Publicatie
- reclame voor een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning is afgegeven, is niet toegestaan;[12]
- alle aspecten van de reclame voor een geneesmiddel moeten in overeenstemming zijn met de gegevens die in de samenvatting van de kenmerken van het product worden verstrekt;[13]
- reclame voor een geneesmiddel moet het rationele gebruik van een geneesmiddel bevorderen door het objectief voor te stellen zonder de eigenschappen ervan te overdrijven en mag niet misleidend zijn.[14]
- Voor de reclame gericht op beroepsbeoefenaren; voor de Stichting Code Geneesmiddelenreclame (CGR). Deze stichting is in 1998 opgericht door de betrokken brancheorganisaties in de gezondheidszorg en de farmaceutische industrie. Door deze stichting is de Gedragscode Geneesmiddelen Reclame vastgesteld: de gedragscode voor geneesmiddelenreclame. Deze gedragscode is bindend voor leden van verschillende branche- en koepelorganisaties die een rol spelen bij de geneesmiddelenvoorziening in Nederland, waaronder de koepelorganisaties van respectievelijk de farmaceutische industrie, artsen en apothekers.[15]
- Voor de publieksreclame; voor de Stichting Reclame Code (SRC), de Stichting Keuringsraad Openlijke Aanprijzing Geneesmiddelen (KOAG) en de Keuringsraad Aanprijzing Gezondheidsproducten (KAG). De Keuringsraad houdt namens de Stichtingen KOAG en KAG toezicht op publieksreclame. De KOAG en KAG zijn opgericht door de betrokken brancheorganisaties in de gezondheidszorg en de farmaceutische industrie. De Stichting Reclame Code heeft, naast de algemene Nederlandse Reclame Code, ook bijzondere reclamecodes vastgesteld, waaronder de Code Publieksreclame voor Geneesmiddelen 2019, de Code reclame voor Medische zelfzorg Hulpmiddelen 2019 en Code Aanprijzing Gezondheidsproducten. Reclame-uitingen voor zelfzorggeneesmiddelen, medische (zelfzorg) hulpmiddelen en gezondheidsproducten moeten vooraf ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Keuringsraad. Het gaat daarbij om advertenties, commercials, websites, verpakkingen etc. Een goedgekeurde reclame-uiting krijgt een toelatingsnummer dat in de reclame-uiting moet worden vermeld.
Van algemeen naar concreet
Met richtlijn 2001/83 is een volledige harmonisatie beoogd. Dit betekent dat Nederland, bij de implementatie van de richtlijn in de Nederlandse wetgeving, reclame voor geneesmiddelen uitsluitend kan onderwerpen aan de voorwaarden zoals worden gesteld in richtlijn 2001/83, tenzij uitdrukkelijk is bepaald dat lidstaten afwijkende regels mogen vaststellen. Richtlijn 2001/83 is abstract en algemeen geformuleerd. De richtlijn bevat open normen zoals ‘Reclame voor geneesmiddelen die is gericht op personen die gemachtigd zijn om deze voor te schrijven of af te leveren, draagt tot de voorlichting van deze personen bij’.[16] Met de implementatie van de richtlijn in de Geneesmiddelenwet heeft de Nederlandse wetgever bepaalde aspecten al concreter gemaakt. Zo bepaalt de Geneesmiddelenwet bijvoorbeeld: ‘Reclame die het rationele gebruik van een geneesmiddel niet bevordert wegens het ontbreken van een objectieve voorstelling van zaken, is verboden’.[17] Maar nog steeds zijn het algemene en open normen. Alleen ten aanzien van gunstbetoon[18] heeft de Nederlandse wetgever in 2018 de regels concreter gemaakt in een beleidsregel.[19] Voor het overige is het aan de zelfregulerende instanties overgelaten om de algemene, open normen van de wetgeving voor geneesmiddelenreclame nader in te vullen.Toezicht
Het toezicht op naleving van de reclameregels voor geneesmiddelen ligt primair bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Daar waar bij levensmiddelen gezondheidsclaims worden gemaakt, ligt het toezicht bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Daarom zijn er werkafspraken gemaakt tussen de IGJ, NVWA, stichting Code Geneesmiddelenreclame en Stichting Reclame Code. Mogelijk als gevolg van deze werkafspraken lijkt de IGJ zich te focussen op het optreden tegen reclame die via het internet wordt gemaakt voor geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning is verleend. Bijvoorbeeld reclame voor producten die op grond van het zogenoemde aandieningscriterium als geneesmiddel worden beschouwd, of lifestyle-achtige geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning is verleend. De NVWA en IGJ hebben opsporingsbevoegdheid. Zij kunnen ook bestuurlijke boetes opleggen. De boete voor overtreding van de reclameregels uit de Geneesmiddelenwet kan oplopen tot € 450.000Klachten
Eenieder kan klachten indienen wanneer hij/zij van mening is dat een gedragscode/reclamecode is overtreden. Klachten in verband met overtreding van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame kunnen worden ingediend bij de Codecommissie en Commissie van Beroep van de stichting CGR. De procedure wordt beheerst door het Reglement.[20] Een klacht in verband met de reclamecodes kunnen worden ingediend bij de Reclame Code Commissie van de SRC. De uitspraken die naar aanleiding van klachten worden gedaan, zijn openbaar en worden gepubliceerd op de website van de CGR respectievelijk de SRC. Deze commissies kunnen geen boetes opleggen. Toch kunnen uitspraken van deze commissies wel degelijk effectief zijn onder meer omdat zij een onmiddellijke gebod kan opleggen om overtredingen te staken en ongedaan te maken (rectificatie), en ook maatregelen kan opleggen om verdere overtredingen te voorkomen. Zo besliste de Codecommissie recent in een uitspraak[21] dat de partij haar reclame-uitingen in diverse tijdschriften moest rectificeren: ‘In haar beslissing van 11 december 2018 heeft de Codecommissie van de Stichting Geneesmiddelenreclame geoordeeld dat deze uitingen in strijd met de Gedragscode Geneesmiddelenreclame misleidend zijn, omdat daarin ten onrechte superioriteitsclaims zijn opgenomen. Voornoemde Codecommissie heeft ons verplicht u daarvan mededeling te doen’. Uit deze uitspraken blijkt onder meer:- dat het begrip ‘geneesmiddelenreclame’ zeer ruim wordt uitgelegd. Alle gedragingen die bedoeld zijn om de verkoop van geneesmiddelen te bevorderen, ongeacht de wijze waarop en het medium waarmee dit geschiedt, worden als reclame aangemerkt. Zo overwoog de Commissie van Beroep dat ook de afbeeldingen/visuals die in een reclame-uiting zijn gebruikt, als reclame aangemerkt moet worden. De Commissie overweegt[22]: ‘De in punt 2.5 vermelde afbeeldingen dienen naar het oordeel van de Commissie van Beroep te worden aangemerkt als reclame in de zin van de Gedragscode (Geneesmiddelenreclame). Onmiskenbaar is dat de afbeeldingen positieve associaties oproepen, maar naar het oordeel van de Commissie van Beroep kan niet gezegd worden dat niet is voldaan aan de geldende normen van goede smaak en fatsoen in de zin van artikel 5.2.1.5 of aan die van waardigheid en omzichtigheid in de zin van artikel 5.2.2.1 van de Gedragscode’.
- Reclame is niet alleen hetgeen over een geneesmiddel wordt gecommuniceerd. Onder geneesmiddelenreclame wordt mede verstaan het bevorderen van het voorschrijven of afleveren van geneesmiddelen door het in het vooruitzicht stellen of aanbieden van voordelen in geld of natura. Om te zorgen voor maximale transparantie moeten bepaalde betalingen van farmaceutische bedrijven verplicht openbaar worden gemaakt in het Transparantieregister Zorg.
- Voor de toepassing van de reclameregels is niet relevant van wie de reclame voor geneesmiddelen afkomstig is. Dit betekent dat ook partijen die geen direct belang hebben bij de verkoop van geneesmiddelen zich aan de regels voor geneesmiddelenreclame dienen te houden. Al in 2009 overwoog het Europese Hof van Justitie[23]: ‘De verspreiding door een derde van informatie over een geneesmiddel, met name over de therapeutische of profylactische werking ervan, kan worden aangemerkt als reclame, zelfs indien deze derde op eigen initiatief handelt en feitelijk en rechtens volledig onafhankelijk is van de fabrikant of de verkoper van dat geneesmiddel. Het staat aan de nationale rechter, te bepalen of deze verspreiding een vorm van colportage, marktverkenning of stimulering vormt die is bedoeld ter bevordering van het voorschrijven, het afleveren, de verkoop of het verbruik van geneesmiddelen.’
