Publicatie

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 3
            [news-type] => publicatie
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 3
            [news-type] => publicatie
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => publicatie
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => publicatie
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => publicatie
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 28
            [name] => Publicatie
            [slug] => publicatie
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 28
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 158
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 28
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (28)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 20, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 37446
                    [post_author] => 78
                    [post_date] => 2023-07-19 12:11:16
                    [post_date_gmt] => 2023-07-19 10:11:16
                    [post_content] => Fleur de Graaff heeft in mei 2023 in het kader van haar stage een beroepsproduct gemaakt en een infographic AI image generators.

Hierbij het beroepsproduct en de infographic.

infographic

 
                    [post_title] => Inbreuk door AI image generators?
                    [post_excerpt] => 
                    [post_status] => publish
                    [comment_status] => open
                    [ping_status] => open
                    [post_password] => 
                    [post_name] => inbreuk-door-ai-image-generators
                    [to_ping] => 
                    [pinged] => 
                    [post_modified] => 2023-07-19 13:32:01
                    [post_modified_gmt] => 2023-07-19 11:32:01
                    [post_content_filtered] => 
                    [post_parent] => 0
                    [guid] => https://bg.legal/?p=37446
                    [menu_order] => 0
                    [post_type] => post
                    [post_mime_type] => 
                    [comment_count] => 0
                    [filter] => raw
                )

            [1] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 37440
                    [post_author] => 70
                    [post_date] => 2023-07-19 11:10:15
                    [post_date_gmt] => 2023-07-19 09:10:15
                    [post_content] => Q: Onze onderneming heeft meerdere octrooien. Wij hebben aanwijzingen dat een concurrent een product zal presenteren op de belangrijkste beurs van het jaar dat inbreuk maakt op één van onze octrooien. Wat kunnen we doen?

A: Je hebt meerdere mogelijkheden, die variëren in effectiviteit, timing, kosten en risico’s. In sommige gevallen heb je een advocaat en/of een deurwaarder nodig, denk aan beslag op de beurs, of een zogenoemd ‘proces verbaal van constateringen’. Wat je alvast zelf kunt doen, is proberen een product door een ‘mystery guest’ te laten aankopen. Zorg dat je dat aankooptraject documenteert, facturen bewaart enzovoort. Nóg beter bewijs is, als je een deurwaarder vraagt om een product aan te kopen en er een proces verbaal van te maken. Verzamel alle off en online uitingen van de inbreukmaker. Sla die off line op, zodat het bewijs niet verdwijnt als de inbreukmaker ze online verwijdert. Win tegelijkertijd advies in van een octrooiadvocaat voordat je ook maar iets doet, niet in de laatste plaats om aansprakelijkheidsrisico’s te voorkomen.

Hierbij de link naar het artikel van Engineers Online - 12 juli 2023

Hub Dohmen 1
                    [post_title] => Q&A: Inbreuk octrooi op beurs
                    [post_excerpt] => 
                    [post_status] => publish
                    [comment_status] => open
                    [ping_status] => open
                    [post_password] => 
                    [post_name] => qa-inbreuk-octrooi-op-beurs
                    [to_ping] => 
                    [pinged] => 
                    [post_modified] => 2023-07-19 11:10:15
                    [post_modified_gmt] => 2023-07-19 09:10:15
                    [post_content_filtered] => 
                    [post_parent] => 0
                    [guid] => https://bg.legal/?p=37440
                    [menu_order] => 0
                    [post_type] => post
                    [post_mime_type] => 
                    [comment_count] => 0
                    [filter] => raw
                )

            [2] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 37428
                    [post_author] => 6
                    [post_date] => 2023-07-19 10:55:26
                    [post_date_gmt] => 2023-07-19 08:55:26
                    [post_content] => Bestaat er eigendomsrecht op data? Kun je revindicatoire maatregelen baseren op een eigendomsrecht op data? Nee, aldus de rechtbank in Amsterdam. Eigendom op data past niet binnen het Nederlandse vermogensrecht. Eigendom is mogelijk op goederen (= zaken + vermogensrechten). Data is noch een zaak noch een vermogensrecht. Het is niet aan de rechter om op de stoel van de wetgever te gaan zitten om hier een oplossing voor te vinden.

Verder lezen?

Hierbij de link naar het artikel.

Jos van der Wijst 2
                    [post_title] => Geen eigendom op data mogelijk
                    [post_excerpt] => 
                    [post_status] => publish
                    [comment_status] => open
                    [ping_status] => open
                    [post_password] => 
                    [post_name] => geen-eigendom-op-data-mogelijk
                    [to_ping] => 
                    [pinged] => 
                    [post_modified] => 2023-07-19 10:55:26
                    [post_modified_gmt] => 2023-07-19 08:55:26
                    [post_content_filtered] => 
                    [post_parent] => 0
                    [guid] => https://bg.legal/?p=37428
                    [menu_order] => 0
                    [post_type] => post
                    [post_mime_type] => 
                    [comment_count] => 0
                    [filter] => raw
                )

            [3] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 36488
                    [post_author] => 6
                    [post_date] => 2023-06-01 12:20:53
                    [post_date_gmt] => 2023-06-01 10:20:53
                    [post_content] => 
De Nederlandse overheid moet veel daadkrachtiger inzetten op wetgeving en handhaving voor kunstmatige intelligentie (AI). Ook het bedrijfsleven en de technologiesector moeten nu al met de toekomstige regelgeving aan de slag. Anders lopen we bij de invoer van deze wet hopeloos achter de feiten aan, net als bij de AVG. Dit is van groot belang als we de samenleving op een veilige manier willen laten profiteren van deze baanbrekende nieuwe technologie. Zijn we wel klaar voor de AI-revolutie die nu woedt? AI ontwikkelt zich zo snel dat de wetgeving het maar moeilijk bijhoudt. Dit brengt enorme risico's met zich mee voor privacy en aansprakelijkheid. Daarom moeten we niet afwachten, maar proactief handelen. De AI Act van de Europese Unie, gericht op het reguleren van AI-toepassingen, is een stap in de goede richting, maar niet genoeg. Het is nu van cruciaal belang dat dienstverleners, gebruikersorganisaties en toezichthouders gezamenlijk de AI-wetgeving gaan omarmen. Daarbij is de aanstelling van een daadkrachtige toezichthouder nodig. Een instantie ‘met tanden’ die de capaciteit en middelen heeft om effectief toezicht te houden en zo een veilig klimaat voor AI te creëren. Wij pleiten voor de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI), om ervoor te zorgen dat bedrijven en burgers AI-diensten met vertrouwen gaan ontwikkelen en gebruiken.

