WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[paged] => 14
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[paged] => 14
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] =>
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1425
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 130, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 41708
[post_author] => 90
[post_date] => 2024-03-26 09:36:35
[post_date_gmt] => 2024-03-26 08:36:35
[post_content] => Inleiding
Een huurovereenkomst is een wederkerige overeenkomst. Dit houdt in dat er voor partijen over en weer verbintenissen ontstaan. De verhuurder heeft de verplichting om het gehuurde ter beschikking te stellen aan de huurder, welke op zijn beurt de huurprijs dient te voldoen om gebruik te kunnen maken van het gehuurde. Het komt echter regelmatig voor dat de huurder nalaat om de huurprijs te betalen. Recentelijk oordeelde de Hoge Raad over de vraag of het de verhuurder in dat geval vrij staat om de nakoming van zijn verplichting tot het verschaffen van huurgenot op te schorten.
Het eerdere verloop van de procedure
In 2016 sluiten de huurder en de verhuurder een vijfjarige huurovereenkomst voor de huur van een bedrijfsruimte. Vanaf januari 2019 stopt de huurder met het betalen van de huur, waarna hij in mei 2019 het gehuurde verlaat. De verhuurder dringt er bij de huurder op aan om de bedrijfsruimte op te ruimen en de sleutels in te leveren. Daarna worden de sloten door de verhuurder zelf vervangen. Volgens de verhuurder bestaat er geen aanleiding meer om het huurgenot te verschaffen en hij start een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst. Daarnaast vordert hij betaling van de huur over de periode vanaf januari 2019 tot het moment waarop de units opnieuw aan derden verhuurd zijn. De kantonrechter wijst de vorderingen van de verhuurder toe.
Later wordt het vonnis van de kantonrechter door het hof bekrachtigd. De huurder stelt dat er geen huur verschuldigd is, omdat de verhuurder haar het huurgenot heeft ontnomen door erop aan te dringen het gehuurde te ontruimen, de sleutels in te leveren en de sloten van de bedrijfsruimte te vervangen. Volgens het hof is de huurder echter eerder in verzuim geraakt door de huur vanaf januari 2019 niet te betalen. De huurder was niet bevoegd om de huurbetalingen op te schorten en van de verhuurder kon dan ook niet worden verwacht dat deze het huurgenot zou blijven verschaffen. De huurder was huur verschuldigd tot het moment waarop de verhuurder de bedrijfsruimte opnieuw aan een derde heeft verhuurd.
Beoordeling van de Hoge Raad
In cassatie buigt de Hoge Raad zich wederom over de vraag of de verschaffing van het huurgenot kan worden opgeschort vanwege het enkele feit dat de verhuurder de huur niet betaalt. De verplichting tot verschaffing van het huurgenot vormt volgens de huurder namelijk de kernverplichting van de verhuurder. Deze verplichting kan daarom niet worden opgeschort op grond van het enkele feit dat de huurder de huur niet heeft betaald of niet zal betalen. De Hoge Raad gaat hier niet in mee en stelt dat de opvatting dat de verhuurder in zo’n geval de nakoming van zijn verplichting tot het verschaffen van het huurgenot niet kan opschorten, onjuist is.
De huurovereenkomst is een wederkerige overeenkomst als bedoeld in artikel 6:261 van het Burgerlijk Wetboek. Als een van de partijen haar verbintenissen niet nakomt, is de wederpartij dan ook bevoegd om de nakoming van daar tegenoverstaande verplichtingen op te schorten. Dit zijn namelijk tegenover elkaar staande verplichtingen op grond van artikel 6:262 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Dat de niet-nagekomen betalingsverplichting betrekking heeft op een eerder tijdvak dan de opgeschorte verplichting tot het verschaffen van het huurgenot aan de huurder, staat hieraan niet in de weg. Er bestaat daarnaast geen rechtsregel die de verhuurder belet om deze opschortingsbevoegdheid uit te oefenen.
Conclusie
Volgens de Hoge Raad staat het de verhuurder onder bepaalde omstandigheden dus vrij om de verplichting tot het verschaffen van huurgenot op te schorten. Aangezien de verhuurder al had aangedrongen om de bedrijfsruimte op te ruimen en de sleutels in te leveren, mocht hij in dit geval de sloten van de bedrijfsruimte vervangen. Deze uitspraak levert echter geen vrijbrief op voor verhuurders om op eigen houtje de sloten te gaan vervangen in geval van een huurachterstand. De verplichting om het huurgenot te verschaffen is namelijk de belangrijkste verplichting van de verhuurder, waardoor verhuurders niet zomaar het recht in eigen handen mogen nemen.
Ontvangt u graag advies over de uitvoering of opschorting van uw verplichtingen uit een (huur)overeenkomst? Neem dan contact op met mr. Irene de Mol-van Schijndel of één van onze collega's!
[post_title] => Wanneer mag een verhuurder verschaffing van het huurgenot opschorten?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => wanneer-mag-een-verhuurder-verschaffing-van-het-huurgenot-opschorten
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-03-26 11:11:26
[post_modified_gmt] => 2024-03-26 10:11:26
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41708
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 41671
[post_author] => 19
[post_date] => 2024-03-22 15:36:28
[post_date_gmt] => 2024-03-22 14:36:28
[post_content] => Inleiding
Om te mogen bouwen of verbouwen zal vaak een omgevingsvergunning nodig zijn. Maar, dit is niet altijd het geval. Er zijn ook situaties waarin vergunningvrij gebouwd mag worden. De regels over vergunningen om te bouwen waren voor de inwerkingtreding geregeld in de Wabo. Per 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden en is het systeem voor vergunningvrij bouwen veranderd. In deze blog leg ik uit hoe het oude stelsel in elkaar zat en wat er sinds 1 januari 2024 is gewijzigd.
Hoe was het geregeld vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet?
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) regelt in artikel 2.1 dat het verboden is om zonder een omgevingsvergunning een project, waaronder het bouwen van een bouwwerk, uit te voeren. Bij algemene maatregel van bestuur is vastgelegd voor welke activiteiten dit verbod niet geldt. Deze uitzonderingen staan in het Besluit omgevingsrecht (Bor). Hierin is geregeld in welke specifieke gevallen voor het bouwen van een bouwwerk géén vergunning is vereist. Dit betekent dat onder het oude stelsel in beginsel voor bouwen altijd een omgevingsvergunning nodig was.
Hoe is het geregeld onder de Omgevingswet?
De regeling voor vergunningvrij bouwen uit de Wabo en het Bor is vervallen met de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024.
In artikel 5.1, tweede lid, onder a, Omgevingswet is een verbod vastgelegd:
“Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwactiviteit te verrichten, voor zover het
gaat om een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen geval.”
- Verschil met het oude stelsel:
Onder de Wabo bestond dus het uitgangspunt dat een vergunning nodig is, tenzij het bij algemene maatregel van bestuur is vastgesteld dat dit niet zo is. Onder de Omgevingswet daarentegen is het dus zo dat er een vergunning nodig is, indien dit bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen. In beginsel is voor een bouwactiviteit onder de Omgevingswet dus géén omgevingsvergunning vereist.
In welke gevallen is dan wel een omgevingsvergunning vereist? Dit is opgenomen in de algemene maatregel van bestuur, het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).
‘De knip’
Onder de Omgevingswet wordt onderscheid gemaakt tussen twee verschillende situaties voor omgevingsvergunningen:
Een omgevingsvergunning voor een technische bouwactiviteit.
- Paragraaf 2.3.2 Bbl gaat over vergunningplichtige gevallen bij bouwactiviteiten.
- Artikel 2.25 Bbl geeft aan wanneer bouwwerken met een dak onder het verbod op vergunningvrij bouwen uit art. 5.1 lid 2 sub a Ow vallen.
- Artikel 2.26 Bbl geeft aan wanneer bouwwerken zonder dak onder het verbod op vergunningvrij bouwen uit art. 5.1 lid 2 sub a Ow vallen.
- Is een technische bouwactiviteit niet opgenomen in deze artikelen of valt het buiten de gestelde eisen, dan is er dus géén omgevingsvergunning vereist.
