Publicatie
- In de reclame-uiting staat: “De boxspring wordt tot in je slaapkamer bezorgd en voor je opgebouwd”. Het blijkt dat de boxspring enkel tot over de drempel van de voordeur wordt bezorgd. Dit maakt de reclame-uiting misleidend, omdat er onjuiste informatie is vermeld (Dossiernummer: 2023/00372).
- In de reclame wordt aangegeven: “100 nachten proefslapen”. Hier wordt verwezen naar een review voor een hoofdkussen. Het blijkt dat voor hoofdkussens niet 100 dagen, maar 30 dagen proefslapen geldt. Door de onduidelijkheid kan de consument misleid worden om een hoofdkussen te kopen in de veronderstelling dat hiervoor 100 dagen proefslapen geldt. Dit maakt de reclame-uiting misleidend (Dossiernummer: 2023/00372).
- Op de website van de adverteerder verscheen een pop-up met: “Ontvang gratis verzending op je bestelling! Schrijf je in en ontvang direct een kortingscode!”. Na inschrijving voor de nieuwsbrief bleek dat gratis verzending geldig is bij een bestelling vanaf €50,- en de kortingscode geldt bij een bestelling vanaf €75,-. Tevens was het een of/of actie. De pop-up is een misleidende reclame-uiting, omdat het essentiële informatie mist voor de consument om een weloverwogen keuze te maken om wel of niet in te schrijven voor de nieuwsbrief (Dossiernummer: 2023/00258).
Stappen voor vormgeving
Alvorens je overgaat tot- Bepaal je doelgroep. Maak je reclame voor volwassen, jeugd of kinderen?
- Waar maak je reclame voor? Wat is het precies: een product of een dienst? En welk type product of dienst betreft het?
- Hoe maak je reclame? Is dit in een folder, tijdschrift, TV of radio, via een website of via social media, al dan niet in samenwerking met een influencer?
- Bekijk of een of meerdere van de bijzondere reclamecodes van toepassing is voor jouw doelgroep, product of dienst.
- Houd deze reclamecodes bij de hand bij het creëren van de reclame-uiting.
NFT's: een verhelderende blik op auteursrechten
NFT's (Non-Fungible Tokens) vormen al jaren een groeiende trend in de digitale wereld. Ze fungeren alsWie behoudt de auteursrechten?
Wanneer je een NFT koopt, krijg je niet automatischOverdracht en gebruiksrecht: het belang van de kleine lettertjes
Op sommige NFT-marktplaatsen wordt in de algemene voorwaarden vermeld dat het auteursrecht bij de verkoop van eenCreative Commons: een vorm van licentie
Je kan ook een beroep doen op Creative Commons, eenUitputting en doorverkoop van NFT's
Er is momenteel eenHet volgrecht
Ten slotte is erSamengevat
Het auteursrecht is een cruciaal aspect van NFT's. Hoewel veel vanWat zijn crypto-telefoons?
Zoals gezegd worden cryptotelefoons veelvuldig gebruikt door criminelen, met name in de georganiseerde misdaad. Normaal gesproken kunnen opsporingsambtenaren gemakkelijk telefonische communicatie, zoals sms’jes en telefoongesprekken, onderscheppen. Een cryptotelefoon verschilt ten opzichte van een reguliere telefoon, doordat deze telefoons speciale software bevatten die de communicatie versleutelt (2). Daardoor kunnen sms’jes enkel door de ontvanger worden ingezien, tenzij een cryptotelefoon ‘gekraakt’ wordt.De rol van encryptie in het opsporingsonderzoek
Het kan voor de opsporing lucratief zijn om deze cryptotelefoons in te zetten om daarmee de waarheid aan het licht te brengen. Uit recent onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) is gebleken dat encryptie gemeengoed geworden is in de opsporing (3). Tegelijkertijd bestaan er zorgen over het uitlezen van deze telefoons, gelet op het daarmee na te streven doel. Het is immers een vergaande opsporingmethode welke botst met verschillende fundamentele rechten, zoals het recht op privacy. Het is niet voor niets dat de Europese Raad encryptie bestempelt als een noodzakelijk middel om de grondrechten van burgers te beschermen (4). Het is dan ook belangrijk dat er voldoende waarborgen zijn om een juist evenwicht te vinden tussen het opsporingsbelang enerzijds, en de belangen van het individu anderzijds.Het ontsleutelen van cryptotelefoons als opsporingsbevoegdheid
De wettelijke waarborgen zijn te vinden in het Wetboek van Strafvordering (Sv). In het kader van cryptotelefoons zijn met name twee opsporingsbevoegdheden relevant, namelijk het decryptiebevel (artikel 126nh lid 1 Sv) en de hackbevoegdheid (artikelen 126nba, 126uba en 126zpa Sv). In deze wetten is bepaald dat enkel onder strikte voorwaarden gebruikgemaakt mag worden van deze opsporingsbevoegdheden. Dat is, blijkens het WODC-onderzoeksrapport, ook de reden dat er weinig gebruik van wordt gemaakt. Naar alle waarschijnlijkheid zal enkel in de meest ernstige strafzaken het ontsleutelen en uitlezen van cryptotelefoons toepassing vinden.Het gebruiken van ontsleutelde berichten als bewijsmiddel