Op twee dingen gericht

Deze toezichthouder moet proactief en betrokken zijn, en zich op twee dingen richten. Enerzijds actief optreden tegen AI-systemen die mogelijk fundamentele rechten schenden, zoals bijvoorbeeld het tijdelijke verbod van ChatGPT door de Italiaanse toezichthouder. Anderzijds moet de toezichthouder innovatie bevorderen door kleine en middelgrote bedrijven te ondersteunen met wat we een 'AI Regulatory Sandbox' noemen. Dit is een veilige digitale omgeving waarin bedrijven hun AI-systemen kunnen testen, terwijl de toezichthouder bepaalt of ze aan de regelgeving voldoen of hoe ze er aan kunnen voldoen. Dit alles vergt een faciliterende rol van de toezichthouder, een fundamenteel andere aanpak dan bij de AVG, waar de focus ligt op controle en sancties achteraf. Voor deze aanpak is het noodzakelijk dat de overheid financiële middelen inzet. Verder moeten bedrijven 'compliance by design' hanteren, waarbij ze tijdens de ontwikkeling van het AI-systeem rekening houden met relevante regelgeving om aansprakelijkheidskwesties te voorkomen. ‘Regulatory sandboxes’ moeten dit mogelijk maken. Tegelijkertijd moeten we ons inzetten om de samenwerking tussen de overheid en de technologiesector te versterken. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) is een cruciale speler om te betrekken bij het bieden van hulpmiddelen en methoden voor het veilig en verantwoord gebruik van AI.

Veilige digitale toekomst

We moeten de AI Act niet zien als het einddoel, maar als een middel dat nu inzetbaar is. Door de AI Act nu al te omarmen, zorgen we voor een toekomst waarin onze maatschappelijke normen, grondrechten en democratische vrijheden gewaarborgd blijven in de snel door AI veranderende wereld. AI kan voor onbegrip en angst zorgen. Daarom is voorlichting essentieel. Door de samenleving bewust te maken van de risico’s van AI en de regelgeving ervoor, kunnen we het vertrouwen in deze technologie vergroten, innovatie versnellen en een nieuwe digitale kloof voorkomen. De technologiesector speelt hierbij een cruciale rol. De aankomende regelgeving stelt weliswaar grenzen, maar de lat voor ethische, eerlijke en duurzame technologie zou in de praktijk nog veel hoger moeten liggen. Dat is een verantwoordelijkheid die de sector nu al kan, en eigenlijk moet nemen. Ook wanneer het nu, strikt genomen, nog niet hoeft. Hierbij de link naar het artikel. Jos van der Wijst 2
[post_title] => Innovatie & strategie [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => innovatie-strategie [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-06-01 12:24:50 [post_modified_gmt] => 2023-06-01 10:24:50 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=36488 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 35249 [post_author] => 2 [post_date] => 2023-03-09 15:19:15 [post_date_gmt] => 2023-03-09 14:19:15 [post_content] => Het Brabants Dagblad vroeg niet alleen een hoogleraar Bestuurskunde, maar ook Kim Albert, advocaat vastgoed- en omgevingsrecht van BG.legal als ‘expert’ naar zijn professionele mening over de consequenties van het bouwen van een grotere villa in Bruchem dan door de gemeente Zaltbommel is vergund. Wat kun je in een dergelijk geval als burger van een gemeente verwachten?Grote villa Bron: Brabants Dagblad, 9 maart 2023 In het recht geldt ‘de beginselplicht tot handhaving’, dat wil zeggen optreden tegen de overtreding, maar ook dat bekeken wordt of legalisering mogelijk en wenselijk is. Die afweging ligt bij de gemeente die daarbij alle belangen dient te betrekken. Welk vertrouwen moet daarbij gerespecteerd worden? Voer voor discussie. Lees hier hele artikel, "Gemeente moet optreden tegen veel te grote villa." Kim Albert nieuw 1 [post_title] => De gevolgen van te groot bouwen? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => de-gevolgen-van-te-groot-bouwen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-03-09 15:30:46 [post_modified_gmt] => 2023-03-09 14:30:46 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=35249 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 38804 [post_author] => 6 [post_date] => 2023-01-30 11:06:27 [post_date_gmt] => 2023-01-30 10:06:27 [post_content] => Binnen de wereld van machines die gebruikt worden voor een productieproces (en ook daarbuiten) worden veel gegevens (data) gegenereerd door diezelfde machines. Vaak worden tussen afnemer en leverancier van machines weinig tot geen afspraken gemaakt over wat er met deze data gebeurt of wie enige rechten ten aanzien van die data toekomt.

Wat is data eigenaarschap?

In algemene zin is eigenaarschap op data al een lastig concept, maar in juridische zin is het in ieder geval zo dat je geen eigenaar kan zijn van data. Dan hebben we het wel over data in een algemene vorm waar geen andere rechten op van toepassing zijn (doelend op bijvoorbeeld auteursrecht of portretrecht). Indien data dus ontstaat op enig moment is op voorhand niet gelijk duidelijk wie iets met deze data mag doen, tenzij daar duidelijke afspraken over zijn gemaakt. Anders gezegd, als er geen afspraken over gemaakt zijn kan iedere belanghebbende iets met deze data doen.

Waarom zijn afspraken dan belangrijk?

Zoals aangegeven kun je geen claim maken op data op basis van het standpunt dat jij als (rechts)persoon de eigenaar bent van die data. Wanneer een door jou geleverde machine dus data genereert over hoeveel die gebruikt wordt en op welk moment van de dag, dan kan de afnemer van deze data net zo goed iets daarmee doen als de leverancier van die data. Belangrijke vraag kan echter zijn: moet de afnemer van de machine jou als leverancier toegang verschaffen tot de data?

Welke afspraken kun/moet je maken over data?

