Kan de huisarts een patiënt definitief naar de deur verwijzen?

26 mrt 2021

Kan de huisarts een patiënt definitief naar de deur verwijzen? Een huisarts heeft de geneeskundige behandeling die hij had met zijn [ex] patiënte opgezegd. Kan dat zomaar?

De [ex] patiënte heeft zich eerst beklaagd bij de tuchtrechter, tot 2x toe. De [ex]patiënte is vervolgens een kort gedingprocedure gestart waarin het ging om de vraag of de overeenkomst van geneeskundige behandeling die tussen de huisartsen maatschap en patiënte heeft bestaan en is opgezegd door de huisarts moet worden hersteld.

Tuchtcollege

De [ex] patiënte dient een klacht in bij het tuchtcollege. Onder meer heeft zij gesteld dat de behandelingsovereenkomst ten onrechte is opgezegd en dat de huisarts ten onrechte niet heeft meegewerkt aan correctie van het medisch dossier.

Het tuchtcollege heeft de opzegging getoetst aan de KNMG richtlijn [Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering van de Geneeskunst]en overweegt:

“Als een arts – zoals in dit geval verweerder – constateert dat de relatie met de patiënt – klaagster – moeizaam is, dat de patiënt haar eigen gang gaat (bijvoorbeeld met betrekking tot de medicatie en het zelf injecteren van pijnstilling) en de adviezen negeert, kan dat voor de arts aanleiding zijn aan te dringen op verandering. De afspraken die daartoe worden gemaakt moeten schriftelijk worden vastgelegd (en hiervan moet aantekening worden gemaakt in het dossier). De arts dient de patiënt – schriftelijk – te waarschuwen dat als het gedrag niet verandert of de plichten niet worden nageleefd, de behandelovereenkomst wordt beëindigd. Als de patiënt het gedrag niet verandert en de arts gaat tot opzegging over dan moet hij daarvoor een redelijke termijn in acht nemen.

Het college stelt vast dat van een herhaaldelijk aandringen of waarschuwen door verweerder niet is gebleken; er is vanuit het niets op 28 november 2017 opgezegd. Een opzegging waar klaagster zich niet op heeft kunnen instellen of voorbereiden en met een opzegtermijn van drie weken (28 november tot 21 november 2017) is een termijn die onder voornoemde omstandigheden niet redelijk te beschouwen is.

Nu verweerder niet aan de in richtlijn genoemde voorwaarden heeft voldaan is dit klachtonderdeel gegrond.’

De klacht over het niet aanpassen van het medisch dossier is door het tuchtcollege ongegrond verklaard.

De huisarts heeft vervolgens nog eenmalig een herhaalmedicatie voorgeschreven  en  diverse malen aan [ex]patiënte aangegeven om een andere huisarts te zoeken.

Opnieuw gaat de [ex]patiënte naar de tuchtrechter en verwijt de huisarts dat er sprake is van zorgweigering omdat de huisarts zijn [voortgezette] zorgplicht jegens haar niet is nagekomen.

Het tuchtcollege maakt hier korte metten mee. De huisarts heeft nl. de opzegtermijn verlengd en heeft zich voldoende ingespannen voor continuering van de medisch noodzakelijke hulp voor klaagster.

medisch dossier
Kort geding 

De [ex]patiënte spant vervolgens een kort geding aan. Zij vordert herstel van de behandelingsovereenkomst en hervatten/voorschrijven van de medicatie.

De kort gedingrechter heeft de vorderingen afgewezen. De kort gedingrechter verwijst naar de uitspraak van de tuchtrechter, die blijkbaar verkeerd is gelezen door de [ex]patiënte. Uit de uitspraak van de tuchtrechter blijkt alleen dat de opzegtermijn niet in acht was genomen door de huisarts.

De kort gedingrechter oordeelt:

- De behandelingsovereenkomst is door de huisarts opgezegd vanwege een vertrouwensbreuk.

- Sinds de opzegging van de behandelingsovereenkomst is een jaar verstreken. In dat jaar heeft de [ex]patiënte ruimschoots de gelegenheid gehad een andere huisarts te zoeken. De [ex]patiënte heeft dat desondanks niet gedaan.

- In deze periode is de relatie tussen partijen verder verslechterd. Er is sprake van een aanzienlijk verstoorde relatie en een gebrek aan wederzijds vertrouwen.

- Herstel van de behandelingsovereenkomst is daarom niet in het belang van partijen.

- Verder heeft [ex]patiënte ter mondelinge behandeling gesteld dat ‘de huisarts van haar af kan zijn’ door het inwilligen van haar verzoek om het medisch dossier aan te passen. Daaruit kan worden afgeleid dat het de [ex]patiënte ook niet daadwerkelijk te doen is om herstel van de behandelingsovereenkomst.

Ook in hoger beroep van het kort geding worden de vorderingen niet toegekend.

Conclusie

Een hulpverlener [i.c. de huisarts] kan, behoudens gewichtige redenen, de behandelingsovereenkomst niet opzeggen [ art. 7:460 BW].

Gewichtige redenen zijn o.a. de verstoring van de vertrouwensband als gevolg van ernstige meningsverschillen over de behandeling. Ook het feit dat de patiënt regelmatig over de arts zijn klachten uit kan een reden zijn voor de arts om de behandelingsovereenkomst te beëindigen.

De zorgvuldigheidseisen moeten hierbij in acht worden genomen:

- Tijdig aandringen op ander gedrag en waarschuwen dat anders een opzegging  van de behandelingsovereenkomst mogelijk is;

- Het stellen van een redelijke termijn  voor de beëindiging en het nog voortzetten van noodzakelijke hulp;

- Zo nodig de patiënt helpen bij het zoeken naar een andere hulpverlener.

Het is dus mogelijk om de behandelingsovereenkomst onder omstandigheden op te zeggen echter de huisarts zal de zorgvuldigheidseisen in acht moeten nemen en ook ter bewijs hiervan een dossier moeten aanleggen.

Volledige uitspraak, klik hier.

Edith de Koning