WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[paged] => 14
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[paged] => 14
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] =>
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1400
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 130, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 41174
[post_author] => 10
[post_date] => 2024-02-16 08:52:06
[post_date_gmt] => 2024-02-16 07:52:06
[post_content] => Zorgaanbieders gaan vaak als combinatie een inschrijving aan. Een combinatie is een samenwerking van ondernemingen. Vaak is de reden van de combinatie dat men afzonderlijk niet in staat is om aan de opdracht te voldoen, met name omdat individueel men niet voldoet aan de gestelde geschiktheidseisen.
Het is van belang bij de beoordeling van het bij combinatievorming doen van een beroep op elkaars geschiktheid om te kunnen inschrijven, een onderscheid te maken tussen een beroep op technische geschiktheid en een beroep op de financiële geschiktheid.
Een combinatie dient in zijn geheel aan de gestelde geschiktheidseisen te voldoen. Bij technische geschiktheid kan een beroep op de technische geschiktheid van een van de combinatieleden worden gedaan om aan te tonen dat de combinatie als geheel voldoet.
Bij een beroep op financiële geschiktheid ligt dit anders en genuanceerder. Als bijvoorbeeld de eis is dat de inschrijver dus de combinatie, als geheel een positief eigen vermogen heeft, dan dient de combinatie als geheel een positief eigen vermogen te hebben. Het is dan onvoldoende dat slechts een van de combinatieleden een positief eigen vermogen heeft omdat als de andere combinatieleden een negatief eigen vermogen hebben, zal dat in mindering strekken op het voornoemde positief eigen vermogen en waardoor de combinatie als geheel een negatief eigen vermogen kan hebben. En waarmee dan niet wordt voldaan aan de bewuste eis van financiële geschiktheid
Heeft u als zorgaanbieder vragen over uw aankomende inschrijving of over het aanbestedingsrecht? Neem dan vrijblijvend contact op met Rik Wevers via wevers@bg.legal.
[post_title] => Een zorgcombinatie dient als geheel aan de financiële geschiktheidseisen te voldoen
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => een-zorgcombinatie-dient-als-geheel-aan-de-financiele-geschiktheidseisen-te-voldoen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-02-16 08:52:06
[post_modified_gmt] => 2024-02-16 07:52:06
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41174
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 41316
[post_author] => 85
[post_date] => 2024-02-15 16:05:06
[post_date_gmt] => 2024-02-15 15:05:06
[post_content] => Uber, 's werelds meest bekende rit-hailingplatform, heeft de afgelopen jaren niet alleen grote veranderingen teweeggebracht in de transportindustrie, maar heeft ook belangrijke vragen opgeroepen over (schijn)zelfstandigheid van zzp’ers en werknemers. Vorig jaar heeft het gerechtshof Amsterdam besloten om vragen te stellen aan de Hoge Raad over de moderne gezagsverhouding van Uber. In deze blog gaan we dieper in op de vragen die centraal stonden in deze uitspraak en bespreken we de raakvlakken tussen het arbeidsrecht en algoritmes.
Uber en de arbeidsrelatie
In deze zaak heeft een gerechtshof zich gebogen over de arbeidsrelatie tussen Uber en hun chauffeurs. De kern van het geschil draait om de kwalificatie van deze arbeidsrelatie: is een Uber-chauffeur een werknemer of een zelfstandige ondernemer (zzp'er)? Dit is een essentiële vraag, omdat werknemers bepaalde wettelijke beschermingen genieten die zzp'ers niet hebben, zoals het recht op vakantiedagen en loondoorbetaling bij ziekte. Het antwoord op deze vraag heeft dus vergaande gevolgen voor zowel de chauffeurs als Uber zelf, maar helaas heeft het hof dit antwoord niet gegeven. In het Deliveroo-arrest van 24 maart 2023 gaf de Hoge Raad enkele factoren aan die van belang zijn om te bepalen of een arbeidsrelatie als een arbeidsovereenkomst moet worden beschouwd. Een van deze factoren betreft het ondernemerschap van de werknemer, in dit geval de chauffeurs. Het gerechtshof heeft besloten de Hoge Raad om verduidelijking te vragen over dit specifieke criterium. De vraag die het hof stelt, is, samengevat, of volgens het Deliveroo-arrest twee Uber-chauffeurs die exact hetzelfde werk doen, verschillende arbeidsrelaties kunnen hebben, waarbij de ene als een arbeidsovereenkomst wordt beschouwd en de andere niet.
De rol van algoritmes
Wat deze zaak nog interessanter maakt, is de rol van algoritmes bij Uber. Het bedrijf maakt uitgebreid gebruik van geautomatiseerde systemen om chauffeurs aan ritten te koppelen en prijzen vast te stellen. Het systeem gebruikt informatie zoals waar passagiers willen worden opgehaald en waar ze naartoe willen, evenals waar de chauffeurs zich bevinden en welke richting ze opgaan. Met al deze gegevens beslist het Uber-programma welke chauffeur de kans krijgt om een bepaalde rit te accepteren. Degene die als eerste accepteert, mag de rit rijden.
Er is, volgens de kantonrechters die zich eerder bogen over deze kwestie, sprake van een ‘moderne gezagsverhouding’. Waarbij het algoritme van de Uber-app bepaalt op welke wijze de ritten worden verdeeld en welke prioriteiten daarbij worden gesteld. De chauffeurs hebben geen invloed op de prijs, er geen sprake is van vrije onderhandeling en van de Uber-app gaat er een disciplinerende werking uit.
Deze systemen spelen dus een cruciale rol in de dagelijkse gang van zaken. Wanneer algoritmes op zo een manier betrokken zijn bij de arbeidsrelatie, rijst de vraag of chauffeurs enige inzage moeten krijgen in deze algoritmes. Het kan immers van belang zijn of de chauffeurs begrijpen hoe deze systemen werken en hoe ze hun belangen beïnvloeden. Op dit aspect wordt verder niet ingegaan in de uitspraak.
Raakvlakken tussen algoritme gebruik en het arbeidsrecht
De problematiek, waarbij algoritmes de arbeidsrelatie beïnvloeden door freelancers te matchen aan opdrachten, is niet uniek voor Uber. Veel platformbedrijven maken gebruik van vergelijkbare technologieën om arbeidskrachten te beheren en werk toe te wijzen. Deze ontwikkeling heeft geleid tot discussies over de verantwoordelijkheid van bedrijven voor hun werknemers in een wereld waar traditionele arbeidsmodellen steeds vaker plaatsmaken voor flexibele, op algoritmes gebaseerde systemen.