Wellicht wil je klanten in algemene zin beter kunnen bedienen door voorspellend onderhoud te kunnen doen, maar daarvoor heb je wel data nodig. Of wil je data gebruiken om je producten te kunnen verbeteren. De afspraken die dan gemaakt moeten worden zien dan misschien niet op eigenaarschap van de data, maar dat betekent niet dat je geen afspraken zou kunnen maken over wat er met deze data moet gebeuren of wie er toegang tot moet of mag hebben. Het staat partijen vrij om allerlei afspraken te maken over data. Bij de plaatsing van een machine binnen een voor de leverancier niet bereikbare omgeving betekent dit soms dat een internet verbinding nodig is zodat deze data gelijk met de leverancier kan worden gedeeld. Echter is het lang niet altijd verstandig vanuit de ideeën van bereikbaarheid, continuïteit en integriteit om een dergelijke verbinding te maken. In een dergelijk geval zal de leverancier dus af willen dwingen in een overeenkomst dat door de machine gegenereerde data verstrekt moet worden aan de afnemer op een door de leverancier te bepalen wijze. Het is wat ons betreft vooral belangrijk om na te denken over de vraag of er data is die op enige wijze ontstaat en die niet binnen je macht blijft (het vermogen om enige handeling op de data uit te oefenen, zoals het verspreiden, verwijderen of aanpassen ervan). Wanneer dat wel het geval is zul je afspraken moeten maken zodat je er zeker van bent dat je deze data tot je beschikking krijgt op de momenten dat je die nodig hebt. Wij kunnen hier uiteraard bij helpen om dit in overeenkomsten zodanig af te dekken dat daar geen twijfel over kan ontstaan. Hierbij de link naar het artikel van Engineers Online - 17 januari 2023 Jos van der Wijst [post_title] => Machine data [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => machine-data [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-06-03 11:01:04 [post_modified_gmt] => 2024-06-03 09:01:04 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=38804 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 34618 [post_author] => 12 [post_date] => 2023-01-26 16:12:45 [post_date_gmt] => 2023-01-26 15:12:45 [post_content] => Insolventiespecialist Daan Schalken is onlangs geïnterviewd door het tijdschrift HERO over zijn ervaringen als observator bij een WHOA-traject. Daan Schalken was één van de eerste door de rechtbank benoemde observatoren in Nederland. De ervaringen van Daan en vier andere observatoren leest u in het artikel. Daan Schalken 1 [post_title] => Ronde tafelgesprek: Een terugblik op de WHOA met vijf observatoren [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => ronde-tafelgesprek-een-terugblik-op-de-whoa-met-vijf-observatoren [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-01-26 16:19:25 [post_modified_gmt] => 2023-01-26 15:19:25 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=34618 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 34149 [post_author] => 7 [post_date] => 2023-01-03 13:39:28 [post_date_gmt] => 2023-01-03 12:39:28 [post_content] => Vrijwel elke onderneming gebruikt algemene voorwaarden die op elke overeenkomst van toepassing zijn. Toch krijgen de algemene voorwaarden bij het sluiten van een overeenkomst niet altijd de aandacht die ze verdienen. Het gaat ondernemers hoofdzakelijk om de kernbedingen in de overeenkomst en dan zijn de algemene voorwaarden een beetje “bijzaak”. Bovendien is er één keer goed nagedacht over de inhoud en dat hoeft toch niet elke keer opnieuw te gebeuren? Deze gedachte leidt niet zelden tot problemen als de algemene voorwaarden ingeroepen moeten worden. In mijn civiele procespraktijk maak ik het geregeld mee dat de ondernemer denkt dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn, terwijl dat strikt genomen niet zo is. Dat is een processuele truc nodig om het gebrek te helen, maar erg gemakkelijk is het niet. Het gaat in een geschil dus niet zo vaak fout op de inhoud van algemene voorwaarden, maar wel op het gebruik ervan. Onlangs heeft de Hoge Raad een uitspraak gedaan over een situatie waarin strikt genomen de algemene voorwaarden niet van toepassing waren, maar ze toch van toepassing geacht werden. Daarover gaat dit artikel, voorafgegaan door een algemene inleiding over hoe algemene voorwaarden gehanteerd moeten worden.

De wettelijke regeling

In boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (titel 5, afdeling 3, artt. 231 e.v.) is de regeling over algemene voorwaarden opgenomen. Een deel van die bepalingen is van consumentenrecht en dat is niet het onderwerp van dit artikel. Algemene voorwaarden worden vaak gezien als “kleine lettertjes”, terwijl ze, gezien de invloed op de uitleg en uitwerking van een overeenkomst, beter als grote letters gezien kunnen worden. Kernbedingen in een overeenkomst regelen de kern van een prestatie, dat zijn hoofdzaken. Te denken valt aan het product, de dienst, de prijs, de levering. In algemene voorwaarden worden zaken geregeld zoals de wijze van betaling, leveringstermijnen, aansprakelijkheid, uitsluiting of beperking daarvan, garanties, eigendomsvoorbehoud, beëindiging van de overeenkomst en de bevoegdheid van de rechter. Deze zaken onderscheiden zich qua belang niet van de kernbedingen, maar verschillen daarvan in de zin dat ze herhaaldelijk in dezelfde vorm op verschillende overeenkomsten van toepassing zijn. Wanneer een geschil ontstaat over een overeenkomst, zal een rechter eerst kijken naar de kernbedingen, daarna naar hetgeen in de algemene voorwaarden overeengekomen is. Om daaraan toe te komen, is het van belang dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomst die in geschil is. Als de algemene voorwaarden gebruikt worden, maar in geval van een geschil niet op de betreffende overeenkomst van toepassing zijn, heeft het gebruik ervan immers geen zin. De wet geeft een duidelijke richtlijn hoe een gebruiker van algemene voorwaarden ervoor kan zorgen dat ze steeds op de hoofdovereenkomsten van toepassing zijn. Dat begint ermee dat in de hoofdovereenkomst zelf de algemene voorwaarden van toepassing moeten worden verklaard. Net als de prijs, en het product, moeten ook de algemene voorwaarden overeengekomen worden door aanbod en aanvaarding. Als in een offerte de aanbieder van een product verklaart dat op die offerte en de daaruit voortvloeiende overeenkomst de algemene voorwaarden van toepassing zijn, dan gelden die als integraal onderdeel van de overeenkomst. De wederpartij kan zich er dan later niet op beroepen dat hij de inhoud van bepaalde voorwaarden niet kende, behoudens de mogelijkheid van vernietiging. Algemene voorwaarden zijn vernietigbaar als ze voor de wederpartij onredelijk bezwarend zijn of als de gebruiker niet een redelijke mogelijkheid geboden heeft om er kennis van te nemen. Het laatste wordt in de wet verder uitgewerkt. Om aan het geven van een redelijke mogelijkheid om kennis te nemen van de algemene voorwaarden te voldoen, geeft de wet 3 mogelijkheden:
  1. De gebruiker stelt de voorwaarden vóór of bij het aangaan van de overeenkomst aan de wederpartij ter hand;
  2. De gebruiker biedt de voorwaarden elektronisch aan met de mogelijkheid tot opslag en latere raadpleging;
  3. De gebruiker maakt vóór of bij het sluiten van de overeenkomst kenbaar dat de voorwaarden ter inzage liggen en dat ze op eerste verzoek aan de wederpartij worden verstrekt, als ter hand stellen redelijkerwijze niet mogelijk is.
Er zijn uitzonderingen op de verplichting om bij élke overeenkomst de voorwaarden opnieuw ter hand te stellen. Voor grote ondernemingen als wederpartij (meer dan 50 werknemers of een gepubliceerde jaarrekening) geldt alleen een verwijzingsplicht, waarna het aan de wederpartij zelf is zich te vergewissen van de inhoud van de voorwaarden. Ook bij professionele partijen die herhaaldelijk zaken doen met elkaar, is het niet nodig de voorwaarden steeds opnieuw ter hand te stellen, mits bij het sluiten van de eerste overeenkomst de wederpartij wel op juiste wijze de algemene voorwaarden aanvaard heeft en er de beschikking over gekregen heeft. Voor zakelijke dienstverleners geldt de uitzondering dat de voorwaarden via een website ter beschikking gesteld mogen worden, mits de verwijzing actief gebeurt en op elke pagina van de website een link staat voor toegang tot de voorwaarden.