- De zaken die onder de CGR worden beoordeeld zijn veelal aanhangig gemaakt door farmaceutische bedrijven die klagen over pre-marketingactiviteiten van andere farmaceutische bedrijven die, al voordat zij voor hun geneesmiddel een handelsvergunning hebben gekregen het geneesmiddel al onder de aandacht proberen te brengen bij beroepsbeoefenaars.
- Dat beoordeeld wordt of de verstrekte informatie/claims misleidend zijn. Zo overwoog de Codecommissie CGR in een recente beslissing[24]: ‘Er moet dan ook rekening mee worden gehouden dat beroepsbeoefenaren op die niet rationele grond, te weten het veronderstelde lagere veiligheidsrisico op langere termijn, een eventuele keuze voor Juluca baseren. Daarvan uitgaande is de Codecommissie, met Gilead, van oordeel dat de betreffende (vergelijkende) claims misleidend zijn en het rationele voorschrijfgedrag niet bevorderen en aldus in strijd zijn met de Gedragscode (Geneesmiddelenreclame)’.
Civiele rechter
Naast, of in plaats van, een klacht bij de Reclame Code Commissie of de Codecommissie, kan ook een civiele procedure worden gestart op grond van artikel 6:194 - 6:196 BW (misleidende en vergelijkende reclame). Het nadeel van de civiele rechter is dat deze geen branche specifieke deskundigheid heeft. Dit heeft de Reclame Code Commissie c.q. de Codecommissie wel. Bovendien duurt een procedure bij de civiele rechter langer dan een procedure bij de Reclame Code Commissie c.q. de Codecommissie. De civiele rechter kan wel effectief zijn wanneer een spoedvoorziening in kort geding nodig is of wanneer er een internationale component speelt. De Gedragscode Geneesmiddelenreclame speelt ook een rol bij het toepassen van artikel 6:194 - 196 BW. Voor de beoordeling van de vraag of een concrete reclame-uitingen onrechtmatig is, kan aanknoping worden gezocht bij de Gedragscode Geneesmiddelenreclame. De Gedragscode Geneesmiddelenreclame wordt breed gedragen en kan derhalve worden gebruikt om in vulling te geven aan hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.[25] Reclame voor een geneesmiddel moet het rationele gebruik daarvan bevorderen door een objectieve voorstelling van zaken te geven zodat de eigenschappen niet worden overdreven. Op grond van het bepaalde in artikel 6:195 BW rust de bewijslast ter zake van de juistheid en/of de volledigheid van de uitingen op degene die de reclamemededeling heeft gedaan. Dit betekent dat wanneer, in de kort geding procedure er concrete bezwaren zijn gemaakt tegen de inhoud van de reclame-uiting, degene van wie de reclame afkomstig is, de juistheid en volledigheid van haar uitingen aannemelijk moet maken. Dat wil zeggen dat de juistheid van de mededelingen in de reclame-uiting niet aan redelijke twijfel onderhevig mag zijn. Dit is aan de orde gekomen in een uitgebreide procedure over een brief en folder die een geneesmiddelenfabrikant (Sandoz) naar apothekers had gestuurd. Daarnaast had Sandoz een advertentie met een vergelijkbare strekking in een vakblad geplaatst. Dit alles is aanleiding geweest voor een kort geding procedure[26], bodemprocedure bij de rechtbank[27] en hoger beroep bij het gerechtshof[28]. Het is ook aanleiding geweest voor een uitspraak van de Codecommissie CGR en Commissie van Beroep CGR.[29] Een aantal mededelingen leiden bij concurrenten tot bezwaren: In de brief stond:- ‘Dezelfde werkzame stof, een lagere dosering, een innovatieve toedieningsvorm en therapeutisch uitwisselbaar met het referentiepreparaat’.
- ‘Van specialité naar generiek
- Het middel is in therapeutisch opzicht, in werkzaamheid en veiligheid, uitwisselbaar met andere Leuproreline preparaten.
- Door de lagere prijs van generiek komen middelen vrij voor andere toepassingen in de gezondheidszorg.’
- Dat de apotheker en de medisch specialist de ‘maatman’ zijn tot wie de reclame-uiting zich richt en dat dus moet worden uitgegaan van de vermoedelijke verwachting van een gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone apotheker c.q. medisch specialist.
- Wanneer een mededeling feitelijk onjuist is wil dat nog niet zeggen dat de reclame-uiting misleidend is. Het hof overweegt ‘Een onjuiste of onvolledige mededeling kan dan ook pas als misleidend worden gekwalificeerd, indien redelijkerwijs aannemelijk is dat de mededeling, gelezen in de context waarin deze is geplaatst, van materieel belang is voor de beslissing van de maatman-specialist of maatman-apotheker om het geneesmiddel voor te schrijven respectievelijk ter hand te stellen’.
- Dat onderscheid moet worden gemaakt tussen het gebruik van het begrip ‘generiek geneesmiddel’ in het kader van de procedure om een handelsvergunning te krijgen en het gebruik daarvan bij het voorschrijven en uitleveren van geneesmiddelen door medisch specialisten en apothekers (de dagelijkse praktijk). De dagelijkse farmaceutische en medische praktijk maakt geen onderscheid op grond van de wijze waarop de generieke geneesmiddelen op de markt zijn toegelaten. En dus zal de maatman-specialist en maatman-apotheker de term generiek begrijpen als ieder geneesmiddel dat generiek is ten opzichte van het spécialité. En dus is deze wijze van gebruik van de term ‘generiek’ niet onrechtmatig.
- Het hof volgt Sandoz niet in de stelling dat sprake is van ‘therapeutisch uitwisselbaar’. Sandoz heeft pas in de hoger beroepsprocedure een wetenschappelijk rapport overgelegd met daarin de onderbouwing voor de stelling van therapeutisch uitwisselbaarheid. Het hof is niet van mening dat dit rapport er al zou moeten zijn ten tijde van de reclame-uiting. Wel zou dit rapport beschikbaar moeten zijn kort na het uitbrengen van de dagvaarding in eerste aanleg. De rechtbank heeft dus terecht het verweer van Sandoz verworpen. Dit gebrek kan in hoger beroep worden hersteld. De in hoger beroep overgelegde studies zijn onvoldoende weersproken, zodat het hof van de juistheid ervan uitgaat.
- Toch wordt de claim van Sandoz als onrechtmatig aangeduid omdat daarbij niet tevens nadrukkelijk wordt aangegeven om welke indicaties het gaat. Door het niet nader specificeren van de uitwisselbaarheid tot de geregistreerde indicaties, wordt de maatman-specialist en de maatman-apotheker misleid met betrekking tot de therapeutische waarde van het geneesmiddel. Daardoor kan de maatman-specialist en maatman-apotheker ten onrechte overgaan tot het voorschrijven respectievelijk ter hand stellen van het geneesmiddel voor andere dan de geregistreerde indicaties.
Wijzigingen in reclamecodes
Voor de praktijk zijn de CGR en de reclamecodes dus van groot belang voor de regels en handhaving van reclame voor geneesmiddelen. Per 1 februari 2019 maakt de Code Aanprijzing Gezondheidsproducten als bijzondere reclamecode, deel uit van de Nederlandse Reclame Code. In dat kader zijn tevens enkele wijzigingen doorgevoerd in de Code Publieksreclame Geneesmiddelen en de Code Medische Hulpmiddelen.Wat is er veranderd?