Naast de kwalificatie van arbeidsrelaties en de vraag naar gezag en zeggenschap binnen deze relaties, roepen deze ontwikkelingen ook vragen op over transparantie, (onbedoelde) discriminatie, verantwoordelijkheid en privacybescherming.
De toekomst van werk
Het hof heeft geen eindoordeel gegeven, maar heeft dus prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad. Op het antwoord op de vraag ‘is een Uber-chauffeur een werknemer of een zelfstandige ondernemer (zzp'er) moeten we dus nog wachten, daarover later meer. De antwoorden op deze prejudiciële vragen zijn relevant voor alle toekomstige situaties waarbij arbeidsrelaties gekwalificeerd moeten worden en zijn dus van groot maatschappelijk belang.
Mocht u vragen hebben over de zzp’ers die u in dienst heeft of bent u zelf zzp’er en weet u niet waar u aan toe bent? Neem gerust contact op met Cas Kroese. Heeft u vragen over de invloed van algoritmes op uw arbeidsrelatie? Neem dan contact op met Noa Rubingh.
[post_title] => Algoritmes in de arbeidswereld: de moderne gezagsverhouding van Uber
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => algoritmes-in-de-arbeidswereld-de-moderne-gezagsverhouding-van-uber
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-02-26 16:05:30
[post_modified_gmt] => 2024-02-26 15:05:30
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41316
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 41155
[post_author] => 7
[post_date] => 2024-02-14 16:14:51
[post_date_gmt] => 2024-02-14 15:14:51
[post_content] => De Ondernemingskamer is een bijzondere kamer van het Gerechtshof in Amsterdam. Als hoger beroep wordt ingesteld in een procedure die verband houdt met de geschillenregeling, is de Ondernemingskamer uitsluitend bevoegd om hierover te oordelen. In september vorig jaar werd door de Ondernemingskamer een beschikking gewezen in het kader van de geschillenregeling en het instellen van samenhangende vorderingen, waardoor de reikwijdte van die vorderingen uitgebreid werd.
De geschillenregeling in het BW
Als er geschillen ontstaan tussen aandeelhouders onderling, kan de wettelijke geschillenregeling uit boek 2 BW uitkomst bieden. Zo kan middels een uitstotingsprocedure een gedwongen overdracht van aandelen bewerkstelligd worden, waarbij een van de aandeelhouders wordt uitgekocht. Een aandeelhouder die door gedragingen van één of meerdere medeaandeelhouders niet langer aandeelhouder wil/kan zijn, kan daarnaast een uittredingsprocedure in gang zetten. In deze procedure worden de aandelen van de uittredende aandeelhouder verplicht overgenomen door de overige aandeelhouders.
In het BW is ook een bepaling opgenomen waaruit volgt dat de rechter tijdens een uitstotingsprocedure bevoegd is om kennis te nemen van samenhangende vorderingen tussen dezelfde partijen, of tussen een der partijen en de vennootschap. Dit geldt ook in het geval dat er een uittredingsprocedure gestart wordt, waardoor de rechter die bevoegd is om te oordelen over een uitstotings- of uittredingsvordering ook bevoegd is om te oordelen over daarmee samenhangende vorderingen. In het geval dat er hoger beroep wordt ingesteld in een procedure die verband houdt met de geschillenregeling, is de Ondernemingskamer dus uitsluitend bevoegd om hierover te oordelen.
Reikwijdte van het begrip ‘samenhangende vorderingen’
Aangezien de Ondernemingskamer in bepaalde gevallen bevoegd is om kennis te nemen van samenhangende vorderingen in het geval van een uitstotings- of uittredingsprocedure, is het belangrijk dat de reikwijdte van dit begrip vast te stellen is. Samenhangende vorderingen zijn afzonderlijke vorderingen die zo nauw met elkaar verbonden zijn, dat het wenselijk is om deze samen te behandelen. Uit de Memorie van Toelichting volgt dat in dit geval met name kan worden gedacht aan vorderingen tot schadevergoeding uit hoofde van de gedragingen die aan een uitstotingsvordering ten grondslag zijn gelegd, en samenhangen met de uittredingsvordering zelf. Door deze vorderingen gelijktijdig te behandelen wordt voorkomen dat er door afzonderlijke behandeling onverenigbare beslissingen worden gegeven.
Eerder oordeelde de Ondernemingskamer daarom al dat er sprake zou zijn van samenhangende vorderingen indien deze voortvloeiden uit hetzelfde conflict tussen partijen. Het conflict diende daarbij ten grondslag te liggen aan de uittredingsvordering. Op 19 september 2023 oordeelde de Ondernemingskamer opnieuw over de manier waarop het begrip uitgelegd zou moeten worden. De Ondernemingskamer stelde hierbij dat zij op grond van het BW bevoegd is om kennis te nemen van samenhangende vorderingen tussen dezelfde partijen, of tussen een der partijen en de desbetreffende vennootschap. Deze samenhangende vorderingen dienen te worden beoordeeld met inachtneming van de omstandigheden van het geval.
Volgens de Ondernemingskamer kan een vordering aanvullend ook als samenhangende vordering beschouwd worden indien deze wordt ingesteld door een andere partij dan de uittredende aandeelhouder. Het gaat in dat geval namelijk om materieel dezelfde (of gelieerde) partijen die allemaal bij de procedure betrokken zijn, waardoor ook dat soort vorderingen volgens de Ondernemingskamer onder de reikwijdte van het begrip vallen.
Dit is een opvallende conclusie, aangezien uit het BW volgt dat samenhangende vorderingen in beginsel slechts zien op vorderingen tussen dezelfde partijen. De Ondernemingskamer lijkt door deze uitspraak echter van mening te zijn dat het begrip ruimer moet worden uitgelegd, waardoor ook vorderingen die zijn ingesteld door een andere partij dan de uittredende aandeelhouder onder dit begrip kunnen vallen.
Conclusie
Tijdens een uitstotings- of uittredingsprocedure is de rechter bevoegd om kennis te nemen van samenhangende vorderingen tussen partijen en de vennootschap. De Ondernemingskamer oordeelde in 2022 dat sprake is van een samenhangende vordering indien deze voortvloeit uit hetzelfde conflict tussen partijen en het conflict hierbij ten grondslag ligt aan de uittredingsvordering. Vorig jaar voegde de Ondernemingskamer hier nog aan toe dat een vordering ook als samenhangend beschouwd kan worden indien deze wordt ingesteld door een andere partij dan de uittredende aandeelhouder. Dit is een ruime interpretatie van het begrip, zeker aangezien in het BW uitsluitend gesproken wordt over samenhangende vorderingen tussen dezelfde partijen, of tussen een der partijen en de vennootschap.