Bekendheid met de voorwaarden

Bij het toepassen van algemene voorwaarden draait het dus om bekendheid van de wederpartij met de inhoud van de voorwaarden van de gebruiker. Of de wederpartij werkelijk bekend is met de inhoud is niet de verantwoordelijkheid van de gebruiker. Die hoeft er alleen voor te zorgen dat de wederpartij er kennis van heeft kúnnen nemen. Om er zeker van te zijn dat daar op enig moment geen discussie over ontstaat, is het zinvol de algemene voorwaarden mee te sturen met een offerte, of ze daarvan deel uit te laten maken. Die offerte moet dat ondertekend retour gestuurd worden, met een paraaf op alle pagina’s, inclusief die van de algemene voorwaarden. Als daarna vervolg overeenkomsten gesloten worden tussen dezelfde gebruiker en wederpartij, is die procedure bij de eerste overeenkomst voldoende, tot het moment dat de wederpartij aangeeft dat de voorwaarden niet langer tussen hen gelden, of de gebruiker tussentijds de voorwaarden aanpast. De rechtspraak over de (niet-)toepasselijkheid van algemene voorwaarden is talrijk, maar soms moet de Hoge raad er toch nog aan te pas komen om een rechtsvraag daarover te beantwoorden. Zo gebeurde dat ook in de zaak die leidde tot de uitspraak van 11 november 2022 tussen twee professionele partijen (HR 11-11-2022; ECLI:NL:HR:2022:1599: De Eendracht/verweerder). De eendracht is een veevoercoöperatie, verweerder leverancier van diervoedergrondstoffen. In een periode van 7 jaar hebben deze partijen 93 overeenkomsten gesloten voor de levering van grondstoffen door verweerder aan De Eendracht. In april en juni 2014 worden twee overeenkomsten mondeling gesloten, die achteraf per e-mail door verweerder aan de Eendracht worden bevestigd. Onderaan die e-mail verklaart verweerder haar algemene voorwaarden van toepassing. Dat zijn de “Conditiën van de Nederlandse Handel in Granen en Diervoedergrondstoffen”(CNGD). Dit zijn branchevoorwaarden die algemeen gebruikelijk zijn in de branche waar zowel verweerder als de eendracht werkzaam in zijn.  In de voorwaarden staat een arbitragebeding voor het beslechten van geschillen. Met de levering op grond van de genoemde twee overeenkomsten gaat het mis. De Eendracht wordt door haar afnemer gedagvaard voor schadevergoeding en roept verweerder in vrijwaring op. Die roept de onbevoegdheid van de rechtbank in op grond van het arbitragebeding. De Eendracht vernietigt de arbitrageclausule omdat de CNGD volgens haar niet van toepassing zijn, omdat verweerder die niet aan de Eendracht ter hand gesteld heeft vóór of bij het aangaan van de overeenkomsten. De rechtbank volgt De Eendracht daarin en wijst de incidentele vordering van verweerder af door zich bevoegd te verklaren van de vordering kennis te nemen. Het gerechtshof gaat daar niet in mee en vernietigt de uitspraak van de rechtbank. Vast staat dat verweerder de CNGD niet aan De Eendracht ter hand gesteld heeft en dat De Eendracht in beginsel een beroep op vernietiging van het arbitraal beding toekomt. Dat is in dit geval echter anders volgens het hof. De directeur van De Eendracht heeft in 2012 namelijk de zogeheten “graancursus” gevolgd, waarin de CNGD en het arbitragebeding uitgebreid aan bod komen. De directeur mag dus bekend verondersteld worden met de inhoud van de voorwaarden en die bekendheid kan aan De Eendracht toegerekend worden. Omdat De Eendracht op het moment van het sluiten van de overeenkomst bekend was met de CNGD en bovendien zelf die voorwaarden ook gebruikt, is aan de ratio van artikel 6:234 BW voldaan en kan dus geen beroep gedaan worden op de vernietiging van het arbitragebeding. De Eendracht gaat in cassatie. De Hoge Raad geeft haar weliswaar gelijk op het punt dat het hof in haar overwegingen had moeten betrekken dat de eendracht de toepasselijkheid van de CNGD betwist had, maar toch sneuvelt de zaak op een andere grond. De Eendracht en verweerder hadden een lange handelsrelatie en hadden al een groot aantal overeenkomsten gesloten, waarbij verweerder steeds de CNGD van toepassing verklaard had. Ook in de bevestiging van de twee gewraakte overeenkomsten had De Eendracht de voorwaarden geaccepteerd, door er niet tegen te protesteren. Dat maakt dat de Eendracht de voorwaarden heeft geaccepteerd, althans dat verweerder daar gerechtvaardigd op mocht vertrouwen. Nu de Hoge Raad de toepasselijkheid van de CNGD en het arbitragebeding aangenomen had, kon hij ook afrekenen met het argument van De Eendracht dat verweerder die niet aan De Eendracht ter hand gesteld had. De Hoge raad overweegt: “Een redelijke en op de praktijk afgestemde uitleg van artikel 6:234 BW brengt mee dat aan de strekking van de in die bepaling vervatte regeling eveneens recht wordt gedaan, indien de wederpartij zich tegenover de gebruiker niet op vernietigbaarheid kan beroepen, wanneer zij ten tijde van het sluiten van de overeenkomst met dat beding bekend was of geacht kon worden daarmee bekend te zijn (de bekendheidsuitzondering)”. De bekendheidsuitzondering berust erop dat wanneer de wederpartij bekend is of geacht kan worden bekend te zijn met de algemene voorwaarden van de gebruiker of een daarin voorkomend beding, recht gedaan wordt aan de strekking van artikel 6:234 BW, ook al is die bekendheid niet ontstaan door toedoen van de gebruiker, maar die bekendheid op andere wijze is ontstaan. De Hoge Raad past een redelijkheidscorrectie toe op de werking van artikel 6:234 BW door de ratio en de strekking van dat artikel uit te leggen in het voordeel van de gebruiker. Als de omstandigheden van het geval een beroep op deze bekendheidsuitzondering toelaten, kan dat een redding zijn voor de gebruiker van algemene voorwaarden, terwijl die strikt genomen niet zouden gelden. Dit voelt comfortabel en redelijk. Marc Heuvelmans [post_title] => Algemene Voorwaarden, een terugkerend thema [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => algemene-voorwaarden-een-terugkerend-thema [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-01-03 13:39:28 [post_modified_gmt] => 2023-01-03 12:39:28 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=34149 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 31826 [post_author] => 7 [post_date] => 2022-08-30 11:53:09 [post_date_gmt] => 2022-08-30 09:53:09 [post_content] => Het meest verstrekkende recht op een goed (een (on)roerende zaak of een vorderingsrecht), is het eigendomsrecht. De eigenaar van een goed heeft de onbeperkte macht om over dat goed te beschikken. De eigenaar kan het goed gebruiken, uit-/belenen, belasten met een beperkt recht, het genot ervan trekken en de eigendom aan een ander overdragen. Het begrip eigendom is echter niet zo eenduidig als het lijkt, er zijn namelijk verschillende soorten eigendom. Tot 1992 kenden we de figuur van de zekerheidseigenaar, ook wel “fiduciair eigenaar” genoemd. De fiduciaire eigendomsoverdracht  werd gebruikt als vorm van zekerheid in financieringstransacties. Deze vorm van eigendom is afgeschaft met de komst van het nieuwe Burgerlijk Wetboek in 1992, waarin artikel 3:84 lid 3 BW de zekerheidseigendom als een ongeldige titel van eigendomsoverdracht bestempelt. In de financieringspraktijk worden daarvoor in de plaats sindsdien de figuren van (bezitloos) pandrecht op roerende zaken en hypotheek op onroerende zaken gebruikt. De eigendom van een goed kan in twee delen uiteenvallen, de juridische eigendom en de economische eigendom. Met deze splitsing vallen ook de bevoegdheden van de juridische en de economische eigenaar uiteen. De juridische eigenaar blijft bevoegd om de eigendom over te dragen aan derden en te belasten met een beperkt recht. De economisch eigenaar komen alle genots- en gebruiksrechten, waaronder de vruchten van een goed, toe. De economische eigendomsoverdracht komt het meest voor bij de eigendom van onroerende zaken. In dat geval blijft de juridische eigenaar de rechthebbende op de zaak zelf en blijft die ook als eigenaar ingeschreven staan in het openbaar register. Ook voor het vestigen of het doorhalen van een recht van hypotheek is de handtekening nodig van de juridische eigenaar. Omdat de juridische eigendom ontdaan is van alle genots- en gebruiksrechten en alleen een zuiver juridisch recht overblijft, heet dit “bloot” eigendom.

