Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 13
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 13
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1413
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 120, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 41630
                    [post_author] => 10
                    [post_date] => 2024-03-19 10:01:11
                    [post_date_gmt] => 2024-03-19 09:01:11
                    [post_content] => De Koninklijke Landmacht plaatst een bericht op LinkedIn waarin melding wordt gemaakt van het door Kärcher winnen van een aanbesteding voor mobiele drinkwaterinstallaties. De op dat bericht door de bestuurder van een verliezende inschrijver geplaatste reactie wordt door de rechtbank Den Haag op onderdelen gekwalificeerd als onrechtmatige concurrentie in de zin van artikel 6:194a BW met als resultaat een verbod op nader in het vonnis geformuleerde openbare uitlatingen.

Wat zijn de feiten?

De Koninklijke Landmacht heeft in 2017 een aanbesteding uitgeschreven voor de levering van mobiele drinkwaterinstallaties voor militaire toepassing. Kärcher die zich richt op reinigingstechnologie en zich onder andere bezighoudt met de productie en levering van mobiele waterbottelingsinstallaties, waarmee het mogelijk is om op locatie drinkwater te verpakken en bottelen, schrijft in op deze aanbesteding. Ook een Belgische onderneming die zich richt op onder meer de productie en levering van mobiele waterbottelingsinstallaties, schrijft in op de aanbesteding. De Koninklijke Landmacht heeft in mei 2021 een bericht op haar LinkedIn-pagina geplaatst waarin staat dat zij met Kärcher een contract heeft gesloten voor de levering van drinkwaterinstallaties. Een bestuurder van een Belgische firma (die ook op de aanbesteding had ingeschreven) heeft daarbij een reactie geplaatst. Twee passages in die reactie zijn hier van belang. De passage: “niet gekeken naar Europese machine directieven voor voeding, niet naar toegankelijkheid, hygiëne of reinigbaarheid en zeker al niet naar onderhoud en efficiëntie. Crosscontaminatie: niet bekeken. Processtabiliteit: geen belang” (hierna: passage I). En passage II: “ Elke professioneel in de water botteling industrie zou zich schamen in de materiaalkeuze. En dat is niet alleen onze mening, dat weet u!” Tezamen wordt dit verder “de uitlating” genoemd. Kärcher stelt dat met de uitlating sprake is van ongeoorloofde vergelijkende reclame dan wel een onrechtmatige daad.

Wat vindt de rechtbank?

De rechtbank Den Haag moet in deze zaak dus beoordelen of het LinkedIn-bericht (op onderdelen) kan worden aangemerkt als ongeoorloofde vergelijkende reclame (onrechtmatige concurrentie), dan wel of gedaagden (d.w.z. de Belgische firma en haar bestuurder) anderszins onrechtmatig ten opzichte van Kärcher hebben gehandeld. Voorop wordt gesteld dat de uitlating als vergelijkende reclame kan worden beschouwd. Dat een  wervende reclameboodschap ontbreekt is niet relevant. In dit verband is ook niet van belang,  dat het LinkedIn-bericht is geplaatst op het moment dat duidelijk was dat de Belgische firma de aanbesteding had verloren. Ook in dat stadium kunnen immers nog afbrekende mededelingen worden gedaan over de producten van Kärcher. Er is niet in geschil dat Kärcher en de Belgische firma elkaars directe concurrenten zijn op een kleine markt en dat het regelmatig voorkomt dat zij strijden om dezelfde opdracht. Aan de kwalificatie als vergelijkende reclame staat verder niet in de weg dat Kärcher of haar producten niet uitdrukkelijk zijn benoemd in de uitlating. Het gaat erom of het publiek de uitlating kan herleiden tot de concurrent. Hierbij is van belang dat de uitlating van de bestuurder van de Belgische firma als reactie op het bericht van de Koninklijke Landmacht is geplaatst waarin staat dat Kärcher drinkwaterinstallaties zal leveren. Onder deze omstandigheden zal het publiek de uitlating betrekken op (herleiden tot) Kärcher en/of haar producten. Voor de kwalificatie als vergelijkende reclame is evenmin vereist dat de uitlating een vergelijking bevat tussen de producten van Kärcher en die van de Belgische firma. Uit de tekst van artikel 6:194a BW kan een dergelijke eis niet worden afgeleid. Van belang is dat afbrekende mededelingen over de producten of diensten van een concurrent  binnen het toepassingsgebied van artikel 6:194a BW vallen, ook al wordt daarbij niet uitdrukkelijk een vergelijking gemaakt met de eigen producten of diensten, aldus de rechtbank. Vergelijkingen met de eigen producten of diensten kunnen immers ook besloten liggen in afbrekende mededelingen over de producten of diensten van een concurrent. De rechtbank volgt gedaagden verder niet in hun stelling dat de uitlating slechts als een uiting van persoonlijke frustratie van de bestuurder van de Belgische firma kan worden aangemerkt. De gekozen bewoordingen “volgens ons en een onafhankelijke auditor” en “Elke professioneel in de water botteling industrie zou zich schamen in de materiaalkeuze. En dat is niet alleen onze mening, dat weet u!” strekken verder dan alleen het uiten van een persoonlijke mening of frustratie. Door de gekozen bewoordingen zal het publiek (kunnen) veronderstellen dat de uitlating (in ieder geval gedeeltelijk) is gebaseerd op objectieve gegevens. Wat betreft passage I en II constateert de rechtbank dat de uitlating geen vergelijking bevat. Maar passages I en II van de uitlating zijn volgens de rechtbank wel aan te merken als afbrekende mededelingen in de zin van artikel 6:194a lid 2 sub e BW. Hiertoe is niet relevant dat het publiek vanwege het ontbreken van achtergrondinformatie de uitlating niet zal betrekken op de producten van Kärcher, maar op de keuze van de Koninklijke Landmacht voor de producten van Kärcher. Ook in het laatste geval is er gelet op de gekozen bewoordingen sprake van afbrekende mededelingen.

De positie van de Belgische firma en van haar bestuurder

Artikel 6:194a BW richt zich tegen degene die de mededeling openbaar maakt of openbaar laat maken. Het staat vast dat de bestuurder de uitlating openbaar heeft gemaakt, door deze onder het LinkedIn-bericht van de Koninklijke Landmacht te plaatsen, zodat Kärcher haar vorderingen in ieder geval kan richten tegen de bestuurder. Wat betreft de Belgische firma ligt dit anders. De enkele omstandigheid dat haar bestuurder de uitlating heeft gedaan leidt op zichzelf nog niet tot de conclusie dat de Belgische firma invloed heeft gehad op de plaatsing en de inhoud van deze mededeling. Het staat echter vast dat de Belgische firma, nadat zij de sommatie van Kärcher heeft ontvangen, zich niet uitdrukkelijk heeft verzet tegen de openbaarmaking van de uitlating of van de inhoud daarvan afstand heeft genomen. Onder die omstandigheden kan Kärcher haar vorderingen ook tegen de Belgische firma instellen.