De Code Aanprijzing Gezondheidsproducten is oorspronkelijk opgesteld door de Keuringsraad. Gezondheidsproducten zijn geen geneesmiddel maar een levensmiddel. Op gewone levensmiddelen is de Reclamecode voor Voeding van toepassing. Gezondheidsproducten stellen, wekken de indruk of impliceren dat er een verband bestaat tussen een gezondheidsproduct of een bestanddeel daarvan en de gezondheid (gezondheidsclaim), zonder dat een medische claim of toespeling daarop wordt gebezigd. Een geneesmiddel heeft een bewezen geneeskundige werking (medische claim). Maar waar ligt de grens tussen een gezondheidsclaim (die bij reclame voor een gezondheidsproduct gemaakt mag worden) en een medische claim (die alleen in reclame voor een geneesmiddel mag worden gebruikt)? Bij Verordening 1924/2006[30] (de Claimsverordening) is een Europese database in het leven geroepen met daarin de toegestane voedings- en gezondheidsclaims (zie mijn eerdere bijdragen over voedings- en gezondheidsclaims[31] [32]). Daarbij gaat het om claims zoals ‘Vermindering van de consumptie van natrium draagt bij tot de instandhouding van de normale bloeddruk’. Om adverteerders te helpen heeft de Keuringsraad Aanprijzing Gezondheidsproducten twee databases opgesteld:- Op basis van de database Claimsverordening is een indicatieve lijst gemaakt met toegestane gezondheidsaanprijzingen. Bijvoorbeeld:
Goedgekeurde bewoording | Vermindering van de consumptie van natrium draagt bij tot de instandhouding van de normale bloeddruk. |
Voorwaarden voor het gebruik van de claim | De claim mag alleen worden gebruikt voor levensmiddelen met ten minste een laag natrium/zoutgehalte zoals bedoeld in de claim NATRIUMARM/ZOUTARM of een verlaagd gehalte aan natrium/zout zoals bedoeld in de claim VERLAAGD GEHALTE AAN [NAAM VAN DENUTRIËNT] zoals vermeld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1924/2006. |
Alternatieve voorbeeld bewoordingen | Toegestaan: X heeft een gunstige invloed op het behoud van een normale bloeddruk. Toegestaan: X helpt een normale bloeddruk in stand te houden. |
- Voor gezondheidsproducten die men consumeert is een database gemaakt met gezondheidsaanprijzingen die zijn opgenomen in het Richtsnoerdocument Claimsverordening. In deze lijst staat aangegeven welke gezondheidsaanprijzingen met een geneeskundige inhoud zijn toegestaan. Ter verduidelijking van de begrenzing van (toegelaten) gezondheidsaanprijzingen staan in de lijsten weergegeven welke aanprijzingen wel een geneeskundige inhoud hebben.
- Integratie van bepalingen uit de Claimsverordening.
- Andere claims
- Aanvullende informatie als onderdeel van een reclame-uiting?
Conclusie
Voor de reclame voor geneesmiddelen is een duaal bestel opgezet dat goed lijkt te functioneren. Met name door de Gedragscode Geneesmiddelenreclame en reclamecodes is een concrete invulling gegeven aan de abstracte normen in de richtlijn. Dit kan er echter wel toe leiden dat reclameregels in het buitenland afwijken van die in Nederland of dat deze anders worden uitgelegd. Ook de civiele rechter hecht waarde aan de gedragscode en reclamecodes bij civiele vorderingen op grond van misleidende reclame. Ondanks de strikte reclameregels voor geneesmiddelen, bieden deze nog steeds veel ruimte voor reclame mogelijkheden. Dit artikel is gepubliceerd in "Juridisch up to Date", 15 maart 2019. [1] https://kloptdatwel.nl/2019/02/20/rcc-griepalert-oscillococcinum/. [2] Artikel 6:194 lid 1 sub a t/m f BW. [3] Artikel 6:194a BW. [4] Richtlijn 92/28/EEG van de Raad van 31 maart 1992 betreffende reclame voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik. [5] Richtlijn 2001/83 van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik. [6] Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24 december 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9929: ’Niet is gesteld of gebleken dat de wetgever is afgeweken van de in de richtlijn opgenomen definities en bepalingen. Het hof zal bij de bespreking van de grieven derhalve uitgaan van de corresponderende bepalingen in de Geneesmiddelenwet.’ [7] Hoofdstuk 9, artikel 82 – 96. [8] Artikel 1 b Geneesmiddelenwet. [9] Code Aanprijzing Gezondheidsproducten (CAG). [10] Artikel 86 Richtlijn 2001/83. [11] Artikel 86 lid 2 Richtlijn 2001/83 en artikel 5.1.2.a Gedragscode Geneesmiddelenreclame. [12] Artikel 87 lid 1 Richtlijn 2001/83. [13] Artikel 87 lid 2 Richtlijn 2001/83. [14] Artikel 87 lid 3 Richtlijn 2001/83. [15] Huidige leden zijn: KNMG, KNMP, Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen, Bogin, Neprofarm, Centraal Bureau Drogisterijbedrijven, V&VN, NAPA, NVZ, bron: https://www.cgr.nl/nl-NL/Stichting-CGR/Deelnemers. [16] Richtlijn 2001/83, randnummer 47. [17] Artikel 84 lid 3 Geneesmiddelenwet. [18] Artikel 1 zz. gunstbetoon: het in het vooruitzicht stellen, aanbieden of toekennen van geld of op geld waardeerbare diensten of goederen met het kennelijke doel het voorschrijven, ter hand stellen of gebruiken van een geneesmiddel te bevorderen. [19] Beleidsregels gunstbetoon Geneesmiddelenwet 2018. [20] Reglement van de Codecommissie en Commissie van Beroep van de Stichting CGR. [21] K18-012-Eli-Lilly-Novo-Nordisk, 11 december 2018. [22] B18-01-en-B18-02-20181101, Genzyme-Merck, 1 november 2018. [23] Hof van Justitie EG, 02-04-2009, C-421/07. [24] K18-015-Gilead-Viiv-Healthcare, 17 december 2018. [25] Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24 december 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9929, r.o. 3.11. [26] Voorzieningenrechter Rechtbank Zwolle-Lelystad, 3 februari 2011, ECLI:NL:RBZLY:2011:BR4853. [27] Rechtbank Zwolle- Lelystad, 29 augustus 2012, ECLI:NL:RBZLY:2012:1648. [28] Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24 december 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9929. [29] B11.004-11.02. [30] Verordening (EG) Nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen. [31] Juridisch up to Date 2016-0146, Hoe kun je voedings-/gezondheidsclaims gebruiken voor levensmiddelen? [32] Juridisch up to Date 2017-0072, Hoe kan ik een gezondheidsclaim krijgen voor mijn voedingsproduct? [33] https://www.keuringsraad.nl/gedragscodes-en-andere-basisdocumenten/claimsdatabase. [34] https://www.keuringsraad.nl/gedragscodes-en-andere-basisdocumenten/bekijk-hier-de-code-voor-de-publieksreclame-voor-g.
Casus
In 1992 werd een patiënt geopereerd in het toenmalige Radboud UMC aan zijn rechteroog wegens loslating van het netvlies. Hierbij werd gebruik gemaakt van een Miragelplombe. Dit is een soort kussentje ter afdichting van de netvliesscheur. Al in 1993 kreeg de patiënt opnieuw klachten aan zijn oog en heeft lange tijd last gehad. Meerder operaties waren noodzakelijk.Ongeschikt hulpmiddel
Tijdens de nieuwe operaties in 2006 [14 jaar na de eerste operatie!] bleek dat de Miragelplombe te zijn gezwollen en brak bij de verwijdering, met schade als gevolg. In 2012 oordeelde de rechtbank dat de Miragelplombe ongeschikt was. Bij 10% van de patiënten treden complicaties op. Bij een deel van de patiënten verandert de Miragelplombe van chemische samenstelling, zwelt en breekt. Overigens had de fabrikant van de Miragelplombe de productie al in 1995 gestaakt. De redenen hiervoor zijn niet bekend.Is het ziekenhuis aansprakelijk?
De hoofdregel is dat de behandelend arts of het ziekenhuis aansprakelijk is voor de ontstane schade als er ongeschikte medische hulpzaken worden gebruikt. Als echter de arts of het ziekenhuis stelt en kan bewijzen dat dit in het specifieke geval onredelijk zou zijn wordt het de arts of ziekenhuis niet toegerekend.
Rechtbank
De rechtbank oordeelt dat het ziekenhuis niet aansprakelijk is omdat de aansprakelijkheid van de producent zou afstuiten wegens een beroep op het ontwikkelingsrisico. Ook was destijds het gebruikelijk om dit type plombes te gebruiken en te verkiezen boven andere typen plombes. Het ziekenhuis was destijds niet op de hoogte van het feit dat deze plombe ongeschikt was. De patiënt gaat in hoger beroep bij het Hof.Hof
Het Hof rekent het gebruik van de ongeschikte Miragelplombe wel toe aan het ziekenhuis met o.a. de volgende argumenten:- de patiënt zou de producent van de Miragelplombe kunnen aanspraken maar die vordering is verjaard;
- er waren destijds meerdere [andere] operaties mogelijk naast het gebruik van de Miragelplombe maar de patiënt heeft op geen enkele wijze invloed kunnen uitoefenen op de keuze;
- er is sprake van een aanzienlijke letselschade, het Radboud UMC is hiervoor verzekerd. De patiënt heeft juist geen [dekkende] verzekering voor zijn schade.