Burgerlijk wetboek

In het Burgerlijk Wetboek is eigendom in artikel 1 van boek 5 gedefinieerd als het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben. Het staat de eigenaar met uitsluiting van een ieder vrij van de zaak gebruik te maken en eigenaar te worden van de zaak afgescheiden vruchten. Dit artikel gaat er vanuit dat de juridische en de economische eigenaar steeds verenigd zijn in één persoon. En dat terwijl in de praktijk tot 1992 de figuur van de economische eigenaar al wel bekend was. In de parlementaire geschiedenis bij het nieuw Burgerlijk Wetboek is beschreven dat de wetgever het destijds niet nodig vond aan dat onderscheid een wettelijke basis te geven: Het verdient geen aanbeveling de figuur van economische eigenaar in het Burgerlijk Wetboek in te voeren. De positie van degene die houder van een zaak is op grond van een obligatoire overeenkomst of een beperkt zakelijk recht, dient te worden bepaald door de regels betreffende die overeenkomst of dat zakelijk recht en niet door andere regels die aan de economische eigendom - wat men daar ook onder mag verstaan - zouden moeten zijn verbonden. Men kan het begrip “economisch eigenaar” ook in verband brengen met de in het huidige recht bekende fiduciaire eigendom, waarvan in de praktijk vooral de eigendomsoverdracht tot zekerheid van belang is en waarbij men verder pleegt te denken aan figuren als de Engelse trust. In het nieuwe BW zullen deze echter niet zijn toegelaten (...). Ook in dit opzicht verdient het derhalve geen aanbeveling het begrip “economische eigendom” in het nieuwe wetboek te introduceren." [1] Wat moet dan precies verstaan worden onder het begrip economisch eigendom, als het Burgerlijk Wetboek het niet regelt? Tegen dit begrip liep de belastingdienst aan bij het heffen van overdrachtsbelasting. De heffing daarvan vond plaats bij eigendomsverkrijging, de juridische eigendomsverkrijging wel te verstaan. Om de betaling van overdrachtsbelasting te voorkomen of uit te stellen werd in de praktijk gebruik gemaakt van de economische eigendomsoverdracht. De economische eigendom van een onroerende zaak werd daarbij overgedragen aan een derde, eventueel verzwaard met een optie van de economisch gerechtigde om op eerste afroep de juridische eigendom te leveren. Omdat de fiscus daardoor inkomsten mis liep of te laat ontving, is in 1995 de Wet Belastingen Rechtsverkeer uitgebreid met de definitie van de economische eigendomsoverdracht, die vanaf dat moment leidde tot dezelfde heffing van belasting. Artikel 2 lid 2 van die wet bepaalt dat onder verkrijging mede wordt verstaan de verkrijging van de economische eigendom. Onder economische eigendom wordt verstaan: “een samenstel van rechten en verplichtingen met betrekking tot … onroerende zaken of rechten waaraan deze zijn onderworpen, dat een belang bij die zaken of rechten vertegenwoordigt. Het belang omvat ten minste enig risico van waardevermindering en komt toe aan een ander dan de eigenaar of beperkt gerechtigde.” Met de laatste zin van lid 2 is overigens uitgesloten dat een zuivere koopoptie uitgesloten is van het begrip economische eigendomsverkrijging. Met deze definitie wordt duidelijk dat het bij economische eigendom gaat om economisch belang, dat het risico van waardevermindering inhoudt.

Economische eigendom

Doorgaans wordt de economische eigendom overgedragen in een akte, hetzij onderhands, hetzij notarieel. Als die akte opgemaakt is, blijft de juridische eigenaar als zodanig zichtbaar in het openbare register, maar de economische eigenaar blijft onzichtbaar. Daarom schrijft artikel 54 lid 1 van de WBR voor dat binnen 2 weken na ondertekening van de akte de aangifte overdrachtsbelasting gedaan moet worden, op straffe van een boete. In de rechtspraak is nader uitgewerkt in welke gevallen het gaat om economische eigendom en welke aspecten daarvoor een rol spelen. Op de eerste plaats is van belang dat economische eigendom geen goederenrechtelijke werking heeft [2]. De juridisch eigenaar kan nog steeds de onroerende zaak verkopen en juridisch leveren aan een ander dan de economisch gerechtigde. Die wordt dan juridisch eigenaar zonder aan het contract met de economisch eigenaar vast te zitten. De nieuwe juridisch eigenaar kan zich als volledig eigenaar gedragen en de voormalige juridische eigenaar, die het gebruiks- en genotsrecht niet meer kan verstrekken aan de economisch eigenaar, pleegt vanaf dat moment wanprestatie, die tot schadevergoeding strekt. Dat kan anders zijn als sprake is van huur, of uit de overeenkomst een huurovereenkomst afgeleid kan worden en de economisch eigenaar als huurder kwalificeert. Koop breekt immers geen huur, maar voor huur moet wel huur betaald worden en bij economische eigendomsoverdracht wordt meestal een koopsom ineens betaald voor die eigendom. De economisch gerechtigde zal zich dan ook na overdracht aan een derde doorgaans niet op huur beroepen. Ook de vraag of de economisch eigenaar bezitter is in de zin van de wet is door de Hoge Raad al beantwoord in 2000 in de zin dat de economisch eigenaar een onroerende zaak niet houdt voor zichzelf, maar voor de juridische eigenaar[3]. De lagere rechtspraak volgt die leer[4]. Met de overdracht van economische eigendom wordt geen eigendom overgedragen. Het goederenrecht is op een dergelijke “overdracht” niet van toepassing. Dat zou ook niet kunnen omdat artikel 3:84 lid 3 BW aan de rechtshandeling die de strekking mist een goed na overdracht in het vermogen van de verkrijger te doen vallen, een geldige titel voor overdracht (vereist op grond van artikel 3:84 lid 1 BW) onthoudt.