- Dit betekent dat wanneer een bouwwerk met een dak op de grond staat, niet hoger is dan 5 meter, maar één bouwlaag heeft of géén verblijfsgebied op de tweede bouwlaag of hoger heeft, géén niet op de grond gelegen buitenruimte heeft en het geen hoofdgebouw wordt, het niet valt onder de reikwijdte van artikel 2.25 Bbl en het dus vergunningvrij is.
- Een bouwwerk zonder dak is vergunningvrij indien het niet hoger is dan 5 meter, het bovengronds is gelegen, wanneer het om een sport-of speeltoestel gaat dat lager is dan 4 meter of alleen functioneert met behulp van zwaartekracht of fysieke menselijk kracht, het gaat om een constructie om een terreinhoogteverschil te overbruggen die lager is dan 1 meter of het aansluitende afwerkende terrein, het gaat om een erf- of perceelafscheiding lager dan 2 meter of wanneer het gaat om een schotelantenne die lager is dan 3 meter en een doorsnede heeft van minder dan 2 meter.
- Ook indien een technische bouwactiviteit wel is opgenomen in artikelen 2.25 en 2.26 Bbl, kan het zijn dat er géén omgevingsvergunning is vereist. Dit gaat om de gevallen opgenomen in artikel 2.27 Bbl.
Hierin zijn onder andere opgenomen bouwactiviteiten met betrekking op het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen van een bouwwerk waarbij de draagconstructie, brandcompartimenten en de gevelisolatie niet wijzigen of het bouwen van een dakkapel of daklichtvoorziening.
Een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit.
In artikel 5.1, eerste lid, onder a, Omgevingswet is vastgelegd dat het verboden is om zonder een omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten.
- Een omgevingsplanactiviteit is een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is vastgelegd dat een vergunning nodig is of een activiteit die in strijd is het met omgevingsplan en hierdoor een vergunning is vereist om af te wijken.
- Dit betekent dat het hier bij algemene maatregel van bestuur dient te zijn vastgelegd dat er géén omgevingsvergunning vereist is. Deze gevallen zijn vastgelegd in artikel 2.29 Bbl.
- Er is onder andere géén omgevingsvergunning vereist voor verrichten van ‘gewoon onderhoud’, het in bepaalde gevallen plaatsen van een dakkapel of daglichtvoorziening in een dak, het in bepaalde gevallen plaatsen van zonwering of het plaatsen van een afscheiding tussen balkons of dakterrassen.
- Bruidsschat
In de bruidsschat heeft het Rijk een set overgangsregels meegegeven aan gemeenten, die deze gedurende een transitiefase kunnen overnemen in het omgevingsplan. In deze bruidsschat is een aantal vergunningvrije activiteiten aangewezen. Omdat gemeenten binnen het kader van de Omgevingswet de regels uit de bruidsschat kunnen aanpassen, zal het uiteindelijk per gemeente wisselend zijn wat vergunningvrij is.
De kruimelregeling
Vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet was in het Besluit omgevingsrecht (Bor) een lijst met gevallen opgenomen waarbij het mogelijk is om af te wijken van het bestemmingsplan met een reguliere vergunningprocedure van 8 weken. Deze lijst is met de komst van de Omgevingswet vervallen. De kruimelregeling is onder de Omgevingswet niet meer nodig doordat de reguliere procedure voor vergunningen altijd van toepassing zal zijn, ook als het gaat om afwijken van het bestemmingsplan.
Concluderend
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet hebben dus belangrijke veranderingen plaatsgevonden op het terrein van vergunningvrij bouwen. Het is belangrijk om te onthouden dat bouwen pas geheel vergunningvrij is wanneer voor beide de technische bouwactiviteit en het ruimtelijke deel (de omgevingsplanactiviteit) geen vergunning nodig is.
Artikel is geschreven door
Rutger Boogers en
Anne Verberne.
Heeft u vragen? Neemt u dan gerust vrijblijvend contact met:
Rutger Boogers, advocaat en specialist arbeidsmigranten (
boogers@bg.legal)
[post_title] => Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => vergunningvrij-bouwen-onder-de-omgevingswet-2
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-03-22 15:49:50
[post_modified_gmt] => 2024-03-22 14:49:50
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41671
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 41664
[post_author] => 71
[post_date] => 2024-03-22 11:09:24
[post_date_gmt] => 2024-03-22 10:09:24
[post_content] => Voor veel fotografen is het een bron van frustratie: foto’s die online (veelvuldig) gedeeld worden zonder toestemming. Meestal sta je als maker in je recht om de ander dan op
auteursrechtinbreuk aan te spreken, maar niet altijd.
Drempel auteursrecht
Een werk is auteursrechtelijk beschermd als de maker creatieve keuzes heeft gemaakt, oftewel als er sprake is van een eigen intellectuele schepping. Dit wordt in juridisch jargon ook wel de ‘werktoets’ genoemd.
Auteursrecht kan rusten op foto’s, maar ook op andere zaken gelden, zoals software, tekst, film, etc. De maker van het auteursrechtelijk beschermde werk heeft het exclusieve recht om (binnen de grenzen van de wet) met dat werk te doen wat hij of zij wil, zoals op de markt brengen en kopiëren. De drempel van auteursrechtelijke bescherming is laag, maar er is dus wel een drempel.
Niet auteursrechtelijk beschermde foto’s
Van sommige
foto’s is duidelijk dat er geen creativiteit bij is komen kijken om ze te maken. Een bekend voorbeeld zijn foto’s van producten of voorwerpen die puur gemaakt zijn om het voorwerp zo duidelijk mogelijk weer te geven. Denk aan een foto van het betreffende voorwerp op een simpele witte achtergrond, zonder enige aankleding of sfeerimpressie. Uit rechtspraak blijkt dat de rechter over het algemeen oordeelt dat hier geen auteursrecht op rust.
Mogelijke alternatieven
Mocht een andere partij dergelijke foto’s zonder de
toestemming van de maker gebruiken, dan kun je deze partij dus waarschijnlijk niet op auteursrecht aanspreken. Sta je dan met lege handen? Nee, gelukkig niet, maar ook hier hangt het weer van de omstandigheden af. Als er op grote schaal foto’s zijn overgenomen, dan kan er alsnog sprake zijn van een zogenaamde onrechtmatige daad volgens het Burgerlijk Wetboek. Is er een contract tussen de partijen waar afspraken zijn gemaakt over het gebruik van foto’s? Dan is er mogelijk sprake van wanprestatie.
Wel of geen auteursrecht?
Het is altijd goed om een expert te laten kijken naar of er wel of geen auteursrecht op een foto of ander product rust. In de wet is een brede norm vastgelegd die in de rechtspraktijk constant getoetst dient te worden. Dit geldt voor foto’s, maar net zo goed voor andere werken. Zou er twijfel bestaan of er wel of geen sprake is van auteursrecht, dan dient er zeker goed onderbouwd te worden waarom er sprake is van auteursrecht. Als dat niet lukt, dan kan worden gekeken naar de
andere mogelijkheden die voor handen zijn.
Wil je weten of en hoe je de andere partij kunt aanspreken wegens gebruik van jouw foto’s of ander werk?
Neem contact met ons op!
[post_title] => Op een foto rust niet altijd auteursrecht
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => op-een-foto-rust-niet-altijd-auteursrecht
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-03-22 11:31:51
[post_modified_gmt] => 2024-03-22 10:31:51
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41664
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 41630
[post_author] => 10
[post_date] => 2024-03-19 10:01:11
[post_date_gmt] => 2024-03-19 09:01:11
[post_content] =>
De Koninklijke Landmacht plaatst een bericht op LinkedIn waarin melding wordt gemaakt van het door Kärcher winnen van een aanbesteding voor mobiele drinkwaterinstallaties. De op dat bericht door de bestuurder van een verliezende inschrijver geplaatste reactie wordt door de rechtbank Den Haag op onderdelen gekwalificeerd als onrechtmatige concurrentie in de zin van artikel 6:194a BW met als resultaat een verbod op nader in het vonnis geformuleerde openbare uitlatingen.
Wat zijn de feiten?
