Rechter dwingt boeren, milieuorganisaties en de provincie tot stikstofoverleg

25 apr 2025

Op 16 april is een nieuwe belangrijke uitspraak gedaan in het stikstofdossier, dit maal door de Rechtbank Oost-Brabant. Na verschillende rechtszaken gestart door milieuorganisaties over natuurvergunningen van piekbelasters moet de provincie Noord-Brabant van de rechter een nieuw besluit nemen over het intrekken of beperken van de vergunningen. Binnen één jaar moeten passende maatregelen zijn genomen om een blijvende en substantiële daling van stikstofdepositie te realiseren. In dit artikel bespreken wij de feiten van de rechtszaken en het oordeel van de rechtbank.

Het geschil

Twee milieuorganisaties, Mobilisation for the Environment en Vereniging Leefmilieu, hebben het provinciebestuur van Noord-Brabant verzocht om natuurvergunningen van een aantal boeren te beperken of in te trekken. Deze verzoeken werden afgewezen door de provincie, waarna de milieuorganisaties naar de rechter zijn gegaan. In totaal gaat het om 9 verschillende rechtszaken die gelijktijdig behandeld zijn.

Het gaat om boerderijen die dichtbij Natura 2000-gebieden een vergunning hebben, deze boerderijen worden ook wel piekbelasters genoemd. De milieuorganisaties vrezen voor onherstelbare schade aan de Natura 2000-gebieden door de stikstofdepositie van de bedrijven. De milieuorganisaties beroepen zich op artikel 5.4, tweede lid, van de Wet natuurbescherming, waaruit volgt dat een natuurvergunning kan worden ingetrokken als dit nodig is ter uitvoering van artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn. In de Habitatrichtlijn heeft de Europese Unie opgenomen welke natuurgebieden bescherming genieten, dit zijn de Natura 2000-gebieden. Uit artikel 5.4, tweede lid, van de Wet natuurbescherming volgt dat een vergunning kan worden ingetrokken als er dreigende verslechtering is van het Natura 2000-gebied.

De provincie heeft de verzoeken afgewezen omdat dit te ver zou gaan voor de betrokken bedrijven en omdat sprake zou zijn van willekeur, disproportionaliteit en onevenredigheid. Daarbij wijst de provincie op landelijke en provinciale maatregelen die al zijn genomen om de stikstofdepositie te verminderen. Hieronder vallen de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (LBV) en de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (LBV-plus).

Oordeel Rechtbank Oost-Brabant

De rechtbank is voorafgaand aan het doen van de uitspraak op bezoek gegaan bij de betrokken bedrijven om in het bijzijn van vertegenwoordigers van de provincie en de milieuorganisaties met de boeren te spreken. Het gaat in deze zaken namelijk om complexe strijdige belangen die ten koste van elkaar gaan: het belang van de natuur en het belang van de individuele boeren.

De rechtbank komt tot het oordeel dat sprake is van een verslechtering van de betrokken Natura 2000-gebieden. Er is dus sprake van de dreigende verslechtering waar de milieuorganisaties zich op beroepen. Dit levert strijd op met artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn. Er moet daarom een blijvende, substantiële daling van stikstofdepositie plaatsvinden. Dit moet binnen één jaar daadwerkelijk effect hebben.

De provincie moet dus passende maatregelen nemen, hierbij moet het (gedeeltelijk) intrekken van vergunningen in overweging worden genomen. De provincie zal hierbij rekening moeten houden met de omstandigheden van ieder geval. De andere passende maatregelen, de LBV en de LBV-plus hebben namelijk te weinig effect om te voorzien in de noodzakelijke daling.

De rechtbank heeft de weigeringsbesluiten van de provincie vernietigd en heeft de provincie een termijn van zes maanden gegeven om een nieuw besluit te nemen waarin maatregelen zijn genomen die binnen één jaar effect zullen hebben. Ter voorbereiding van het nieuwe besluit moeten alle partijen samen aan tafel voor overleg.

Concluderend

De aanwijzing van de rechtbank dat de provincie, de bedrijven en de milieuorganisaties samen aan tafel moeten voordat de provincie een nieuw besluit neemt is ongebruikelijk. De rechtbank denkt echter dat overleg in dit soort zaken waardevol is om tot een oplossing te komen en evenwicht te vinden tussen de belangen van boeren en het natuurbelang. Over een half jaar zal duidelijk worden hoe de provincie in het nieuwe besluit ervoor kiest om een reductie in stikstofdepositie te bewerkstelligen zodat de stikstofneerslag binnen één jaar substantieel en blijvend is gedaald.

Met deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant weer een nieuwe belangrijke uitspraak toegevoegd aan het stikstofdossier, zo schreven wij eerder dit jaar bijvoorbeeld over de Greenpeace-zaak waarin de Staat werd bevolen de stikstofdoelen van 2030 te halen. Wij houden u op de hoogte van verdere ontwikkelingen.

Rutger Boogers