Conclusie
De enkele onwetendheid over het gebrek van een hulpmiddel is dus niet langer voldoende voor een uitzondering op toerekening aan het ziekenhuis. De patiënt kan rechtstreeks de schade op het ziekenhuis verhalen en hoeft niet de weg naar de producent te bewandelen. Het ziekenhuis kan altijd trachten als afnemer van de hulpmiddelen regres te halen bij de producent. In ieder geval is deze uitspraak een doorbraak voor slachtoffers van een gebrekkige medische hulpzaak zoals o.a. PIP implantaten e.d. Het ziekenhuis zal nog in cassatie gaan van deze uitspraak van het Hof. Het is dus wachten op het oordeel van ons hoogste rechtscollege, de Hoge Raad. Dit artikel is gepubliceerd in "De Uitstraling", maart 2019.
In het kader van het programma “Responsible Innovation” gaat de Radboud Universiteit een nieuw onderzoek starten. Samen met diverse partners onderzoekt zij het gebruik van big data en Artificial Intelligence (AI) in de zorg. BG.legal maakt onderdeel uit van dit nieuwe consortium.[1]

Onze bijdrage zal met name zijn gericht op de juridische aspecten van het gebruik van nieuwe technologieën in de zorg. Doel van ons onderzoek is inzicht in (onder andere) de volgende vragen te krijgen:
- Hoe gaan artsen in de praktijk om met data die zij genereren?
- Tegen welke ethische en juridische dilemma’s betreffende het gebruik van patiëntendata lopen beroepsbeoefenaren in de zorg aan?
- Wat is de toegevoegde waarde voor patiënten van het gebruik van big data en AI?
- Wat is de verwachting van patiënten van het gebruik van nieuwe biomedische innovatietechnieken?
Aspecten zoals dataopslag, data-access, privacy en de juridische “eigendom” van data zullen de revue passeren.
Binnenkort gaat het onderzoek van start. Wij zullen contact gaan zoeken met onze cliënten en derden binnen de zorgsector om deze vragen met hen te bespreken. Daarnaast nodigen wij zorginstellingen, beroepsbeoefenaren en andere organisaties (die binnen de Healthcare-sector werkzaam zijn) uit om met ons contact op te nemen wanneer zij openstaan voor een gesprek over het gebruik van nieuwe technologieën en privacy in de zorg.
Meer weten? Neem contact op met Jos van der Wijst via het e-mailadres wijst@bg.legal.
[1] Dit onderzoek ontvangt financiering door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) in het kader van het programma Responsible Innovation (NWO-MVI).

Historie
De ANWB, Fonds slachtofferhulp, slachtofferhulp Nederland en de Vereniging van Letselschadeadvocaten [LSA] hebben zich jaren ingezet voor deze wet. Sinds 2003 loopt er al een parlementaire discussie over affectieschade. In 2010 zijn voorstellen gedaan maar gesneuveld in de Eerste kamer. Met name was men bang voor een claimcultuur. Pas nu, in 2019, bestaat er een tegemoetkoming voor nabestaanden en naasten van slachtoffers met ernstig letsel.Buitenland
Al jaren is behoefte aan een dergelijke wet. In bijna alle Europese landen is smartengeld voor nabestaanden [zogenaamde affectieschade] mogelijk. Op Europees niveau is er dus duidelijk een voorkeur voor toekenning van smartengeld aan nabestaanden. Alleen Duitsland en Nederland liepen nog achter. Echter in Duitsland is de wet affectieschade al binnen 5 maanden aangenomen [in 2016]. Mede vanwege de vliegramp met Lufthansa [2015] raakte het in ons buurland in een stroomversnelling. Overigens had Lufthansa de nabestaanden wel een smartengeld toegekend, zonder juridische verplichting. De verschillen met het buitenland werden helaas ook pijnlijk duidelijk na de vliegramp met de MH17. Buitenlandse nabestaanden hadden vaak wel recht op vergoeding, de Nederlandse nabestaanden niet.Wie hebben er recht op smartengeld?
Dit zijn echtgenoten, levenspartners, ouders en kinderen van slachtoffers die zijn overleden dan wel ernstig letsel hebben opgelopen. Ook andere personen kunnen onder omstandigheden een beroep doen op vergoeding als zij in een nauwe affectieve relatie tot de gewonde of overledene staan. Zij moeten dit wel aantonen. Bijvoorbeeld een langdurige en hechte LAT relatie. Het moet gaan om ongevallen waarvoor een derde aansprakelijk is. Ook misdrijven en medische fouten vallen onder deze wet.De bedragen
De schadebedragen zijn symbolisch en moeten gezien worden als een tegemoetkoming. Een compensatie voor het gemis van een naaste of overlijden van een naaste blijft namelijk onbetaalbaar. De bedragen variëren tussen de € 12.500,00 en € 20.000,00.Affectieschade bij ernstig letsel
Het letsel is uitgangspunt voor de vaststelling van de bedragen, niet het verdriet van de naaste. Het moet gaan om uitzonderlijk ernstig letsel. Hiervan is sprake bij een functiestoornis van 70%. Toch kan men ook mogelijk bij een lager percentage in aanmerking komen voor een vergoeding. De rechter heeft enige beoordelingsvrijheid.Is er thans sprake van een claimcultuur?
Gelet op de voorwaarden, waaronder de hoogte van de bedragen en de beperkte kring van gerechtigden, is er geen sprake van een claimcultuur. De wetgever heeft juist met bovenstaande beperkingen in de kring van gerechtigden en vastgestelde bedragen beoogd om zoveel mogelijk discussie over de aanspraak te voorkomen.Conclusie
In ieder geval nu na lange tijd erkenning voor naasten en nabestaanden. Of er nog juridische discussies zullen volgen in de individuele zaken zal nog moeten blijken. Te denken valt wel aan een discussie over de mate van het [ernstige] letsel en het aantonen van een affectieve relatie van anderen dan levenspartner, ouders en kinderen. De wet kent overigens geen terugwerkende kracht en geldt dus alleen voor ongevallen, misdrijven en medische fouten die plaatsvinden op of na 1 januari 2019. Dit artikel is gepubliceerd in "De Uitstraling", februari 2019.
‘We gaan scheiden’
Aan de kinderen vertellen dat u gaat scheiden, is vaak enorm moeilijk en verdrietig. Zelfs al komt het voor de kinderen niet als een verrassing, het kan nog wel als een schok komen. Het is het beste voor de kinderen om te horen dat er een scheiding komt als u helemaal zeker bent van uw zaak. Breng deze moeilijke boodschap bij voorkeur samen met uw (ex-)partner als dat mogelijk is. Kinderen willen graag weten hoe hun leven er uit gaat zien.Hier enkele tips voor het gesprek met de kinderen:
1. Wacht met vertellen tot het besluit om te scheiden vaststaat. Als er nog twijfel is, is het heel onverstandig uw gevoelens te delen met de kinderen. Of te suggereren dat er een scheiding op komst is. Wacht ook zeker niet te lang: iedereen wil voorkomen dat kinderen erachter komen via anderen. 2. Overleg met uw partner en probeer een eensgezind verhaal op te stellen. Zorg dat u het eens met elkaar bent over wat en hoe jullie het de kinderen vertellen. Plan een rustig moment in waarop iedereen thuis is en niet snel daarna de deur uit moet. 3. Vertel het samen. Zo laten ouders hun kinderen zien dat ze als ouders nog wel een eenheid vormen. Dat geeft een veilig gevoel. 4. Houd rekening met verschillende leeftijden, maar vertel het alle kinderen tegelijk. Zo kunnen ze elkaar steunen. Praat later nog verder, in de dagen erna, op het eigen niveau van het kind te spreken. 5. Bespaar kinderen de details over het hoe en waarom en vertel ze dat het een besluit van jullie samen is. Blijf dat zeggen, al voelt het soms anders. 6. Ook kinderen verwerken emotionele gebeurtenissen in stappen. Geef hen de tijd om dingen te verwerken. Een reactie komt soms pas later. Jonge kinderen nemen vaak in eerste instantie de emoties van hun ouder(s) over. 7. Vergeet niet om naar een reactie te vragen. Ook in de dagen erna als het niet direct komt. 8. Vertel de kinderen in het kort over de gevolgen van de scheiding. Het betekent bijvoorbeeld dat papa en mama niet meer in één huis wonen. Misschien betekent het ook wel dat de kinderen moeten verhuizen. Stel de kinderen gerust dat jullie het goed voor hun zullen regelen. 9. Vertel kinderen dat zij niet de oorzaak zijn van de scheiding. Benadruk dat jullie liefde voor hen wél blijvend is. Met name deze laatste tip kan niet genoeg herhaald worden. Kinderen hebben toch vaak onbewust het idee dat zij “de oorzaak” zijn van de scheiding. De sectie Familierechtadvocaten kan u terzijde staan bij de op handen zijnde echtscheiding. Elke donderdagochtend van 09.00 tot 10.30 u is er een gratis spreekuur in Villa Oldenburg te Vught. Ook in Oisterwijk, Tilburg, Boxtel zijn de spreekuren gratis. Gepubliceerd in 073Magazine, januari 2019.