Hoewel er voor de Nederlandse opsporingsdiensten duidelijke wettelijke waarborgen zijn, wordt in de praktijk ook gebruikgemaakt van berichten die in het buitenland zijn gekraakt. Aangezien buitenlandse opsporingsautoriteiten niet gehouden zijn aan de Nederlandse wet- en regelgeving, ontstond discussie of deze gekraakte berichten gebruikt mogen worden als bewijsmiddel in Nederlandse strafzaken. Inmiddels heeft de Hoge Raad zich in een tweetal kwesties gebogen over het gebruik van cryptodata die in het buitenland is verkregen.Cryptodata verkregen uit Canada
De eerste zaak had betrekking op een liquidatie in IJsselstein (5). Bij de aanhouding zijn verschillende Blackberry’s aangetroffen. Deze Blackberry’s waren omgebouwd via dienstverlener Ennetcom, waardoor alle berichten versleuteld waren verstuurd. Deze berichten, ook wel Ennetcomdata genoemd, werden opgeslagen op servers in Canada. Om die reden is een rechtshulpverzoek aan de Canadese autoriteit gedaan om deze data aan de Nederlandse autoriteiten over te dragen. De verdediging was van oordeel dat de Ennetcomdata niet gebruikt mocht worden in de bewijsvoering. Het bewijs zou namelijk niet rechtmatig verkregen zijn en zou niet op betrouwbaarheid gecontroleerd kunnen worden. Dit geldt te meer nu de verdachte aangaf de communicatie niet te hebben verzonden. Daarmee zou het recht op een eerlijk proces zijn geschonden. De Hoge Raad volgt echter de redenering van het gerechtshof, namelijk dat het verkrijgen en het gebruik van de data als bewijsmiddel rechtmatig was. Nadat de gegevens uit Canada waren overgedragen, heeft het OM door de rechter-commissaris machtiging voor het gebruik van deze gegevens gevorderd. De Canadese rechter had dit als voorwaarde gesteld voor de overdracht van de data. Deze machtiging van de rechter-commissaris was een afdoende waarborg voor het gebruik van de Ennetcomdata, ondanks het feit dat deze data elders is verkregen.Cryptodata verkregen uit Frankrijk
Sinds oktober 2022 bestaat de mogelijkheid voor rechtbanken en gerechtshoven om prejudiciële vragen te stellen aan de strafkamer van de Hoge Raad. De eerste prejudiciële vraag die de Hoge Raad in dit kader heeft beantwoord, ging om het gebruik van ontsleutelde cryptocommunicatie afkomstig uit Frankrijk (6). Bij rechtbanken Overijssel en Noord-Nederland zijn strafzaken aanhangig waarin het Openbaar Ministerie in de bewijsvoering gebruikmaakt van ontsleutelde berichten. De verdachten in deze zaken maakte namelijk gebruik van telefoons van dienstsverleners EncroChat en SkyECC, wiens servers in Frankrijk gevestigd zijn. De Franse autoriteiten zijn er in geslaagd de cryptocommunicatie te kraken en de berichten te onderscheppen. Deze data is vervolgens gedeeld met Nederland. Ook in deze strafzaken wordt aangevoerd dat de data uit Frankrijk niet rechtmatig is verkregen, en dat niet valt te controleren of de weergave daarvan betrouwbaar is. De Hoge Raad stelt dat het ‘interstatelijke vertrouwensbeginsel’ hier van toepassing is, zoals door het OM beargumenteerd is. Dit betekent dat de Nederlandse rechter over het algemeen de beslissingen van buitenlandse autoriteiten in een opsporingsonderzoek moet respecteren, ervan uit mag gaan dat het onderzoek in overeenstemming was met de geldende vereisten in dat land, en op zo’n wijze is verricht dat de resultaten betrouwbaar zijn. Pas als er concrete aanwijzingen zijn om aan de betrouwbaarheid van de resultaten te twijfelen, is een nadere toetsing op zijn plaats. Ook in deze strafzaken zijn door het OM machtigingen gevorderd door de rechter-commissaris. De Hoge Raad geeft aan dat het verkrijgen van een machtiging, ook als dit niet wettelijk verplicht is, bepaalde waarborgen kan creëren die van belang zijn voor de manier waarop data geselecteerd wordt uit grote gegevensbestanden, de mogelijkheden om dat selectieproces te toetsen en voor bescherming van de privacy van de betrokkenen.Conclusie
Het uitlezen van cryptotelefoons kan waardevol bewijsmateriaal opleveren in een opsporingsonderzoek. Tegelijkertijd moet zorgvuldigheid worden betracht, aangezien dit ook een ernstige inbreuk oplevert op verschillende fundamentele rechten van verdachten. Deze waarborgen worden deels geboden in het Wetboek van Strafvordering, waar strikte voorwaarden gelden voor het gebruik van het decryptiebevel en de hackbevoegdheid voor opsporingsdoeleinden. Als data zijn verkregen uit het buitenland, wordt uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, met een machtiging van de rechter-commissaris als mogelijk aanvullende waarborg.Bronnen
- NFI weet honderden cryptotelefoons te kraken, 'een bankkluis in een bankkluis' (nos.nl)
- Waarom cryptotelefoons big business zijn | RTL Nieuws
- J. Jansen e.a., ‘De rol van encryptie in de opsporing. Belemmeringen en mogelijkheden’, NHL Stenden Hogeschool 2023, p. 270.
