Jurisprudentie overzicht derde maand Omgevingswet

11 apr 2024

Inleiding

In het derde deel van onze jurisprudentiereeks over de Omgevingswet wordt de rechtspraak gepubliceerd in maart 2024 besproken.

Inhoudelijk

In deze uitspraak gaat het om rechterlijke toetsing van een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA). De beoordelingsregels voor de verlening van een BOPA zijn te vinden in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Uit artikel 8.8a Bkl volgt dat de vergunning alleen kan worden verleend met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De rechtbank dient te beoordelen of in redelijkheid kan worden gesteld dat is voldaan aan het criterium van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. In deze uitspraak is te lezen hoe de rechter het beoordelingscriterium toetst.

Daarnaast wordt in deze uitspraak gesteld dat de vergunning niet verleend mocht worden op grond van het kruimelgevallenbeleid onder de vigeur van de Wabo. Hierover oordeelt de rechter dat dit inderdaad wetstechnisch onjuist is, maar dat het gebrek in deze zaak in bezwaar hersteld kan worden.

In de betreffende zaak blikt de rechtbank vooruit op de status van omgevingsvergunningen onder de Omgevingswet. Er wordt ingegaan op de beperking van de looptijd van omgevingsvergunningen, voorschriften ten aanzien van de naleving van het huishoudelijk reglement en toestemming voor brandveilig gebruik.

In deze kwestie verduidelijkt de rechtbank wat het doel is van burgerparticipatie. Het doel van burgerparticipatie is het vroegtijdig betrekken van burgers in de besluitvorming, waardoor burgers een stem krijgen. Dit betekent niet dat de inbreng van burgers een beslissende betekenis heeft. De rechtbank zegt daarover het volgende: “burgerparticipatie zoals dat in de Omgevingswet is vormgegeven kan het draagvlak bij de burger zeker vergroten, maar is geen resultaatsverplichting op een voor alle partijen aanvaardbare beslissing”.

Overgangsrecht

De Afdeling bestuursrechtspraak is in deze uitspraak ingegaan op de vraag welk recht van toepassing is op vervolgbesluiten die na de inwerkingtreding van de Omgevingswet worden genomen nadat een ruimtelijk plan is vernietigd. Deze uitspraak geldt voor bestemmingsplannen, exploitatieplannen, uitwerkingsplannen en wijzigingsplannen.

In de uitspraak worden de volgende situaties onderscheiden:

  • Bestemmingsplannen zijn met de inwerkingtreding van de Omgevingswet onderdeel geworden van het omgevingsplan. Wanneer een bestemmingsplan wordt vernietigd betekent dit dat op eventuele nieuwe besluiten de Omgevingswet van toepassing
    Dit volgt uit het overgangsrecht, hierin is vastgelegd dat de Wet ruimtelijke ordening van toepassing blijft op een bestemmingsplan tot dat plan van kracht is, of te wel in werking is getreden. Hierna ‘verliest’ het overgangsrecht haar werking en gaat het niet opnieuw werken voor een vernietigd plan.
  • Wordt een plan eerst geheel of gedeeltelijk geschorst naar aanleiding van een verzoek ingediend buiten de beroepstermijn en vervolgens door de Afdeling vernietigd, dan is op een eventueel nieuw besluit de Omgevingswet van toepassing.
    Ook in deze situatie is het bestemmingsplan namelijk in werking getreden en is het overgangsrecht dus uitgewerkt.
  • Wordt een plan daarentegen in zijn geheel geschorst naar aanleiding van een verzoek ingediend binnen de beroepstermijn en wordt het plan daarna volledig vernietigd, dan is de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
    In deze situatie is het plan nooit in werking getreden en heeft het overgangsrecht haar werking niet verloren.
  • Wordt een plan gedeeltelijk geschorst naar aanleiding van een verzoek ingediend binnen de beroepstermijn en wordt het plan daarna gedeeltelijk vernietigd, dan is de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
  • Wordt een plan gedeeltelijk geschorst naar aanleiding van een verzoek ingediend binnen de beroepstermijn maar wordt het plan daarna volledig vernietigd, dan is de Omgevingswet van toepassing.
    Dit is omdat het merendeel van het plan in werking is getreden is, op een nieuw besluit is dus de Omgevingswet van toepassing.
  • Wordt op grond van artikel 6:19 Algemene wet bestuursrecht een nieuw besluit over een bestemmingsplan dat nog in procedure is bij de Afdeling genomen, dan is de Wet ruimtelijke ordening van toepassing. Dit is ook het geval voor vervolgbesluiten waarin uitvoering wordt gegeven aan een tussenuitspraak van de Afdeling.

Het gaat in deze zaak om een last onder bestuursdwang die ná de inwerkingtreding van de Omgevingswet is opgelegd. Dit betekent dat de Omgevingswet van toepassing is. De verzoekster in de zaak heeft de voorzieningenrechter gevraagd de last onder bestuursdwang te schorsen. In deze zaak wordt bevestigd dat alhoewel de regels op basis waarvan tot handhaving is overgaan inhoudelijk niet anders zijn dan het voorheen geldende Bouwbesluit 2012, de wettelijk systematiek wel anders is. Door de voorzieningenrechter worden overtredingen van het Besluit bouwwerken leefomgeving en de bruidsschat vastgesteld.

  • Standaardoverwegingen overgangsrecht

Voor onder andere de volgende onderwerpen zijn standaardoverwegingen over overgangsrecht aan bod gekomen.

Wanneer een verzoek om intrekking van een natuurvergunning is ingediend vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft het oude recht van toepassing. Dit volgt uit artikel 2.9, eerste lid, aanhef en onder a van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet.

Wanneer een bestreden besluit is genomen op grond van de Wabo vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet en het gaat om een ambtshalve genomen besluit waarop afdeling 3.4 Awb van toepassing is en het ontwerp ter inzage is gelegd vóór 1 januari 2024, moet het geschil worden beoordeeld aan de hand van het oude recht. Dit volgt uit artikel 4.4 van de Invoeringswet Omgevingswet.

Wanneer een verzoek om handhaving is gedaan vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is het oude recht van toepassing. Dit volgt uit artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet. Voor de vraag of het besluit in bezwaar in stand kan blijven is echter niet alleen het oude recht van toepassing, er moet ook naar het nieuwe recht worden gekeken.

Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne.

Rutger Boogers