Onderzoek door VeiligheidNL
Bij het afsteken van vuurwerk kan er ernstig letsel ontstaan. Na onderzoek van o.a. Veiligheid NL [in 2018] blijkt dat de meest voorkomende letsels brandwonden en oogletsel zijn. De helft van de vuurwerkslachtoffers is jonger dan 20 jaar. Het knalvuurwerk is verantwoordelijk voor bijna de helft van de letsels. Dit is onevenredig veel want het wordt maar door 20% van de huishoudens gekocht. 22% van de ongevallen wordt veroorzaakt door illegaal vuurwerk. Helaas is men zich vaak onbewust van de risico’s van het vuurwerk. Uiteindelijk kan door een ontploffing van enkele seconden een leven op zijn kop staan. Vaak loopt degene die [onzorgvuldig] vuurwerk afsteekt letsel op. Bijvoorbeeld door rotjes te laat weg te gooien, vuurpijlen uit de hand aan te steken en ga zo maar door. Uiteraard valt voor eigen letsel niemand aan te spreken of het [legale] vuurwerk moet ondeugdelijk zijn. Maar ook omstanders kunnen slachtoffer worden en is mogelijk de letselschade van hen wel verhaalbaar.Verhaal schade van omstanders
Het afsteken van vuurwerk rond de jaarwisseling is gebruikelijk. Als je naar buiten gaat om te kijken naar het vuurwerk loop je een bepaald risico. Het is niet zo dat degene die het vuurwerk afsteekt automatisch aansprakelijk is voor letselschade bij omstanders. Hij is wel aansprakelijk als hij onzorgvuldig heeft gehandeld.Voorbeelden van onzorgvuldig handelen
- de gebruiksaanwijzing van het vuurwerk niet opvolgen
- op een plek het vuurwerk afsteken waarvan je behoort te weten dat dit gevaarlijk kan zijn [bv onder een afdak, boom etc.]
- te dicht op een mensenmassa afsteken
- zelfgemaakte vuurwerkbommen of illegaal vuurwerk afsteken
Verhaal letselschade van degene die zelf vuurwerk afsteekt
Het kan zijn dat je legaal vuurwerk hebt gekocht maar dat dit toch niet deugt. Wellicht is het vuurwerk te vroeg afgegaan door een fabricagefout. In dat geval moetje de fabrikant/importeur aansprakelijk stellen.Schade
Als de veroorzaker bekend is en vast staat dat hij heeft onzorgvuldig heeft gehandeld kan je de letselschade verhalen op hem c.q. zijn verzekeraar. De schade bestaat uit materiële en immateriële schade. In het geval van het verliezen van een oog of [gedeeltelijke] amputatie van de hand kan de schade flink oplopen. Het kan zijn dat je je baan niet meer kan uitoefenen. Gederfde inkomsten is dan een grote schadepost. Maar ook overige kosten [ziekenhuiskosten, reiskosten, extra huishoudelijke hulp e.d.] lopen al snel op. Daarnaast heb je ook recht op smartengeld. Ben je slachtoffer geworden van een vuurwerkongeval? Laat je dan bijstaan door een letselschade advocaat voor het verhaal van je letsel schade. Dit artikel is gepubliceerd in "De Uitstraling", 16 januari 2019.
Nebula en Berzona
Lange tijd stond op het raakvlak van het insolventierecht en het intellectuele eigendomsrecht de vraag centraal of een curator in faillissement de mogelijkheid zou hebben om een verplichting tot het dulden van een gebruik, bijvoorbeeld bij een huurovereenkomst of licentieovereenkomst, niet na te komen en aldus een wanprestatie te plegen. In zijn arrest van 3 november 2016 (Nebula)1 leek de Hoge Raad op dit punt duidelijkheid te verschaffen. In cassatie bij de Hoge Raad kwam de rechtsvraag aan de orde of een economisch eigenaar van een onroerende zaak deze zaak na het faillissement van de juridisch eigenaar met werking tegen de boedel kan verhuren aan een derde. De Hoge Raad overweegt in r.o. 3.5 dat bij wederkerige overeenkomsten het uitgangspunt geldt dat deze niet door het faillissement worden beïnvloed. Dit betekent volgens de Hoge Raad echter niet dat de schuldeiser van een duurovereenkomst wiens wederpartij failliet wordt verklaard, de rechten uit die overeenkomst kan blijven uitoefenen alsof er geen faillissement was. Zou dit wel worden toegelaten, dan zou het beginsel van gelijkheid van schuldeisers op onaanvaardbare wijze worden doorbroken. "Dit geldt", aldus de Hoge Raad, "ook voor gevallen waarin de gefailleerde krachtens de tussen partijen gesloten overeenkomst niet is gehouden een bepaalde prestatie te verrichten, maar het gebruik van een aan hem in eigendom toebehorende zaak te dulden. Indien de wederpartij van de gefailleerde van de curator zou kunnen verlangen dat deze het voortgezet gebruik van de desbetreffende zaak duldt, zou deze wederpartij immers in feite bevoegd zijn het faillissement in zoverre te negeren. Voor dat laatste is echter slechts plaats in uitzonderlijke, in de wet uitdrukkelijk geregelde, gevallen. Bovendien zou door aanvaarding van een zodanige regel een goed beheer ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers van de tot de boedel behorende zaken ten aanzien waarvan langlopende overeenkomsten bestaan, in ernstige mate worden bemoeilijkt." Aan het oordeel van de Hoge Raad in het Nebula-arrest is in de daaropvolgende jaren veel waarde toegekend. Direct werd de koppeling gemaakt met de binnen het intellectuele eigendomsrecht veel gehanteerde licentieovereenkomsten. De conclusie op basis van Nebula: als de licentiegever failleert, dan mag de curator jegens de licentienemer wanpresteren en hoeft hij het gebruik van het betreffende intellectuele eigendomsrecht niet te dulden. De duidelijkheid die de Hoge Raad in het Nebula-arrest leek te hebben geschapen, bleek echter van niet al te lange duur. Op 11 juli 2014 wees de Hoge Raad arrest in de zogeheten "Berzona"-zaak2. De Hoge Raad zag zich geconfronteerd met de vraag of een vordering tot gebruik van een pand (huur) als steunvordering zou kunnen dienen bij de aanvraag van het faillissement van de verhurende partij. De Hoge Raad beantwoordde deze vraag negatief. De Hoge Raad overwoog in r.o. 3.6.4. dat de curator in faillissement niet (actief) een bevoegdheid of vordering toekomt, anders dan uit de wet of overeenkomst, zoals het ontruimen of opeisen van het gehuurde als de huurovereenkomst nog loopt. Zou een curator een dergelijke bevoegdheid of vordering wel toekomen, dan zou dit in strijd zijn met het beginsel dat het faillissement geen invloed heeft op bestaande wederkerige overeenkomsten. De heersende opinie in de literatuur is dat de Hoge Raad in het Berzona-arrest is teruggekomen van zijn Nebula-arrest. De Hoge Raad overweegt immers dat de curator nu juist geen (actieve) bevoegdheid zou hebben het gebruik te kunnen staken, in tegenstelling tot de curator van Nebula B.V. De Hoge Raad voegt echter in r.o. 3.6.5 toe dat in het Nebula-arrest geen ander oordeel besloten ligt. In de literatuur is betoogd dat de Hoge Raad dan met name op het verschil lijkt te wijzen dat in Nebula de economische eigenaar ook na het faillissement nog bevoegd zou zijn het in gebruik gegeven goed te verhuren en dat deze omstandigheid een te grote doorbreking van het uitgangspunt van gelijkheid van schuldeisers zou zijn.3Deze uitleg van voornoemde arresten zou voor de licentienemer betekenen dat de curator van de licentiegever op grond van de wet geen bevoegdheid toekomt om het gebruik te beëindigen. De licentienemer moet zich het faillissement van de licentiegever echter wel aantrekken, in de zin dat zijn handelen niet mag leiden tot een onaanvaardbaar doorbreken van het beginsel van gelijkheid van schuldeisers. Hiervan zou, zoals in het Nebula-arrest, sprake kunnen zijn wanneer de licentienemer na faillissement nieuwe sublicenties aan sublicentienemers zou verschaffen en aldus handelt alsof er geen faillissement bestaat.Anno 2018