De Koninklijke Landmacht heeft in 2017 een aanbesteding uitgeschreven voor de levering van mobiele drinkwaterinstallaties voor militaire toepassing.
Kärcher die zich richt op reinigingstechnologie en zich onder andere bezighoudt met de productie en levering van mobiele waterbottelingsinstallaties, waarmee het mogelijk is om op locatie drinkwater te verpakken en bottelen, schrijft in op deze aanbesteding. Ook een Belgische onderneming die zich richt op onder meer de productie en levering van mobiele waterbottelingsinstallaties, schrijft in op de aanbesteding.
De Koninklijke Landmacht heeft in mei 2021 een bericht op haar LinkedIn-pagina geplaatst waarin staat dat zij met Kärcher een contract heeft gesloten voor de levering van drinkwaterinstallaties. Een bestuurder van een Belgische firma (die ook op de aanbesteding had ingeschreven) heeft daarbij een reactie geplaatst. Twee passages in die reactie zijn hier van belang. De passage:
“niet gekeken naar Europese machine directieven voor voeding, niet naar toegankelijkheid, hygiëne of reinigbaarheid en zeker al niet naar onderhoud en efficiëntie. Crosscontaminatie: niet bekeken. Processtabiliteit: geen belang” (hierna: passage I). En passage II:
“ Elke professioneel in de water botteling industrie zou zich schamen in de materiaalkeuze. En dat is niet alleen onze mening, dat weet u!” Tezamen wordt dit verder “de uitlating” genoemd.
Kärcher stelt dat met de uitlating sprake is van ongeoorloofde vergelijkende reclame dan wel een
onrechtmatige daad.
Wat vindt de rechtbank?
De rechtbank Den Haag moet in deze zaak dus beoordelen of het LinkedIn-bericht (op onderdelen) kan worden aangemerkt als ongeoorloofde vergelijkende reclame (onrechtmatige concurrentie), dan wel of gedaagden (d.w.z. de Belgische firma en haar bestuurder) anderszins onrechtmatig ten opzichte van Kärcher hebben gehandeld.
Voorop wordt gesteld dat de uitlating als vergelijkende reclame kan worden beschouwd. Dat een wervende reclameboodschap ontbreekt is niet relevant. In dit verband is ook niet van belang, dat het LinkedIn-bericht is geplaatst op het moment dat duidelijk was dat de Belgische firma de aanbesteding had verloren. Ook in dat stadium kunnen immers nog afbrekende mededelingen worden gedaan over de producten van Kärcher. Er is niet in geschil dat Kärcher en de Belgische firma elkaars directe concurrenten zijn op een kleine markt en dat het regelmatig voorkomt dat zij strijden om dezelfde opdracht.
Aan de kwalificatie als
vergelijkende reclame staat verder niet in de weg dat Kärcher of haar producten niet uitdrukkelijk zijn benoemd in de uitlating. Het gaat erom of het publiek de uitlating kan herleiden tot de concurrent. Hierbij is van belang dat de uitlating van de bestuurder van de Belgische firma als reactie op het bericht van de Koninklijke Landmacht is geplaatst waarin staat dat Kärcher drinkwaterinstallaties zal leveren. Onder deze omstandigheden zal het publiek de uitlating betrekken op (herleiden tot) Kärcher en/of haar producten.
Voor de kwalificatie als vergelijkende reclame is evenmin vereist dat de uitlating een vergelijking bevat tussen de producten van Kärcher en die van de Belgische firma. Uit de tekst van artikel 6:194a BW kan een dergelijke eis niet worden afgeleid.
Van belang is dat
afbrekende mededelingen over de producten of diensten van een concurrent binnen het toepassingsgebied van artikel 6:194a BW vallen, ook al wordt daarbij niet uitdrukkelijk een vergelijking gemaakt met de eigen producten of diensten, aldus de rechtbank. Vergelijkingen met de eigen producten of diensten kunnen immers ook besloten liggen in afbrekende mededelingen over de producten of diensten van een concurrent.
De rechtbank volgt gedaagden verder niet in hun stelling dat de uitlating slechts als een uiting van persoonlijke frustratie van de bestuurder van de Belgische firma kan worden aangemerkt. De gekozen bewoordingen
“volgens ons en een onafhankelijke auditor” en
“Elke professioneel in de water botteling industrie zou zich schamen in de materiaalkeuze. En dat is niet alleen onze mening, dat weet u!” strekken verder dan alleen het uiten van een persoonlijke mening of frustratie. Door de gekozen bewoordingen zal het publiek (kunnen) veronderstellen dat de uitlating (in ieder geval gedeeltelijk) is gebaseerd op
objectieve gegevens.
Wat betreft passage I en II constateert de rechtbank dat de uitlating geen vergelijking bevat. Maar passages I en II van de uitlating zijn volgens de rechtbank wel aan te merken als afbrekende mededelingen in de zin van artikel 6:194a lid 2 sub e BW. Hiertoe is niet relevant dat het publiek vanwege het ontbreken van achtergrondinformatie de uitlating niet zal betrekken op de producten van Kärcher, maar op de keuze van de Koninklijke Landmacht voor de producten van Kärcher. Ook in het laatste geval is er gelet op de gekozen bewoordingen sprake van afbrekende mededelingen.
De positie van de Belgische firma en van haar bestuurder
Artikel 6:194a BW richt zich tegen degene die de mededeling openbaar maakt of openbaar laat maken. Het staat vast dat de bestuurder de uitlating openbaar heeft gemaakt, door deze onder het LinkedIn-bericht van de Koninklijke Landmacht te plaatsen, zodat Kärcher haar vorderingen in ieder geval kan richten tegen de bestuurder.
Wat betreft de Belgische firma ligt dit anders. De enkele omstandigheid dat haar bestuurder de uitlating heeft gedaan leidt op zichzelf nog niet tot de conclusie dat de Belgische firma invloed heeft gehad op de plaatsing en de inhoud van deze mededeling. Het staat echter vast dat de Belgische firma, nadat zij de sommatie van Kärcher heeft ontvangen, zich niet uitdrukkelijk heeft verzet tegen de openbaarmaking van de uitlating of van de inhoud daarvan afstand heeft genomen. Onder die omstandigheden kan Kärcher haar vorderingen ook tegen de Belgische firma instellen.
Waartoe leidt dit?
Welnu, zowel de Belgische firma als haar bestuurder wordt verboden via het internet, schriftelijk, per e-mail, sms of andere wijze in het openbaar uitlatingen te doen die inhouden dat bij de keuze van de door de Koninklijke Landmacht aanbestede en door Kärcher geleverde 26 mobiele drinkwaterinstallaties, niet is gekeken naar: Europese toepasselijke regelgeving, toegankelijkheid, hygiëne of reinigbaarheid, onderhoud, efficiëntie en crosscontaminatie en/of dat processtabiliteit niet van belang was. Zulks op straffe van verbeurte van een
dwangsom.
Moraal van dit verhaal
Het verliezen van een aanbesteding is van alle tijden. Frustratie daarover en onbegrip (soms terecht) ook. Hoewel het doen van een als ‘uitermate kritisch’ te kwalificeren uitlating misschien (kortstondig) oplucht, is het niet productief. De aanbestedende dienst zal er echt geen andere gunning van maken. En zoals hier, het kan de winnaar van de
aanbesteding brengen tot
juridische stappen.
Beter is om binnen de bezwaartermijn op de voorlopige gunning te beoordelen of er juridische argumenten zijn om met redelijke kans op succes de voorlopige gunning in kort geding aan te vechten. Of dat een klacht bij de Commissie van aanbestedingsexperts opportuun is. En zo niet? Tja, dan kan op een ronkend LinkedIn bericht over een gesloten contract beter als ‘sportieve verliezer’ de concurrent worden gefeliciteerd en ondertussen bedenken wat er bij de volgende inschrijving op een aanbesteding beter kan en moet.
