Voor de inkoop van jeugdhulp moeten reële prijzen worden betaald
Op 1 juli 2022 is Wet maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wmo 2015 in werking getreden. Deze wet leidt tot een aantal belangrijke wijzigingen in de Wmo 2015 en de Jeugdwet.
In zowel de Jeugdwet als de Wmo 2015 wordt de basis gelegd voor een zogenoemde ‘algemene maatregel van bestuur’ (afgekort AMVB, zijnde een set van regels waarmee een wet verder wordt uitgewerkt) waarin de bij de inkoop of subsidiëring van deze zorg in acht te nemen zorgvuldigheidseisen kunnen worden geregeld.
Het gaat hierbij om zorgvuldigheidseisen die de continuïteit van de beschikbaarheid van de bewuste zorg ten goede komen en in het bijzonder de continuïteit van de zorgverlening aan individuele cliënten. Daarbij valt te denken aan onderwerpen als het tijdig afronden van de inkoopprocedure, meerjarige contracten en contractuele afspraken over de continuïteit van zorg voor cliënten na afloop van een contract.
Daarnaast is specifiek in de Jeugdwet de basis gelegd voor een wettelijke grondslag voor een algemene maatregel van bestuur Reële Prijzen Jeugdwet. Uit de rechtspraak volgt dat ook voor de inkoop van jeugdhulp reële prijzen moeten worden betaald. Deze rechtspraak leidt er nu toe dat er voor de Jeugdwet wordt voorzien in een wettelijke regeling voor reële prijzen. In de WMO 2015 bestaat al langer een AMVB voor reële prijzen.
Voor de praktijk zal vooral van belang zijn de opsomming in de AMVB van de kostprijselementen die zullen moeten worden betrokken in het tarief. Bijvoorbeeld overheadkosten en verplichte indexatie.
Verder wordt het aanbesteden vergemakkelijkt door de plicht om te gunnen op de ‘economisch meest voordelige inschrijving’ (emvi-criterium) uit beide wetten te schrappen. Hieraan is eerder een blog gewijd.