Is verhuurder verplicht verlenging van de vergunning aan huurder mede te delen?

04 sep 2020
Verhuur onder de Leegstandwet: is de verhuurder verplicht een verlenging van de vergunning aan de huurder mede te delen?
Inleiding

Wanneer een woning te koop staat, op de nominatie staat om gesloopt of gerenoveerd te worden of indien een tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan is aangevraagd, kunnen woningeigenaren tijdelijk overgaan tot verhuur van de woning onder de Leegstandwet. In deze bijdrage richt ik mij op woningen die vanwege sloop- of renovatieplannen tijdelijk verhuurd worden.

Medewerking college

Alvorens tot tijdelijke verhuur onder de Leegstandwet over te kunnen gaan dienen verhuurders een vergunning aan te vragen bij het college b&w. Indien het college bereid is om medewerking te verlenen, dan vermeldt de vergunning in ieder geval het tijdvak en de huurprijs. De afgegeven vergunning kan meerdere malen verlengd worden, met een maximale totale duur van zeven jaren (in geval van verhuur vanwege sloop of renovatie).

De Leegstandwet stelt een aantal eisen waaraan de huurovereenkomst dient te voldoen. Zo dient de huurovereenkomst schriftelijk te zijn aangegaan en dient de huurovereenkomst melding te maken van de afgegeven vergunning, het tijdvak waarvoor deze is verleend en de in de vergunning opgenomen huurprijs (artikel 16 lid 12 Leegstandwet).

Voldoet de verhuurder hier aan, dan geniet de huurder géén huurbescherming bij beëindiging van de huurovereenkomst wegens sloop of renovatie. Ook bepaalt de Leegstandwet dat de huurovereenkomst na afloop van de in de vergunning genoemde termijn de huurovereenkomst automatisch eindigt.

huurovereenkomst
Wettelijke vereisten

Houdt de verhuurder zich niet aan de wettelijke vereisten, dan is de consequentie vrij vertaald dat er een reguliere huurovereenkomst tot stand is gekomen, waarbij de huurder wél huurbescherming toekomt (artikel 16 lid 13 Leegstandwet).

Zoals gezegd kan de afgegeven vergunning meermaals worden verlengd, met een maximum van zeven jaren. In de praktijk doen zich met regelmaat de volgende vragen voor:

  • Moet de verhuurder tegen het einde van de (eerste) tijdelijke huurovereenkomst met de huurder telkens een nieuwe huurovereenkomst sluiten en/of melding maken dát de vergunning is afgegeven, voor welk tijdvak en tegen welke huurprijs?
  • Als de verhuurder dit niet doet, ontstaat er dan een reguliere huurovereenkomst of is de huurovereenkomst van rechtswege geëindigd na verloop van de in de vergunning opgenomen termijn?

De kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam kwam op 18 augustus 2020 in kort geding tot oordeel dat verhuurders géén nieuwe huurovereenkomst hoeven te sluiten en géén melding hoeven te maken dat de vergunning (steeds) verlengd is. Er ontstaat volgens de kantonrechter géén reguliere huurovereenkomst voor onbepaalde tijd.

De uitspraak

In de uitspraak van 18 augustus 2020 ging het kort gezegd om het volgende. Woningcorporatie Trivire verhuurt sinds 8 mei 2014 een aantal woningen in Dordrecht onder de vigeur van de Leegstandwet. De initiële looptijd bedroeg tot 31 december 2015. De gemeente Dordrecht heeft op 5 maart 2014 een vergunning afgegeven voor de duur van twee jaren en deze vergunning is vervolgens in de jaren daarop meermaals verlengd. Trivire informeert de huurders dat zij tot sloop van de woningen overgaat en beëindigt de huurovereenkomsten per 1 mei 2020.

Aanspannen kort geding

Een aantal huurders was het niet eens met de voorgenomen opzegging en ging niet tot ontruiming over. Trivire heeft daar op volgend een kort geding aangespannen en de ontruiming van de woningen gevorderd.