Voor de volledige uitspraak zie
rechtspraak.nl
[post_title] => Openbare kritiek op gunning niet zonder risico
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => openbare-kritiek-op-gunning-niet-zonder-risico
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-03-19 10:03:23
[post_modified_gmt] => 2024-03-19 09:03:23
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41630
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 41592
[post_author] => 19
[post_date] => 2024-03-15 10:16:26
[post_date_gmt] => 2024-03-15 09:16:26
[post_content] =>
Inleiding
In de blog geplaatst op
7 februari 2024 hebben wij een overzicht gegeven van de eerste maand jurisprudentie over de Omgevingswet. In dit artikel (deel 2) doen we dit opnieuw, maar dan van de jurisprudentie in de afgelopen 6 weken.
Overgangsrecht
Ook in de tweede maand is er nog veel rechtspraak over het
overgangsrecht. Het overgangsrecht regelt de overgang van oude regelgeving naar de huidige regelgeving. In de zaken betreffende het overgangsrecht van de
Omgevingswet wordt veelal gebruik gemaakt van standaardoverwegingen, daarom worden hier slechts een paar voorbeelden gegeven van zaken waarin dit aan bod is gekomen. Voor onder andere de volgende onderwerpen is in de rechtspraak in februari de vraag beantwoord welke regelgeving van toepassing is.
Wanneer er een verzoek tot schadevergoeding is gedaan voor schade die is geleden door de inwerkingtreding van een besluit als bedoel in artikel 22, eerste lid, van de Tracéwet, blijft het oude recht van toepassing. Dit is zo tot dat het besluit op dat verzoek onherroepelijk is en in het geval van toewijzing de toegewezen schadevergoeding volledig is betaald. Dit is op grond van artikel 4.17 van de Invoeringswet Omgevingswet.
In deze zaak is door de rechtbank Noord-Holland geoordeeld dat de Erfgoedverordening van de gemeente in werking is gebleven met de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Dit is op grond van artikel 22.4 van de Omgevingswet en artikel 2.8 onder B van de Invoeringswet Omgevingswet.
Wanneer een ontwerp-project plan als bedoeld in artikel 5.4 van de Waterwet ter inzage is gelegd voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet is het oude recht van toepassing. De Crisis- en herstelwet is van toepassing op bepaalde categorieën van ruimtelijke en infrastructurele projecten, daarom blijft ook de crisis- en herstelwet van toepassing. Dit is op grond van artikel 4.62, tweede lid, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Wanneer een sanctiebesluit is genomen vóórdat de Omgevingswet in werking is getreden blijft oude recht van toepassing, dit is tot dat het sanctiebesluit onherroepelijk is geworden. Dit is op grond van artikel 4.23, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Last on dwangsom [ECLI:NL:RVS:2024:623 en ECLI:NL:RVS:2024:482]
De standaardoverweging dat een last onder dwangsom opgelegd vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet valt onder het recht zoals dat gold, tot het tijdstip waarop de last volledig is opgeheven, de dwangsom volledig is verbeurd en betaald, of de last is opgeheven is herhaaldelijk in uitspraken aan bod gekomen.
Wat is verder aan bod gekomen?
Deze zaak gaat over het verzoek om een voorlopige voorziening (
dit is een tijdelijke beslissing van de bestuursrechter in afwachting van de definitieve uitspraak in een bestuursrechtelijke procedure) van verzoekers tegen een verleende omgevingsvergunning voor het kappen van bomen. De omgevingsvergunning in kwestie is aangevraagd in januari 2024 en verleend in februari 2024, wat betekent dat de Omgevingswet van toepassing is.
De aanvraag waar het in de zaak over gaat is een aanvraag als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet in combinatie met artikel 22.8 van de Omgevingswet. Uit artikel 22.8 Omgevingswet volgt dat wanneer op grond van een bepaling in een gemeentelijke verordening een vergunning is vereist voor een geval waarin regels over de fysieke leefomgeving alleen in het omgevingsplan mogen worden opgenomen, er een verbod geldt om zonder een omgevingsvergunning een activiteit te verrichten. Op grond van de Bomenverordening geldt het verbod uit artikel 22.8 van de Omgevingswet en mag er dus niet worden gekapt zonder een vergunning.
In de zaak wordt het verzoek voor de voorlopige voorziening afgewezen. Dit betekent dat na de inwerkingtreding de vergunninghouder gebruik kan maken van de verleende omgevingsvergunning.
In deze zaak gaat het om een weigering van het college van burgemeester en wethouders om handhavend op te treden tegen de gemeente. Dit verzoek is volgens de rechtbank ten onrechte afgewezen. In deze zaak is het college verplicht om tegen zichzelf handhavend op te treden, maar dit gebeurt niet. De gemeente is wel al vooruitlopend op de nog niet verleende omgevingsvergunning gestart met voorbereidende bouwwerkzaamheden van 144 woningen. Daarom stelt de voorzieningenrechter dat het college een last onder bestuursdwang moet opleggen aan de gemeente strekkende tot het staken van de bouw van 48 van de woningen.
De voorlopige voorziening heeft geen betrekking op de overige 96 woningen, maar bij het bouwen van deze woningen handelt de gemeente wel in strijd met artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet door voorbereidingswerkzaamheden te treffen en te bouwen zonder een omgevingsvergunning.
In deze zaak gaat het om een ontwerp voor een bestemmingsplan dat vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd. Daarom is op het ontwerpplan het oude recht van toepassing. Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet werd het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. Uit artikel 6:19 Awb volgt dat een beroep van rechtswege mede betrekking heeft op een gewijzigd bestreden besluit. De voorzieningenrechter heeft in deze zaak vastgesteld dat het overgangsrecht van de Omgevingswet daaraan niet in de weg staat.
In deze zaak gaat het om de vraag of het college van burgemeester en wethouders moet handhaven op grond van het oude recht dan wel de Omgevingswet. De Invoeringswet Omgevingswet heeft namelijk twee artikelen die zien op het overgangsrecht bij handhaving. Artikel 4.3 ziet op het overgangsrecht voor besluiten op een aanvraag en artikel 4.23 ziet op het overgangsrecht voor het sanctiebesluit zelf. Er is hierdoor dus een keuze voor twee verschillende ‘kantelmomenten’. In deze zaak gaat de rechtbank Oost-Brabant in op de mogelijke gevolgen hiervan.
[post_title] => Jurisprudentie overzicht Omgevingswet deel 2
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => jurisprudentie-overzicht-omgevingswet-deel-2
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-03-15 10:37:44
[post_modified_gmt] => 2024-03-15 09:37:44
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41592
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 41562
[post_author] => 73
[post_date] => 2024-03-15 08:40:28
[post_date_gmt] => 2024-03-15 07:40:28
[post_content] =>
De Europese regelgeving voor medische hulpmiddelen (MDR) is sinds 26 mei 2021 in werking getreden. Het primaire doel van deze verordening en de verordening voor in-vitro hulpmiddelen, die strengere eisen stellen aan de certificering van medische hulpmiddelen, was om de wetgeving omtrent medische hulpmiddelen te vernieuwen en te zorgen voor hogere patiëntveiligheid.
Volgens de regels moeten alle medische hulpmiddelen die in Europa worden geproduceerd opnieuw worden gecertificeerd door aangemelde instanties (‘Notified Bodies’). Dit zijn organisaties die door een lidstaat zijn aangewezen om de conformiteit van producten te beoordelen voordat ze op de EU-markt worden gebracht.
Echter, naarmate de deadline van 26 mei 2024 nadert en de huidige MDR-certificering voor ongeveer 17.000 medische hulpmiddelen bijna verloopt, ontstaat er een uitdaging binnen de industrie. Het lijkt er namelijk op dat veel van deze producten niet zullen worden gehercertificeerd onder de nieuwe regelgeving, omdat blijkt dat een aanzienlijk deel van de medische hulpmiddelen die momenteel beschikbaar zijn op de markt, nog niet voldoet aan deze vernieuwde voorschriften.
Dit wijst op een potentieel knelpunt in het proces van hercertificering, dat kan leiden tot een vermindering van de beschikbaarheid van bepaalde medische hulpmiddelen op de Europese markt.
Europese certificering
De invoering van de MDR, die moet leiden tot aanzienlijke verbeteringen op het gebied van productkwaliteit en patiëntveiligheid, stelt hogere eisen aan de certificering van medische hulpmiddelen.