- Versleuteling: Raad neemt resolutie aan over beveiliging dankzij en ondanks versleuteling - Consilium (europa.eu)
- HR 28 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:900.
- HR 13 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:913.
Inleiding
De opkomst van Artificial Intelligence (AI) biedt grote kansen, maar brengt ook uitdagingen met zich mee voor de engineering sector. In deze Q&A verkennen we enkele cruciale juridische vraagstukken rondom het integreren van AI. We kijken naar zaken als intellectueel eigendom, aansprakelijkheid, privacy, en stappen om AI succesvol te implementeren. Door proactief met deze kwesties om te gaan, kunnen engineers op een verantwoorde en ethische manier gebruik maken van het potentieel van AI. Lees verder voor antwoorden op de meest prangende vragen voor de sector. Q: Welke juridische risico's brengt het gebruik van AI met zich mee voor engineering bedrijven? A: Enkele belangrijke juridische risico's zijn vraagstukken rondom intellectueel eigendom, aansprakelijkheid voor AI-systemen, en naleving van wet- en regelgeving op het gebied van privacy, maar in de toekomst ook voor AI. Immers is de wetgeving omtrent AI op Europees niveau reeds in de maak. Het is belangrijk dat bedrijven zich bewust zijn van deze risico's en proactief beleid ontwikkelen om ze aan te pakken, zeker in het licht van toekomstige ontwikkelingen en de snelheid waarmee AI zich ontwikkelt. Q: Hoe kan AI juist kansen bieden voor engineers? A: AI kan engineers helpen om processen te optimaliseren, nieuwe ontdekkingen te doen, en innovatie te bevorderen. AI kan ook taken automatiseren en engineers ondersteunen, zodat ze zich kunnen focussen op meer creatieve en strategische werkzaamheden. Q: Wat zijn de belangrijkste overwegingen rondom intellectueel eigendom bij het ontwikkelen van AI-systemen? A: Het is belangrijk om goed na te denken over wie de eigenaar is van de gebruikte en gegenereerde data, algoritmes en uitkomsten van bijvoorbeeld modellen en/of voorspellingen. Ook moet worden nagedacht over octrooien (of octrooieerbaarheid) en licenties. Duidelijke afspraken met alle betrokken partijen zijn cruciaal, vooral ook omdat varen op de aanname dat iets wel goed komt vaak achteraf voor vervelende conclusies kan zorgen die misschien niet meer kunnen worden hersteld. Q: Hoe kunnen engineers de privacy waarborgen bij het gebruik van AI-systemen? A: Zeer zorgvuldig omgaan met data, transparantie richting gebruikers, het anonimiseren van data waar mogelijk, en het implementeren van privacy-by-design principes. Ook continue monitoring en audits zijn belangrijk. Met name aan de voorkant worden vaak fouten gemaakt als het gaat om het verzamelen van data met het verkeerde doel of nog erger, zonder doel. Europese privacywetgeving stelt inmiddels strenge eisen aan hoe data gebruikt mag worden en welke voorwaarden daaraan ten grondslag liggen. Daarnaast kunnen landen binnen Europa ook nog specifieke eisen stellen die in acht moeten worden genomen. Q: Welke stappen kunnen engineers ondernemen om de kans op succesvolle implementatie van AI te vergroten? A: Zorg voor draagvlak in de organisatie, pas AI toe in kleine pilots, zorg voor voldoende training van medewerkers, stel duidelijke metrics op, en evalueer voortdurend de prestaties en impact van AI-systemen. Ook samenwerking met juridische experts is cruciaal. Daarbij is compliance by design een belangrijk principe dat helpt om gedurende het gehele traject van het bedenken, ontwikkelen, implementeren en ondersteunen van AI-systemen zicht te houden op datgene dat belangrijk is, namelijk een verantwoord, goed werkend en transparant AI-systeem.Kortom