Waartoe leidt dit?

Welnu, zowel de Belgische firma als haar bestuurder wordt verboden  via het internet, schriftelijk, per e-mail, sms of andere wijze in het openbaar uitlatingen te doen die inhouden dat bij de keuze van de door de Koninklijke Landmacht aanbestede en door Kärcher geleverde 26 mobiele drinkwaterinstallaties, niet is gekeken naar: Europese toepasselijke regelgeving, toegankelijkheid, hygiëne of reinigbaarheid, onderhoud, efficiëntie en crosscontaminatie en/of dat processtabiliteit niet van belang was. Zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom.

Moraal van dit verhaal

Het verliezen van een aanbesteding is van alle tijden. Frustratie daarover en onbegrip (soms terecht) ook. Hoewel het doen van een als ‘uitermate kritisch’ te kwalificeren uitlating misschien (kortstondig) oplucht, is het niet productief. De aanbestedende dienst zal er echt geen andere gunning van maken. En zoals hier, het kan de winnaar van de aanbesteding brengen tot juridische stappen. Beter is om binnen de bezwaartermijn op de voorlopige gunning te beoordelen of er juridische argumenten zijn om met redelijke kans op succes de voorlopige gunning in kort geding aan te vechten. Of dat een klacht bij de Commissie van aanbestedingsexperts opportuun is. En zo niet? Tja, dan kan op een ronkend LinkedIn bericht over een gesloten contract beter als ‘sportieve verliezer’ de concurrent worden gefeliciteerd en ondertussen bedenken wat er bij de volgende inschrijving op een aanbesteding beter kan en moet. Voor de volledige uitspraak zie rechtspraak.nl   Rik Wevers 2 [post_title] => Openbare kritiek op gunning niet zonder risico [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => openbare-kritiek-op-gunning-niet-zonder-risico [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-03-19 10:03:23 [post_modified_gmt] => 2024-03-19 09:03:23 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41630 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 41592 [post_author] => 19 [post_date] => 2024-03-15 10:16:26 [post_date_gmt] => 2024-03-15 09:16:26 [post_content] =>

Inleiding

In de blog geplaatst op 7 februari 2024 hebben wij een overzicht gegeven van de eerste maand jurisprudentie over de Omgevingswet. In dit artikel (deel 2) doen we dit opnieuw, maar dan van de jurisprudentie in de afgelopen 6 weken.

Overgangsrecht

Ook in de tweede maand is er nog veel rechtspraak over het overgangsrecht. Het overgangsrecht regelt de overgang van oude regelgeving naar de huidige regelgeving. In de zaken betreffende het overgangsrecht van de Omgevingswet wordt veelal gebruik gemaakt van standaardoverwegingen, daarom worden hier slechts een paar voorbeelden gegeven van zaken waarin dit aan bod is gekomen. Voor onder andere de volgende onderwerpen is in de rechtspraak in februari de vraag beantwoord welke regelgeving van toepassing is. Wanneer er een verzoek tot schadevergoeding is gedaan voor schade die is geleden door de inwerkingtreding van een besluit als bedoel in artikel 22, eerste lid, van de Tracéwet, blijft het oude recht van toepassing. Dit is zo tot dat het besluit op dat verzoek onherroepelijk is en in het geval van toewijzing de toegewezen schadevergoeding volledig is betaald. Dit is op grond van artikel 4.17 van de Invoeringswet Omgevingswet. In deze zaak is door de rechtbank Noord-Holland geoordeeld dat de Erfgoedverordening van de gemeente in werking is gebleven met de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Dit is op grond van artikel 22.4 van de Omgevingswet en artikel 2.8 onder B van de Invoeringswet Omgevingswet. Wanneer een ontwerp-project plan als bedoeld in artikel 5.4 van de Waterwet ter inzage is gelegd voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet is het oude recht van toepassing. De Crisis- en herstelwet is van toepassing op bepaalde categorieën van ruimtelijke en infrastructurele projecten, daarom blijft ook de crisis- en herstelwet van toepassing. Dit is op grond van artikel 4.62, tweede lid, van de Invoeringswet Omgevingswet. Wanneer een sanctiebesluit is genomen vóórdat de Omgevingswet in werking is getreden blijft oude recht van toepassing, dit is tot dat het sanctiebesluit onherroepelijk is geworden. Dit is op grond van artikel 4.23, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet.
  • Last on dwangsom [ECLI:NL:RVS:2024:623 en ECLI:NL:RVS:2024:482] De standaardoverweging dat een last onder dwangsom opgelegd vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet valt onder het recht zoals dat gold, tot het tijdstip waarop de last volledig is opgeheven, de dwangsom volledig is verbeurd en betaald, of de last is opgeheven is herhaaldelijk in uitspraken aan bod gekomen.

Wat is verder aan bod gekomen?