Heeft u zelf te maken met een uitstotings- of uittredingsprocedure of wilt u een dergelijke procedure starten en ontvangt u tevens graag advies over het instellen van samenhangende vorderingen? Neem dan contact op met een van onze specialisten van de afdeling Ondernemingsrecht!
[post_title] => Samenhangende vorderingen en de wettelijke geschillenregeling
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => samenhangende-vorderingen-en-de-wettelijke-geschillenregeling
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-02-14 16:14:51
[post_modified_gmt] => 2024-02-14 15:14:51
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41155
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 41097
[post_author] => 86
[post_date] => 2024-02-14 13:26:24
[post_date_gmt] => 2024-02-14 12:26:24
[post_content] => Het ontvangen van een brief van een octrooihouder die een octrooi-inbreuk beweert, kan zeer afschrikkend zijn. Voordat je echter gehoor geeft aan de verzoeken van de octrooihouder, is het belangrijk om te controleren of je daadwerkelijk inbreuk maakt op het octrooi. Een manier om dit te bevestigen, is om te controleren of de octrooirechten van de octrooihouder zijn uitgeput.
Indien de octrooirechten van de octrooihouder zijn uitgeput, heeft de octrooihouder geen verdere rechten met betrekking tot het octrooi. Hierdoor kan je ook niet worden aangeklaagd voor octrooi-inbreuk of verplicht worden een licentievergoeding te betalen aan de octrooihouder. In dit artikel gaan we kijken naar wat uitputting van octrooirechten inhoudt, wat dit voor u kan betekenen, en tot slot het effect van een licentie op de uitputting van octrooirechten.
Wat betekent uitputting van octrooirechten?
Dit leerstuk houdt in dat zodra een geoctrooieerd artikel op geautoriseerde wijze voor het eerst op de markt is gebracht, de rechten van de octrooihouder zijn uitgeput. Door de uitputting heeft de octrooihouder geen enkel recht meer met betrekking tot het artikel. De octrooihouder heeft dus geen verdere controle over het artikel. Dit leerstuk is geregeld in artikel 53 lid 5 van de Rijksoctrooiwet.
Op geautoriseerde wijze betekent dat de octrooihouder zelf, of een licentienemer van de octrooihouder, het artikel op de markt heeft gebracht. Om de octrooirecht uit te putten, moet dit hebben plaatsgevonden binnen Nederland, Curaçao, Sint Maarten of de Europese Unie om de octrooirechten uit te putten. Aangezien het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie heeft verlaten, zijn octrooirechten niet uitgeput als het artikel bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk is gekocht en vervolgens in Nederland wordt doorverkocht. In dat geval zijn de rechten niet uitgeput en kan de octrooihouder nog steeds een rechtszaak aanspannen voor een octrooi-inbreuk.
Wat betekent uitputting voor derden?
Het concept van uitputting van rechten is gebaseerd op het principe dat een octrooihouder één kans heeft om beloond te worden voor het gepatenteerde artikel. Zodra die beloning is verkregen, kan de octrooihouder geen stappen meer ondernemen tegen derden omdat hij bijvoorbeeld van mening is dat zijn beloning niet voldoende was. Bijgevolg is dat een derde partij die het artikel aanschaft, nadat het op geautoriseerde wijze op de markt is gebracht, vrij is om het artikel te gebruiken of te verkopen.
Kan een licentieovereenkomst uitputting van rechten voorkomen?
Een licentieovereenkomst kan uitputting van rechten van de octrooihouder niet voorkomen. De licentieovereenkomst kan echter bepaalde beperkingen opleggen aan de koper. Deze beperkingen moeten worden nageleefd op basis van het contractenrecht en niet op basis van het octrooirecht.
Bijvoorbeeld, de licentieovereenkomst kan bepalen dat het gelicentieerde artikel niet opnieuw door de koper mag worden verkocht. Als het artikel toch wordt doorverkocht, kan de octrooihouder juridische stappen ondernemen op basis van de contractbreuk. De rechten van de octrooihouder zouden echter nog steeds zijn uitgeput door de aankoop van het artikel door de licentiehouder. Bijgevolg heeft de octrooihouder geen recht om de koper aan te klagen voor octrooi-inbreuk, maar alleen voor contractbreuk.
Conclusie
Het begrijpen van het leerstuk van uitputting van octrooirechten is van cruciaal belang voor zowel octrooihouders als potentiële inbreukmakende partijen. Wanneer octrooirechten zijn uitgeput door de geautoriseerde verkoop van een geoctrooieerd artikel, verliest de octrooihouder zijn greep op verdere rechtsvorderingen met betrekking tot dat specifieke artikel. Door het leerstuk van uitputting van rechten te begrijpen, kunnen zowel octrooihouders als derden hun rechten en verplichtingen beter beoordelen en een weloverwogen juridische koers volgen.
Heeft u vragen over uitputting van octrooirechten of een andere vraag met betrekking tot het octrooirecht? Neem dan contact op!
Hierbij de Engelse versie.
[post_title] => Uitputting van octrooirechten: hoe het kan worden gebruikt in verweer tegen octrooi-inbreuk
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => uitputting-van-octrooirechten-hoe-het-kan-worden-gebruikt-in-verweer-tegen-octrooi-inbreuk
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-02-14 13:32:06
[post_modified_gmt] => 2024-02-14 12:32:06
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41097
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 41096
[post_author] => 19
[post_date] => 2024-02-14 10:31:39
[post_date_gmt] => 2024-02-14 09:31:39
[post_content] => Inleiding
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 is handhaving geregeld in hoofdstuk 18 van de Omgevingswet. Dit vervangt de regeling uit hoofdstuk 5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
In het omgevingsplan van de gemeente is opgenomen welke activiteiten zijn toegestaan per locatie. Wanneer iemand een activiteit uitvoert die niet is toegestaan op een locatie onder het omgevingsplan, handelt die persoon daarmee in strijd met het omgevingsplan. Ook kan het voorkomen dat er wordt gebouwd zonder een omgevingsvergunning, ook dit is strijdig met het omgevingsrecht. Burgers en bedrijven dienen zich te houden aan de regels uit de Omgevingswet, indien ze dit niet doen kan de overheid handhavingsinstrumenten inzetten of kunnen belanghebbenden een aanvraag tot handhaving doen.
Verbodsbepalingen
Onder het oude recht was de wettelijke grondslag voor handhaving van het omgevingsrecht geregeld in de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wabo. Door een project zonder omgevingsvergunning uit te voeren werd bijvoorbeeld artikel 2.1 lid 1 onder b van die wet overtreden.