Hoewel deze maatregelen onmiskenbaar voordelen bieden, brengen ze ook aanzienlijke uitdagingen met zich mee voor producenten van medische hulpmiddelen. De noodzaak om te voldoen aan de nieuwe, strengere richtlijnen vereist vaak ingrijpende aanpassingen in de productieprocessen, wat aanzienlijke investeringen in tijd en geld met zich meebrengt.
Voor een deel van de producten resulteert dit in een situatie waarbij de kosten voor het behalen en behouden van certificering niet meer opwegen tegen de economische opbrengsten, waardoor deze producten niet langer rendabel zijn.
Als direct gevolg van deze economische realiteit nemen producenten steeds vaker het besluit om bepaalde producten uit hun assortiment niet te laten certificeren voor de Europese markt. Dit betekent dat sommige medische hulpmiddelen, die wellicht waardevol of zelfs essentieel zijn voor bepaalde patiëntengroepen, niet meer beschikbaar zullen zijn.
Probleempunt
Het probleem in deze situatie is dat niet bekend is welke hulpmiddelen niet meer beschikbaar zullen zijn, veelal omdat fabrikanten het niet melden wanneer zij stoppen op de Europese markt.
Vorig jaar juli startte het Zorg Inkoop Netwerk, ondersteund door VWS, een platform waarop zorginstellingen die assortimentsproblemen ervaren deze kunnen melden. Zo hopen inkopers in de zorg te voorspellen waar de grootste tekorten gaan vallen. Ervaart u als zorginstelling (inkoop)problemen? Deze kunt u hier melden.
Nieuwe maatregelen
Op 23 januari bracht de Europese Commissie een voorstel uit om de bestaande verordeningen te actualiseren om de tekorten tegen te gaan. Het voorstel was met name bedoeld om de te verwachte tekorten inzichtelijker te maken.
De Raad van de Europese Unie heeft als gevolg van het voorstel nu ook aan de fabrikanten verplicht gesteld om de betrokken autoriteiten, zorginstellingen, zorgverleners en marktdeelnemers aan wie zij hulpmiddelen leveren, vooraf in kennis te stellen van onderbrekingen in de levering van de kritieke medische hulpmiddelen.
De Raad stelt niet alleen een verplichte melding voor fabrikanten in, maar verlengt ook de overgangsperiode voor bepaalde in-vitro hulpmiddelen en voert een geleidelijke uitrol van EUDAMED in.
De laatste maatregel, over de geleidelijke uitrol van EUDAMED, dient de transparantie en de toegang tot informatie te verbeteren en de registratie van gegevens over medische hulpmiddelen te versnellen. Aanvankelijk hoefden de fabrikanten hun medische hulpmiddelen pas in EUDAMED te registreren nadat alle 6 elementen (modules) waren opgezet. Hoewel er al 3 modules beschikbaar zijn en er naar verwachting in 2024 nog 2 bij komen, zal de laatste module waarschijnlijk pas eind 2027 klaar zijn.
Conclusie
Deze situatie, waarbij potentieel waardevolle of essentiële medische hulpmiddelen mogelijk niet langer beschikbaar zullen zijn op de Europese markt, vormt een complex dilemma. Of de nieuwe maatregelen de tekorten daadwerkelijk zullen verminderen is nog maar de vraag. De maatregelen zijn in ieder geval positieve eerste stappen naar het aanpakken van dit probleem.
Het blijft van cruciaal belang voor alle betrokken partijen om zich bewust te zijn van deze veranderingen en om samen te werken aan een systeem dat veilig is.
[post_title] => Nieuwe maatregelen tegen dreigend tekort medische hulpmiddelen
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => nieuwe-maatregelen-tegen-dreigend-tekort-medische-hulpmiddelen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-03-15 08:40:28
[post_modified_gmt] => 2024-03-15 07:40:28
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41562
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 41576
[post_author] => 85
[post_date] => 2024-03-14 13:22:44
[post_date_gmt] => 2024-03-14 12:22:44
[post_content] => In de praktijk merken we dat veel werkgevers nog geen
klokkenluidersregeling hebben terwijl zij daar wel wettelijk toe verplicht zijn. Op 18 februari 2023 is de Wet Huis voor klokkenluiders vervangen met inwerkingtreding van de Wet bescherming klokkenluiders (WBK). Hierdoor is het voor meer werkgevers verplicht geworden om een klokkenluidersregeling in te stellen. Bovendien moeten de bestaande regelingen worden aangepast aan nieuwe en strengere beschermingsmaatregelen voor klokkenluiders.
De werkgever die niet aan de WBK voldoet, loopt onder meer het risico om een boete opgelegd te krijgen. In deze blog staan we daarom nogmaals stil bij de vraag wie over een klokkenluidersregeling moet beschikken, en wat de inhoud daarvan moet zijn.
Welke werkgevers is een klokkenluidersregeling verplicht?
De werkgever bij wie in de regel
ten minste vijftig werknemers werkzaam zijn, is op grond van de WBK verplicht om een klokkenluidersregeling vast te stellen.
Met de nieuwe wet wordt het daarnaast voor alle werkgevers werkzaam op de volgende gebieden verplicht om een klokkenluidersregeling in te stellen.
- financiële diensten, producten en markten, en voorkoming van witwassen van geld en terrorismefinanciering;
- burgerluchtvaart;
- maritieme arbeid en havenstaatcontrole;
- offshore olie- en gasactiviteiten.
Inhoud van de regeling
Een klokkenluidersregeling moet ten minste duidelijk maken
hoe, door wie, en op welke locatie meldingen kunnen worden gedaan. Daarnaast moet de regeling de (potentiële) melder informeren dat hij/zij in vertrouwen een adviseur kan raadplegen, beschermd is tegen elke vorm van benadeling en dat de werkgever vertrouwelijk omgaat met de melding.
Bescherming van de melder
Op grond van de WBK beschermt een melding
de werknemer tegen benadeling door de werkgever als de werknemer op het moment van de melding redelijke gronden had om aan te nemen dat de gemelde informatie juist was.
De benadeling die na voornoemde melding volgt, wordt vermoed verband te houden met de benadeling. Een werkgever zal in dat geval moeten aantonen dat de benadeling niet te maken heeft met de melding van de werknemer.
In een recente zaak
bij de rechtbank Midden-Nederland heeft een werknemer na een melding met succes een verzoek om schadevergoeding toegewezen gekregen omdat de werkgever niet kon aantonen dat het ontslag van de werknemer geen verband hield met de melding.
Het implementeren van een klokkenluidersregeling
Bij het aanpassen dan wel vaststellen van een nieuwe regeling moeten werkgevers ook de medezeggenschap betrekken. Als een ondernemingsraad (of personeelsvertegenwoordiging) is ingesteld moeten zij voorafgaande
instemming verlenen. Als enige vorm van personeelsvertegenwoordiging ontbreekt, dan moet meer dan helft van de werknemers instemmen met de (vernieuwde) klokkenluidersregeling.
Gevolgen ontbreken van een regeling
Als een werkgever geen interne meldregeling heeft of als de meldregeling niet aan de wettelijke eisen voldoet, kan iedere belanghebbende werknemer, uitzendkracht, bezoldigde vrijwilliger of stagiair de kantonrechter verzoeken te bepalen dat de werkgever een interne meldregeling vaststelt die aan de wet voldoet.
Daarnaast heeft het Huis voor Klokkenluiders de bevoegdheid om in de volgende gevallen een
last onder bestuursdwang of een
bestuurlijke boete op te leggen aan de werkgever:
- als er geen interne meldregeling is vastgesteld die aan de nieuwe eisen voldoet;
- als de werkgever zijn informatieplicht heeft geschonden: werknemers, uitzendkrachten, bezoldigde vrijwilligers en stagiairs schriftelijk of elektronisch informeren over de interne meldregeling, over de manier waarop een vermoeden van een misstand buiten de organisatie kan worden gemeld en over de rechtsbescherming, zoals het verbod op benadeling;
- als de werkgever aanbevelingen van het Huis voor klokkenluiders niet opvolgt;
- als de melder van een vermoeden van een misstand wordt benadeeld.