De integratie van AI biedt engineers enorm veel mogelijkheden om processen te verbeteren en innovatie te stimuleren. Tegelijkertijd is het cruciaal dat juridische risico's proactief worden aangepakt. Het zoeken van hulp en advies bij juridische experts die kennis hebben van zowel de engineering sector, AI-technologieën als het recht is daarom van groot belang. Door in een vroeg stadium samen te werken met deze specialisten, kunnen potentiële problemen rondom intellectueel eigendom, aansprakelijkheid en privacy worden voorkomen in plaats van achteraf te moeten genezen. Met de juiste juridische begeleiding kunnen engineers AI op een verantwoorde, ethische en succesvolle manier integreren in hun organisatie en processen. Hierbij de link naar het artikel van Engineers Online - 2 oktober 2023 [post_title] => AI in de Engineeringswereld: Juridische Risico's en Kansen [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => ai-in-de-engineeringswereld-juridische-risicos-en-kansen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-06-03 11:00:49 [post_modified_gmt] => 2024-06-03 09:00:49 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=39083 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 38808 [post_author] => 70 [post_date] => 2023-09-15 11:55:54 [post_date_gmt] => 2023-09-15 09:55:54 [post_content] => Nijntje en seksspeeltjes, dat is een combinatie die je niet snel voorbij ziet komen. Dit bleek laatst toch het geval te zijn in het merkenrecht. Wat het verband is tussen Nijntje en seksspeeltjes lees je verder in dit artikel.Merkenrecht
Het is van belang om de basis van het merkenrecht te begrijpen. Een merk is een teken dat dient als herkomstfunctie. Dit kan een woord, afbeelding, een combinatie daarvan, een kleurencombinatie, een klank of zelfs een vorm zijn. Een merkrecht ontstaat pas na registratie daarvan bij het betreffende bureau. Voor de registratie is het verplicht om aan te geven voor welke waren en/of diensten het merk geregistreerd dient te worden. Alleen deze waren en/of diensten worden dan ook beschermd onder het merk. Dit betekent dat hetzelfde woord tweemaal door verschillende partijen als merk geregistreerd kan worden, zolang het niet voor dezelfde waren en/of diensten is (art. 8 UMVo). Een voorbeeld hiervan is Venti voor overhemden en Venti voor smartphones. Deze kennis is voornamelijk van belang voor marketeers, communicatie experts en een ieder die een nieuw concept, logo of merk bedenkt. Het is uiteraard zonde als er veel tijd en energie wordt gestoken in een nieuw ontwerp of concept, en uiteindelijk blijkt dat het niet gebruikt kan worden. Ook voor de creatievelingen is het van belang om rekening te houden met het merkenrecht.Uitzondering: bekende merken
Uiteraard zijn er uitzonderingen die gelden op de basisregels. Een van deze uitzonderingen is het bekende merk. Als de merkhouder kan aantonen dat zijn merk een ‘bekend’ merk is in het relevante grondgebied, wordt het merk beter beschermd. Een bekend merk kan namelijk optreden tegen een identiek of overeenstemmend teken die voor andere waren en/of diensten wordt aangevraagd (art. 8(5) UMVo). Hiervoor moet de houder van het merk wel kunnen aantonen dat diens merk bekend is, dat de tekens identiek of vergelijkbaar zijn, dat het aangevraagde teken diens reputatie schaadt én moet het gebruik van het aangevraagde merk zonder geldige reden zijn. Dit is een mond vol aan juridisch taalgebruik, maar het een en ander wordt duidelijker aan de hand van het onderstaande casus.Nijntje en seksspeeltjes?
