De bescherming van kleurmerken en het relevante publiek
De gele hogedrukreinigers van Kärcher of de paarse chocoladerepen van Milka. Beide ondernemingen zijn erin geslaagd om een kleurmerk te verkrijgen. Dit houdt in dat deze ondernemingen enkel met een kleur of kleurcombinatie hun waren en diensten weten te onderscheiden van die van andere ondernemingen. Ook wilde het Duitse Magnetec GmbH (hierna: Magnetec) een lichtblauwe kleur als merk registeren, alleen het Europees Bureau voor het Intellectueel Eigendomsrecht (EUIPO) weigerde deze inschrijving. In deze blog lees je waarom deze beslissing van het EUIPO alsnog is teruggedraaid.
Voorwaarden voor het verkrijgen van een kleurmerk
Hoewel verschillende bedrijven een kleur succesvol als merk hebben geregistreerd, blijkt dit in de praktijk geen gemakkelijke taak te zijn. Een voorwaarde voor merkrechtelijke bescherming is dat het teken onderscheidend vermogen heeft bij het relevante publiek. Een kleur zal niet zomaar onderscheidend vermogen verkrijgen, aangezien hiervoor vaak ‘inburgering’ nodig is. Dit houdt in dat die kleur of kleurencombinatie langdurig en veelvuldig gebruikt is, zodat het relevante publiek de kleur is gaan herkennen als producten afkomstig van een bepaalde onderneming.
In de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU) is bevestigd dat een kleur – mits ingeburgerd – geschikt kan zijn als merk.[1] Wel is daarbij van belang dat bij de beoordeling van het onderscheidend vermogen rekening moet worden gehouden met het algemeen belang, en dat de beschikbaarheid van kleuren niet ongerechtvaardigd wordt beperkt voor de andere marktdeelnemers die soortgelijke waren en diensten aanbieden. Daarnaast moet de kleur aangeduid worden met een internationaal erkende kleurcode.
Wat ging eraan vooraf?
In de huidige zaak heeft Magnetec in 2019 geprobeerd onderstaande kleur (RAL 5012) als EU-merk te registreren. Deze merkaanvraag werd uiteindelijk afgewezen.[2] Het EUIPO was namelijk van oordeel dat sprake was van een gebrek aan onderscheidend vermogen van de kleur ten aanzien van de waren en diensten waarvoor merkbescherming werd gezocht. Magnetec wendde zich om die reden tot het HvJEU.
Oordeel van het HvJEU
In de onderhavige zaak wordt eerst door het HvJEU vastgesteld dat het merk is aangevraagd voor waren in klassen 6 en 9. De kwestie centreerde zich op de vraag wie ten aanzien van die klassen tot het relevante publiek gerekend moest worden. Het onderscheidend vermogen van een (kleur)merk moet immers beoordeeld worden ten opzichte van de waren en/of diensten, gelet op de perceptie van het relevante publiek.
De waren van klasse 9 waar het merk opziet, is aangevraagd voor magnetische kernen voor elektromagnetische en elektrische afscherming. Deze onderdelen worden geïnstalleerd in grotere machines of (windkracht)installaties. Deze waren worden volgens het EUIPO aangeschaft door professionals die oplettend te werk gaan en beschikken over technische kennis op het gebied van electrical engineering. Wat betreft de waren van klasse 6 (onedele metalen en hun legeringen etc.), stelt het EUIPO zich op het standpunt dat die goederen zich richten op een breder publiek dan een professioneel publiek met specialistische kennis op het gebied van elektronica. Magnetec is echter van mening dat alle waren in kwestie worden aangeschaft door een selecte groep professionals, en dit dus ook het relevante publiek vormt ter bepaling van het onderscheidend vermogen.
Het HvJEU kwam tot het oordeel dat het EUIPO in de huidige zaak heeft nagelaten om het relevante publiek deugdelijk te definiëren ten aanzien van alle waren van klasse 6 en 9. Het EUIPO heeft immers niet omschreven wie het relevante publiek is voor de waren van klasse 6, en de andere waren dan magnetische kernen van klasse 9. Nu het EUIPO slechts heeft bepaald wie het relevante publiek is voor de magnetische kernen, heeft het EUIPO haar motiveringsplicht geschonden. De bestreden beslissing is om die reden nietig.
Conclusie
In dit recente arrest bevestigt het HvJEU wederom dat een kleurmerk niet snel voldoet aan het vereiste van het onderscheidend vermogen. Hiervoor is vrijwel altijd noodzakelijk dat inburgering heeft plaatsgevonden. Echter, deze zaak leert ons ook dat het onderscheidend vermogen niet abstract moet worden beoordeeld, maar dat juist concreet naar het relevante publiek in een bepaalde situatie moet worden gekeken. Dit zal dus uiteindelijk de beslissende factor zijn in de beoordeling van het onderscheidend vermogen, en daarmee dus ook de geldigheid van het kleurmerk.
Meer weten?
BG.legal registreert merken. Heeft u een vraag over kleurmerken of het merkenrecht in het algemeen? Neem vrijblijvend contact op met een van onze IE specialisten: Jos van der Wijst, Mustafa Kahya en Britt van den Branden.
[1] HvJ EG 6 mei 2003, zaak C-104/01 (Libertel).
[2] HvJ EU 5 oktober 2022, zaak T-18/21 (Magnetec GmbH / EUIPO).