Wanneer is er sprake van rechtsverwerking?

01 mrt 2024

Een door partijen gesloten overeenkomst strekt hen tot wet, waardoor zij verplicht zijn om deze overeenkomst na te komen. Indien een van de partijen de afspraken of verplichtingen uit de overeenkomst niet nakomt, schiet deze in beginsel tekort. De wederpartij kan in dat geval nakoming vorderen middels een ingebrekestelling of door verzuim te laten intreden. Als partijen er onderling niet uitkomen, kan nakoming van het contract ook via de rechter afgedwongen worden. Hierbij kan de  rechter een schadevergoeding toewijzen of de overeenkomst ontbinden. Tijdens deze gerechtelijke procedure kan door de wanpresterende partij echter aangevoerd worden dat er sprake is van rechtsverwerking, waardoor de wederpartij geen beroep meer kan doen op een recht dat hem eerder wel toekwam. Dit is het geval indien de wederpartij zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het geldend maken van het recht.

Redelijkheid en billijkheid

Rechtsverwerking is gebaseerd op de werking van de redelijkheid en billijkheid. Uit artikel 6:2 BW volgt dat een schuldeiser en schuldenaar verplicht zijn zich jegens elkaar te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid. Deze norm geldt dus voor alle verbintenissen en kan zowel een aanvullende als een beperkende werking hebben. Door de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid worden er bepaalde verplichtingen voor partijen gecreëerd

die niet direct uit de wet voortvloeien. Daarnaast kan de redelijkheid en billijkheid ook een beperkende werking kennen. In dat geval worden bepaalde regels of verplichtingen buiten werking gesteld indien toepassing hiervan onredelijk of onbillijk is. Op grond van artikel 6:248 BW heeft een overeenkomst niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen, maar  ook die welke, naar de aard van de overeenkomst, uit de wet, de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien. De eisen van redelijkheid en billijkheid vormen in het overeenkomstenrecht dus ook een aanvulling op hetgeen partijen hebben geregeld of juist niet hebben afgesproken met elkaar. Ook hier kent de redelijkheid en billijkheid zowel een aanvullende als een beperkende werking.

Rechtsverwerking

Uit de wet volgt dat partijen zich in het rechtsverkeer over en weer moeten gedragen met inachtneming van de regels van de redelijkheid en billijkheid. In dit kader kan door een wanpresterende partij een beroep gedaan worden op rechtsverwerking, waardoor de wederpartij onder bepaalde omstandigheden geen beroep meer kan doen op een recht dat hem eerder wel toekwam. Er is sprake van rechtsverwerking als de wederpartij zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met de mogelijkheid om het recht geldend te maken. Hierbij zijn meerdere voorwaarden van belang, die vervolgens door de rechtspraak verder worden ingekleurd.

Voorwaarden voor het aannemen van rechtsverwerking

Rechtsverwerking kan volgens de Hoge Raad worden aangenomen in een situatie waarbij er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn als gevolg waarvan bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraak op het recht niet meer geldend zal maken. Daarnaast is ook sprake van rechtsverwerking als de positie van de schuldenaar onredelijk wordt benadeeld of verzwaard in het geval dat de schuldeiser zijn aanspraak op een recht alsnog geldend zou maken. Alleen tijdsverloop levert dus geen toereikende grond op voor het aannemen van rechtsverwerking. Stilzitten kan daardoor slechts tot rechtsverwerking leiden, indien op grond van de omstandigheden van het geval redelijkerwijs een bepaald handelen van de rechthebbende verwacht had mogen worden of de benadeelde onredelijk benadeeld wordt. Omdat een beroep op rechtsverwerking neerkomt op een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid, is terughoudendheid bij de toepassing van dit beginsel geboden.

Vergelijking met verjaring

Een beroep op rechtsverwerking dient niet te worden verward met een beroep op verjaring. Rechtsverwerking is gebaseerd op de redelijkheid en billijkheid en kan slechts worden ingeroepen indien de wederpartij zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met de mogelijkheid om het recht geldend te maken. In het geval van verjaring heeft een schuldeiser te lange tijd geen actie ondernomen om een bepaalde vordering te innen, waardoor deze vordering na verloop van een deze termijn niet meer afgedwongen kan worden. De redelijkheid en billijkheid speelt bij verjaring dan ook geen rol, waardoor het over het algemeen minder discussie oplevert. Rechtsverwerking biedt wel een uitkomst in situaties waarbij een vordering nog niet verjaard is, maar het inroepen van het recht wel in strijd zou zijn met de redelijkheid en billijkheid.