Dit is ook het geval geweest tussen Mercis, houder van de Nijntje-merken, en Bunnyjuice die een merk had aangevraagd.De feiten
Bunnyjuice heeft het bovenstaande teken aangevraagd voor kleding (klasse 25) en seksspeeltjes (klasse 10). Mercis is houder van het bovenstaande Nijntje-merk voor o.a. kleding (klasse 25), maar niet voor seksspeeltjes. Mercis heeft bezwaar aangetekend tegen de merkaanvraag van Bunnyjuice. Het bedrijf stelde daarbij dat de tekens te veel op elkaar zouden lijken én dat het teken van Bunnyjuice voor seksspeeltjes afbreuk zou doen aan de reputatie van het Nijntje-merk.Beoordeling
Bij een beoordeling, zoals in deze casus, wordt gekeken in hoeverre de tekens op elkaar lijken. Beide tekens zijn visueel overeenstemmend en conceptueel zelfs in hoge mate overeenstemmend. Het gaat namelijk om een figuur van een konijn met ovaalvormige oren, weergegeven in strip- en minimalistische stijl. Ook heeft Mercis met bewijsmateriaal kunnen aantonen dat het Nijntje-merk een bekend merk is voor boeken (klasse 16), kleding (klasse 25) en spelletjes en speelgoed (klasse 28). Het bestreden teken van Bunnyjuice zal de reputatie van het Nijntje-merk schade toebrengen. Dit heeft te maken met het feit dat Nijntje staat voor onschuld, geen agressie en respect voor de wereld van kinderen. Het gebruiken van het bestreden teken voor seksspeeltjes is onverenigbaar met dit beeld van Nijntje en kan dit beeld van Nijntje dan ook negatief beïnvloeden. Tot slot heeft Bunnyjuice geen onderbouwing gegeven voor geldig gebruik van het teken voor seksspeeltjes. Gelet op al het voorgaande is het Mercis gelukt om het teken voor seksspeeltjes door te halen, waardoor het teken niet als merk is geregistreerd.Kennis van het merkenrecht
Ook voor marketeers, communicatie experts en andere creatievelingen is het van belang om op de hoogte te zijn van het merkenrecht. Als een merk niet wordt gebruikt voor specifieke waren en/of diensten, kan het dus toch zijn dat een merkhouder zich kan verzetten tegen de registratie van een overeenstemmend merk. De voorwaarde is wel dat het bestreden teken de reputatie van het merk kan schaden of het bestreden teken ongerechtvaardigd voordeel trekt uit of afbreuk doet aan het onderscheidend vermogen van het merk.Waar moet je op letten?
1. Creativiteit In het merkenrecht is het hebben van onderscheidend vermogen van essentieel belang. Dit betekent dat het merk de waren of diensten niet beschrijft en zich op die manier onderscheidt van de concurrent. Je laten inspireren door een merk mag, maar wees je ervan bewust dat de tekens niet te veel op elkaar lijken. Vooral als het over dezelfde waren en/of diensten gaat. Dit ligt gevoeliger bij bekende merken. De casus heeft laten zien dat zij ook bescherming genieten voor waren en/of diensten die zijzelf niet aanbieden. 2. Onderzoek Onderzoek naar eerdere geregistreerde merken kan je helpen. Je kan dan in een vroeg stadium van het opzetten van een nieuw concept of het creëren van een nieuw merk al een andere weg inslaan. Dit kan zowel betrekking hebben op woorden die als merk zijn geregistreerd, maar ook afbeeldingen (logo’s), vormen of zelfs kleuren(combinaties). 3. Timing Wees niet te laat met het onderzoek. Onderzoek in een vroeg stadium kan helpen om veel tijd en energie te besparen. Je wil natuurlijk geen merk creëren dat al voor iets anders wordt gebruikt. Alhoewel je het merk zou kunnen registeren, betekent dit wel dat je extra handelingen moet verrichten om hoog in de zoekresultaten te verschijnen.Doe op tijd onderzoek
Een merk creëren op zichzelf is juridisch gezien geen probleem, zolang je geen inbreuk maakt op het merk van een ander. Om dit te voorkomen is het verstandig om op tijd goed onderzoek te doen. Hierbij de link naar het artikel van Frankwatching - 15 september 2023 [post_title] => Nijntje vs. Bunnyjuice: merkenrechtelijke konijnenstrijd [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => nijntje-vs-bunnyjuice-merkenrechtelijke-konijnenstrijd [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-09-26 12:02:07 [post_modified_gmt] => 2023-09-26 10:02:07 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=38808 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 38463 [post_author] => 7 [post_date] => 2023-09-06 12:19:35 [post_date_gmt] => 2023-09-06 10:19:35 [post_content] => Wie een verbintenis is aangegaan waaruit een betalingsverplichting voortvloeit, is gehouden die