Daarbij komt dat werknemers nu ook de mogelijkheid hebben om
direct extern te melden bij onder andere het Huis voor Klokkenluiders. Met een duidelijke klokkenluidersregeling worden werknemers aangespoord om
eerst intern te melden, zodat de werkgever de mogelijkheid wordt geboden om de (vermoede) misstand intern op te lossen. Hiermee wordt voorkomen dat een extern onderzoek wordt ingesteld bij de werkgever.
Hoe nu verder?
Het naleven van de (nieuwe) wetgeving kan op meerdere manieren
bevorderlijk zijn voor uw onderneming. Een klokkenluidersregeling kan onder andere de hierboven genoemde gevolgen voorkomen en/of mitigeren.
Vanzelfsprekend kunnen wij u assisteren met het instellen of vernieuwen van een klokkenluidersregeling. Ook kunnen wij u assisteren bij eventuele meldingen en de gevolgen daarvan.
Neem gerust contact op als u hierover vragen heeft.
Artikel is geschreven door
Cas Kroese en
Britt van den Branden.
[post_title] => Heeft u al een klokkenluidersregeling?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => heeft-u-al-een-klokkenluidersregeling
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-03-14 13:30:19
[post_modified_gmt] => 2024-03-14 12:30:19
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41576
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 41554
[post_author] => 65
[post_date] => 2024-03-13 15:02:58
[post_date_gmt] => 2024-03-13 14:02:58
[post_content] => In de huidige digitale wereld, waar nieuwe merken dagelijks verschijnen, is het essentieel om als merkhouder jouw merk te beschermen. Dit doe je niet alleen bij de lancering van je merk, maar het vereist een voortdurende inspanning. Een effectieve manier op je merk te bewaken (merkbewaking) is door een
merkbewakingsabonnement af te sluiten.
Het belang van merkbewaking
Merkbewaking houdt in dat de merkenregister continu in de gaten worden gehouden op merkaanvragen die lijken op of identiek zijn aan jouw merk. Dit is cruciaal om verschillende redenen:
Snel optreden: door actieve bewaking kun je snel reageren als er merken worden aangevraagd die veel lijken op jouw merk. Dit helpt bij het voorkomen van verwarring bij jouw klanten en beschermt jouw reputatie.
Handhaving van exclusiviteit: jouw merk is uniek en onderscheidt jouw producten of diensten van die van concurrenten. Door dit unieke merk te bewaken, zorg je ervoor dat jouw merk exclusief blijft en verstrek je jouw positie in de markt.
Voorkomen van verwatering: als vergelijkbare of identieke merken ongehinderd op de markt komen, kan dit jouw merk verwateren, waardoor het minder onderscheidend wordt. Dit kan op de lange termijn de waarde van jouw merk verminderen.
Waarom BG.legal?
BG.legal biedt een gespecialiseerd merkbewakingsabonnement aan, wat meerdere voordelen biedt:
Expertise: BG.legal heeft een team van specialisten in het merkenrecht. Zij kennen de nuances van het recht en kunnen efficiënt identificeren wat een potentiële bedreiging vormt voor jouw merk.
Proactieve aanpak: met het merkbewakingsabonnement word je proactief geïnformeerd over mogelijke conflicten, zodat je snel kunt handelen om jouw merk te beschermen.
Advies op maat: BG.legal biedt niet alleen merkbewaking aan, maar ook strategisch advies over hoe te handelen bij een potentieel verwarringwekkende aanvraag. Dit zorgt ervoor dat je altijd de beste beslissing voor jouw merk kunt maken.
Kosteneffectief: door vroegtijdig potentiële conflicterende merken te identificeren kan er direct tijdens de aanvraagprocedure al worden optreden. Optrede in dit stadium is goedkoper.
In een wereld waar concurrentie slechts een klik verwijderd is, is het van vitaal belang om je merk te beschermen. Een merkbewakingsabonnement zorgt er voor dat jouw merk sterk en onderscheidend blijft.
[post_title] => Belang van merkbewaking
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => belang-van-merkbewaking
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-03-13 15:02:58
[post_modified_gmt] => 2024-03-13 14:02:58
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41554
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 41536
[post_author] => 86
[post_date] => 2024-03-13 11:13:44
[post_date_gmt] => 2024-03-13 10:13:44
[post_content] => In de afgelopen jaren is de term Kunstmatige Intelligentie (AI) veelvuldig gebruikt, wat zowel opwinding als angst teweegbrengt. Vaak wordt het afgeschilderd als een potentiële schurk in het verhaal van privacy schending. Terwijl deze zorgen blijven bestaan, kan het potentieel voor baanbrekende vooruitgang in de gezondheidszorg door middel van AI niet over het hoofd worden gezien. Dit artikel behandelt het besluitvormingsproces over het al dan niet beschermen van AI-innovaties in de gezondheidszorg via
bedrijfsgeheimen en octrooien.
Het landschap van AI in de zorg
De toenemende vraag naar
gezondheidszorgdiensten heeft geleidt tot een verschuiving naar proactief, langetermijnbeleid van zorg, waarbij AI naar voren komt als een mogelijke oplossing. De waardering van de markt voor AI in de zorg steeg naar $11 miljard in 2021 en wordt geschat op $187 miljard tegen 2030, wat het belang van bescherming ervan benadrukt.
Bescherming van bedrijfsgeheimen
Een belangrijke manier om AI-gebaseerde uitvindingen te beschermen, is door middel van
bedrijfsgeheimen. Dit stelt bedrijven in staat om hun vertrouwelijke AI-trainingsmethoden en gegevens te beschermen tegen openbare bekendmaking. Bedrijfsgeheimen zijn vaak geschikter om de broncode, trainingsdatasets en interne databasestructuur van een AI-systeem te beschermen.
In tegenstelling tot
octrooien is de bescherming van bedrijfsgeheimen eeuwigdurend en blijft deze bestaan zolang de informatie vertrouwelijk blijft. Echter, zodra de informatie openbaar wordt gemaakt of onafhankelijk wordt ontdekt, vervalt de bescherming van het bedrijfsgeheim.
Voorwaarden voor bedrijfsgeheimen
Om als bedrijfsgeheim te kwalificeren, moet informatie aan drie voorwaarden voldoen:
- De informatie is geheim, omdat de informatie niet algemeen bekend is bij/gemakkelijk toegankelijk is voor branchegenoten.
- De informatie heeft handelswaarde (omdat de informatie geheim is).
- Er zijn maatregelen getroffen die ervoor moeten zorgen dat de informatie geheim blijft.
Octrooibescherming
In tegenstelling tot bedrijfsgeheimen is
octrooibescherming wellicht geschikter voor aspecten zoals de gebruikersinterface en de complexe algoritmen die aan de basis liggen van het AI-zorgsysteem. AI in de zorg kan worden geoctrooieerd om de software, technologie of het fysieke apparaat te beschermen.
Om in aanmerking te komen voor octrooibescherming, moet AI in de zorg voldoen aan bepaalde eisen, zoals nieuwheid, inventiviteit en vatbaarheid voor industriële toepassingen. Bovendien mag de geclaimde uitvinding niet slechts abstracte kenmerken bevatten. De uitvinding moet in de conclusies en specificatie voldoende specifiek beschreven zijn, zodat de uitvinding op basis daarvan kan worden uitgevoerd. Het moet ook een technisch probleem oplossen.
Opties voor het octrooieren van AI-zorg uitvindingen
AI-gezondheidszorguitvindingen kunnen op drie verschillende manieren worden geoctrooieerd, afhankelijk van de uitvinding zelf. De opties zijn als volgt:
Procesoctrooi: Beschermt de methode om AI te gebruiken voor het volbrengen van specifieke taken.
Systeemoctrooi: Beschermt de hardware- en softwarecomponenten die het AI-systeem vormen.
Inrichting octrooi: Beschermt het algehele inrichting of machine, inclusief AI-software.