Deze zaak gaat over het verzoek om een voorlopige voorziening (dit is een tijdelijke beslissing van de bestuursrechter in afwachting van de definitieve uitspraak in een bestuursrechtelijke procedure) van verzoekers tegen een verleende omgevingsvergunning voor het kappen van bomen. De omgevingsvergunning in kwestie is aangevraagd in januari 2024 en verleend in februari 2024, wat betekent dat de Omgevingswet van toepassing is. De aanvraag waar het in de zaak over gaat is een aanvraag als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet in combinatie met artikel 22.8 van de Omgevingswet. Uit artikel 22.8 Omgevingswet volgt dat wanneer op grond van een bepaling in een gemeentelijke verordening een vergunning is vereist voor een geval waarin regels over de fysieke leefomgeving alleen in het omgevingsplan mogen worden opgenomen, er een verbod geldt om zonder een omgevingsvergunning een activiteit te verrichten. Op grond van de Bomenverordening geldt het verbod uit artikel 22.8 van de Omgevingswet en mag er dus niet worden gekapt zonder een vergunning. In de zaak wordt het verzoek voor de voorlopige voorziening afgewezen. Dit betekent dat na de inwerkingtreding de vergunninghouder gebruik kan maken van de verleende omgevingsvergunning. In deze zaak gaat het om een weigering van het college van burgemeester en wethouders om handhavend op te treden tegen de gemeente. Dit verzoek is volgens de rechtbank ten onrechte afgewezen. In deze zaak is het college verplicht om tegen zichzelf handhavend op te treden, maar dit gebeurt niet. De gemeente is wel al vooruitlopend op de nog niet verleende omgevingsvergunning gestart met voorbereidende bouwwerkzaamheden van 144 woningen. Daarom stelt de voorzieningenrechter dat het college een last onder bestuursdwang moet opleggen aan de gemeente strekkende tot het staken van de bouw van 48 van de woningen. De voorlopige voorziening heeft geen betrekking op de overige 96 woningen, maar bij het bouwen van deze woningen handelt de gemeente wel in strijd met artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet door voorbereidingswerkzaamheden te treffen en te bouwen zonder een omgevingsvergunning. In deze zaak gaat het om een ontwerp voor een bestemmingsplan dat vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd. Daarom is op het ontwerpplan het oude recht van toepassing. Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet werd het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. Uit artikel 6:19 Awb volgt dat een beroep van rechtswege mede betrekking heeft op een gewijzigd bestreden besluit. De voorzieningenrechter heeft in deze zaak vastgesteld dat het overgangsrecht van de Omgevingswet daaraan niet in de weg staat. In deze zaak gaat het om de vraag of het college van burgemeester en wethouders moet handhaven op grond van het oude recht dan wel de Omgevingswet. De Invoeringswet Omgevingswet heeft namelijk twee artikelen die zien op het overgangsrecht bij handhaving. Artikel 4.3 ziet op het overgangsrecht voor besluiten op een aanvraag en artikel 4.23 ziet op het overgangsrecht voor het sanctiebesluit zelf. Er is hierdoor dus een keuze voor twee verschillende ‘kantelmomenten’. In deze zaak gaat de rechtbank Oost-Brabant in op de mogelijke gevolgen hiervan. Rutger Boogers [post_title] => Jurisprudentie overzicht Omgevingswet deel 2 [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => jurisprudentie-overzicht-omgevingswet-deel-2 [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-03-15 10:37:44 [post_modified_gmt] => 2024-03-15 09:37:44 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41592 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 41562 [post_author] => 73 [post_date] => 2024-03-15 08:40:28 [post_date_gmt] => 2024-03-15 07:40:28 [post_content] => De Europese regelgeving voor medische hulpmiddelen (MDR) is sinds 26 mei 2021 in werking getreden. Het primaire doel van deze verordening en de verordening voor in-vitro hulpmiddelen, die strengere eisen stellen aan de certificering van medische hulpmiddelen, was om de wetgeving omtrent medische hulpmiddelen te vernieuwen en te zorgen voor hogere patiëntveiligheid.  Volgens de regels moeten alle medische hulpmiddelen die in Europa worden geproduceerd opnieuw worden gecertificeerd door aangemelde instanties (‘Notified Bodies’). Dit zijn organisaties die door een lidstaat zijn aangewezen om de conformiteit van producten te beoordelen voordat ze op de EU-markt worden gebracht.   Echter, naarmate de deadline van 26 mei 2024 nadert en de huidige MDR-certificering voor ongeveer 17.000 medische hulpmiddelen bijna verloopt, ontstaat er een uitdaging binnen de industrie. Het lijkt er namelijk op dat veel van deze producten niet zullen worden gehercertificeerd onder de nieuwe regelgeving, omdat blijkt dat een aanzienlijk deel van de medische hulpmiddelen die momenteel beschikbaar zijn op de markt, nog niet voldoet aan deze vernieuwde voorschriften  Dit wijst op een potentieel knelpunt in het proces van hercertificering, dat kan leiden tot een vermindering van de beschikbaarheid van bepaalde medische hulpmiddelen op de Europese markt.  

Europese certificering 

De invoering van de MDR, die moet leiden tot aanzienlijke verbeteringen op het gebied van productkwaliteit en patiëntveiligheid, stelt hogere eisen aan de certificering van medische hulpmiddelen.   Hoewel deze maatregelen onmiskenbaar voordelen bieden, brengen ze ook aanzienlijke uitdagingen met zich mee voor producenten van medische hulpmiddelen. De noodzaak om te voldoen aan de nieuwe, strengere richtlijnen vereist vaak ingrijpende aanpassingen in de productieprocessen, wat aanzienlijke investeringen in tijd en geld met zich meebrengt.   Voor een deel van de producten resulteert dit in een situatie waarbij de kosten voor het behalen en behouden van certificering niet meer opwegen tegen de economische opbrengsten, waardoor deze producten niet langer rendabel zijn.  Als direct gevolg van deze economische realiteit nemen producenten steeds vaker het besluit om bepaalde producten uit hun assortiment niet te laten certificeren voor de Europese markt. Dit betekent dat sommige medische hulpmiddelen, die wellicht waardevol of zelfs essentieel zijn voor bepaalde patiëntengroepen, niet meer beschikbaar zullen zijn. 

Probleempunt 

Het probleem in deze situatie is dat niet bekend is welke hulpmiddelen niet meer beschikbaar zullen zijn, veelal omdat fabrikanten het niet melden wanneer zij stoppen op de Europese markt.  Vorig jaar juli startte het Zorg Inkoop Netwerk, ondersteund door VWS, een platform waarop zorginstellingen die assortimentsproblemen ervaren deze kunnen melden. Zo hopen inkopers in de zorg te voorspellen waar de grootste tekorten gaan vallen. Ervaart u als zorginstelling (inkoop)problemen? Deze kunt u hier melden. 

Nieuwe maatregelen 

Op 23 januari bracht de Europese Commissie een voorstel uit om de bestaande verordeningen te actualiseren om de tekorten tegen te gaan. Het voorstel was met name bedoeld om de te verwachte tekorten inzichtelijker te maken.  De Raad van de Europese Unie heeft als gevolg van het voorstel nu ook aan de fabrikanten verplicht gesteld om de betrokken autoriteiten, zorginstellingen, zorgverleners en marktdeelnemers aan wie zij hulpmiddelen leveren, vooraf in kennis te stellen van onderbrekingen in de levering van de kritieke medische hulpmiddelen.  De Raad stelt niet alleen een verplichte melding voor fabrikanten in, maar verlengt ook de overgangsperiode voor bepaalde in-vitro hulpmiddelen en voert een geleidelijke uitrol van EUDAMED in.    De laatste maatregel, over de geleidelijke uitrol van EUDAMED, dient de transparantie en de toegang tot informatie te verbeteren en de registratie van gegevens over medische hulpmiddelen te versnellen. Aanvankelijk hoefden de fabrikanten hun medische hulpmiddelen pas in EUDAMED te registreren nadat alle 6 elementen (modules) waren opgezet. Hoewel er al 3 modules beschikbaar zijn en er naar verwachting in 2024 nog 2 bij komen, zal de laatste module waarschijnlijk pas eind 2027 klaar zijn. 