Onder de Omgevingswet zijn de verbodsbepalingen opgenomen in paragraaf 5.1.1. Het is bijvoorbeeld verboden om een omgevingsplanactiviteit uit te voeren zonder een omgevingsvergunning [art. 5.1 lid 1 sub a Ow].
Hoe is handhaving geregeld onder de Omgevingswet?
Uitgangspunt is dat het college van burgemeester en wethouders het bevoegd gezag is en daarmee belast is met handhaving, tenzij een ander bestuursorgaan als bevoegd gezag is aangewezen [art. 18.2 Ow]. Het bevoegd gezag kan personen aanwijzen als toezichthouder om toezicht te houden op de naleving van de Omgevingswet [art. 18.6 Ow].
Onder de Omgevingswet is het hoofdstuk handhaving opgedeeld in drie afdelingen:
- Bestuursrechtelijke handhaving
De bestuursrechtelijke handhavingstaak bestaat uit het toezicht houden op de naleving van de Omgevingswet, het verwerken van klachten over de naleving van de Omgevingswet en het opleggen en ten uitvoer leggen van bestuurlijke sancties [art. 18.1 Ow].
- Strafrechtelijke handhaving
In deze afdeling is één artikel opgenomen over de toepasselijkheid van de Nederlandse strafwet.
- Kwaliteitsbevordering en afstemming van handhaving. Deze afdeling is van toepassing op de te verrichten werkzaamheden van het bevoegd gezag in het kader van de handhavingstaak neergelegd in artikel 18.1 Omgevingswet.
Onder de Omgevingswet zijn de volgende
handhavingsinstrumenten te vinden:
- Last onder dwangsom [art. 5:31d Awb]
De last onder dwangsom is een
algemene sanctie opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht. Dit is een sanctie gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Wanneer de overtreder niet binnen de bepaalde termijn herstelmaatregelen treft, wordt een dwangsom opgelegd en verbeurd.
Last onder bestuursdwang [art. 125 Gemeentewet, art. 122 Provinciewet en art. 61 Waterschapswet]
- Het bestuursorgaan dat als bevoegd gezag is aangemerkt kan een last onder bestuursdwang opleggen. Dit is een maatregel die net als de last onder dwangsom gericht is op herstel, de overtreding dient te worden beëindigd en de rechtmatige situatie moet worden hersteld. Als de overtreder de situatie niet binnen een redelijke termijn herstelt doet de overheid dit en kan zij de kosten verhalen op de overtreder.
- Intrekken van een begunstigde beschikking [art. 18.10 Ow]
Het bevoegd gezag kan een beschikking intrekken (geheel of gedeeltelijk) wanneer de houder van de beschikking handelt in strijd met de activiteit waarvoor de beschikking is gegeven of de geldende regels.
- Bestuurlijke boete [§18.1.4 Ow]
Een bestuurlijke boete is een bestraffende bestuurlijke sanctie die door de inwerkingtreding van de Omgevingswet is uitgebreid in reikwijdte. In paragraaf 18.1.4 is opgenomen in welke situaties de bestuurlijke boete kan worden opgelegd en wat de hoogte van de boete is. Een bestuurlijke boete zal bijvoorbeeld worden opgelegd wanneer het
niet mogelijk is de situatie te herstellen.
- Bestuurlijke strafbeschikking [art. 257ba Sv]
Bij de bestuurlijke strafbeschikking is een bestuursorgaan bevoegd een geldboete op te leggen.
- Strafbaarstelling op grond van de Wet op de economische delicten [art. 18.16 Ow]
Artikelen uit de Omgevingswet zijn als
economisch strafbaar aangemerkt in de Wet op de economische delicten. Het bevoegd gezag kan een gedraging voorleggen aan het Openbaar Ministerie wanneer de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder zij is begaan daartoe aanleiding geven. De straf wordt in dit geval opgelegd door de strafrechter.
Overgangsrecht
Voor handhavingszaken die al in gang waren gezet vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet geldt overgangsrecht. Het overgangsrecht is verdeeld in ambtshalve genomen handhavingsbesluiten en handhavingsbesluiten in reactie op een handhavingsverzoek.
- Indien een sanctiebesluit (ambtshalve) is genomen vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is het oude recht van toepassing [art. 4.23 Invoeringswet Omgevingswet].
- Indien een verzoek om handhaving vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is gedaan is het oude recht van toepassing [art. 4.3 Invoeringswet Omgevingswet] [ABRS, 24-01-2024, ECLI:NL:RVS:2024:254].
Dus, handhavingszaken die al zijn gestart vóór de inwerkingtreding, maar nog lopen na de inwerkingtreding van de Omgevingswet worden afgehandeld onder het
oude recht.
Handhaving van de algemene zorgplicht
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is er een toename aan zorgplichten. Het bevoegd gezag kan deze zorgplichten handhaven. In de Omgevingswet is een algemene zorgplicht voor de fysieke leefomgeving opgenomen [art. 1.6 Ow]. De algemene zorgplicht kan dienen als een basis voor handhaving wanneer geen regels te zijn aan te wijzen en er een ‘onmiskenbare strijd’ is met die algemene zorgplicht. Daarnaast is er een algemeen verbod opgenomen om activiteiten te verrichten die aanzienlijk nadelige gevolgen voor de
fysieke leefomgeving creëren [art. 1.7a Ow]. Het algemeen verbod is een vangnet indien geen specifieke decentrale regels of rijksregels van toepassing zijn en strafrechtelijke handhaving hiervan is mogelijk.
Concluderend
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is veel op het gebied van handhaving hetzelfde gebleven doordat handhaving grotendeels is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht. De bijzondere handhavingsbepalingen zijn van hoofdstuk 5 Wabo naar hoofdstuk 18 Omgevingswet gegaan. Veranderingen met het oude stelsel zijn onder andere de ruime bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen en de vervanging van een groot aantal vergunningen door zorgplichten. Daarnaast is de bouwstop die als beheersmaatregel was opgenomen in artikel 5.17 Wabo is niet terug te vinden in de Omgevingswet maar valt nu onder de bestuurlijke sanctie van artikel 5:2 Awb.
