Toetsing watervergunning
Bij uitspraak van 4 februari 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [in het vervolg spreek ik over de ‘Afdeling’] uitspraak gedaan ten aanzien van een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland in het geding tussen appellant en het dagelijks bestuur van het Wetterskip [waterschap, rw] Fryslân. Het dagelijks bestuur heeft op 8 januari 2013 besloten aan appellant een watervergunning niet te verlenen. Bij besluit van 2 juli 2013 heeft het dagelijks bestuur het door appellante daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 5 juli 2014 heeft de rechtbank het door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Bij de Afdeling speelt vervolgens het hoger beroep. Wat was er aan de hand? Op 21 september 2012 heeft appellant een aanvraag voor een watervergunning ingediend voor het plaatsen van zonnepanelen ter hoogte van zijn woning. Het dagelijks bestuur van het Wetterskip weigert echter de vergunning te verlenen.
Wat zegt de Afdeling?
De Afdeling merkt allereerst op de grond waarop appellant de zonnepanelen wil plaatsen niet bij hem, maar bij het Wetterskip in eigendom zijn.
Maar er is niet op voorhand komen vast te staan dat het Wetterskip appellant geen privaatrechtelijke toestemming zou verlenen voor het gebruik van de grond. Daarom is niet uitgesloten dat appellant belang heeft bij het oordeel over de publiekrechtelijke toestemming [de watervergunning] voor het plaatsen van de zonnepanelen. Daarom heeft appellant belang bij beoordeling van het hoger beroep.
Appellant voert aan de rechtbank heeft miskend dat het dagelijks bestuur in de besluitvorming ten onrechte heeft getoetst aan de Keur Wetterskip Fryslân 2010 [verder: ‘Keur 2010’] in plaats van aan de tijde van de besluitvorming geldende Keur Wetterskip Fryslân 2013 [verder: ‘Keur 2013’]. Appellant wijst onder meer op uitspraken van de Afdeling waarin is overwogen dat behoudens bijzondere omstandigheden bij de heroverweging in bezwaar als uitgangspunt geldt dat rekening moet worden gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden zoals die zich op dat moment voordoen en dat het recht moet worden toegepast zoals dat op dat punt geldt. In bijzondere gevallen kan van dit uitgangspunt worden afgeweken.
Op 1 januari 2013 is de Keur 2013 in werking getreden onder gelijktijdige intrekking van de Keur 2010. In de Keur 2013 is geen overgangsrechtelijke bepaling opgenomen waarin is bepaald dat de Keur 2010 van toepassing blijft op een vóór die datum ingediende aanvraag op watervergunning. Op het moment van het nemen van zowel het primaire besluit als het besluit op bezwaar, gold dus uitsluitend de Keur 2013. Het dagelijks bestuur heeft bij het nemen van de genoemde besluiten ten onrechte toepassing gegeven aan de op dat moment niet meer geldende Keur 2010 in plaats van het op dat moment geldende recht, te weten de Keur 2013. De rechtbank heeft dit niet onderkend en daarom slaagt het beroep.
Toelichting
In de bezwarenfase wordt zowel de rechtmatigheid als de doelmatigheid getoetst. Hetzelfde bestuursorgaan neemt een beslissing op het bezwaar, dat betekent dat het hele dossier opnieuw bekeken dient te worden. Maar dat betekent ook dat nieuwe feiten of omstandigheden die opkomen, nadat het bezwaar is ingediend maar voordat uiteindelijk een beslissing op bezwaar wordt genomen, worden meegenomen bij de beslissing op bezwaar. Nadien toetst de rechter de beslissing op bezwaar met betrekking tot de feiten en omstandigheden zoals die bekend waren ten tijde van de beslissing op het bezwaar. De beslissing op bezwaar wordt daarom wel het vriespunt genoemd.
De redenering van de Afdeling is derhalve wat mij betreft juist. Als een nieuwe Keur na het indienen van een bezwaarschrift rechtens geldt, dient eenvoudigweg daaraan getoetst te worden. Dat wil niet zeggen dat het eerste besluit [besluit in primo] onjuist is, maar wordt deze als het ware ingehaald door de actualiteit. En nu dat niet is gebeurd is derhalve terecht geconcludeerd dat het beroep gegrond is en dat betekent in feite dat het bestuur opnieuw een beslissing op bezwaar dient te nemen, maar zal nu ongetwijfeld wel keurig getoetst worden aan de nieuwe keur.
Stel dat er geen bezwaar zou zijn ingediend, dan blijft het besluit waarbij getoetst is aan het toenmalige recht, in dat geval de Keur 2010, het uitgangspunt. In juridische termen gesproken: dat volgt uit de leer van de formele rechtskracht.