Overdracht

Verbintenisrechtelijk is de overdracht van economische eigendom te duiden als het verschaffen van een subjectief (persoonlijk) recht jegens de eigenaar van een zaak inhoudende het recht op het economische belang van de juridische eigendom van een zaak[5]. Hiermee wordt gedoeld op het bestaan van een aantal verbintenisrechtelijke rechten en verplichtingen met betrekking tot een goed, die niet in alle gevallen dezelfde inhoud hoeven te hebben[6]. Met de introductie van de verbintenisrechtelijke werking van de economische eigendom, dringt zich ook de vraag op wanneer onder welke omstandigheden een overeenkomst beschouwd mag worden als een economische eigendomsoverdracht. Recent heeft de Hoge Raad zich hierover gebogen in een zaak tussen twee voormalige beherende vennoten in een commanditaire vennootschap[7]. In deze zaak gaat het over de inbreng van landbouwgronden door een commanditaire vennoot in een CV, waarbij de dochter van de commandite, samen met haar echtgenoot beherende vennoten zijn. Na einde van dat huwelijk moet de echtgenoot uittreden als beherend vennoot en eist hij een deel van de waardevermeerdering van de landbouwgronden. De commanditaire vennoot en haar dochter stellen zich op het standpunt dat in de CV alleen een gebruiksrecht ingebracht is, maar dat het niet ging om inbreng van de economische eigendom in de CV. Daarover procederen partijen en bij de rechtbank krijgt de ex-echtgenoot gelijk, hij mag delen in de waardevermeerdering. Het hof haalt dat vonnis onderuit en komt tot de conclusie dat er gaan sprake is geweest van in breng van economische eigendom. Bij de Hoge Raad ligt de vraag andermaal voor of sprake is van economische eigendomsoverdracht en hoe de vennootschapsakte uitgelegd moet worden. De toets is immers een verbintenisrechtelijke en dan dringt zich bij onduidelijkheid direct de Haviltex doctrine op. Allereerst heeft te gelden dat de onderhandse akte die tussen partijen opgemaakt is, dwingende bewijskracht heeft op grond van artikel 157 lid 2 Rv, behoudens tegenbewijs. In de akte tussen de partijen was geen bepaling opgenomen waaruit afgeleid kon worden dat de economische eigendom in de CV was ingebracht, of dat het risico van waardevermindering voor risico van de CV zou komen. Dat criterium is leidend voor de beoordeling of sprake is van economische eigendom of niet. Het hof constateerde dat de akte zelf geen aanknopingspunt bood en de Hoge Raad volgde daarin. Dat betekent dat de akte uitgelegd moet worden om te bezien of via uitleg misschien toch tot een andere conclusie gekomen kan worden. De Hoge Raad bevestigt dat de vraag of sprake is van economische eigendom, zodanig dat dit een recht op een aandeel in de waardestijging meebrengt, afhangt van het samenstel van concrete verbintenissen dat tussen de juridische eigenaar en de derde tot stand gekomen is. Als uit de akte zelf de overeenkomst tussen partijen onvoldoende blijkt, waardoor de akte dwingend bewijs op zou leveren, dan moet aan de hand van de Haviltex-maatstaf beoordeeld worden of de overeenkomst die belichaamd is in de CV-akte aldus moet worden uitgelegd dat de economische eigendom is ingebracht en de uitgetreden vennoot meedeelt in de waardestijging.

Het hof

Het hof had de door de eiser aangedragen feiten en omstandigheden niet gewogen of was daar onvoldoende gemotiveerd aan voorbij gegaan. In zoverre slagen de cassatieklachten die daartegen werden ingebracht en moest de Hoge Raad het arrest van het hof vernietigen, met verwijzing. Wel werd duidelijk dat het begrip economische eigendom geen vastomlijnde inhoud heeft. Inbreng van de economische eigendom kan inhouden dat niet slechts het gebruik of genot wordt ingebracht, maar dat ook de waarde daarvan tot het bedrijfsvermogen van de vennootschap gaat behoren, zodat de waardevermeerdering of -vermindering voor rekening van de vennootschap komt[8]. De ex-vennoot had bepleit dat in de akte een crediteringsbeding stond, dat de waarde van de gronden op de balans van de vennootschap stond en dat de rente en kosten ten aanzien van de gronden werden betaald door de vennootschap. De Hoge Raad achtte deze omstandigheden van belang en honoreerde de cassatieklacht dat het hof hiermee onvoldoende rekening had gehouden. Het hof had bovendien miskent dat ook de wijze waarop partijen uitvoering aan de CV-akte hadden gegeven van belang is en had geen aandacht besteed aan de vraag of het verweer van de beide andere vennoten waarom de vennootschap op deze manier was aangegaan (het besparen van successierechten) te rijmen was met hun standpunt dat slechts een gebruiksrecht ingebracht was. Het arrest van de Hoge Raad leert dat economische eigendom geen vastomlijnd begrip is en dat het verbintenisrechtelijk moet worden benaderd. Het heeft geen goederenrechtelijke werking en de tekst van de akte waarin de economische eigendom is vastgelegd moet duidelijkheid bieden. Als in de akte zelf geen voldoende aanknopingspunten te vinden zijn die het aannemen van economische eigendom ondersteunen, moet met inachtneming van alle omstandigheden van het geval en met toepassing van de Haviltex-maatstaf beoordeeld worden of de bedoeling van partijen alsnog de conclusie rechtvaardigt dat sprake is van economische eigendomsoverdracht. Het meest leidende criterium daarvoor is het risico van waardevermindering, maar zeker niet het enige. Een leer voor de praktijk is dat het duidelijk benoemen van economische eigendomsoverdracht of juist het uitsluiten ervan een aanbeveling is, om lange procedures over de uitleg van de overeenkomst te voorkomen. Dit artikel is gepubliceerd in Juridisch up to Date. [1]  (Parl. Gesch. BW Boek 5 1981, p. 17-18 (EV I) [2] Asser/Bartels & Van Mierlo 3-IV 2013/581; Asser/Bartels & Van Velten 5 2017/16 [3] HR 18 februari 2000, NJ 2000/278 en HR 21 juni 2000; ECLI:NL:HR:2000:AA6254 [4] rechtbank Den Haag op 31 maart 2021; ECLI:NL:RBDHA:2021:3160 [5] rechtbank Zeeland-West-Brabant 7 februari 2018; ECLI:NL:RBZWB:2018:739 [6] HR 5 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN9687 [7] HR 10 juni 2022; ECLI:NL:HR:2022:852 [8] HR 9 april 2010; ECLI:NL:HR:2010:BL1127 Marc Heuvelmans [post_title] => Economische Eigendom, hoe werkt dat? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => economische-eigendom-hoe-werkt-dat [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-08-30 11:53:09 [post_modified_gmt] => 2022-08-30 09:53:09 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=31826 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 30301 [post_author] => 7 [post_date] => 2022-05-19 15:39:00 [post_date_gmt] => 2022-05-19 13:39:00 [post_content] => Wie een vordering heeft, wil die natuurlijk betaald krijgen. Normaal betaalt een debiteur zijn schuld binnen de betalingstermijn, zonder problemen. Als dat niet gebeurt, kan sprake zijn van betalingsonwil of betalingsonmacht. In het laatste geval is een harde incasso vaak niet zinvol, omdat die niet zal leiden tot verhaal van de vordering. Overleg over een betalingsregeling biedt dan meer soelaas. Bij betalingsonwil moet onderzocht worden of de vordering op goede juridische gronden bestreden wordt, of dat achter de betwisting tóch betalingsonmacht schuil gaat. Als de vordering inhoudelijk wordt betwist maar niet op dragende gronden, komt een incassoprocedure al snel in zicht. Of er nu sprake is van betalingsonmacht of -onwil, bij non-betaling zal voor verhaal van de vordering een procedure onvermijdelijk zijn. Doel van die procedure is het krijgen van een executoriale titel, om de regie over de betaling van de debiteur te verschuiven naar de crediteur. Een executoriale titel is bijvoorbeeld een vonnis van een rechtbank dat in kracht van gewijsde gegaan is, of uitvoerbar bij voorraad verklaard is. Dat vonnis wordt aan de debiteur betekend door de deurwaarder en vanaf dat moment kunnen met het vonnis de nodige handelingen uitgevoerd worden om tot betaling te komen. Denk daarbij aan het leggen van executoriaal beslag op bezittingen van de debiteur die openbaar kunnen worden verkocht tot verhaal van de vordering door de crediteur. Zo gezegd lijkt het vrij duidelijk wat verstaan moet worden onder een executoriale titel. Toch leidt dat in de rechtspraak soms tot verwarring, omdat een vordering procedureel niet als zodanig geformuleerd is, maar wel zo bedoeld is. In dat geval kan de rechter, in hoogste ressort de Hoge Raad, invulling geven aan de bedoeling van de crediteur. Dat gebeurde recent in de uitspraak van de Hoge Raad van 25 februari 2022[1].

