Het Europese bankbeslag onder de loep
Onlangs wees de Hoge Raad een arrest over het Europese bankbeslag (HR 2-12-2022/ECLI:NL:HR:2022:1804: Hoch Capital/verweerder).
Deze faciliteit biedt de mogelijkheid om in Europese landen laagdrempelig een beslag te leggen op een bankrekening van een debiteur. Het komt voort uit de Europese verordening “tot vaststelling van een procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken”, afgekort de EAPO-verordening van 15 mei 2014.
De procedure, van toepassing vanaf januari 2017, is een alternatief voor bestaande beslagprocedures in EU landen. Het biedt de rechter in een EU land de mogelijkheid om een banktegoed van een debiteur in een ander EU land te bevriezen. De rechter die een bevel tot beslaglegging kan geven, is de voorzieningenrechter van de rechtbank. Dat is ook de rechter die beslist over intrekking van het bevel, als de beslagene daartegen opkomt. Dat kan alleen achteraf, omdat van het bevel en het te leggen conservatoir beslag, geen mededeling gedaan wordt aan de debiteur.
Nieuwe omstandigheden
In de kwestie die diende bij de Hoge Raad ging het om de vraag of bij de beoordeling of het bevel ingetrokken moet worden, de voorzieningenrechter ook feiten en omstandigheden mag betrekken die zich voorgedaan hebben ná het geven van het bevel. De casus was als volgt.
Verweerder heeft aan Hoch Capital opdracht gegeven om voor verweerders rekening financiële transacties te verrichten. Daarmee heeft verweerder in korte tijd veel geld verloren en de schade bedraagt 3,5 ton. Daarvoor vraagt verweerder aan de voorzieningenrechter een bevel om conservatoir beslag te leggen op de buitenlandse bankrekening van Hoch Capital, wat ook gebeurt.
Hoch Capital op haar beurt vraag om intrekking van het bevel en opheffing van het beslag omdat bij de beoordeling van het beslag verweerder niet voldaan heeft aan de eisen van de verordening. Verweerder zou onvoldoende aannemelijk hebben kunnen maken dat ze in een bodemprocedure gelijk zou krijgen. De voorzieningenrechter en het gerechtshof wijzen de eis van Hoch Capital af, die daartegen cassatie instelt.
Een van de argumenten van Hoch Capital om de uitspraak van het gerechtshof te vernietigen, is dat het hof rekening gehouden heeft met omstandigheden die zich hebben voorgedaan ná het leggen van het beslag. Het ging om het beluisteren door het hof van opnames van telefoongesprekken ná het leggen van het beslag. Daarover doet de Hoge Raad een principiële uitspraak.
Bedoeling van de wetgever
Om een bevel voor beslaglegging te krijgen, moet een verzoeker aan zekere eisen voldoen, zoals het leveren van voldoende bewijsmateriaal en het stellen van zekerheid. Artikel 33 lid 1 van de EAPO-verordening noemt zeven gronden waarop een gegeven bevel kan worden ingetrokken. Volgens de Hoge Raad geeft de verordening zelf, bij de beoordeling of een bevel moet worden ingetrokken, op verschillende manieren de mogelijkheid om rekening te houden met omstandigheden die bij het geven van het bevel nog niet bekend waren.
Bij de totstandkoming van de verordening is uitdrukkelijk onderkend dat een schuldeiser na afwijzing van een verzoek steeds opnieuw een verzoek in kan dienen als hij beschikt over nieuw bewijsmateriaal. Het ligt voor de hand dat de rechter met dergelijk nieuw materiaal ook rekening mag houden bij de beoordeling van een verzoek tot intrekking. Zowel de schuldeiser als de schuldenaar zouden niet gediend zijn met de inefficiënte gang van zaken dat een schuldeiser steeds bij het krijgen van nieuw materiaal een nieuw verzoek in moet dienen. Het is volgens de Hoge Raad niet aannemelijk dat dit beoogd is bij het maken van de verordening.
Daaruit volgt dat de rechter die moet beslissen over intrekking van een bevel tot beslaglegging, rekening mag houden met omstandigheden die zich hebben voorgedaan of bekend geworden zijn nádat het bevel gegeven is.
Voor vragen kunt u altijd contact opnemen.