Conclusie 

Deze situatie, waarbij potentieel waardevolle of essentiële medische hulpmiddelen mogelijk niet langer beschikbaar zullen zijn op de Europese markt, vormt een complex dilemma. Of de nieuwe maatregelen de tekorten daadwerkelijk zullen verminderen is nog maar de vraag. De maatregelen zijn in ieder geval positieve eerste stappen naar het aanpakken van dit probleem.   Het blijft van cruciaal belang voor alle betrokken partijen om zich bewust te zijn van deze veranderingen en om samen te werken aan een systeem dat veilig is.   Jody Esveldt 1 [post_title] => Nieuwe maatregelen tegen dreigend tekort medische hulpmiddelen [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => nieuwe-maatregelen-tegen-dreigend-tekort-medische-hulpmiddelen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-03-15 08:40:28 [post_modified_gmt] => 2024-03-15 07:40:28 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41562 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 41576 [post_author] => 85 [post_date] => 2024-03-14 13:22:44 [post_date_gmt] => 2024-03-14 12:22:44 [post_content] => In de praktijk merken we dat veel werkgevers nog geen klokkenluidersregeling hebben terwijl zij daar wel wettelijk toe verplicht zijn. Op 18 februari 2023 is de Wet Huis voor klokkenluiders vervangen met inwerkingtreding van de Wet bescherming klokkenluiders (WBK). Hierdoor is het voor meer werkgevers verplicht geworden om een klokkenluidersregeling in te stellen. Bovendien moeten de bestaande regelingen worden aangepast aan nieuwe en strengere  beschermingsmaatregelen voor klokkenluiders. De werkgever die niet aan de WBK voldoet, loopt onder meer het risico om een boete opgelegd te krijgen. In deze blog staan we daarom nogmaals stil bij de vraag wie over een klokkenluidersregeling moet beschikken, en wat de inhoud daarvan moet zijn.

Welke werkgevers is een klokkenluidersregeling verplicht?

De werkgever bij wie in de regel ten minste vijftig werknemers werkzaam zijn, is op grond van de WBK verplicht om een klokkenluidersregeling vast te stellen. Met de nieuwe wet wordt het daarnaast voor alle werkgevers werkzaam op de volgende gebieden verplicht om een klokkenluidersregeling in te stellen.
  • financiële diensten, producten en markten, en voorkoming van witwassen van geld en terrorismefinanciering;
  • burgerluchtvaart;
  • maritieme arbeid en havenstaatcontrole;
  • offshore olie- en gasactiviteiten.

Inhoud van de regeling

Een klokkenluidersregeling moet ten minste duidelijk maken hoe, door wie, en op welke locatie meldingen kunnen worden gedaan. Daarnaast moet de regeling de (potentiële) melder informeren dat hij/zij in vertrouwen een adviseur kan raadplegen, beschermd is tegen elke vorm van benadeling en dat de werkgever vertrouwelijk omgaat met de melding.

Bescherming van de melder

Op grond van de WBK beschermt een melding de werknemer tegen benadeling door de werkgever als de werknemer op het moment van de melding redelijke gronden had om aan te nemen dat de gemelde informatie juist was. De benadeling die na voornoemde melding volgt, wordt vermoed verband te houden met de benadeling. Een werkgever zal in dat geval moeten aantonen dat de benadeling niet te maken heeft met de melding van de werknemer. In een recente zaak bij de rechtbank Midden-Nederland heeft een werknemer na een melding met succes een verzoek om schadevergoeding toegewezen gekregen omdat de werkgever niet kon aantonen dat het ontslag van de werknemer geen verband hield met de melding.

Het implementeren van een klokkenluidersregeling

Bij het aanpassen dan wel vaststellen van een nieuwe regeling moeten werkgevers ook de medezeggenschap betrekken. Als een ondernemingsraad (of personeelsvertegenwoordiging) is ingesteld moeten zij voorafgaande instemming verlenen. Als enige vorm van personeelsvertegenwoordiging ontbreekt, dan moet meer dan helft van de werknemers instemmen met de (vernieuwde) klokkenluidersregeling.

Gevolgen ontbreken van een regeling

Als een werkgever geen interne meldregeling heeft of als de meldregeling niet aan de wettelijke eisen voldoet, kan iedere belanghebbende werknemer, uitzendkracht, bezoldigde vrijwilliger of stagiair de kantonrechter verzoeken te bepalen dat de werkgever een interne meldregeling vaststelt die aan de wet voldoet. Daarnaast heeft het Huis voor Klokkenluiders de bevoegdheid om in de volgende gevallen een last onder bestuursdwang of een bestuurlijke boete op te leggen aan de werkgever:
  • als er geen interne meldregeling is vastgesteld die aan de nieuwe eisen voldoet;
  • als de werkgever zijn informatieplicht heeft geschonden: werknemers, uitzendkrachten, bezoldigde vrijwilligers en stagiairs schriftelijk of elektronisch informeren over de interne meldregeling, over de manier waarop een vermoeden van een misstand buiten de organisatie kan worden gemeld en over de rechtsbescherming, zoals het verbod op benadeling;
  • als de werkgever aanbevelingen van het Huis voor klokkenluiders niet opvolgt;
  • als de melder van een vermoeden van een misstand wordt benadeeld.
Daarbij komt dat werknemers nu ook de mogelijkheid hebben om direct extern te melden bij onder andere het Huis voor Klokkenluiders. Met een duidelijke klokkenluidersregeling worden werknemers aangespoord om eerst intern te melden, zodat de werkgever de mogelijkheid wordt geboden om de (vermoede) misstand intern op te lossen. Hiermee wordt voorkomen dat een extern onderzoek wordt ingesteld bij de werkgever.

Hoe nu verder?