verplichting na te komen. Koop je een auto dan moet je die betalen, ontsla je een werknemer dan moet je een transitievergoeding betalen en als je een abonnement afsluit dan komt maandelijks een vast bedrag voor je rekening. In de meeste gevallen gaat dat goed en wordt er correct nagekomen. In een enkel geval deugt de levering niet in de ogen van de koper en wil die niet betalen. Daartoe staat de koper het instrument van opschorting ten dienste. Soms wordt een dergelijk verweer echter ge(mis)bruikt om te verbloemen dat eigenlijk sprake is van betalingsonmacht. Veel vaker komt het voor dat, nadat de verbintenis aangegaan is, de omstandigheden wijzigen aan de zijde van degene die de betalingsverplichting heeft. Dan is er geen sprake van betalingsonwil, maar van betalingsonmacht. Het is zaak daarmee anders om te gaan want vaak kan met de debiteur een betalingsregeling overeengekomen worden. Dat verdient de voorkeur boven een incasso, die wellicht tot een vonnis leidt, maar waarvan nog maar bekeken moet worden of een vonnis ook echt verhaalbaar is.Betalingsonmacht
Als het toch tot een procedure komt en de debiteur werkelijk niet kan betalen, wordt soms bij de rechter het verweer gevoerd dat sprake is van betalingsonmacht. De debiteur betwist dan niet de betalingsverplichting, maar geeft aan niet tot betalen in staat te zijn. Dat verweer wordt ook wel het “habe nichts”-verweer[1] genoemd. Dit verweer komt veel voor in het arbeidsrecht. Als een werkgever een werknemer ontslaat, is hij verplicht een transitievergoeding te betalen. Vaak is het ontslag onvermijdelijk, maar kan de werkgever het bedrag van de transitievergoeding helemaal niet missen. Dan voert de werkgever het “habe nichts”-verweer. Sinds de invoering van de Wet werk en zekerheid (Wwz) in 2015 heeft het verweer echter aan waarde ingeboet. Sindsdien staat in de wet in welke gevallen een werkgever niet verplicht is een transitievergoeding te betalen. De Utrechtse Kantonrechter bepaalde op 20 juli 2016[2] dat dit de enige uitzondering is die de wet biedt. Artikel 7:673 c BW regelt de uitzondering op de verplichting om het forfaitaire bedrag van de transitievergoeding te betalen. Slechts wanneer de werkgever in staat van faillissement of surseance verkeert, hoeft de transitievergoeding in zijn geheel niet te worden betaald. Een werkgever die op de rand van faillissement balanceert, is toch de volledige transitievergoeding verschuldigd. Sterker nog, het kan zo zijn dat deze werkgever als gevolg van de betaling van de transitievergoeding failliet gaat. Er is nog wel een mogelijkheid om een beroep op het verweer te doen. In de Memorie van Toelichting bij de Wwz wordt nog wel genoemd dat de bij de toekenning en berekening van de transitievergoeding slechts in uitzonderlijke gevallen rekening kan worden gehouden met de slechte financiële situatie van de werkgever[3]. Zo is het betalen in termijnen mogelijk als betaling ineens leidt tot ‘onaanvaardbare gevolgen voor de bedrijfsvoering van de werkgever’ (artikel 7:673 c lid 2 BW). Dit laatste komt neer op een “habe-nichts”-verweer. Hierover is echter weinig jurisprudentie te vinden.Arbeidsrecht
Er zijn wel gevallen te vinden waarin een kantonrechter tot op zekere hoogte meegaat in een “habe-nichts”-verweer. In de uitspraak van de Haagse Kantonrechter van 8 oktober 2019[4] werd door werkgever een “habe-nichts”-verweer gevoerd ten aanzien van de billijke vergoeding die een werkgever aan een ontslagen werknemer verschuldigd was. Bij de bepaling van de hoogte daarvan hield de kantonrechter mede rekening met de benarde financiële situatie waarin werkgever zich bevond. Interessant is vervolgens ook de uitspraak van de Kantonrechter te Amsterdam van 6 mei 2021.[5] Een ontslagen kok eist van zijn ex-werkgever een transitievergoeding. Het restaurant voert het verweer dat zij (mede ten gevolge van de coronacrisis) de transitievergoeding niet kan betalen vanwege de slechte financiële situatie van het restaurant. De kantonrechter gaat hierin niet mee, omdat het restaurant onvoldoende heeft onderbouwd dat zij niet in staat is tot betaling. Hierbij wordt meegewogen dat zij door het opzetten van een afhaalservice erin is geslaagd om een aanmerkelijk deel van de omzet van voor de coronacrisis te behalen. Aangezien wel is aangetoond dat de omzet van het restaurant aannemelijk is gedaald, oordeelt de kantonrechter wel dat de transitievergoeding in termijnen mag worden betaald. In de uitspraak van de Kantonrechter in Roermond van 11 juli 2019[6] waren de financiële stukken te weinig concreet en was de werkgever niet ter zitting verschenen. Dat was de reden waarom het verweer gepasseerd werd.Corrigerende werking van redelijkheid en billijkheid