Dit artikel is mede geschreven door
Anne Verberne
Lees hier de artikelen uit de blogreeks:
Deel 1: De Omgevingsvisie
Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet
Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels
Deel 4: Het Omgevingsplan
Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet
Deel 6: De omgevingsplanactiviteit
Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan
Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet
Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet
Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie
Deel 11: Het projectbesluit
Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet
Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet
Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet
Deel 15: De Bruidsschat en overgangsrecht
[post_title] => Handhaving onder de Omgevingswet
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => handhaving-onder-de-omgevingswet
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-03-27 11:34:04
[post_modified_gmt] => 2024-03-27 10:34:04
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41096
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 41088
[post_author] => 73
[post_date] => 2024-02-13 12:01:29
[post_date_gmt] => 2024-02-13 11:01:29
[post_content] => De rechtbank Overijssel deed onlangs uitspraak in een privacy kwestie tussen de Autoriteit Persoonsgegevens en de gemeente Enschede. De gemeente zou door middel van
wifi-tracking beginselen uit de Algemene Verordening Gegevensbescherming schenden, waarvoor de AP een boete heeft opgelegd. De gemeente Enschede was het niet eens met de opgelegde boete, en ging in beroep bij de rechtbank Overijssel. In dit artikel ga ik dieper in op de zaak en zal ik uiteindelijk behandelen wat
de uitspraak van de rechtbank is.
De feiten
Sinds 2017 maakt de gemeente Enschede gebruik van sensoren in de binnenstad om het aantal passanten te tellen. Deze sensoren detecteerden de wifi-signalen van voorbijkomende smartphones.
De
Autoriteit Persoonsgegevens (AP) startte een onderzoek na aanleiding van verschillende klachten die zij had ontvangen. De AP oordeelde in haar onderzoeksrapport dat de gemeente met deze ‘wifi-tracking’ inderdaad de Europese privacyregels schond.
De AP had naar aanleiding van het rapport het voornemen bekend gemaakt om een bestuurlijke
boete en/of een last onder
dwangsom op te leggen. De gemeente heeft tegen dit voornemen een zienswijze ingediend. Dit echter zonder succes. De AP legde een boete op aan de gemeente van €600.000,- voor overtreding van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), omdat zij zonder grondslag persoonsgegevens heeft verwerkt van gebruikers van mobiele telefoons waarop de wifi stond ingeschakeld in de binnenstad van Enschede
Wanneer mag de AP een boete opleggen aan een overheidsorgaan?
Onder overweging 26 van de
AVG is vastgesteld dat de principes van gegevensbescherming van toepassing zijn op alle gegevens die betrekking hebben op een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon. Bij het bepalen of een natuurlijke persoon als identificeerbaar wordt beschouwd, wordt rekening gehouden met alle objectieve factoren. Dit omvat de kosten en de tijd die nodig zijn voor de identificatie, evenals de middelen die redelijkerwijs kunnen worden ingezet voor dit doel.
Op grond van artikel 18, eerste lid van de Uitvoeringswet AVG is de AP bevoegd een bestuurlijke boete op te leggen aan een overheidsinstantie of overheidsorgaan. Inbreuken op de basisbeginselen zoals de doelmatigheid, rechtmatigheid en transparantie, kunnen leiden tot geldboetes tot €20.000.000,-.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de tracking techniek het daadwerkelijk mogelijk maakte om mensen te identificeren. De sensoren slaan namelijk tijdelijk de MAC-adressen op. Een MAC-adres is een uniek identificatienummer van de netwerkmodule in mobiele apparaten, waarmee je met het internet kunt verbinden.
Het
MAC-adres op zichzelf is geen persoonsgegeven. Maar volgens de AP kan het MAC-adres in combinatie met de locatiegegevens wel kwalificeren als een persoonsgegeven.
Doordat de AP de discretionaire bevoegdheid heeft om al dan niet een boete op te leggen, rust volgens vaste rechtspraak een verzwaarde bewijslast op dat bestuursorgaan om, door middel van overtuigend bewijs, aan te tonen dat de regels zijn overtreden. Volgens de rechtbank heeft de AP niet bewezen dat de gemeente met haar gebruikte methode persoonsgegevens heeft verwerkt.
De rechtbank oordeelde dat de AP niet adequaat had onderzocht of het realistisch was om te verwachten dat medewerkers van door de gemeente ingehuurde bureaus of gemeentemedewerkers, die toegang hadden tot de gegevens, in staat waren om natuurlijke personen direct of indirect te identificeren met behulp van de beschikbare middelen.
Dit onderzoek had mede moeten kijken naar de kosten en de tijd die nodig zijn voor identificatie, rekening houdend met de op het moment van gegevensverwerking beschikbare technologie en de technologische ontwikkelingen.
Hierdoor kon het besluit tot een bestuurlijke boete niet in stand blijven en werd de boete geschrapt.
Conclusie
De Autoriteit Persoonsgegevens heeft als bestuursorgaan met een discretionaire bevoegdheid om boetes op te eggen een verzwaarde bewijslast om aan te tonen dat er sprake is van een schending van de AVG. De eisen aan deze bewijsvoering zijn hoog zodat de rechten van de betrokkenen worden beschermd en dat boetes niet lichtzinnig of zonder voldoende bewijs worden opgelegd, zeker nu deze boetes hoog kunnen oplopen.
Er kan pas sprake zijn van een overtreding van de AVG als voldoende aannemelijk is dat een persoon geïdentificeerd was of kon worden met behulp van de beschikbare middelen.
Heeft u vragen over de AVG, of heeft u een
privacy kwestie?
Neem dan contact op met een van onze specialisten.
[post_title] => AVG-boete van AP wegens wifi-tracking door gemeente ongegrond?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => avg-boete-van-ap-wegens-wifi-tracking-door-gemeente-ongegrond
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-02-14 09:36:39
[post_modified_gmt] => 2024-02-14 08:36:39
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41088
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 41081
[post_author] => 74
[post_date] => 2024-02-09 09:54:29
[post_date_gmt] => 2024-02-09 08:54:29
[post_content] => Het grote voordeel van tijdelijke
huurovereenkomsten is dat deze na afloop van de huurperiode van rechtswege eindigen. Dit in tegenstelling tot
huurovereenkomsten voor onbepaalde tijd die [afgezien van ontbinding vanwege wanprestatie] alleen eindigen als de huurder of verhuurder de huur opzegt. Hierbij komt de huurder vergaande huurbescherming toe; de verhuurders kan de huur slechts opzeggen als voldaan wordt aan een beperkt aantal wettelijke opzeggingsgronden.