Het naleven van de (nieuwe) wetgeving kan op meerdere manieren bevorderlijk zijn voor uw onderneming. Een klokkenluidersregeling kan onder andere de hierboven genoemde gevolgen voorkomen en/of mitigeren. Vanzelfsprekend kunnen wij u assisteren met het instellen of vernieuwen van een klokkenluidersregeling. Ook kunnen wij u assisteren bij eventuele meldingen en de gevolgen daarvan. Neem gerust contact op als u hierover vragen heeft. Artikel is geschreven door Cas Kroese en Britt van den Branden.   [post_title] => Heeft u al een klokkenluidersregeling? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => heeft-u-al-een-klokkenluidersregeling [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-03-14 13:30:19 [post_modified_gmt] => 2024-03-14 12:30:19 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41576 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 41554 [post_author] => 65 [post_date] => 2024-03-13 15:02:58 [post_date_gmt] => 2024-03-13 14:02:58 [post_content] => In de huidige digitale wereld, waar nieuwe merken dagelijks verschijnen, is het essentieel om als merkhouder jouw merk te beschermen. Dit doe je niet alleen bij de lancering van je merk, maar het vereist een voortdurende inspanning. Een effectieve manier op je merk te bewaken (merkbewaking) is door een merkbewakingsabonnement af te sluiten.

Het belang van merkbewaking

Merkbewaking houdt in dat de merkenregister continu in de gaten worden gehouden op merkaanvragen die lijken op of identiek zijn aan jouw merk. Dit is cruciaal om verschillende redenen:
  1. Snel optreden: door actieve bewaking kun je snel reageren als er merken worden aangevraagd die veel lijken op jouw merk. Dit helpt bij het voorkomen van verwarring bij jouw klanten en beschermt jouw reputatie.
  2. Handhaving van exclusiviteit: jouw merk is uniek en onderscheidt jouw producten of diensten van die van concurrenten. Door dit unieke merk te bewaken, zorg je ervoor dat jouw merk exclusief blijft en verstrek je jouw positie in de markt.
  3. Voorkomen van verwatering: als vergelijkbare of identieke merken ongehinderd op de markt komen, kan dit jouw merk verwateren, waardoor het minder onderscheidend wordt. Dit kan op de lange termijn de waarde van jouw merk verminderen.

Waarom BG.legal?

BG.legal biedt een gespecialiseerd merkbewakingsabonnement aan, wat meerdere voordelen biedt:
  • Expertise: BG.legal heeft een team van specialisten in het merkenrecht. Zij kennen de nuances van het recht en kunnen efficiënt identificeren wat een potentiële bedreiging vormt voor jouw merk.
  • Proactieve aanpak: met het merkbewakingsabonnement word je proactief geïnformeerd over mogelijke conflicten, zodat je snel kunt handelen om jouw merk te beschermen.
  • Advies op maat: BG.legal biedt niet alleen merkbewaking aan, maar ook strategisch advies over hoe te handelen bij een potentieel verwarringwekkende aanvraag. Dit zorgt ervoor dat je altijd de beste beslissing voor jouw merk kunt maken.
  • Kosteneffectief: door vroegtijdig potentiële conflicterende merken te identificeren kan er direct tijdens de aanvraagprocedure al worden optreden. Optrede in dit stadium is goedkoper.
In een wereld waar concurrentie slechts een klik verwijderd is, is het van vitaal belang om je merk te beschermen. Een merkbewakingsabonnement zorgt er voor dat jouw merk sterk en onderscheidend blijft. Mustafa Kahya [post_title] => Belang van merkbewaking [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => belang-van-merkbewaking [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-03-13 15:02:58 [post_modified_gmt] => 2024-03-13 14:02:58 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41554 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 41536 [post_author] => 86 [post_date] => 2024-03-13 11:13:44 [post_date_gmt] => 2024-03-13 10:13:44 [post_content] => In de afgelopen jaren is de term Kunstmatige Intelligentie (AI) veelvuldig gebruikt, wat zowel opwinding als angst teweegbrengt. Vaak wordt het afgeschilderd als een potentiële schurk in het verhaal van privacy schending. Terwijl deze zorgen blijven bestaan, kan het potentieel voor baanbrekende vooruitgang in de gezondheidszorg door middel van AI niet over het hoofd worden gezien. Dit artikel behandelt het besluitvormingsproces over het al dan niet beschermen van AI-innovaties in de gezondheidszorg via bedrijfsgeheimen en octrooien.

Het landschap van AI in de zorg

De toenemende vraag naar gezondheidszorgdiensten heeft geleidt tot een verschuiving naar proactief, langetermijnbeleid van zorg, waarbij AI naar voren komt als een mogelijke oplossing. De waardering van de markt voor AI in de zorg steeg naar $11 miljard in 2021 en wordt geschat op $187 miljard tegen 2030, wat het belang van bescherming ervan benadrukt.

Bescherming van bedrijfsgeheimen

Een belangrijke manier om AI-gebaseerde uitvindingen te beschermen, is door middel van bedrijfsgeheimen. Dit stelt bedrijven in staat om hun vertrouwelijke AI-trainingsmethoden en gegevens te beschermen tegen openbare bekendmaking. Bedrijfsgeheimen zijn vaak geschikter om de broncode, trainingsdatasets en interne databasestructuur van een AI-systeem te beschermen. In tegenstelling tot octrooien is de bescherming van bedrijfsgeheimen eeuwigdurend en blijft deze bestaan zolang de informatie vertrouwelijk blijft. Echter, zodra de informatie openbaar wordt gemaakt of onafhankelijk wordt ontdekt, vervalt de bescherming van het bedrijfsgeheim.

Voorwaarden voor bedrijfsgeheimen

Om als bedrijfsgeheim te kwalificeren, moet informatie aan drie voorwaarden voldoen:
  1. De informatie is geheim, omdat de informatie niet algemeen bekend is bij/gemakkelijk toegankelijk is voor branchegenoten.
  2. De informatie heeft handelswaarde (omdat de informatie geheim is).
  3. Er zijn maatregelen getroffen die ervoor moeten zorgen dat de informatie geheim blijft.

Octrooibescherming

In tegenstelling tot bedrijfsgeheimen is octrooibescherming wellicht geschikter voor aspecten zoals de gebruikersinterface en de complexe algoritmen die aan de basis liggen van het AI-zorgsysteem. AI in de zorg kan worden geoctrooieerd om de software, technologie of het fysieke apparaat te beschermen. Om in aanmerking te komen voor octrooibescherming, moet AI in de zorg voldoen aan bepaalde eisen, zoals nieuwheid, inventiviteit en vatbaarheid voor industriële toepassingen. Bovendien mag de geclaimde uitvinding niet slechts abstracte kenmerken bevatten. De uitvinding moet in de conclusies en specificatie voldoende specifiek beschreven zijn, zodat de uitvinding op basis daarvan kan worden uitgevoerd. Het moet ook een technisch probleem oplossen.