De praktijk leert dat een beroep op het “habe nichts”-verweer zelden gehonoreerd wordt. Meestal is de reden voor afwijzing dat het verweer onvoldoende onderbouwd is. Welke specifieke eisen aan die onderbouwing gesteld worden, is niet in het algemeen te stellen. Daarvoor is de rechtspraak te casuïstisch. Buiten het arbeidsrecht wordt zelden een beroep gedaan op het “habe nichts”-verweer. De hoofdregel blijft dat wie een betalingsverplichting is aangegaan, moet die verplichting ook nakomen, ook al is de financiële positie veranderd. De vraag dringt zich dan ook op welke juridische grondslag aan het verweer gegeven moet worden. Dat zou de derogerende werking van redelijkheid en billijkheid kunnen zijn (artikel 6:248 lid 2 BW). Op grond daarvan kan de rechter gevolgen van overeenkomsten wijzigen of achterwege laten als dat door redelijkheid en billijkheid vereist wordt. Als de rechter bijvoorbeeld van mening is dat een betalingsverplichting niet ineens hoeft te worden nagekomen, maar dat betaling in termijnen redelijk is vanwege de financiële positie van de debiteur, dan zou dat een oplossing kunnen zijn. De debiteur voert dan het “habe nichts”-verweer en verbindt daaraan de consequentie dat hij niet, niet geheel of niet onmiddellijk hoeft te betalen. De debiteur moet dat verweer wel heel erg goed onderbouwen omdat de rechter er anders aan voorbij gaat. Zoveel is in de rechtspraak over de transitievergoeding wel duidelijk geworden.Onvoorziene omstandigheden
In de afgelopen jaren zijn bij rechters regelmatig soortgelijke “habe nichts”-verweren terecht gekomen, in het kader van de regeling onvoorziene omstandigheden als gevolg van de coronacrisis. In die gevallen werd een beroep gedaan op de onvoorziene omstandigheden regeling van artikel 6:258 BW. Op grond van die regeling kan de rechter op vordering van de debiteur het gevolg van een overeenkomst (de betalingsverplichting) wijzigen of geheel of gedeeltelijk ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden die van dien aard zijn dat de schuldeiser naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet kan verwachten. Lid 2 van het artikel regelt dat die wijziging of ontbinding niet uitgesproken kan worden als de omstandigheden naar in het verkeer geldende opvattingen voor rekening komen van de debiteur. Vraag is dus voor wiens rekening het komt dat als gevolg van de coronacrisis de debiteur in betalingsproblemen gekomen is en dus niet meer aan zijn betalingsverplichting kan voldoen. Tijdens corona kwam deze vraag regelmatig op in huurkwesties waarin de huurder verlaging van de huur vroeg, al dan niet tijdelijk. Veel rechters hebben toen de coronacrisis aangemerkt als een onvoorziene omstandigheid en een huurkorting toegestaan. Op 14 september 2020[7] heeft zelfs het Gerechtshof in Amsterdam dit bevestigd. En op 24 december 2021[8] beantwoordde de Hoge Raad prejudiciële vragen van de Kantonrechter in Maastricht in een huurzaak aldus dat onder omstandigheden “kan aangenomen worden dat de waarde van het gebruiksrecht van het gehuurde zo sterk is verminderd dat de waardeverhouding tussen de wederzijdse prestaties van de verhuurder en de huurder in ernstige mate is verstoord. Krachtens de aard van de overeenkomst en de in het verkeer geldende opvattingen komt deze omstandigheid in de regel niet voor rekening van de huurder, zodat artikel 6:258 lid 2 BW niet aan huurprijsvermindering in de weg staat. Indien aan deze voorwaarden is voldaan, kan de verhuurder naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen aanspraak maken op volledige betaling van de overeengekomen huurprijs en kan de rechter de overeenkomst aanpassen aan de gewijzigde omstandigheden door de huurprijs te verminderen.” Met een beetje goede wil valt hierin een “habe nichts”-verweer te lezen dat zelfs door de Hoge Raad gehonoreerd is. Maar het ging ook wel om zeer bijzondere omstandigheden en heeft de Hoge Raad een hoge drempel gelegd vóór aan deze omstandigheden toegekomen wordt.Conclusie