Met de geschiedenis van Nebula en Berzona werd de Hoge Raad in 2018 opnieuw geconfronteerd met vraagstukken die betrekking hebben op het gebruiksrecht bij faillissement. HR Credit Suisse/Jongepier q.q. In zijn arrest van 23 maart 20184 verschaft de Hoge Raad meer duidelijkheid op de vraag of het de curator is toegestaan actief een einde te maken aan een verplichting tot het in gebruik moeten geven. Met verwijzing naar Berzona bevestigt de Hoge Raad dat een faillissementstoestand de curator geen bevoegdheid verschaft om een door de schuldenaar voor het faillissement verrichte prestatie ("actief") ongedaan te maken of een voortdurende prestatie voor zover deze bestaat uit een dulden of nalaten, te beëindigen, zoals door intrekking van een verleende licentie of opeising van een verhuurde zaak. Deze overweging zet de rechtsregel uit het Berzona-arrest kracht bij, te meer nu de Hoge Raad ook expliciet het woord 'licentie' heeft gebruikt. Daarmee luidt de conclusie anno 2018 dat, tenzij uit de wet of overeenkomst anders blijkt, de failliete licentiegever niet de bevoegdheid heeft een voortdurend gebruik (actief) te beëindigen. In een op het moment van schrijven (nog) niet gepubliceerd arrest van de Hoge Raad van 9 november 20185 gaat de Hoge Raad nog een stap verder en sanctioneert hij de curator die een voortdurende prestatie, die bestaat uit een dulden of nalaten, actief beëindigt zelfs. In dit geval had de curator als huurder van een pand, in strijd met de geldende huurovereenkomst en ondanks sommatiebrieven van de verhuurder, het pand onderverhuurd aan de doorstarter, terwijl de verhuurder voor het gebruik geen vergoeding heeft ontvangen. De Hoge Raad oordeelde dat de curator in dit geval zelfs persoonlijk aansprakelijk moet worden gehouden voor de schade die de wederpartij heeft geleden als gevolg van dit handelen. De vraag is gerechtvaardigd in hoeverre curatoren in het licht van dit arrest met een beroep op Nebula nog zouden overgaan tot het actief beëindigen van het gebruik op grond van een dulden of nalaten, zoals een licentieovereenkomst. HR KAV Autoverhuur Exact een maand voor het arrest Credit Suisse/Jongepier q.q., wees de Hoge Raad een ander arrest dat eveneens voor de licentiepraktijk van belang is. De omstandigheden in dit arrest zijn echter wezenlijk anders dan de omstandigheden in de hiervoor behandelde arresten. In deze casus was er een rechthebbende ("MAN") die een voertuig aan een tussenpersoon ("RTL") in gebruik gaf, die op haar beurt het voertuig weer in gebruik gaf aan de eindgebruiker ("KAV"). Achtereenvolgens beëindigt MAN de leaseovereenkomst met RTL op 3 december 2011 en gaat RTL op 11 december 2012 failliet. KAV heeft vervolgens gedurende enkele maanden nog het gebruik van het geleasete voertuig, alvorens zij op grond van een nieuwe huurovereenkomst het voertuig inlevert. De curator van RTL vordert vervolgens de betaling van de huursom op grond van de onderhuurovereenkomst tussen RTL en KAV. KAV stelt zich daarentegen op het standpunt hier niet toe gehouden te zijn, aangezien RTL na de beëindiging van de hoofdhuurovereenkomst niet meer bevoegd was het voertuig aan KAV te verhuren. De Hoge Raad stelt de curator in het gelijk en overweegt in r.o. 3.3.3 hiertoe dat RTL zich op grond van de onderhuurovereenkomst jegens KAV verbonden heeft om het voertuig aan haar voor gebruik ter beschikking te stellen. Voor de geldigheid van de huurovereenkomst is niet vereist dat RTL ook daadwerkelijk eigenaar of uit andere hoofden in staat is om het gebruik van de zaak te hebben. Van een tekortkoming van RTL zou pas sprake zijn indien een derde tegenover KAV een beter recht pretendeert te hebben en het bovendien als gevolg daarvan tot een feitelijke stoornis van het gebruik komt. Zolang MAN niet tot opeising van het voertuig overgaat, behoudt KAV het feitelijke gebruik en schiet RTL niet tekort in de nakoming van haar verbintenis. Hoewel dit arrest opnieuw de huur van een goed betreft, lijkt het arrest eveneens van toepassing op een situatie waarin de huur wordt vervangen door licenties. Dit zou betekenen dat in een situatie waarin de overeenkomst tussen de licentiegever/eigenaar en de licentienemer/sublicentiegever eindigt, de sublicentienemer eveneens gebruiksvergoedingen verschuldigd blijft aan de sublicentiegever, zolang de licentiegever/eigenaar zijn eigendom niet opeist en de sublicentiegever feitelijk gebruik kan blijven maken van het in licentie gegeven recht. In tegenstelling tot de situatie waarin een voertuig wordt gehuurd, zoals in het KAV Autoverhuur-arrest, loopt de sublicentienemer bij een voortdurend gebruik echter nog een extra risico, in het niet ondenkbeeldige geval dat de licentie betrekking zou hebben gehad op het gebruik van een intellectueel eigendomsrecht. Immers heeft de licentiegever/eigenaar de mogelijkheid om schadevergoeding en winstafdracht te vorderen en bovendien de sublicentienemer veroordeeld te krijgen in de daadwerkelijke kosten van de procedure(s), zoals volgt uit artikel 1019h Rv, vanwege het onrechtmatige gebruik van het betreffende intellectuele eigendomsrecht. In het ergste geval meldt de licentiegever/eigenaar zich na enkele maanden na het faillissement van de licentienemer/sublicentiegever, namelijk op het moment dat de sublicentienemer gebruiksvergoedingen heeft betaald aan de boedel van de licentienemer/sublicentiegever. Net als voor KAV in voornoemd arrest bestaat voor de sublicentienemer, bij faillissement van de licentienemer/sublicentiegever, ook de mogelijkheid om de sublicentieovereenkomst te ontbinden (artikel 6:80 BW) of zijn betalingsverplichtingen op te schorten (artikel 6:263 BW). Daarmee zijn de potentiële problemen met de licentiegever/eigenaar nog niet opgelost. Het advies voor de sublicentienemer is aldus zo spoedig mogelijk in contact te treden met de licentiegever/eigenaar om een oplossing voor de dreigende inbreuksituatie te vinden. Uiteraard bestaat daarnaast de mogelijkheid om in een voortijdig stadium, bij voorkeur bij het aangaan van de licentie- en sublicentieovereenkomst, contractueel in te spelen op de mogelijkheid dat de licentienemer/sublicentiegever in staat van faillissement komt te verkeren en te voorkomen dat de sublicentienemer onrechtmatig gebruik gaat maken van een intellectueel eigendomsrecht.Resumerend
Het jaar 2018 heeft de licentienemer die betrokken raakt bij het faillissement van zijn licentiegever meer duidelijkheid verschaft over zijn juridische positie. De rechtsregels uit HR Berzona zijn nogmaals bevestigd in HR Credit Suisse/Jongepier q.q. De curator van de licentiegever is, behoudens de mogelijkheden die de wet of overeenkomst hem bieden, niet bevoegd de licentieovereenkomst te beëindigen. Daarmee lijkt het bereik van HR Nebula tot nagenoeg nihil te zijn geslonken. Zou een curator zelfs actief tot beëindiging van een situatie die hij zou moeten dulden of nalaten overgaan, dan zou de licentienemer de curator zelfs pro se aansprakelijk kunnen houden. Ten slotte leert het KAV Autoverhuur-arrest dat de curator van de failliete sublicentiegever wel aanspraak kan blijven maken op een licentievergoeding van de sublicentienemer wanneer het gebruik op grond van de licentieovereenkomst wordt toegestaan. De sublicentienemer zou hierdoor inbreukmakend kunnen handelen ten opzichte van de eigenaar/rechthebbende. De sublicentienemer doet er aldus verstandig aan dit risico zoveel als mogelijk contractueel af te dekken en in geval van faillissement van de sublicentiegever direct tot actie over te gaan. Dit artikel is gepubliceerd in Juridisch up to Date, 7 december 2018. [post_title] => De positie van de licentienemer bij faillissement anno 2018 [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => de-positie-van-de-licentienemer-bij-faillissement-anno-2018 [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-01-03 10:53:10 [post_modified_gmt] => 2022-01-03 09:53:10 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=17420 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 13078 [post_author] => 6 [post_date] => 2018-12-27 16:27:26 [post_date_gmt] => 2018-12-27 15:27:26 [post_content] =>Inleiding
Consumenten willen meer en meer een gezonde levensstijl en daar hoort ook gezonde voeding bij. Bij het aanprijzen van levensmiddelen wordt daarop ingespeeld. Daarbij wordt veelvuldig gebruik gemaakt van claims; beweringen op etiketten en reclame die aangeven dat een product bepaalde eigenschappen heeft, bepaalde bestanddelen bevat of bepaalde bestanddelen juist niet bevat. E-nummers hebben vaak een negatieve associatie en bij voorkeur worden bestanddelen gebruikt die geen e-nummer hebben. Consumenten (organisaties) vragen aandacht voor misleidende etikettering. Zoals de European Consumer Organisation in haar rapport ‘Food Labels: Tricks of the Trade’ van 14 juni 2018[1]. Op 6 september 2018 heeft Eurocommissaris Andriukaitis hierop gereageerd[2]. De commissaris gaf aan dat de bestaande EU-regelgeving afdoende is om (i) te verzekeren dat de consumenten adequaat worden geïnformeerd over de hoeveelheid van een ingrediënt en (ii) om consumenten te bescherming tegen misleiding. Om deze redenen was de commissaris niet van plan om met verdere EU-regelgeving te komen voor het gebruik van termen zoals ‘natuurlijk’, ‘traditioneel’ of ‘ambachtelijk’ of voor de etikettering van fruitdranken. De commissaris gaf verder aan dat de verantwoordelijkheid om de EU-regelgeving te handhaven ligt bij de Lidstaten. Dit betekent dat de vraag of de etikettering van een levensmiddel misleidend is, in eerste instantie op nationaal niveau zal worden beoordeeld op basis van een case-by-case basis.Wat is de bestaande EU-regelgeving?
