Hof oordeelt: Rabobank mocht kredietrelatie met OAD beëindigen

12 mrt 2024

Op 20 februari oordeelde het hof dat Rabobank de kredietrelatie met reisorganisatie OAD in september 2013 mocht opzeggen. Volgens het hof heeft Rabobank tijdens de gehele procedure zorgvuldig gehandeld en zijn er geen zorgplichten geschonden. De uitspraak wordt in deze blog nader toegelicht.

De feiten

Rabobank is in 2003 een kredietrelatie aangegaan met diverse vennootschappen die behoorden tot de OAD groep. In de kredietovereenkomst was opgenomen dat OAD van de krediet- en garantiefaciliteit gebruik mocht maken zolang er werd voldaan aan twee overeengekomen financiële ratio’s. Indien OAD één van deze twee convenanten schond, mocht Rabobank de krediet- en garantiefaciliteit met onmiddellijke ingang opzeggen.

Vanwege tegenvallende bedrijfsresultaten, moeilijke marktomstandigheden en hoge reorganisatiekosten plaatste de bank OAD in 2012 bij de afdeling bijzonder beheer. Datzelfde jaar werd een grote reorganisatie in gang gezet in de hoop om het tij te keren. Als gevolg van de reorganisatie werd steeds meer en vaker gebruik gemaakt van de krediet- en garantiefaciliteit. In januari 2013 heeft de bank in dat kader aan OAD medegedeeld dat de kredietrelatie enkel verantwoordelijk doorgezet kon worden indien de reisorganisatie aan aanvullende voorwaarden zou voldoen.

Naast het stellen van extra zekerheden moest OAD haar eigen vermogen versterken. Ook werden de bancaire tarieven verhoogd en er werden nadere afspraken gemaakt over de financiële verslaglegging. Het lukte OAD echter niet om aan de eis van kapitaalversterking te voldoen, waardoor Rabobank de aan OAD verstrekte financieringen op 6 september 2013 per direct en onvoorwaardelijk heeft opgezegd. Op 24 september 2013 verzocht OAD aan de bank om het ter beschikking gestelde overbruggingskrediet te verlengen. Rabobank wilde hier niet aan meewerken en diezelfde dag besloot OAD om haar faillissement aan te vragen.

Oordeel van de rechtbank

OAD start bij de rechtbank een procedure tegen Rabobank. Doordat Rabobank op 6 september 2013 de kredietrelatie heeft opgezegd is OAD gedwongen om haar faillissement aan te vragen, terwijl dit volgens de reisorganisatie niet nodig zou zijn geweest. De rechtbank oordeelde echter dat Rabobank, gelet op alle omstandigheden van het geval, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar heeft gehandeld. Het stond de bank vrij om met een beroep op haar contractuele bevoegdheid het krediet op te zeggen. Ook oordeelde de rechtbank het niet onredelijk dat Rabobank nadien geweigerd heeft om OAD nog meer uitstel te bieden.

Vorderingen in hoger beroep

OAD kan zich niet vinden in de uitspraak van de rechtbank en gaat in hoger beroep. Zij vordert primair dat door het hof vastgesteld wordt dat Rabobank tekort is geschoten in de nakoming van haar (zorg)plichten. Hierbij worden de volgende verwijten gemaakt:

  1. Rabobank heeft OAD ten onrechte bij de afdeling bijzonder beheer geplaatst en heeft vanaf 2012 tot aan het faillissement onvoldoende geïnformeerd en op onjuiste en onvoldoende deskundige wijze begeleid;
  2. Rabobank heeft buitenproportionele en niet onderbouwde voorwaarden gesteld aan het continueren van de bestaande kredietrelatie en heeft OAD ten onrechte een waiver laten ondertekenen;
  3. Rabobank heeft de kredietrelatie opgezegd;
  4. Rabobank heeft nadat de kredietrelatie was opgezegd, niet ingestemd met een verlenging van het overbruggingskrediet tot 1 oktober 2013 om de verkoop van de busdivisie van OAD mogelijk te maken.

Subsidiair vordert OAD dat Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld en meer subsidiair dat zij in strijd heeft gehandeld met de redelijkheid en billijkheid. OAD vordert in dit kader een schadevergoeding van € 71 miljoen. Rabobank betwist dit en vordert veroordeling van OAD tot vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten in de procedure.

Oordeel van het hof

Volgens het hof kwamen partijen in de kredietovereenkomst overeen dat OAD de door haar ter beschikking gestelde krediet- en garantiefaciliteit mocht benutten zolang er werd voldaan aan de overeengekomen financiële ratio’s. OAD voldeed eind 2012 niet meer aan deze ratio’s, waardoor Rabobank aanvullende voorwaarden stelde aan de voortzetting van de kredietrelatie. In het licht van de tussen partijen gesloten kredietovereenkomst en de verslechterde financiële positie van OAD is het hof van mening dat Rabobank niet ongeoorloofd heeft gehandeld door aanvullende voorwaarden te stellen.

Één van de aanvullende voorwaarden die Rabobank stelde, was het versterken van het eigen vermogen van OAD. In de eerste helft van 2013 is OAD er, zelfs na verlenging van de termijn van Rabobank, niet in geslaagd om aan de eis van kapitaalversterking te voldoen. Tegelijkertijd verslechterde de financiële situatie in die periode nog verder. Hierdoor heeft Rabobank niet in strijd met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid gehandeld door de kredietrelatie in september 2013 op te zeggen. Het handelen van Rabobank na de opzegging tot aan het moment waarop het faillissement aangevraagd werd, is daarnaast niet ongeoorloofd geweest. OAD heeft hierbij ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat als de kapitaalversterking op 27 september of kort daarna op 1 oktober 2013 zou zijn gerealiseerd, een faillissement zou zijn uitgebleven.

Rabobank is volgens het hof ook niet tekort geschoten in haar dienstverlening aan OAD. Vanaf het moment dat OAD bij de afdeling bijzonder beheer werd geplaatst tot aan het faillissement, heeft Rabobank voldoende geïnformeerd over haar zienswijze en besluitvorming. De bank is meerdere keren het gesprek aangegaan en heeft hierbij voldoende rekening gehouden met het belang van OAD. Daarnaast heeft Rabobank in voldoende mate meegewerkt aan de zoektocht naar kapitaal om de reorganisatie van OAD te kunnen realiseren. Dat dit niet is gelukt, treft Rabobank geen verwijt. Dat Rabobank de kans dat de reorganisatie zou slagen lager inschatte dan OAD, is onder de gegeven omstandigheden niet onzorgvuldig of onredelijk.

Conclusie

Het hof oordeelt dat Rabobank niet tekort is geschoten in de nakoming van haar (zorg)plichten jegens OAD. Hierdoor mocht de bank de kredietrelatie opzeggen en kan zij niet aansprakelijk worden gehouden voor het faillissement van de reisorganisatie. Ook komt OAD door deze uitspraak geen schadevergoeding toe.

Deze uitspraak onderstreept dat het banken onder bepaalde omstandigheden vrij staat om zakelijke kredietrelaties te beëindigen. Doordat banken zich moeten houden aan hun zorgplicht, dient de opzegging van een kredietovereenkomst wel een juridische toetsing te doorstaan. Heeft u het bericht ontvangen van uw bank dat deze voornemens is om de kredietrelatie op te zeggen? Neem dan contact op met één van onze specialisten van Ondernemingsrecht!

Karlijn van der Meule nieuw 1