Opties voor het octrooieren van AI-zorg uitvindingen

AI-gezondheidszorguitvindingen kunnen op drie verschillende manieren worden geoctrooieerd, afhankelijk van de uitvinding zelf. De opties zijn als volgt:
  1. Procesoctrooi: Beschermt de methode om AI te gebruiken voor het volbrengen van specifieke taken.
  2. Systeemoctrooi: Beschermt de hardware- en softwarecomponenten die het AI-systeem vormen.
  3. Inrichting octrooi: Beschermt het algehele inrichting of machine, inclusief AI-software.

Conclusie

Het kiezen van de juiste intellectuele eigendomsstrategie voor AI in de zorg hangt af van het inzicht van de aard, het gebruik en de controle van de technologie. Factoren zoals publieke zichtbaarheid, vatbaarheid voor reverse engineering en vereisten voor gegevensuitwisseling beïnvloeden de beslissing tussen bedrijfsgeheim en octrooibescherming. Niet-publieke technologieën kunnen wellicht adequaat worden beschermd als bedrijfsgeheimen. Echter, publiek zichtbare technologieën vinden mogelijk betere bescherming onder het octrooiregime, vooral wanneer het verstrekken van licenties of SaaS toepassing relevant zijn. Hierbij de Engelse versie. Magdaleen Jooste 3 [post_title] => AI in de zorg: bescherm met bedrijfsgeheim of octrooi [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => ai-in-de-zorg-bescherm-met-bedrijfsgeheim-of-octrooi [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-03-13 11:25:05 [post_modified_gmt] => 2024-03-13 10:25:05 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41536 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 41482 [post_author] => 60 [post_date] => 2024-03-12 16:40:12 [post_date_gmt] => 2024-03-12 15:40:12 [post_content] => Op 20 februari oordeelde het hof dat Rabobank de kredietrelatie met reisorganisatie OAD in september 2013 mocht opzeggen. Volgens het hof heeft Rabobank tijdens de gehele procedure zorgvuldig gehandeld en zijn er geen zorgplichten geschonden. De uitspraak wordt in deze blog nader toegelicht.

De feiten

Rabobank is in 2003 een kredietrelatie aangegaan met diverse vennootschappen die behoorden tot de OAD groep. In de kredietovereenkomst was opgenomen dat OAD van de krediet- en garantiefaciliteit gebruik mocht maken zolang er werd voldaan aan twee overeengekomen financiële ratio’s. Indien OAD één van deze twee convenanten schond, mocht Rabobank de krediet- en garantiefaciliteit met onmiddellijke ingang opzeggen. Vanwege tegenvallende bedrijfsresultaten, moeilijke marktomstandigheden en hoge reorganisatiekosten plaatste de bank OAD in 2012 bij de afdeling bijzonder beheer. Datzelfde jaar werd een grote reorganisatie in gang gezet in de hoop om het tij te keren. Als gevolg van de reorganisatie werd steeds meer en vaker gebruik gemaakt van de krediet- en garantiefaciliteit. In januari 2013 heeft de bank in dat kader aan OAD medegedeeld dat de kredietrelatie enkel verantwoordelijk doorgezet kon worden indien de reisorganisatie aan aanvullende voorwaarden zou voldoen. Naast het stellen van extra zekerheden moest OAD haar eigen vermogen versterken. Ook werden de bancaire tarieven verhoogd en er werden nadere afspraken gemaakt over de financiële verslaglegging. Het lukte OAD echter niet om aan de eis van kapitaalversterking te voldoen, waardoor Rabobank de aan OAD verstrekte financieringen op 6 september 2013 per direct en onvoorwaardelijk heeft opgezegd. Op 24 september 2013 verzocht OAD aan de bank om het ter beschikking gestelde overbruggingskrediet te verlengen. Rabobank wilde hier niet aan meewerken en diezelfde dag besloot OAD om haar faillissement aan te vragen.

Oordeel van de rechtbank

OAD start bij de rechtbank een procedure tegen Rabobank. Doordat Rabobank op 6 september 2013 de kredietrelatie heeft opgezegd is OAD gedwongen om haar faillissement aan te vragen, terwijl dit volgens de reisorganisatie niet nodig zou zijn geweest. De rechtbank oordeelde echter dat Rabobank, gelet op alle omstandigheden van het geval, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar heeft gehandeld. Het stond de bank vrij om met een beroep op haar contractuele bevoegdheid het krediet op te zeggen. Ook oordeelde de rechtbank het niet onredelijk dat Rabobank nadien geweigerd heeft om OAD nog meer uitstel te bieden.

Vorderingen in hoger beroep

OAD kan zich niet vinden in de uitspraak van de rechtbank en gaat in hoger beroep. Zij vordert primair dat door het hof vastgesteld wordt dat Rabobank tekort is geschoten in de nakoming van haar (zorg)plichten. Hierbij worden de volgende verwijten gemaakt:
  1. Rabobank heeft OAD ten onrechte bij de afdeling bijzonder beheer geplaatst en heeft vanaf 2012 tot aan het faillissement onvoldoende geïnformeerd en op onjuiste en onvoldoende deskundige wijze begeleid;
  2. Rabobank heeft buitenproportionele en niet onderbouwde voorwaarden gesteld aan het continueren van de bestaande kredietrelatie en heeft OAD ten onrechte een waiver laten ondertekenen;
  3. Rabobank heeft de kredietrelatie opgezegd;
  4. Rabobank heeft nadat de kredietrelatie was opgezegd, niet ingestemd met een verlenging van het overbruggingskrediet tot 1 oktober 2013 om de verkoop van de busdivisie van OAD mogelijk te maken.
Subsidiair vordert OAD dat Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld en meer subsidiair dat zij in strijd heeft gehandeld met de redelijkheid en billijkheid. OAD vordert in dit kader een schadevergoeding van € 71 miljoen. Rabobank betwist dit en vordert veroordeling van OAD tot vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten in de procedure.