Verordening (EU) nr. 1169/2011[3] (Voedselinformatieverordening). In de considerans van deze verordening wordt overwogen dat ervoor moet worden gezorgd dat consumenten de nodige informatie krijgen over de levensmiddelen die zij consumeren om een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van de consumenten te bereiken en hun recht op informatie te waarborgen. Consumenten worden bij het maken van hun keuzes onder meer door gezondheids-, economische, milieu-, sociale en ethische overwegingen beïnvloed. Een uitgangspunt is verder dat er bij consumenten belangstelling bestaat voor het verband tussen voeding en gezondheid en voor de keuze van een aan de individuele behoeften aangepast voedingspakket. Consumenten moeten doordachte keuzes kunnen maken. Een adequate voedingswaarde-informatie op levensmiddelen moet er aan bijdragen dat de consument die doordachte keuze kan maken. Daar wordt de regelgeving op ingericht. Concreet betekent dit onder meer: Voedselinformatiewetgeving kan verplichte voedselinformatie voorschrijven. Een van de overwegingen om bepaalde voedselinformatie verplicht voor te schrijven is om consumenten in staat te stellen een doordachte keuze te maken. Daarbij weten we dat consumenten behoefte hebben aan bepaalde informatie waar zij significante waarde aan stellen. Voedselinformatie mag niet misleidend zijn, met name niet[4]:- ten aanzien van de kenmerken van het levensmiddel, en vooral niet ten aanzien van de aard, identiteit, eigenschappen, samenstelling, hoeveelheid, houdbaarheid, land van oorsprong of plaats van herkomst en wijze van vervaardiging of productie;
- door aan het levensmiddel effecten of eigenschappen toe te schrijven die het niet bezit;
- door te suggereren dat het levensmiddel bijzondere kenmerken vertoont terwijl alle soortgelijke levensmiddelen dezelfde kenmerken bezitten, met name door nadrukkelijk te wijzen op het ontbreken of aanwezig zijn van bepaalde ingrediënten en/of voedingsstoffen;
- door via de presentatie, beschrijving of afbeelding de aanwezigheid van een bepaald levensmiddel of ingrediënt te suggereren terwijl het in werkelijkheid een levensmiddel betreft waarin een van nature aanwezig bestanddeel of normaliter gebruikt ingrediënt is vervangen door een ander bestanddeel of een ander ingrediënt.
- de benaming van het levensmiddel;
- de lijst van ingrediënten;
- elke stof of technische hulpstof die allergieën of intoleranties veroorzaakt, en die bij de vervaardiging of de bereiding van een levensmiddel wordt gebruikt en nog in het eindproduct aanwezig is, zelfs in een veranderde vorm;
- de hoeveelheid van bepaalde ingrediënten of categorieën ingrediënten;
- de netto hoeveelheid van het levensmiddel;
- de naam of handelsnaam en het adres van de in artikel 8, lid 1 bis, bedoelde exploitant van een levensmiddelenbedrijf;
- het land van oorsprong of de plaats van herkomst overeenkomstig artikel 26;
- een voedingswaardevermelding.
Voedings- en gezondheidsclaims
De Europese Verordening nr. 1924/2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (de Claimsverordening) stelt strenge eisen aan het gebruikmaken van voedings- en gezondheidsclaims. Een voedingsclaim is "een claim die stelt, de indruk wekt of impliceert dat een levensmiddel bepaalde heilzame voedingseigenschappen heeft met betrekking tot energetische waarde of nutriënten". Voorbeelden zijn: 'light', 'vezelrijk', 'rijk aan omega-3 vetzuren', 'suikervrij' of 'zoutloos'. Een gezondheidsclaim is "een claim die stelt, de indruk wekt of impliceert dat er een verband bestaat tussen een levensmiddelencategorie, een levensmiddel of een bestanddeel daarvan en de gezondheid". Voorbeelden zijn 'calcium is goed voor de kalkhuishouding', 'vitamine C ondersteunt de afweer van je lichaam' en 'cholesterolverlagend'. Voor een uitgebreidere toelichting op de Claimsverordening verwijs ik naar een eerdere bijdrage van mij in dit tijdschrift[9].Clean Label
Met een ‘clean label’ wordt ingespeeld op de behoefte van kritische consumenten die met aandacht het etiket van een levensmiddel bekijken. Er wordt dan gelet op de lijst met ingrediënten, de voedingswaarde en de voedings-/gezondheidsclaims. Met een clean label wordt bewust gekeken naar alles op een etiket wat voor een consument van belang is. Er wordt gebruik gemaakt van claims zoals ’natuurlijk’, ‘vrij van additieven’, ‘organisch’, ‘non-GMO’, ‘streekproduct’, etc. Daarnaast staan op een clean label geen of weinig E-nummers of ingrediënten die consumenten niet herkennen. In plaats van het vermelden van een E-nummer wordt ook wel de chemische stofnaam van het E-nummer vermeld. Of het E-nummer wordt vervangen door een meer natuurlijk ingrediënt. Vanuit de levensmiddelenindustrie wordt gevraagd om een heldere, juridische definitie van het begrip ‘clean label’. Met name om bij te dragen aan het herstel van consumentenvertrouwen in de voedselveiligheid[10].Handhaving
In Nederland is de NVWA belast met het toezicht op naleving van de levensmiddelenregelgeving waaronder de claimverordening. Periodiek verschijnt er een inspectierapport van de NVWA. Het meest recente rapport dateert uit 2014 en ziet op een onderzoek in de periode maart - oktober 2014 naar etiketten van ontbijtproducten op basis van granen. Deze zijn gecontroleerd op correct gebruik van voedings- en gezondheidsclaims. De conclusie van het rapport luidt[11]: “Bijna de helft van de onderzochte producten met claims uit de categorie ontbijtgranen voldeed volledig aan de Claimsverordening. Dit lage nalevingspercentage was voornamelijk te wijten aan het gebruik van algemene, niet-specifieke gezondheidsclaims, die niet vergezeld gingen van een goedgekeurde specifieke gezondheidsclaim waarbij duidelijk is welk nutriënt zorgt voor welk gezondheidseffect. De fabrikanten die de Claimsverordening overtreden moeten hun etiket en/of website aanpassen.” De indruk bestaat niet dat dit onderwerp grote belangstelling heeft bij de NVWA. De EU controleert de lidstaten op hun handhavingsactiviteiten. In een recent rapport[12] van 13 juli 2018 is de EU kritisch over de controle op de productie en de juiste labelling van ‘biologische producten’ in België. De EU constateert veel tekortkomingen en weinig tot geen handhaving. Daardoor bestaat het risico van voedselfraude. Het rapport bevat (enkel) aanbevelingen voor de Belgische overheid. Kortom, (echte) handhaving vindt op andere wijze plaats.Reclame Code Commissie
De Stichting Reclame Code (SRC) is de instantie op het gebied van zelfregulering van reclame. “De SRC bevordert verantwoord reclame maken met als doel de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van reclame te waarborgen[13]”. De SRC heeft de Nederlandse Reclame Code opgesteld en daarnaast diverse bijzondere reclamecodes zoals de Reclamecode Voor Voedingsmiddelen (RVV) 2015 en de Code Publieksreclame voor Geneesmiddelen (CPG) 2015. Indien een consument of een concurrent van mening is dat een etiket van een levensmiddel misleidend is, dan is het erg eenvoudig om een klacht in te dienen bij de Reclame Code Commissie (RCC). Dit is vormvrij, een advocaat is niet vereist en de kosten zijn beperkt. De beperking van een klacht bij de RCC is dat bij toewijzing van een klacht geen schadevergoeding, bevel tot aanpassing, dwangsom, etc. kan worden opgelegd. Dit neemt niet weg dat een klacht vaak effectief is omdat deze veelal wordt nageleefd en openbaar wordt.HappyHealthy Groene Thee Extract
Een recente voorbeeld is de zaak ‘HappyHealthy Groene Thee Extract[14]’. Er wordt geklaagd over uitingen op de website www.happyhealthy.nl en op www.facebook.com/happyhealthyfan/ voor zover het gaat om de aanprijzing van het product ‘HappyHealthy Groene Thee Extract’. Het zou gaan om gezondheidsclaims, claims die zinspelen op de mate of snelheid van het gewichtsverlies en een -volgens klager- medische claim. Daarnaast maakt klager bezwaar tegen de aanduiding van het product als “afslanksupplement” en “afslankcapsules”. Meer specifiek gaat het klager om de volgende beweringen:- “Verschillende onderzoeken bevestigen het verband tussen groene thee (extract) en gewichtsverlies door thermogenese en verhoogde vetverbranding.”