De huurders verweerden zich tegen de opzegging met de stelling dat er een reguliere huurovereenkomst was ontstaan, nu Trivire na afloop van de eerste huurovereenkomst geen nieuwe huurovereenkomst met de huurders was aangegaan noch dat zij op andere wijze melding heeft gedaan van de verlenging van de vergunning. De huurder mochten er naar eigen zeggen dus gerechtvaardigd van uitgaan dat er een reguliere huurovereenkomst was ontstaan en de huurders dus huurbescherming toekwam.

De kantonrechter is het met deze stellingname niet eens en oordeelt dat ook in het geval dat de verhuurder de huurders niet informeert over de verlenging van de vergunning of dat de verhuurder geen nieuwe huurovereenkomst aanbiedt, de huurder er niet automatisch van uit mag gaan dat dan maar een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat. De Leegstandwet bepaalt immers dat de huurovereenkomst doorloopt tót het moment dat wordt opgezegd of de vergunning eindigt. De kantonrechter verwijst in dit kader naar een – eveneens recent – arrest van het Gerechtshof Den Haag van 7 april 2020. Dit arrest is tijdens het schrijven van dit blog (nog) niet gepubliceerd.

Commentaar

De Leegstandwet biedt verhuurders de mogelijkheid om voor een bepaalde periode af te wijken van het reguliere regime voor woonruimten. Huurders van woonruimten kennen in de Nederlandse rechtsstaat een belangrijke mate van bescherming. Wil de verhuurder afwijken van dit wettelijke regime, dan dient hij aan een aantal in de wet verankerde vereisten te voldoen. Volgt de verhuurder dit niet, dan kan de verhuurder zich niet op de uitzonderingen uit de Leegstandwet beroepen.

De huurovereenkomst wordt door partijen voor een bepaalde periode, bijvoorbeeld een jaar, aangegaan. Dit kan overeenstemmen met de duur van de afgegeven vergunning, maar kan ook korter zijn. Het is van belang om dit onderscheid te maken.

Kantonrechter

De kantonrechter oordeelt in zijn vonnis van 18 augustus 2020 dat de huurder er niet zomaar van uit mag gaan dat na afloop van de initiële looptijd van de huurovereenkomst een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd zou ontstaan. De kantonrechter legt hieraan ten grondslag dat de huurder bij het aangaan van de overeenkomst in feite wist dat de huur op een gegeven moment zou eindigen. De kantonrechter wijst expliciet op de regeling uit de Leegstandwet, waarin staat dat de huurovereenkomst eindigt door opzegging of het tijdstip dat de vergunning haar geldigheid verliest.

De kantonrechter gaat ogenschijnlijk voorbij aan het feit dat partijen voor een bepaalde termijn, namelijk van 8 mei 2014 tot en met 31 december 2015, een huurovereenkomst zijn aangegaan. Vast staat dat er nadien géén nieuwe huurovereenkomst is gesloten. Tevens staat vast dat de huurders nadien het gehuurde tegen betaling zijn blijven gebruiken. Dat huurders er maar van uit moeten gaan dat zij, na afloop van de initiële looptijd, onder de vigeur van de Leegstandwet blijven huren, rijmt naar mijn mening niet met de bescherming die huurders van woonruimten in onze rechtsstaat genieten. Misbruik van de Leegstandwet ligt dan ook op de loer.

Arrest

De kantonrechter wijkt met zijn vonnis overigens af van het arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 24 februari 2005, waarin het hof in een soortgelijke kwestie nu juist tot oordeel kwam dat nu de huurder na afloop van de tijdelijke huurovereenkomst het gehuurde tegen betaling is blijven gebruiken een reguliere huurovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan. Het was, aldus het hof, aan de verhuurder om stappen te ondernemen om de overeenkomst op te zeggen of een verlenging (onder de Leegstandwet) aan te bieden. Sec het aanvragen en verkrijgen van een verlenging van de vergunning is hiervoor onvoldoende. Deze overweging lijkt mijns inziens juist en komt tegemoet aan de gerechtvaardigde belangen die huurders van woonruimten hebben.

Michael de Marco