Oordeel van het hof

Volgens het hof kwamen partijen in de kredietovereenkomst overeen dat OAD de door haar ter beschikking gestelde krediet- en garantiefaciliteit mocht benutten zolang er werd voldaan aan de overeengekomen financiële ratio’s. OAD voldeed eind 2012 niet meer aan deze ratio’s, waardoor Rabobank aanvullende voorwaarden stelde aan de voortzetting van de kredietrelatie. In het licht van de tussen partijen gesloten kredietovereenkomst en de verslechterde financiële positie van OAD is het hof van mening dat Rabobank niet ongeoorloofd heeft gehandeld door aanvullende voorwaarden te stellen. Één van de aanvullende voorwaarden die Rabobank stelde, was het versterken van het eigen vermogen van OAD. In de eerste helft van 2013 is OAD er, zelfs na verlenging van de termijn van Rabobank, niet in geslaagd om aan de eis van kapitaalversterking te voldoen. Tegelijkertijd verslechterde de financiële situatie in die periode nog verder. Hierdoor heeft Rabobank niet in strijd met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid gehandeld door de kredietrelatie in september 2013 op te zeggen. Het handelen van Rabobank na de opzegging tot aan het moment waarop het faillissement aangevraagd werd, is daarnaast niet ongeoorloofd geweest. OAD heeft hierbij ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat als de kapitaalversterking op 27 september of kort daarna op 1 oktober 2013 zou zijn gerealiseerd, een faillissement zou zijn uitgebleven. Rabobank is volgens het hof ook niet tekort geschoten in haar dienstverlening aan OAD. Vanaf het moment dat OAD bij de afdeling bijzonder beheer werd geplaatst tot aan het faillissement, heeft Rabobank voldoende geïnformeerd over haar zienswijze en besluitvorming. De bank is meerdere keren het gesprek aangegaan en heeft hierbij voldoende rekening gehouden met het belang van OAD. Daarnaast heeft Rabobank in voldoende mate meegewerkt aan de zoektocht naar kapitaal om de reorganisatie van OAD te kunnen realiseren. Dat dit niet is gelukt, treft Rabobank geen verwijt. Dat Rabobank de kans dat de reorganisatie zou slagen lager inschatte dan OAD, is onder de gegeven omstandigheden niet onzorgvuldig of onredelijk.

Conclusie

Het hof oordeelt dat Rabobank niet tekort is geschoten in de nakoming van haar (zorg)plichten jegens OAD. Hierdoor mocht de bank de kredietrelatie opzeggen en kan zij niet aansprakelijk worden gehouden voor het faillissement van de reisorganisatie. Ook komt OAD door deze uitspraak geen schadevergoeding toe. Deze uitspraak onderstreept dat het banken onder bepaalde omstandigheden vrij staat om zakelijke kredietrelaties te beëindigen. Doordat banken zich moeten houden aan hun zorgplicht, dient de opzegging van een kredietovereenkomst wel een juridische toetsing te doorstaan. Heeft u het bericht ontvangen van uw bank dat deze voornemens is om de kredietrelatie op te zeggen? Neem dan contact op met één van onze specialisten van Ondernemingsrecht! Karlijn van der Meule nieuw 1 [post_title] => Hof oordeelt: Rabobank mocht kredietrelatie met OAD beëindigen [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => hof-oordeelt-rabobank-mocht-kredietrelatie-met-oad-beeindigen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-03-12 17:03:08 [post_modified_gmt] => 2024-03-12 16:03:08 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41482 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 41503 [post_author] => 68 [post_date] => 2024-03-11 14:33:56 [post_date_gmt] => 2024-03-11 13:33:56 [post_content] => Een paar maanden geleden stelde de rechtbank in Den Haag vast dat twee ondernemingen, welke zich bezig hielden met de (online) handel in elektronische accessoires, inbreuk maakten op de merkenrechten van Apple. Niet alleen de vennootschap is aangesproken wegens merkinbreuk, maar ook de bestuurders zijn hiervoor aansprakelijk gesteld op grond van de onrechtmatige daad. Onder welke omstandigheden inbreuk op een merkenrecht kan leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid, wordt in deze blog voor u uiteengezet.

Inleiding

Apple is houdster van twee ingeschreven internationale woord- en beeldmerken[1], die zij aanbrengt op de door haar gefabriceerde producten. Deze merkregistratie geeft Apple als merkhouder het recht om op te treden tegen een ander die een identiek of overeenstemmend merk gebruikt voor dezelfde waren en/of diensten. In zulke gevallen wordt er namelijk merkinbreuk gepleegd op het merkenrecht. Recentelijk werd door Apple niet alleen een beroep op merkinbreuk gedaan, ook de bestuurders van de inbreuk makende vennootschap werden aangesproken op grond van de onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW). Indien een vennootschap een onrechtmatige daad pleegt, is in beginsel alleen de vennootschap aansprakelijk voor de daaruit voortvloeiende schade. In het geval van bijzondere omstandigheden is er naast aansprakelijkheid van de vennootschap echter ook ruimte voor aansprakelijkheid van de bestuurders. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat de bestuurders ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Of de bestuurders een ernstig verwijt kan worden gemaakt, hangt af van de omstandigheden van het geval.

De feiten

De zaak betreft een geschil tussen Apple en drie gedaagden. Twee van de drie gedaagden waren vennoten van een vof die online elektronische accessoires verkocht op verschillende websites, namelijk <www.kabelvooriphone.nl>, <www.iphoneoplader.nl>, <www.iphonekabel.nl> en <www.bol.com>.Deze producten zijn geschikt voor gebruik met de elektronica die Apple ontwerpt en verkoopt. Na opheffing van de vof hebben de twee gedaagden hun handel voortgezet via een opgerichte BV, de derde gedaagde in het geschil. Apple heeft tussen 2016 en 2022 verschillende testaankopen laten doen op de websites van gedaagden. Hierbij werd door Apple geconstateerd dat de producten die op de website werden aangeboden niet-originele Apple producten waren, terwijl deze wel voorzien waren van tekens gelijk aan de merken van Apple. Vanaf 2016 heeft Apple de gedaagden meermaals gesommeerd om de inbreuken te staken en gestaakt te houden. In maart 2022 sommeerde Apple gedaagden een laatste maal, maar ook toen bleef een reactie uit. Vanaf 2019 heeft de Nederlandse douane zendingen gericht aan de vof regelmatig vastgehouden, vanwege het vermoeden dat met de verhandeling ervan inbreuk zou worden gemaakt op de intellectuele eigendomsrechten van Apple. Door Apple is steeds bevestigd dat deze producten namaak waren, waarna zij zijn vernietigd.

Het geschil

Apple start een procedure en vordert onder meer dat de rechtbank gedaagden beveelt om de merkinbreuken te staken en gestaakt te houden. Door het invoeren, aanbieden en het verkopen van elektronische accessoires die zonder toestemming van Apple zijn voorzien van tekens gelijk aan de merken, is door gedaagden inbreuk gemaakt op de merkenrechten van Apple. Daarnaast eist Apple dat de rechtbank voor recht verklaart dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die Apple heeft geleden als gevolg van het inbreuk makende en onrechtmatig handelen. Zij eist hierbij een betaling van een bedrag van 40.000,- als voorschot op de nog vast te stellen schadevergoeding.