- “Een opvallende bevinding is dat uit een meta-analyse (een cluster van onderzoeken) blijkt dat groene thee gunstig kan zijn voor zowel gewichtsverlies als gewichtsbehoud na afvallen.”
- Uit een studie komt naar voren dat het aminozuur L-theanine, dat voorkomt in groene thee, gunstige effecten heeft op de hersenen. Deze resultaten onderschrijven het verband tussen mentale alertheid en groene thee.”
- “Ontdek het meest krachtige en wetenschappelijk onderbouwde afslanksupplement met Oscar’s geheime formule… . om gewicht te verliezen en de vetverbranding te verhogen.”
- “Een grootschalig onderzoek bevestigt het standpunt dat groene thee consumptie beschermende effecten kan hebben tegen hart- en vaatziekten bij ouderen.”
Wat betekent dit voor de praktijk:
Om aan te sluiten bij de behoefte van consumenten aan ‘clean and clear labelling’ biedt de EU-regelgeving praktische handvatten om beoordelen of sprake is van misleiding van consumenten. Maar een grijs gebied blijft bestaan. Zeker bij het gebruik van nieuwe productsamenstellingen, nieuwe claims en natuurlijke alternatieven voor chemische stoffen. Degene die het etiket gebruikt moet aannemelijk kunnen maken dat claims gerechtvaardigd zijn. Dat bezien vanuit de consument. [1] Food Labels: tricks of the trade (BEUC-PR-2018-010) [2] E-003659/2018 (ASW) van 6 september 2018 [3] Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten [4] Verordening (EU) nr. 1169/2011, artikel 7 (eerlijke informatiepraktijken) [5] Verordening (EU) nr. 1169/2011, artikel 9 (lijst van verplichte vermeldingen) [6] Verordening (EU) nr. 1169/2011, artikel 13 (presentatie van verplichte vermeldingen) [7] Verordening (EU) nr. 1169/2011, artikel 20 sub b (Weglating van bestanddelen van een levensmiddel uit de lijst van ingrediënten) [8] Verordening (EU) nr. 1169/2011, artikel 22 (Kwantitatieve opgave van de ingrediënten) [9] Hoe kun je voedings-/gezondheidsclaims gebruiken voor levensmiddelen? JutD 2016-0146 [10] Regulation ‘could boost clean label’ and build trust: https://www.foodnavigator.com/Article/2018/03/05/Regulation-could-boost-clean-label-and-build-trust [11] https://www.nvwa.nl/onderwerpen/claims-levensmiddelen/documenten/consument/eten-drinken-roken/overige-voedselveiligheid/publicaties/handhaving-claimsverordening-op-ontbijtgranen-2014 [12] ec.europa.eu/food/audits-analysis/act_getPDF.cfm?PDF_ID=13802 [13] www.reclamecode.nl [14] RCC, 2 oktober 2018, 2018/00562 Dit artikel is gepubliceerd in "Juridisch up to Date", december 2018.
Het gebeuren
Tand Correct biedt behandelingen in Turkije aan. Eiseres reist in 2009 naar Turkije voor een grondige revisie van haar gebit. Deze mislukt volkomen. Zij spreekt Tand Correct aan en eist vergoeding van de schade en tevens smartengeld.Standpunt Tand Correct
Tand Correct stelt dat zij slechts als tussenpersoon heeft gehandeld tussen eiseres en de Turkse tandartsen. Zij stelt dat zij geen bemoeienis heeft gehad met de tandheelkundige behandeling. De rechtbank gaat zich buigen over de zaak.Feiten
De feiten die van belang zijn voor het oordeel van de rechter:- eiseres ging naar Tand Correct met de vraag of haar gebit voor een voor haar aanvaardbare prijs kon worden gereviseerd,
- Tand Correct beschikt volgens haar eigen informatie over eigen tandklinieken en eigen tandartsen in Turkije,
- één van die tandartsen heeft in Nederland het vooronderzoek gedaan,
- eiseres heeft van Tand Correct een behandelplan en offerte ontvangen,
- bij de offerte was een bijlage ingesloten met daarin het Nederlands coderingssysteem van behandelingen,
- het behandelplan is uitgevoerd door dezelfde door Tand Correct ingeschakelde tandarts,
- Tand Correct verzorgt volgens eigen mededelingen de nazorg en geeft garantie op kronen,
- na bemiddeling door Tand Correct heeft eiseres nog verschillende herstelbehandelingen in Nederland en Turkije ondergaan.
Fout van tandarts?
Volgens de rechtbank is de door Tand Correct ingeschakelde tandarts ernstig tekortgeschoten op verschillende punten. Dit blijkt uit diverse evaluaties van andere tandartsen en parodontologen. Het o.a. breken van bruggen is geen normale complicatie en moet vergoed worden.Herstel in Turkije?
De rechter vindt niet dat eiseres opnieuw naar Turkije moet voor het herstel. Dit mede gelet op de omvang van de herstelwerkzaamheden. Dit betekent dat Tand Correct gehouden is de kosten te vergoeden voor behandelingen in Nederland en dus naar Nederlands prijspeil.Smartengeld
Eiseres heeft recht op smartengeld. Vast staat dat eiseres als gevolg van de fout nog verschillende malen naar Turkije is teruggereisd. Zij heeft nog zes herstelbehandelingen bij Tand Correct in Nederland ondergaan. Ook heeft zij vervolgens talloze malen haar eigen tandarts bezocht. Alleen al uit het overzicht van de behandelingen die eiseres in de periode van juli 2012 tot maart 2013 heeft ondergaan blijkt dat zij kampte met een scala aan pijnlijke klachten. Nog altijd heeft eiseres last van pijn en ongemak. Tand Correct stelt dat eiseres in 2009 al een slecht gebit had. Maar juist daarom wilde eiseres een complete revisie om van die problemen af te komen. Als de door Tand Correct ingeschakelde tandarts juist zou hebben gehandeld waren de klachten van eiseres verholpen. De Rechtbank wijst daarom smartengeld toe van € 4.000,00. Tevens wijst de rechtbank herstelschade toe en schat dit op € 15.000,00.Conclusie
Mocht een behandeling in het buitenland [finaal] mislukken dan kan dus het bureau dat de reis en behandeling heeft geregeld aansprakelijk zijn voor de fouten van de tandarts in Turkije. Herstel zal dan in Nederland plaats kunnen vinden tegen Nederlandse prijzen. Dit hangt wel af van de overeenkomst, feiten en omstandigheden. Dit artikel is gepubliceerd in “De Uitstraling”, december 2018.