Actieve handeling of gedraging

Over het algemeen wordt in de rechtspraak aangenomen dat een schuldeiser een actieve handeling of gedraging moet verrichten voordat er sprake is van rechtsverwerking. Enkel tijdsverloop levert namelijk geen toereikende grond op voor het aannemen van rechtsverwerking. Een schuldeiser die weigert om een vordering te onderbouwen en deze niet inbrengt in de procedure, kan deze volgens de rechter dan ook niet meer verhalen op de schuldeiser. De schuldenaar mocht er in dat geval namelijk gerechtvaardigd op vertrouwen dat de schuldeiser het recht niet meer

Onduidelijkheid in de rechtspraak

Aangezien het aan de rechter is om te beoordelen in welke gevallen er sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen of onredelijk nadeel, levert het begrip rechtsvergelijking regelmatig onduidelijkheid op. Zo vernietigde de Hoge Raad recentelijk een arrest van het Hof in Den Bosch, waarin was aangenomen dat een vordering in strijd was met de eisen van redelijk en billijkheid met het oog op rechtsverwerking. Volgens de Hoge Raad had het hof hierbij onvoldoende vastgesteld dat er sprake was van bijzondere omstandigheden op grond waarvan bij de wederpartij gerechtvaardigd vertrouwen was gewekt dat de rechthebbende zijn aanspraak niet meer geldend zou maken, of waardoor de positie van de wederpartij onredelijk verzwaard of benadeeld zou worden indien het recht of de bevoegdheid alsnog geldend zou worden gemaakt. 7G Hierdoor kon niet vastgesteld worden dat sprake was van rechtsverwerking en had het hof haar oordeel ten overvloede gegeven. De Hoge Raad verwees hierbij naar een arrest uit 2021, waarin geoordeeld werd dat de aangevoerde klachten die opkwamen tegen een oordeel van het hof om een beroep op rechtsverwerking toe te staan niet konden slagen.8G Bij de schuldenaar was namelijk het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat de schuldeiser geen aanspraak meer zou maken op het geldig maken van het recht.

Conclusie

In bepaalde gevallen kan een schuldeiser zich gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met de mogelijkheid om het recht dat hem toekomt geldend te maken. In dat geval kan rechtsverwerking ingeroepen worden, waardoor de schuldeiser geen beroep meer kan doen op een recht dat hem eerder wel toekwam. Rechtsverwerking kan volgens de Hoge Raad worden aangenomen in situaties waarbij er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn als gevolg waarvan bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraak op het recht niet meer geldend zal maken. Daarnaast is ook sprake van rechtsverwerking als de positie van de schuldenaar onredelijk wordt benadeeld of verzwaard in het geval dat de schuldeiser zijn aanspraak op een recht alsnog geldend zou maken. Enkel tijdsverloop levert dus geen toereikende grond op voor het aannemen van rechtsverwerking, aangezien een schuldeiser in beginsel een actieve handeling of gedraging moet verrichten voordat er sprake is van rechtsverwerking. Omdat een beroep op rechtsverwerking neerkomt op een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid, wordt het beginsel erg terughoudend toegepast.

Noten:

2. ECLI:NL:HR:1995:ZC1827, r.o. 3.3
3. ECLI:NL:HR:2005:AS4406, r.o. 5
4. ECLI:NL:RBROT:2018:3153, r.o. 4.9
5. ECLI:NL:PHR:2017:67, r.o. 3.10
6. ECLI:NL:HR:1997:ZC2381
7. ECLI:NL:HR:2024:24, r.o. 3.4
8. ECLI:NL:HR:2021:271, r.o. 3.3.9
9. ECLI:NL:GHDHA:2019:1530, r.o. 38

Dit artikel is gepubliceerd in Juridisch up to Date.

Marc juist