Voor een geslaagd beroep op “habe nichts” moet sprake zijn van zeer bijzondere omstandigheden. Bovendien moet een beroep op dit verweer zeer goed financieel onderbouwd worden, wil het enige kans van slagen hebben. Een wettelijke regeling voor het “habe nichts”-verweer ontbreekt. Hoofdregel is dat elke partij bij een overeenkomst gebonden is aan de gevolgen van die overeenkomst die daaruit voortvloeien. Een uitzondering zou alleen mogelijk zijn in geval van een wettelijke grondslag, zoals in artikel 7:673c BW, of in geval van onvoorziene omstandigheden. Nu een specifieke wettelijke regeling voor een “habe nichts”-verweer ontbreekt, komt een debiteur er ook niet met een beroep op de derogerende werking van redelijkheid en billijkheid. Het verweer wordt zelden gevoerd omdat de kans van slagen uiterst gering is. [1] Waarom gekozen is voor de Duitse term “habe nichts” en waarom het verweer niet gewoon “ik heb niets” heet, is niet nader verklaard. [2] ECLI:NL:RBMNE:2016:4809. [3] Kamerstukken II 2013/14, 33818, 3, p. 42. [4] ECLI:NL:RBDHA:2019:11152. [5] ECLI:NL:RBAMS:2021:2209. [6] ECLI:NL:RBLIM:2019:6397. [7] ECLI:NL:GHAMS:2020:2604. [8] ECLI:NL:HR:2021:1974. [post_title] => Het “habe nichts”-verweer [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => het-habe-nichts-verweer [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-09-06 12:19:35 [post_modified_gmt] => 2023-09-06 10:19:35 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=38463 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 36854 [post_author] => 6 [post_date] => 2023-07-27 10:53:22 [post_date_gmt] => 2023-07-27 08:53:22 [post_content] => Jos van der Wijst heeft als lid van ITechlaw een bijdrage geleverd aan het “Waar moet je op letten bij het maken van reclame?
In de Nederlandse wetgeving is niet met zoveel woorden aangegeven waaraan een reclame-uiting moet voldoen. De Nederlandse wet heeft algemene artikelen omtrent misleidende en vergelijkende reclame en voor oneerlijke handelspraktijken. Daarnaast is er de Nederlandse Reclame Code (‘NRC‘) waarin regels staan opgenomen omtrent reclame-uitingen.De Nederlandse wet
De Nederlandse Reclame Code
De NRC bevat regels voor reclame-uitingen. Dit zijn specifieke regels die in samenspraak met het adverterend bedrijfsleven zijn opgesteld. Het grote verschil tussen de NRC en de hiervoor genoemde wetsartikelen zijn de gevolgen. Wanneer je de wet overtreedt, kan je veroordeeld worden tot bijvoorbeeld het betalen vanVoorbeelden
Een juridisch verhaal is vaak abstract. Voorbeelden dragen bij aan het scheppen van een beeld over wat misleidend is en laten zien dat over alle soorten reclame-uitingen geklaagd kan worden.- In de reclame-uiting staat: “De boxspring wordt tot in je slaapkamer bezorgd en voor je opgebouwd”. Het blijkt dat de boxspring enkel tot over de drempel van de voordeur wordt bezorgd. Dit maakt de reclame-uiting misleidend, omdat er onjuiste informatie is vermeld (Dossiernummer: 2023/00372).
- In de reclame wordt aangegeven: “100 nachten proefslapen”. Hier wordt verwezen naar een review voor een hoofdkussen. Het blijkt dat voor hoofdkussens niet 100 dagen, maar 30 dagen proefslapen geldt. Door de onduidelijkheid kan de consument misleid worden om een hoofdkussen te kopen in de veronderstelling dat hiervoor 100 dagen proefslapen geldt. Dit maakt de reclame-uiting misleidend (Dossiernummer: 2023/00372).
- Op de website van de adverteerder verscheen een pop-up met: “Ontvang gratis verzending op je bestelling! Schrijf je in en ontvang direct een kortingscode!”. Na inschrijving voor de nieuwsbrief bleek dat gratis verzending geldig is bij een bestelling vanaf €50,- en de kortingscode geldt bij een bestelling vanaf €75,-. Tevens was het een of/of actie. De pop-up is een misleidende reclame-uiting, omdat het essentiële informatie mist voor de consument om een weloverwogen keuze te maken om wel of niet in te schrijven voor de nieuwsbrief (Dossiernummer: 2023/00258).
Stappen voor vormgeving
Alvorens je overgaat tot- Bepaal je doelgroep. Maak je reclame voor volwassen, jeugd of kinderen?
- Waar maak je reclame voor? Wat is het precies: een product of een dienst? En welk type product of dienst betreft het?
- Hoe maak je reclame? Is dit in een folder, tijdschrift, TV of radio, via een website of via social media, al dan niet in samenwerking met een influencer?
- Bekijk of een of meerdere van de bijzondere reclamecodes van toepassing is voor jouw doelgroep, product of dienst.
- Houd deze reclamecodes bij de hand bij het creëren van de reclame-uiting.
06 sep 2023
27 jul 2023
19 jul 2023
19 jul 2023
19 jul 2023