fenotypische analyses had uitgevoerd, die nodig waren om meer gedetailleerd bewijs te verzamelen en om de technische verweren die al in de Poolse procedures waren ingebracht, te weerleggen.
Het gerecht in eerste aanleg concludeerde dat deze vertraging gerechtvaardigd was en geen nalatig of aarzelend gedrag van Amycel weerspiegelde. Het gerecht in eerste aanleg erkende dan ook de noodzaak van grondige technische beoordelingen in het specifieke gebied van biotechnologie.
Inhoudelijke kwestie: De octrooieerbaarheid van champignons
De zaak betrof ook de inhoudelijke vraag of champignons, zoals de 'Heirloom'-stam, onder het Europees Octrooiverdrag (EOV) octrooieerbaar zijn. Szymon Spyra betoogde dat champignons als planten moeten worden beschouwd en daarom onder de uitsluiting van octrooieerbaarheid van plantensoorten vallen volgens Artikel 53(b) EOV.
Het gerecht in eerste aanleg verwierp dit argument en verduidelijkte dat champignons worden geclassificeerd in het afzonderlijke rijk Fungi, dat gescheiden is van planten. Ze vallen dus niet onder de uitsluiting zoals vermeld in Artikel 53(b). Het gerecht in eerste aanleg benadrukte dat uitzonderingen op octrooieerbaarheid nauwkeurig moeten worden geïnterpreteerd en merkte op dat het Europees Octrooibureau (EOB) champignons expliciet van deze uitzondering heeft uitgesloten.
Conclusie
De beslissing van het gerecht in eerste aanleg in het voordeel van Amycel LLC weerspiegelt de zorgvuldige afweging van zowel procedurele als inhoudelijke juridische kwesties door het gerecht in eerste aanleg, met name in de context van biotechnologie-octrooien. De uitspraak benadrukt het belang van grondige technische analyses in octrooi-inbreukzaken en de noodzaak om de interpretatie van octrooirecht af te stemmen op de huidige wetenschappelijke kennis.
Deze zaak schept ook een precedent voor hoe het UPC soortgelijke kwesties in de toekomst kan benaderen, met name met betrekking tot de urgentie-eis voor voorlopige voorzieningen en de octrooieerbaarheid van biologische organismen.