Verhuurders maken in de praktijk vaak gebruik van tijdelijke huurovereenkomsten, omdat huurders dan geen
huurbescherming toekomt. Met het wetsvoorstel Wet vaste huurcontracten wordt het gebruik van tijdelijke huurovereenkomsten echter afgeschaft. De gedachte is dat dit voor meer zekerheid voor huurders zorgt. Voor specifieke doelgroepen geldt echter een uitzondering en kan nog wel gebruik worden gemaakt van tijdelijke huurovereenkomsten. De groepen voor wie de uitzondering gaat gelden zijn inmiddels bekend. Het gaat hierbij om de volgende groepen:
- Studenten;
- Huurders die in verband met dringende werkzaamheden of renovatie van hun woning tijdelijk elders wonen;
- Urgent woningzoekenden;
- Huurders met wie de verhuurder een tweedekanscontract aangaat: huurder waarvan een eerder huurcontract is beëindigd, bijvoorbeeld omdat deze ernstige overlast veroorzaakte;
- Wezen en nabestaanden;
- Gescheiden ouders;
- Huurders die werken op de Waddeneilanden;
- Vergunninghouders [statushouders] die direct uit een COA-opvanglocatie komen en in afwachting zijn op definitieve huisvesting
Het
wetsvoorstel en de uitzonderingen zijn afgelopen week naar beide Kamers gestuurd. Naar verwachting zal de wet op 1 juli 2024 inwerkingtreden. Daarmee lijkt dus definitief een eind te komen aan het gebruik van tijdelijke huurovereenkomsten.
[post_title] => Uitzonderingen verbod op tijdelijke huurcontracten bekend
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => uitzonderingen-verbod-op-tijdelijke-huurcontracten-bekend
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-02-09 09:54:29
[post_modified_gmt] => 2024-02-09 08:54:29
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41081
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 41042
[post_author] => 19
[post_date] => 2024-02-07 15:42:46
[post_date_gmt] => 2024-02-07 14:42:46
[post_content] =>
Inleiding
Het is ruim een maand geleden dat de
Omgevingswet in werking is getreden. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de eerste jurisprudentie. Tot nu toe is de rechtspraak gefocust op het overgangsrecht.
Overgangsrecht
Het overgangsrecht regelt de overgang van oude regelgeving naar de huidige regelgeving. Het is vaak het geval dat een aanvraag al is gedaan of een procedure al is gestart vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Over onder andere de volgende onderwerpen is in de rechtspraak bevestigd welke regelgeving dan van toepassing is.
Aanvraag omgevingsvergunning [ABRS ECLI:NL:RVS:2024:41]
Op een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de Wabo van toepassing. Dit is op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet.Ook andere vergunningsverleningen zijn aan bod gekomen in de rechtspraak. Zo is in ECLI:NL:RBNNE:2024:118 geoordeeld dat op een aanvraag ingediend voor verlening een watervergunning vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet de Waterwet van toepassing is.
Deel van omgevingsplan
Op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan blijft de beroepsprocedure uit de Wet ruimtelijke ordening van toepassing, onder de voorwaarde dat het onderwerp vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd. Dit is op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet [ABRS ECLI:NL:RVS:2024:45].In ECLI:NL:RVS:2024:226 kwam dit aan bod maar dan voor een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een wijzigingsplan.
Handhaving [ABRS ECLI:NL:RVS:2024:153]
Indien een verzoek om handhaving is ingediend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet, blijft het oude recht van toepassing tot dat het besluit op de aanvraag onherroepelijk wordt. In deze zaak zag het verzoek op de Waterwet en blijft daarom de Waterwet van toepassing. In ECLI:NL:RVS:2024:140 zag het verzoek bijvoorbeeld op de Wabo en blijft daarom de Wabo van toepassing en in ECLI:NL:RVS:2024:254 zag het verzoek op het Bouwbesluit 2012 en blijft daarom het Bouwbesluit 2012 van toepassing.
Wet natuurbescherming
Op een aanvraag voor een natuurvergunning ingediend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de Wet natuurbescherming van toepassing. Dit is op grond van artikel 2.9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet [ABRS ECLI:NL:RVS:2024:129].
Een
aanvraag voor natuurontheffing die vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is ingediend wordt afgehandeld onder de regelingen uit de Wet natuurbescherming. Wanneer de uitspraak onherroepelijk is geworden wordt de ontheffing gelijk gesteld met een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onder g, van de Omgevingswet. Dit is op grond van artikel 2.6, eerste lid, van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet [Rb. Midden-Nederland
ECLI:NL:RBMNE:2024:212].
Bestuurlijke sanctie
Het oude recht blijft van toepassing op een bestuurlijke sanctie die vóór de inwerkingtreding van de omgevingswet is opgelegd [Rb. Zeeland-West-Brabant ECLI:NL:RBZWB:2024:371].Voor een overtreding waarvoor vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet een last onder dwangsom is opgelegd blijft op grond van artikel 4.23, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold van toepassing. Dit geldt tot dat de last is uitgevoerd, de dwangsom is verbeurd en betaald, of de last is opgeheven [ABRS ECLI:NL:RVS:2024:113].
Tracébesluit [ABRS ECLI:NL:RVS:2024:276]
Wanneer een ontwerptracébesluit vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd blijft het oude recht van toepassing. Dit is op grond van artikel 4.44, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingsrecht.
Planschade [ECLI:NL:RVS:2024:225]
In artikel 4.19 van de Invoeringswet Omgevingswet is bepaald dat het oude recht toepasselijk is op verzoeken voor schadevergoeding.
Rechtsgevolgen
Wanneer de bestuursrechter een besluit vernietigt kan hij de rechtsgevolgen in stand laten. In
ECLI:NL:RBOBR:2024:101 is de vergunning vernietigd maar blijven de rechtsgevolgen in stand. In deze uitspraak wordt duidelijk hoe een vernietigd besluit kan worden aangeduid: “
Artikel 4.13 van de Invoeringswet bepaalt dat, een omgevingsvergunning voor een activiteit waarop een verbodsbepaling van toepassing is als bedoeld in paragraaf 5.1.1 van de Omgevingswet en die onherroepelijk is, geldt als een omgevingsvergunning voor die activiteit. Een redelijke uitleg van deze bepaling brengt met zich mee dat het vernietigde herstelbesluit met de vervangen voorschriften 3.2.7 en 4.1.1 geldt als een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 5.1 tweede lid, van de Omgevingswet zodra deze uitspraak onherroepelijk is.”
Tegen een bestemmingsplan dat in februari 2022 is vastgesteld hebben meerdere partijen beroep ingesteld. Er wordt onder andere betoogd dat bepalingen in strijd zijn met de Omgevingswet en het Besluit kwaliteit leefomgeving. Volgens de Afdeling hoeft het plan echter niet aan de Omgevingswet te voldoen. Toen het plan werd vastgesteld was de Omgevingswet nog niet in werking getreden, het plan moet alleen voldoen aan de op het moment van vaststelling geldende regels. In deze zaak zag de Afdeling dus geen aanleiding voor exceptieve toetsing aan de bepalingen aan de Omgevingswet.