De casus

De casus die tot de uitspraak leidde was niet eenvoudig en liep over twee verschillende procedures. Ik zal de casus bespreken, de verschillende procesrechtelijke aspecten eruit lichten en die toelichten. In deze zaak werd in eerste aanleg bij de kantonrechter de veroordeling tot betaling van een vordering gevorderd en in hoger beroep “slechts” een verklaring voor recht van hoofdelijke aansprakelijkheid. De centrale vraag is of die verklaring voor recht kan gelden als executoriale titel. De casus is de volgende. Lisman verhuurde een pand aan Rentec, die huurpenningen onbetaald liet. Omdat Lisman meende dat ook de bestuurder hoofdelijk aansprakelijk is voor die schuld, legde Lisman conservatoir beslag op het pand van de bestuurder. In de procedure bij de kantonrechter werd de vordering tot veroordeling tot betaling van de huurachterstand toegewezen tegen Rentec, maar niet tegen haar bestuurder. Daarvan ging Lisman in hoger beroep, alléén tegen de bestuurder. In hoger beroep vorderde Lisman een verklaring voor recht dat de bestuurder naast Rentec hoofdelijk aansprakelijk is voor betaling van de vordering. Die vordering werd door het gerechtshof toegewezen, waarna het hof de gevorderde verklaring voor recht gaf. In hoger beroep is dus niet expliciet gevorderd de bestuurder te veroordelen tot betaling van de vordering aan Lisman. Ondertussen was het pand van de bestuurder verkocht door de hypotheekhouder en had zuivering plaatsgevonden. Zuivering heeft tot gevolg dat alle op de verkochte onroerende zaak gevestigde rechten van derden doorgehaald worden. Na de executieverkoop bleef nog een bedrag over van € 100.000,- waar Lisman als conservatoir beslaglegger aanspraak op maakte. Lisman en de bestuurder kwamen er onderling niet uit wie aanspraak kon maken op het overschot, dus werd een rechter-commissaris benoemd om de renvooiprocedure te voeren. Renvooi betekent letterlijk verwijzing. Een renvooiprocedure is de procedure die verwezen wordt naar de rechter-commissaris om de vraag te beantwoorden wie aanspraak heeft op het geld. In die procedure liet de rechtbank Lisman toe tot de rangregeling ter verdeling van de restant opbrengst. Daarvan ging de bestuurder in hoger beroep en stelde zich op het standpunt dat Lisman haar eis verminderd had door alleen nog hoofdelijke veroordeling te vorderen. Dat leverde volgens de bestuurder geen executoriale titel op. Bovendien was inmiddels de vordering voor het meerdere, te weten de veroordeling van de bestuurder tot betaling, verjaard en was het gelegde conservatoire beslag vervallen.

Het gerechtshof

Het gerechtshof ging hier niet in mee en bepaalde dat Lisman mocht meedelen in de opbrengst, weliswaar voor een lager bedrag omdat het hof de bestuurder volgde in zijn redenering dat de eis in hoger beroep verminderd was. De stellingen van de bestuurder dat de vordering verjaard was en dat het conservatoir beslag vervallen was, verwierp het hof. De bestuurder kwam in cassatie en ging er opnieuw van uit dat de in eerste aanleg ingestelde, en door de kantonrechter afgewezen eis tot veroordeling van de bestuurder in hoger beroep niet is toegewezen. In hoger beroep was immers “slechts” een verklaring voor recht is gevraagd. Door het instellen van de eis in eerste aanleg, tot veroordeling tot betaling, werd de verjaring van die rechtsvordering gestuit. Bij het instellen van de nieuwe eis in hoger beroep werd de eerdere eis tot veroordeling echter achterwege gelaten, zodat die vordering op 22 september 2010 verjaard was. Het arrest van het gerechtshof in de hoofdzaak voor de vordering van Lisman op de bestuurder levert bovendien geen executoriale titel op, omdat het arrest geen veroordeling tot betaling van die vordering inhoudt. Volgens de bestuurder moest Lisman dus niet worden toegelaten tot de verdeling van de verkoopopbrengst. De Hoge Raad had deze argumenten te wegen en oordeelde in r.o. 3.2.3 in het voordeel van Lisman: “Wanneer conservatoir beslag is gelegd voor een vordering, wordt een executoriale titel verkregen doordat de beslagdebiteur wordt veroordeeld tot voldoening van die vordering. Niet uitgesloten is echter dat de beslaglegger volstaat met een eis in de hoofdzaak die strekt tot vaststelling van de gegrondheid en de omvang van zijn vorderingsrecht. Bij toewijzing van de eis levert de uitspraak voor het daarin vastgestelde vorderingsrecht dan een executoriale titel op, als met die vaststelling duidelijk is dat de beslaglegger daadwerkelijk aanspraak kan maken op betaling. De vereiste duidelijkheid kan erin bestaan dat in de uitspraak wordt vastgesteld dat de beslagdebiteur hoofdelijk aansprakelijk is voor hetgeen waartoe een andere partij al eerder werd veroordeeld.”

