Huis in Frankrijk gekocht met afkoop ouderdomspensioen, krijgt de man bij een echtscheiding zijn geld terug of niet?

20 jul 2018

 

In een echtscheidingszaak die onlangs speelde had de man zijn ouderdomspensioen gebruikt om een huis in Frankrijk te kopen. De man voerde in de echtscheidingsprocedure aan dat hij zijn geïnvesteerde geld, een bedrag van € 65.953,= terug wilde hebben. De Rechtbank en het Hof gaven hem geen gelijk; de Hoge Raad uiteindelijk wel. Hoe zit het ook alweer met privé investeringen in het familierecht? En waarom besloot de Hoge Raad het bedrag van € 64.953,= toch volledig aan de man toe te kennen, in tegenstelling tot de Rechtbank en het Hof?

In deze zaak waren de man en de vrouw twee keer met elkaar getrouwd. Hun eerste huwelijk duurde van 11 maart 1978 tot en met 12 juli 2005. Vervolgens zijn zij op 1 februari 2010 opnieuw met elkaar getrouwd, maar op 18 september 2015 was het voor de tweede maal over en uit. Tijdens de tweede echtscheidingsprocedure ontstond discussie over wat er moest gebeuren met een afkoop ouderdomspensioen dat de man had laten uitbetalen in april 2010. In eerste instantie had de man dit bedrag laten storten op een privé bankrekening. Enige tijd daarna besloot hij om dit bedrag te gebruiken voor het kopen van een woning in Frankrijk. Partijen waren gehuwd in algehele gemeenschap van goederen.

Vergoedingsrecht
De man stelt zich op het standpunt dat hij via artikel 1:95 lid 2 BW een zogenaamd “vergoedingsrecht” van € 64.953,= heeft op de huwelijksgemeenschap. Dit betekent dat je je privé geld terug kunt krijgen, ook al heb je dit geld geïnvesteerd in een gemeenschappelijk goed.

Niet staat ter discussie dat de woning gemeenschappelijk eigendom is. Nu de woning gemeenschappelijk is kan de man op grond van 1:95 lid 2 BW zijn vergoedingsrecht [reprise] uitoefenen op de huwelijksgemeenschap. Het vergoedingsrecht heeft hij verkregen voor 1 januari 2012. Op basis van vaste jurisprudentie geldt dan dat de man een nominaal vergoedingsrecht heeft op de huwelijksgemeenschap. Oftewel, hij krijgt een vordering gelijk aan de hoogte van het geïnvesteerde bedrag. Had de man de investering gedaan na 1 januari 2012: dan wordt uitgegaan van de in artikel 1:87 BW neergelegde beleggingsleer. Dit betekent dat rekening wordt gehouden met een eventuele waardestijging of waardedaling van het goed.

Het vergoedingsrecht is een schuld van de gemeenschap die zowel de man als de vrouw voor de helft moet dragen. De Rechtbank wijst het verzoek van de man af. De man gaat in hoger beroep bij het Hof. Ook het Hof kent de man geen vergoedingsrecht toe.

Uitspraak Hof
Volgens het Hof moet worden gekeken naar jurisprudentie over stamrechtuitkeringen. Aan de hand hiervan kan worden bepaald of het bedrag van € 64.953,= in de huwelijksgemeenschap valt. Het Hof maakt een onderscheid tussen het deel van de afkoopsom pensioen voor- en het deel van de afkoopsom dat ziet op een vervanging van de pensioenaanspraken na de echtscheiding. Alleen het laatste deel van de afkoopsom valt volgens het Hof niet in de huwelijksgemeenschap. Voor dat laatste deel zou de man een vergoedingsrecht moeten krijgen, omdat dit deel aan hem verknocht is. Helaas kan het Hof op basis van de stukken niet vaststellen op welk bedrag het laatste deel moet worden becijferd. Kortom, de man krijgt gedeeltelijk gelijk, maar in feite krijgt hij niets terug van zijn pensioen.

De Hoge Raad
De man gaat in cassatie bij de Hoge Raad. Gelukkig voor de man oordeelt de Hoge Raad alsnog in zijn voordeel. De Hoge Raad stelt het volgende vast. De Wet verevening pensioenrechten bij scheiding [Wvps] is van toepassing op hun [tweede] echtscheiding. Uitgaande van deze wet stelt de Hoge Raad vast dat de pensioenrechten van de man niet in de gemeenschap van goederen vallen [artikel 1:94 lid 2 sub b (oud) BW]. Daarbij komt dat alleen de tijdens het huwelijk opgebouwde pensioenrechten voor verevening in aanmerking komen. De pensioenrechten die zijn opgebouwd in de periode tussen de twee huwelijken blijven buiten beschouwing. Het idee hierachter is dat de pensioenverevening alleen geldt voor de huwelijkse periode waarin beide partners door gezamenlijke inspanning en de taakverdeling in huis, later samen kunnen genieten van het opgebouwde pensioen.

Tot slot volgt uit de Wvps dat bij echtscheiding inmiddels afgekochte pensioenrechten voor zoveel mogelijk moeten worden bestempeld als niet afgekochte pensioenrechten. Zoals hierboven aangegeven vallen pensioenrechten op grond van 1:94 lid 2 sub b [oud] BW niet in de huwelijksgemeenschap. Het uitgekeerde bedrag van € 64.953,= wordt door de Hoge Raad gekwalificeerd als privévermogen van de man. Na het doorlopen van alle gerechtelijke instanties in Nederland heeft hij alsnog recht op teruggave van het bedrag dat hij heeft geïnvesteerd in het Franse huis.

BG.legal