[post_title] => Jurisprudentie overzicht Omgevingswet
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => jurisprudentie-overzicht-omgevingswet
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-02-07 15:46:21
[post_modified_gmt] => 2024-02-07 14:46:21
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41042
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 41040
[post_author] => 73
[post_date] => 2024-02-07 10:27:21
[post_date_gmt] => 2024-02-07 09:27:21
[post_content] => Het lijkt een vrij simpele vraag, toch is het beantwoorden hiervan vrij complex. Waar moet u beginnen? Naar welke regelgeving moet u kijken? In onderstaand artikel geven we een overzicht van de belangrijkste regels en de grijze gebieden die er bestaan binnen de geldende wet- en regelgeving.
MDR en IVDR
De regels omtrent de medische hulpmiddelen zijn neergelegd in de Verordening (EU) nr. 2017/745 van de Europese Unie betreffende medische hulpmiddelen (EU MDR) en Verordening (EU) nr. 2017/746 betreffende hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek (IVDR).
De EU-MDR bevat juridisch bindende definities van medische hulpmiddelen en accessoires voor medische hulpmiddelen, alsook uitsluitingen van het toepassingsgebied van de Verordening om
medische hulpmiddelen af te bakenen van andere nauw verwante producten (zoals geneesmiddelen, producten voor geavanceerde therapie, biologische bestanddelen, cosmetica of levensmiddelen).
Daarnaast bevat bijlage XVI van de EU-MDR een lijst van producten zonder medisch doel waarop de verordening ook van toepassing is.
De IVDR bevat de specifieke definities voor hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek (IVD's), die in feite een subset zijn van medische hulpmiddelen, evenals IVD-accessoires. Daarnaast worden bijbehorende uitsluitingen van het toepassingsgebied vastgesteld, die een differentiële kwalificatie mogelijk maken van medische hulpmiddelen die geen IVD's zijn, maar ook van algemene laboratoriumapparatuur of apparatuur voor uitsluitend onderzoek.
Toepassen van MDR en IVDR
Allereerst is het cruciaal om gedetailleerd te kijken of je product valt onder de definitie van een medisch hulpmiddel zoals beschreven in Artikel 2 van de
MDR. Deze definitie is zeer ruim geformuleerd en omvat medische hulpmiddelen die alleen of in combinatie gebruikt worden voor specifieke medische doeleinden zoals diagnose, preventie, monitoring, behandeling of verlichting van een ziekte. Ook hulpmiddelen voor onderzoek, vervanging of wijziging van anatomie of fysiologische processen vallen hieronder.
Essentieel bij deze beoordeling het door de fabrikant beoogde medische doel van het product. Dit is uiteindelijk het doorslaggevende element voor de kwalificatie onder de MDR. Naast complete medische hulpmiddelen moet je ook kijken naar accessoires, onderdelen en componenten. Als deze het veiligheidsprofiel of de beoogde werking van een medisch hulpmiddel significant veranderen worden deze ook als medisch hulpmiddel gezien.
Daarnaast introduceert de MDR een nieuwe productcategorie in Bijlage XVI met voorheen niet-gereguleerde producten voor
esthetische doeleinden die nu ook aan de regels voor medische hulpmiddelen moeten voldoen. Denk aan contactlenzen, middelen voor het invullen van rimpels en hulpmiddelen voor vetverwijdering.
Voor hulpmiddelen met een diagnostische toepassing buiten het menselijk lichaam is vervolgens de definitie van belang zoals beschreven in Artikel 2 van de IVDR. Let op dat een product niet zomaar onder de IVDR valt door het label “voor in-vitro diagnostiek” maar dat het een concreet medisch doel moet hebben zoals gedefinieerd in dit artikel. Ook invasieve monstersystemen vallen overigens onder de MDR en niet de IVDR.
Grijze gebieden
Als je product niet duidelijk binnen de definitie van medisch hulpmiddel of hulpmiddel voor in-vitrodiagnostiek valt, betekent dat niet automatisch dat wet- en regelgeving geen toepassing vindt. Er zijn namelijk grijze gebieden waar de grens tussen regulering niet altijd even duidelijk is.
Een veelvoorkomend voorbeeld is de grens tussen medische hulpmiddelen en geneesmiddelen. Denk bijvoorbeeld aan antibacteriële spoelmiddelen voor de neus.
Valt dit nu onder de regels voor medische hulpmiddelen of voor geneesmiddelen? Een ander voorbeeld zijn
medicijnafgiftesystemen zoals pleisters, die zowel onder de geneesmiddelenregels kunnen vallen als onder de regels voor medische hulpmiddelen.
Software en AI-toepassingen kunnen volgens de MDR en IVDR geclassificeerd worden als medische hulpmiddelen. Software die alleen zoekopdrachten uitvoert, gegevens verzendt of opslaat, of als planningshulpmiddel fungeert, wordt niet als medisch hulpmiddel beschouwd. Een stappenteller of een app die de gebruiker helpt herinneren om zijn/haar medicijnen in te nemen, is ook geen medisch hulpmiddel.
Het Europese Hof van Justitie besliste in zaak C-329/16 (
Snitem and Philips France) dat software die gebruik maakt van patiënt specifieke gegevens om de arts te helpen bij het voorschrijven van geneesmiddelen door mogelijke contra-indicaties, interacties tussen geneesmiddelen en bijwerkingen te identificeren, medische hulpmiddelen zijn.
Andere grensgebieden waar verschillende interpretaties mogelijk zijn, zijn die tussen medische hulpmiddelen en biociden (bijv. desinfectiemiddelen), cosmetica (bijv. anti-rimpel crèmes), voedingsmiddelen (bijv. voedingssupplementen) en algemene consumentenproducten.
Conclusie
Er zijn verschillende stappen die doorlopen moeten worden om te weten hoe jouw hulpmiddel kwalificeert. Ook bij grijze gebieden is het zaak om grondig uit te zoeken wat de
juiste Europese regelgeving is die op jouw specifieke product van toepassing is. Maak hiervoor gebruik van de beschikbare richtlijnen en gedegen dossieropbouw. Bij vragen kunt u contact opnemen met een van onze medewerkers!
[post_title] => Wanneer classificeert uw product als een medisch hulpmiddel?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => wanneer-classificeert-uw-product-als-een-medisch-hulpmiddel
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-02-07 10:27:21
[post_modified_gmt] => 2024-02-07 09:27:21
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41040
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 40954
[post_author] => 71
[post_date] => 2024-02-02 09:55:55
[post_date_gmt] => 2024-02-02 08:55:55
[post_content] => Regelmatig neemt er in onze praktijk iemand contact op met de vraag over gebruik van
afbeeldingen en teksten online op social media. Veel mensen delen hun werk graag op social media, omdat ze daar snel een groot publiek mee kunnen bereiken. Het online delen lijkt soms echter een eigen leven te gaan leiden, waardoor contentmakers hun werk soms zelfs op platforms zien staan waar ze niet eens een account hebben.