De Hoge Raad

De Hoge Raad heeft dus te oordelen over de vraag wanneer een vonnis kwalificeert als executoriale titel en bepaalt dat daarvan het geval is als met de vaststelling van het vorderingsrecht in het vonnis duidelijk is dat de beslaglegger daadwerkelijk aanspraak kan maken op betaling. Die vereiste duidelijkheid kan erin bestaan dat in het vonnis wordt vastgesteld dat de beslagdebiteur hoofdelijk aansprakelijk is voor hetgeen waartoe een ander al eerder veroordeeld werd. De onderstreepte delen in de uitspraak van de Hoge Raad geven naar mijn inzicht open, zo niet vage normen, die zich moeilijk op alle gevallen eenduidig laten toepassen. Zodoende komt het er steeds opnieuw op aan dat een feitenrechter beoordeelt of voldaan is aan de eis van voldoende duidelijkheid dat een beslaglegger daadwerkelijk aanspraak kan maken op betaling, bijvoorbeeld in geval van hoofdelijke aansprakelijkheid. Om die onzekerheid van de rechterlijke toets achteraf te voorkomen, is het naar mijn idee verstandiger te allen tijde bij aanspraak op betaling van een vordering, de veroordeling daarvan te vorderen. De Hoge Raad “redde” Lisman in deze door aan te nemen dat het hof onbestreden had vastgesteld dat de bestuurder uit de resterende eis in de hoofdzaak in redelijkheid niet mocht concluderen dat Lisman haar eis en beslagvordering niet langer handhaafde of introk. Daarmee heeft het hof kennelijk tot uitdrukking gebracht dat het de bestuurder duidelijk moet zijn geweest dat de eis van Lisman strekte tot vaststelling dat Lisman daadwerkelijk aanspraak kan maken op betaling van de vordering waarvoor zij ten laste van de bestuurder beslag had gelegd. In het licht van hetgeen in 3.2.3 was overwogen brengt dit mee dat het arrest van het gerechtshof in de hoofdzaak een executoriale titel oplevert voor de vordering waarvoor Lisman ten laste van de bestuurder beslag had gelegd. Die vordering heeft, gelet op de verjaringstermijn voor de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken (20 jaar; art. 3:324 lid 1 BW), haar afdwingbaarheid nog niet verloren. Om te voorkomen dat Lisman het achteraf moest hebben van de vaststelling door de Hoge Raad dat de bestuurder in redelijkheid niet mocht concluderen dat de eis in de hoofdzaak ingetrokken was, had Lisman beter ook in hoger beroep duidelijk zijn vordering moeten formuleren. Afhankelijk zijn van een redelijkheidstoets bij de executie van een titel ter verkrijging van betaling, geeft onnodig aanleiding tot executiegeschillen en, zoals in dit geval, renvooiprocedures. Dat is niet bevorderlijk voor de beslagcrediteur en het legt onnodig druk op een toch al overbelaste rechtspraak. Het belang van een eenduidige vordering die onbetwist leidt tot een executoriale titel, wordt ook onderschreven door de PG Rank-Berenschot die de conclusie voor het arrest van de Hoge Raad schreef[2]. Op grond van art. 704 lid 1 Rv gaat het conservatoir beslag over in een executoriaal beslag zodra de beslaglegger in de hoofdzaak een executoriale titel heeft verkregen en deze voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden. Wanneer echter een andere vordering wordt toegewezen dan die waarvoor conservatoir beslag is gelegd, gaat het gelegde conservatoir beslag niet over in een executoriaal beslag, maar zal een nieuw executoriaal beslag moeten worden gelegd. Een reden te meer om het petitum zorgvuldig te formuleren. Dit artikel is gepubliceerd in Juridisch up to Date, eind april 2022. [1] HR 25 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:298 (Bestuurder Rentec/Lisman) [2] ECLI:NL:PHR:2021:741 Marc Heuvelmans [post_title] => Wanneer is een titel een executoriale titel? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wanneer-is-een-titel-een-executoriale-titel [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-05-19 15:39:00 [post_modified_gmt] => 2022-05-19 13:39:00 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=30301 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 37446 [post_author] => 78 [post_date] => 2023-07-19 12:11:16 [post_date_gmt] => 2023-07-19 10:11:16 [post_content] => Fleur de Graaff heeft in mei 2023 in het kader van haar stage een beroepsproduct gemaakt en een infographic AI image generators. Hierbij het beroepsproduct en de infographic. infographic   [post_title] => Inbreuk door AI image generators? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => inbreuk-door-ai-image-generators [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-07-19 13:32:01 [post_modified_gmt] => 2023-07-19 11:32:01 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=37446 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 158 [max_num_pages] => 16 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => edf2b0d25901048572ec40bb305357af [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
19 jul 2023
BG legal
Fleur de Graaff heeft in mei 2023 in het kader van haar stage een beroepsproduct gemaakt en een infographic AI image generators. Hierbij het beroepsproduct en de infographic.  
Lees meer
Q: Onze onderneming heeft meerdere octrooien. Wij hebben aanwijzingen dat een concurrent een product zal presenteren op de belangrijkste beurs van het jaar dat inbreuk maakt op één van onze...
Lees meer
Bestaat er eigendomsrecht op data? Kun je revindicatoire maatregelen baseren op een eigendomsrecht op data? Nee, aldus de rechtbank in Amsterdam. Eigendom op data past niet binnen het Nederlandse vermogensrecht....
Lees meer
De Nederlandse overheid moet veel daadkrachtiger inzetten op wetgeving en handhaving voor kunstmatige intelligentie (AI). Ook het bedrijfsleven en de technologiesector moeten nu al met de toekomstige regelgeving aan de...
Lees meer
Het Brabants Dagblad vroeg niet alleen een hoogleraar Bestuurskunde, maar ook Kim Albert, advocaat vastgoed- en omgevingsrecht van BG.legal als ‘expert’ naar zijn professionele mening over de consequenties van het...
Lees meer
Binnen de wereld van machines die gebruikt worden voor een productieproces (en ook daarbuiten) worden veel gegevens (data) gegenereerd door diezelfde machines. Vaak worden tussen afnemer en leverancier van machines...
Lees meer
Insolventiespecialist Daan Schalken is onlangs geïnterviewd door het tijdschrift HERO over zijn ervaringen als observator bij een WHOA-traject. Daan Schalken was één van de eerste door de rechtbank benoemde observatoren...
Lees meer
Vrijwel elke onderneming gebruikt algemene voorwaarden die op elke overeenkomst van toepassing zijn. Toch krijgen de algemene voorwaarden bij het sluiten van een overeenkomst niet altijd de aandacht die ze...
Lees meer
Het meest verstrekkende recht op een goed (een (on)roerende zaak of een vorderingsrecht), is het eigendomsrecht. De eigenaar van een goed heeft de onbeperkte macht om over dat goed te...
Lees meer
Wie een vordering heeft, wil die natuurlijk betaald krijgen. Normaal betaalt een debiteur zijn schuld binnen de betalingstermijn, zonder problemen. Als dat niet gebeurt, kan sprake zijn van betalingsonwil of...
Lees meer