Conclusie
Het kiezen van de juiste
intellectuele eigendomsstrategie voor AI in de zorg hangt af van het inzicht van de aard, het gebruik en de controle van de technologie. Factoren zoals publieke zichtbaarheid, vatbaarheid voor
reverse engineering en vereisten voor gegevensuitwisseling beïnvloeden de beslissing tussen bedrijfsgeheim en octrooibescherming. Niet-publieke technologieën kunnen wellicht adequaat worden beschermd als bedrijfsgeheimen. Echter, publiek zichtbare technologieën vinden mogelijk betere bescherming onder het octrooiregime, vooral wanneer het verstrekken van licenties of SaaS toepassing relevant zijn.
Hierbij de Engelse versie.
[post_title] => AI in de zorg: bescherm met bedrijfsgeheim of octrooi
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => ai-in-de-zorg-bescherm-met-bedrijfsgeheim-of-octrooi
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-03-13 11:25:05
[post_modified_gmt] => 2024-03-13 10:25:05
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41536
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 41482
[post_author] => 60
[post_date] => 2024-03-12 16:40:12
[post_date_gmt] => 2024-03-12 15:40:12
[post_content] =>
Op 20 februari oordeelde het hof dat Rabobank de kredietrelatie met reisorganisatie OAD in september 2013 mocht opzeggen. Volgens het hof heeft Rabobank tijdens de gehele procedure zorgvuldig gehandeld en zijn er geen zorgplichten geschonden. De uitspraak wordt in deze blog nader toegelicht.
De feiten
Rabobank is in 2003 een
kredietrelatie aangegaan met diverse vennootschappen die behoorden tot de OAD groep. In de kredietovereenkomst was opgenomen dat OAD van de krediet- en garantiefaciliteit gebruik mocht maken zolang er werd voldaan aan twee overeengekomen financiële ratio’s. Indien OAD één van deze twee convenanten schond, mocht Rabobank de krediet- en garantiefaciliteit met onmiddellijke ingang
opzeggen.
Vanwege tegenvallende bedrijfsresultaten, moeilijke marktomstandigheden en hoge reorganisatiekosten plaatste de bank OAD in 2012 bij de afdeling
bijzonder beheer. Datzelfde jaar werd een grote reorganisatie in gang gezet in de hoop om het tij te keren. Als gevolg van de reorganisatie werd steeds meer en vaker gebruik gemaakt van de krediet- en garantiefaciliteit. In januari 2013 heeft de bank in dat kader aan OAD medegedeeld dat de kredietrelatie enkel verantwoordelijk doorgezet kon worden indien de reisorganisatie aan aanvullende voorwaarden zou voldoen.
Naast het stellen van extra zekerheden moest OAD haar eigen vermogen versterken. Ook werden de bancaire tarieven verhoogd en er werden nadere afspraken gemaakt over de financiële verslaglegging. Het lukte OAD echter niet om aan de eis van
kapitaalversterking te voldoen, waardoor Rabobank de aan OAD verstrekte financieringen op 6 september 2013 per direct en onvoorwaardelijk heeft
opgezegd. Op 24 september 2013 verzocht OAD aan de bank om het ter beschikking gestelde overbruggingskrediet te verlengen. Rabobank wilde hier niet aan meewerken en diezelfde dag besloot OAD om haar
faillissement aan te vragen.
Oordeel van de rechtbank
OAD start bij de rechtbank een procedure tegen Rabobank. Doordat Rabobank op 6 september 2013 de kredietrelatie heeft opgezegd is OAD gedwongen om haar faillissement aan te vragen, terwijl dit volgens de reisorganisatie niet nodig zou zijn geweest. De rechtbank oordeelde echter dat Rabobank, gelet op alle omstandigheden van het geval, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid
niet onaanvaardbaar heeft gehandeld. Het stond de bank vrij om met een beroep op haar contractuele bevoegdheid het krediet op te zeggen. Ook oordeelde de rechtbank het niet onredelijk dat Rabobank nadien geweigerd heeft om OAD nog meer uitstel te bieden.
Vorderingen in hoger beroep
OAD kan zich niet vinden in de uitspraak van de rechtbank en gaat in hoger beroep. Zij vordert primair dat door het hof vastgesteld wordt dat Rabobank tekort is geschoten in de nakoming van haar
(zorg)plichten. Hierbij worden de volgende verwijten gemaakt:
- Rabobank heeft OAD ten onrechte bij de afdeling bijzonder beheer geplaatst en heeft vanaf 2012 tot aan het faillissement onvoldoende geïnformeerd en op onjuiste en onvoldoende deskundige wijze begeleid;
- Rabobank heeft buitenproportionele en niet onderbouwde voorwaarden gesteld aan het continueren van de bestaande kredietrelatie en heeft OAD ten onrechte een waiver laten ondertekenen;
- Rabobank heeft de kredietrelatie opgezegd;
- Rabobank heeft nadat de kredietrelatie was opgezegd, niet ingestemd met een verlenging van het overbruggingskrediet tot 1 oktober 2013 om de verkoop van de busdivisie van OAD mogelijk te maken.
Subsidiair vordert OAD dat Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld en meer subsidiair dat zij in strijd heeft gehandeld met de redelijkheid en billijkheid. OAD vordert in dit kader een schadevergoeding van € 71 miljoen. Rabobank betwist dit en vordert veroordeling van OAD tot vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten in de procedure.
Oordeel van het hof
Volgens het hof kwamen partijen in de kredietovereenkomst overeen dat OAD de door haar ter beschikking gestelde krediet- en garantiefaciliteit mocht benutten zolang er werd voldaan aan de overeengekomen financiële ratio’s. OAD voldeed eind 2012 niet meer aan deze ratio’s, waardoor Rabobank aanvullende voorwaarden stelde aan de voortzetting van de kredietrelatie. In het licht van de tussen partijen gesloten kredietovereenkomst en de verslechterde financiële positie van OAD is het hof van mening dat Rabobank niet ongeoorloofd heeft gehandeld door
aanvullende voorwaarden te stellen.
Één van de aanvullende voorwaarden die Rabobank stelde, was het versterken van het
eigen vermogen van OAD. In de eerste helft van 2013 is OAD er, zelfs na verlenging van de termijn van Rabobank, niet in geslaagd om aan de eis van kapitaalversterking te voldoen. Tegelijkertijd verslechterde de financiële situatie in die periode nog verder. Hierdoor heeft Rabobank niet in strijd met de
maatstaven van redelijkheid en billijkheid gehandeld door de kredietrelatie in september 2013 op te zeggen. Het handelen van Rabobank na de opzegging tot aan het moment waarop het faillissement aangevraagd werd, is daarnaast niet ongeoorloofd geweest. OAD heeft hierbij ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat als de kapitaalversterking op 27 september of kort daarna op 1 oktober 2013 zou zijn gerealiseerd, een faillissement zou zijn uitgebleven.
Rabobank is volgens het hof ook niet tekort geschoten in haar dienstverlening aan OAD. Vanaf het moment dat OAD bij de afdeling bijzonder beheer werd geplaatst tot aan het faillissement, heeft Rabobank voldoende geïnformeerd over haar zienswijze en besluitvorming. De bank is meerdere keren het gesprek aangegaan en heeft hierbij voldoende rekening gehouden met het belang van OAD. Daarnaast heeft Rabobank in voldoende mate meegewerkt aan de zoektocht naar kapitaal om de reorganisatie van OAD te kunnen realiseren. Dat dit niet is gelukt, treft Rabobank
geen verwijt. Dat Rabobank de kans dat de reorganisatie zou slagen lager inschatte dan OAD, is onder de gegeven omstandigheden niet onzorgvuldig of onredelijk.
Conclusie
Het hof oordeelt dat Rabobank niet tekort is geschoten in de nakoming van haar (zorg)plichten jegens OAD. Hierdoor mocht de bank de kredietrelatie opzeggen en kan zij niet aansprakelijk worden gehouden voor het faillissement van de reisorganisatie. Ook komt OAD door deze uitspraak geen schadevergoeding toe.
