Taak curator eindigt als alle boedelkosten en crediteuren kunnen worden betaald

29 apr 2020

De curator heeft als taak om het vermogen van de failliete partij te gelde te maken om de gezamenlijke schuldeisers te voldoen. Maar wat moet de curator doen als er genoeg boedel is om alle gezamenlijke schuldeisers te kunnen voldoen en er toch nog uitzicht is op meer boedel? De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 24 april 2020 duidelijkheid geschapen.[1]

Wat was de aanleiding voor dit arrest?

De curator van een BV met drie aandeelhouders is bezig met het te gelde maken van de activa. Ook de aandeelhouders van de failliete vennootschap dienen nog een bedrag te betalen. Eén aandeelhouder betaalt en de andere aandeelhouders (die tevens bestuurders zijn) niet. (mede) door de betaling van de ene aandeelhouder heeft de curator voldoende baten om alle boedelkosten en de gezamenlijke schuldeisers volledig te betalen. De twee aandeelhouders die niet betalen, menen dat de taak van de curator hiermee afgerond is en het faillissement moet worden beëindigd. De aandeelhouder die wel betaald heeft, is het hiermee niet eens en ziet de curator de vorderingen op de andere aandeelhouders ook graag incasseren. De curator is het met de betalende aandeelhouder eens en wil zijn werkzaamheden voortzetten.

Beschikking rechter-commissaris

De twee niet-betalende aandeelhouders wenden zich tot de rechter-commissaris op grond van artikel 69 Fw met het verzoek de curator te bevelen over te gaan tot beëindiging van het faillissement. De rechter-commissaris verklaart beide aandeelhouders niet-ontvankelijk in hun verzoek, waarna de beide aandeelhouders in hoger beroep gaan.

Vonnis van de rechtbank

De rechtbank in hoger beroep is eveneens van mening dat één aandeelhouder niet-ontvankelijk is. De andere aandeelhouder wordt wel ontvankelijk verklaard, waarna de rechtbank tot een inhoudelijk oordeel kan komen. De rechtbank overweegt vervolgens dat de curator een zo hoog mogelijk boedelopbrengst moet nastreven om elke vordering tot een zo hoog mogelijk bedrag te kunnen betalen. Dit houdt niet op bij de gezamenlijke schuldeisers. De curator moet zijn werkzaamheden  voortzetten voor de niet-verifieerbare vorderingen en vervolgens de aandeelhouders.

De Hoge Raad

De twee niet-betalende aandeelhouders stappen vervolgens naar de Hoge Raad. De Hoge Raad verklaart ten eerste beide niet-betalende aandeelhouders alsnog ontvankelijk. Vervolgens oordeelt de Hoge Raad dat artikel 179 Fw bepaalt dat de rechter-commissaris een uitdeling aan de geverifieerde schuldeisers beveelt op het moment dat er voldoende baten in de boedel aanwezig zijn. Vervolgens dient het faillissement te worden beëindigd. Het staat de curator in dit geval dus niet vrij om (tussentijds) de vereffening voort te zetten. Na de beëindiging van het faillissement is de vereffenaar met vereffening van het resterende vermogen belast (art. 2:23 lid 1 BW). In de meeste gevallen rust deze taak op de bestuurder(s) van de voormalige vennootschap.

Conclusie

De conclusie is dat de taak van de curator beperkt is tot het moment dat de gezamenlijke schuldeisers volledig kunnen worden betaald. Is de boedel voldoende gevuld, dan dient hij de rechter-commissaris hiervan in kennis te stellen en de verdere vereffening te staken. Het faillissement zal vervolgens spoedig ten einde komen. Na het faillissement ligt de taak van vereffening bij de vereffenaar.

[1] HR 24 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:801

BG.legal