Auteursrecht (of copyright in het Engels) ontstaat automatisch op
een waarneembaar,
creatief, en
origineel werk. Het is niet nodig om het werk ergens te registreren om auteursrechten te verkrijgen. In beginsel is de maker auteursrechthebbende (er zijn uitzonderingen die in het kader van dit artikel niet van belang zijn). Als een ander jouw werk wil gebruiken, moet hij of zij aan jou toestemming vragen.
Ook als je jouw werk op social media zet, blijf je auteursrechthebbende van jouw werk. Er is
geen juridische verplichting om een copyrightvermelding bij het werk te plaatsen, maar het wordt wel aanbevolen om duidelijk te maken dat het werk van jou is.
Let op: je draagt je content dus niet over aan social media platforms zoals Facebook, Instagram en TikTok. Deze platforms krijgen wèl een
niet-exclusieve licentie om het werk te delen of te gebruiken, zoals uiteengezet in hun gebruiksvoorwaarden.
Het
delen van jouw content kan dus vrijelijk binnen het platform waar jij jouw content zelf op plaatst, ook door anderen, wat natuurlijk een van de functies van deze platforms is. Dit betekent echter niet dat anderen het werk zonder toestemming van jou als maker/rechthebbende elders – ook niet op andere platforms - kunnen gebruiken. Als iemand een foto die je op Instagram hebt geplaatst, wil delen of op andere wijze gebruiken buiten Instagram, moeten ze daarvoor toestemming vragen.
Heb je vragen over social media en
auteursrecht? Zie je dat iemand zonder toestemming jouw werk gebruikt? Neem contact op met onze specialisten!
[post_title] => Ook als een afbeelding op social media staat, moet je toestemming vragen voor gebruik
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => ook-als-een-afbeelding-op-social-media-staat-moet-je-toestemming-vragen-voor-gebruik
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-02-02 11:20:09
[post_modified_gmt] => 2024-02-02 10:20:09
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=40954
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 41174
[post_author] => 10
[post_date] => 2024-02-16 08:52:06
[post_date_gmt] => 2024-02-16 07:52:06
[post_content] => Zorgaanbieders gaan vaak als combinatie een inschrijving aan. Een combinatie is een
samenwerking van ondernemingen. Vaak is de reden van de combinatie dat men afzonderlijk niet in staat is om aan de opdracht te voldoen, met name omdat individueel men niet voldoet aan de gestelde geschiktheidseisen.
Het is van belang bij de beoordeling van het bij combinatievorming doen van een beroep op
elkaars geschiktheid om te kunnen inschrijven, een onderscheid te maken tussen een beroep op technische geschiktheid en een beroep op de financiële geschiktheid.
Een combinatie dient in zijn geheel aan de gestelde
geschiktheidseisen te voldoen. Bij technische geschiktheid kan een beroep op de technische geschiktheid van een van de combinatieleden worden gedaan om aan te tonen dat de combinatie als geheel voldoet.
Bij een beroep op financiële geschiktheid ligt dit anders en genuanceerder. Als bijvoorbeeld de eis is dat de inschrijver dus de combinatie, als geheel een positief eigen vermogen heeft, dan dient de combinatie
als geheel een positief eigen vermogen te hebben. Het is dan onvoldoende dat slechts een van de combinatieleden een positief eigen vermogen heeft omdat als de andere combinatieleden een negatief eigen vermogen hebben, zal dat in mindering strekken op het voornoemde positief eigen vermogen en waardoor de combinatie als geheel een negatief eigen vermogen kan hebben. En waarmee dan niet wordt voldaan aan de bewuste eis van financiële geschiktheid
Heeft u als zorgaanbieder
vragen over uw aankomende inschrijving of over het
aanbestedingsrecht? Neem dan vrijblijvend contact op met Rik Wevers via
wevers@bg.legal.
[post_title] => Een zorgcombinatie dient als geheel aan de financiële geschiktheidseisen te voldoen
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => een-zorgcombinatie-dient-als-geheel-aan-de-financiele-geschiktheidseisen-te-voldoen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-02-16 08:52:06
[post_modified_gmt] => 2024-02-16 07:52:06
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41174
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 1400
[max_num_pages] => 140
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] => 1
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => 55b7e46cf60decae7205dc7a57f98e2b
[query_vars_changed:WP_Query:private] =>
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
Zorgaanbieders gaan vaak als combinatie een inschrijving aan. Een combinatie is een samenwerking van ondernemingen. Vaak is de reden van de combinatie dat men afzonderlijk niet in staat is om...
Lees meer
Uber, 's werelds meest bekende rit-hailingplatform, heeft de afgelopen jaren niet alleen grote veranderingen teweeggebracht in de transportindustrie, maar heeft ook belangrijke vragen opgeroepen over (schijn)zelfstandigheid van zzp’ers en werknemers....
Lees meer
De Ondernemingskamer is een bijzondere kamer van het Gerechtshof in Amsterdam. Als hoger beroep wordt ingesteld in een procedure die verband houdt met de geschillenregeling, is de Ondernemingskamer uitsluitend bevoegd...
Lees meer
Het ontvangen van een brief van een octrooihouder die een octrooi-inbreuk beweert, kan zeer afschrikkend zijn. Voordat je echter gehoor geeft aan de verzoeken van de octrooihouder, is het belangrijk...
Lees meer
Inleiding Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 is handhaving geregeld in hoofdstuk 18 van de Omgevingswet. Dit vervangt de regeling uit hoofdstuk 5 van de Wet...
Lees meer
De rechtbank Overijssel deed onlangs uitspraak in een privacy kwestie tussen de Autoriteit Persoonsgegevens en de gemeente Enschede. De gemeente zou door middel van wifi-tracking beginselen uit de Algemene Verordening...
Lees meer
Het grote voordeel van tijdelijke huurovereenkomsten is dat deze na afloop van de huurperiode van rechtswege eindigen. Dit in tegenstelling tot huurovereenkomsten voor onbepaalde tijd die [afgezien van ontbinding vanwege...
Lees meer
Inleiding Het is ruim een maand geleden dat de Omgevingswet in werking is getreden. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de eerste jurisprudentie. Tot nu toe is de...
Lees meer
Het lijkt een vrij simpele vraag, toch is het beantwoorden hiervan vrij complex. Waar moet u beginnen? Naar welke regelgeving moet u kijken? In onderstaand artikel geven we een overzicht...
Lees meer
Regelmatig neemt er in onze praktijk iemand contact op met de vraag over gebruik van afbeeldingen en teksten online op social media. Veel mensen delen hun werk graag op social...
Lees meer