Deze uitspraak onderstreept dat het banken onder bepaalde omstandigheden vrij staat om zakelijke kredietrelaties te beëindigen. Doordat banken zich moeten houden aan hun zorgplicht, dient de opzegging van een kredietovereenkomst wel
een juridische toetsing te doorstaan. Heeft u het bericht ontvangen van uw bank dat deze voornemens is om de kredietrelatie op te zeggen? Neem dan contact op met één van onze specialisten
van Ondernemingsrecht!
[post_title] => Hof oordeelt: Rabobank mocht kredietrelatie met OAD beëindigen
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => hof-oordeelt-rabobank-mocht-kredietrelatie-met-oad-beeindigen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-03-12 17:03:08
[post_modified_gmt] => 2024-03-12 16:03:08
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41482
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 41708
[post_author] => 90
[post_date] => 2024-03-26 09:36:35
[post_date_gmt] => 2024-03-26 08:36:35
[post_content] =>
Inleiding
Een huurovereenkomst is een
wederkerige overeenkomst. Dit houdt in dat er voor partijen over en weer verbintenissen ontstaan. De verhuurder heeft de verplichting om het gehuurde ter beschikking te stellen aan de huurder, welke op zijn beurt de huurprijs dient te voldoen om gebruik te kunnen maken van het gehuurde. Het komt echter regelmatig voor dat de huurder nalaat om de huurprijs te betalen. Recentelijk
oordeelde de Hoge Raad over de vraag of het de verhuurder in dat geval vrij staat om de nakoming van zijn verplichting tot het verschaffen van huurgenot op te schorten.
Het eerdere verloop van de procedure
In 2016 sluiten de huurder en de verhuurder een vijfjarige
huurovereenkomst voor de huur van een bedrijfsruimte. Vanaf januari 2019 stopt de huurder met het betalen van de huur, waarna hij in mei 2019 het gehuurde verlaat. De verhuurder dringt er bij de huurder op aan om de bedrijfsruimte op te ruimen en de sleutels in te leveren. Daarna worden de sloten door de verhuurder zelf
vervangen. Volgens de verhuurder bestaat er geen aanleiding meer om het huurgenot te verschaffen en hij start een procedure tot
ontbinding van de huurovereenkomst. Daarnaast vordert hij betaling van de
huur over de periode vanaf januari 2019 tot het moment waarop de units opnieuw aan derden verhuurd zijn. De kantonrechter wijst de vorderingen van de verhuurder toe.
Later wordt het vonnis van de kantonrechter door het hof bekrachtigd. De huurder stelt dat er geen huur verschuldigd is, omdat de verhuurder haar het
huurgenot heeft ontnomen door erop aan te dringen het gehuurde te ontruimen, de sleutels in te leveren en de sloten van de bedrijfsruimte te vervangen. Volgens het hof is de huurder echter eerder in
verzuim geraakt door de huur vanaf januari 2019 niet te betalen. De huurder was niet bevoegd om de huurbetalingen op te schorten en van de verhuurder kon dan ook niet worden verwacht dat deze het huurgenot zou blijven verschaffen. De huurder was huur verschuldigd tot het moment waarop de verhuurder de bedrijfsruimte opnieuw aan een derde heeft verhuurd.
Beoordeling van de Hoge Raad
In cassatie buigt de Hoge Raad zich wederom over de vraag of de verschaffing van het huurgenot kan worden opgeschort vanwege het enkele feit dat de verhuurder de huur niet betaalt. De verplichting tot verschaffing van het huurgenot vormt volgens de huurder namelijk de
kernverplichting van de verhuurder. Deze verplichting kan daarom niet worden opgeschort op grond van het enkele feit dat de huurder de huur niet heeft betaald of niet zal betalen. De Hoge Raad gaat hier niet in mee en stelt dat de opvatting dat de verhuurder in zo’n geval de nakoming van zijn verplichting tot het verschaffen van het huurgenot niet kan opschorten,
onjuist is.
De huurovereenkomst is een wederkerige overeenkomst als bedoeld in artikel 6:261 van het Burgerlijk Wetboek. Als een van de partijen haar verbintenissen niet nakomt, is de wederpartij dan ook bevoegd om de nakoming van daar tegenoverstaande verplichtingen op te schorten. Dit zijn namelijk tegenover elkaar staande verplichtingen op grond van artikel 6:262 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Dat de niet-nagekomen betalingsverplichting betrekking heeft op een
eerder tijdvak dan de opgeschorte verplichting tot het verschaffen van het huurgenot aan de huurder, staat hieraan niet in de weg. Er bestaat daarnaast geen rechtsregel die de verhuurder belet om deze opschortingsbevoegdheid uit te oefenen.
Conclusie
Volgens de Hoge Raad staat het de verhuurder onder bepaalde omstandigheden dus vrij om de verplichting tot het verschaffen van huurgenot op te schorten. Aangezien de verhuurder al had aangedrongen om de
bedrijfsruimte op te ruimen en de sleutels in te leveren, mocht hij in dit geval de sloten van de bedrijfsruimte vervangen. Deze uitspraak levert echter geen vrijbrief op voor verhuurders om op eigen houtje de sloten te gaan vervangen in geval van een huurachterstand. De verplichting om het huurgenot te verschaffen is namelijk de belangrijkste verplichting van de verhuurder, waardoor verhuurders niet zomaar het recht in eigen handen mogen nemen.
Ontvangt u graag advies over de uitvoering of opschorting van uw verplichtingen uit een (huur)overeenkomst? Neem dan contact op met
mr. Irene de Mol-van Schijndel of één van onze
collega's!
[post_title] => Wanneer mag een verhuurder verschaffing van het huurgenot opschorten?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => wanneer-mag-een-verhuurder-verschaffing-van-het-huurgenot-opschorten
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-03-26 11:11:26
[post_modified_gmt] => 2024-03-26 10:11:26
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41708
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 1425
[max_num_pages] => 143
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] => 1
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => 55b7e46cf60decae7205dc7a57f98e2b
[query_vars_changed:WP_Query:private] =>
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
Inleiding Een huurovereenkomst is een wederkerige overeenkomst. Dit houdt in dat er voor partijen over en weer verbintenissen ontstaan. De verhuurder heeft de verplichting om het gehuurde ter beschikking te...
Lees meer
Inleiding Om te mogen bouwen of verbouwen zal vaak een omgevingsvergunning nodig zijn. Maar, dit is niet altijd het geval. Er zijn ook situaties waarin vergunningvrij gebouwd mag worden. De...
Lees meer
Voor veel fotografen is het een bron van frustratie: foto’s die online (veelvuldig) gedeeld worden zonder toestemming. Meestal sta je als maker in je recht om de ander dan op...
Lees meer
De Koninklijke Landmacht plaatst een bericht op LinkedIn waarin melding wordt gemaakt van het door Kärcher winnen van een aanbesteding voor mobiele drinkwaterinstallaties. De op dat bericht door de bestuurder...
Lees meer
Inleiding In de blog geplaatst op 7 februari 2024 hebben wij een overzicht gegeven van de eerste maand jurisprudentie over de Omgevingswet. In dit artikel (deel 2) doen we dit...
Lees meer
De Europese regelgeving voor medische hulpmiddelen (MDR) is sinds 26 mei 2021 in werking getreden. Het primaire doel van deze verordening en de verordening voor in-vitro hulpmiddelen, die strengere eisen...
Lees meer
In de praktijk merken we dat veel werkgevers nog geen klokkenluidersregeling hebben terwijl zij daar wel wettelijk toe verplicht zijn. Op 18 februari 2023 is de Wet Huis voor klokkenluiders...
Lees meer
In de huidige digitale wereld, waar nieuwe merken dagelijks verschijnen, is het essentieel om als merkhouder jouw merk te beschermen. Dit doe je niet alleen bij de lancering van je...
Lees meer
In de afgelopen jaren is de term Kunstmatige Intelligentie (AI) veelvuldig gebruikt, wat zowel opwinding als angst teweegbrengt. Vaak wordt het afgeschilderd als een potentiële schurk in het verhaal van...
Lees meer
Op 20 februari oordeelde het hof dat Rabobank de kredietrelatie met reisorganisatie OAD in september 2013 mocht opzeggen. Volgens het hof heeft Rabobank tijdens de gehele procedure zorgvuldig gehandeld en...
Lees meer