Het oordeel - merkinbreuk

De rechtbank oordeelt dat vaststaat dat de vof en de bv inbreuk hebben gemaakt op de merkenrechten van Apple in de zin van artikel 9 lid 2 sub a van de Uniemerkenverordening. Hieraan wordt ten grondslag gelegd dat gedaagden producten met tekens gelijk aan de merken van Apple hebben geïmporteerd en verkocht, zonder dat Apple hiervoor toestemming gegeven heeft. Het verweer van gedaagden dat zij niet (doel)bewust inbreuk op de merkenrechten hebben gemaakt, maakt dit niet anders. Apple heeft gedaagden meermaals aangeschreven wegens inbreuk op bepaalde merkenrechten, maar deze sommaties zijn door gedaagden keer op keer genegeerd. Zij hebben daarnaast onvoldoende maatregelen getroffen om inbreuk op de merkenrechten van Apple te voorkomen. Het verweer dat het voor gedaagden niet zichtbaar is wanneer sprake is van namaakproducten wordt verworpen, aangezien gedaagden bekend verondersteld worden met gangbare prijzen in de branche. Volgens de rechtbank kan de vordering tot het staken van de inbreuk dan ook worden toegewezen. De rechtbank beveelt de gedaagden om iedere inbreuk op de merken van Apple in de gehele EU te staken en gestaakt te houden. Ook worden dwangsommen opgelegd als stimulans tot nakoming van de toe te wijzen vorderingen.

Het oordeel - bestuurdersaansprakelijkheid

Apple stelt daarnaast dat de gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld in hun hoedanigheid van (indirecte) bestuurders van de bv, omdat hen van de merkinbreuk door deze bv een persoonlijk ernstig verwijt gemaakt kan worden. Apple acht gedaagden in dit kader aansprakelijk voor de schade die het gevolg is van de merkinbreuk, omdat zij een op hen persoonlijk jegens Apple rustende zorgvuldigheidsnorm hebben geschonden. Volgens de rechtbank volgt uit vaste rechtspraak het uitgangspunt dat indien een vennootschap een onrechtmatige daad pleegt, alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden kunnen daarnaast ook de bestuurders aansprakelijk worden gehouden. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat de bestuurders ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. De rechtbank komt tot de conclusie dat beide bestuurders van de bv een persoonlijk ernstig verwijt treft van de gepleegde merkinbreuken. De gedaagden waren de enige werkzame personen binnen de bv en zij hebben zelf de inbreuk makende producten ingekocht, ingevoerd, te koop aangeboden en verkocht. Zij waren daarnaast op de hoogte van de sommatiebrieven die Apple stuurde. De steekproeven die door gedaagden werden uitgevoerd om merkinbreuk te voorkomen, bleken kennelijk niet voldoende te zijn om daadwerkelijk merkinbreuk te voorkomen. Gedaagden wisten of behoorden te begrijpen dat hun handelen tot schade bij Apple zou lijden, waardoor zij op grond van de onrechtmatige daad uit artikel 6:162 BW aansprakelijk zijn voor de schade die Apple heeft geleden. De vordering tot schadevergoeding, te begroten op de door de bv met haar onrechtmatig/inbreuk makend handelen genoten winst, is dan ook toewijsbaar.

Conclusie

Dit vonnis van de rechtbank Den Haag bevestigt dat bij het plegen van een merkinbreuk door een vennootschap, ook bestuurdersaansprakelijk voor de bestuurders in privé op de loer ligt. Wees er dus op bedacht dat inbreuk makend handelen van uw onderneming mogelijk ook kan leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid! Heeft u vragen over het merkinbreuk of het merkenrecht in het algemeen? Neem dan contact op met één van onze specialisten! [1] Het betreft de volgende registraties: - het internationale woordmerk ‘APPLE’ (nr. 9137765). - het internationale beeldmerk (nr. 1378087). Britt van den Branden nieuw 1 [post_title] => Bestuurders persoonlijk aansprakelijk voor merkinbreuk [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => bestuurders-persoonlijk-aansprakelijk-voor-merkinbreuk [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-03-11 14:33:56 [post_modified_gmt] => 2024-03-11 13:33:56 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41503 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 41498 [post_author] => 71 [post_date] => 2024-03-08 16:08:09 [post_date_gmt] => 2024-03-08 15:08:09 [post_content] => Interessante ontwikkelingen in de rechtszaak New York Times/Microsoft betreffende AI en auteursrechtinbreuk. Dit is er één in een handvol rechtszaken die draaien om AI, auteursrecht en vermeende inbreuk, die door verschillende partijen in met name de VS begonnen zijn. The New York Times (NYT) spreekt Open AI en diens grootste investeerder Microsoft erop aan dat zij content van de bekende krant gebruiken om generative AI en large language models (LLM) zoals Chat-GPT te trainen. Ze brachten de zaak eind december 2023 voor de rechter wegens (kort samengevat) auteursrechtinbreuken en oneerlijke concurrentie. Een van de argumenten is dat hoewel de AI van de gedaagden de data uit vele bronnen haalde, er specifieke nadruk werd gelegd op het werk van NYT en de gedaagden zonder toestemming of betaling profiteerden van de gigantische investeringen die NYT heeft gedaan in haar journalistiek. NYT ziet dit vermeende onrechtmatige gebruik als een gevaar voor de diensten die zij als krant biedt en zelfs voor de onafhankelijke journalistiek en de democratie. Microsoft en Open AI gaan natuurlijk tegen de vorderingen van NYT in. Dit onder meer omdat NYT haar argument dat het gebruik door het publiek van Chat-GPT schade aan de kant brengt, niet nader onderbouwt. Eerder argumenteerde Open AI al dat iemand de producten van Open AI moest hacken om voorbeelden van auteursrechtinbreuk te vinden en dat NYT tienduizenden pogingen moest doen om tot deze afwijkende resultaten te komen, waarbij ze ook nog eens de algemene voorwaarden van Open AI schonden. Beide partijen argumenteren dat Chat-GPT de data slechts gebruikt om het systeem taal te leren gebruiken, wat volgens het Amerikaanse recht mag onder de fair use-uitzondering (NB: in Nederland kennen we geen fair use-uitzondering), een redenering die NYT juist onderuit probeert te halen. Deze zaak zal door ons in de gaten gehouden worden, in afwachting van een vonnis. Yvonne Vetjens 1 [post_title] => New York Times vs Open AI en Microsoft: een rechtszaak over AI en auteursrechtinbreuk [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => new-york-times-vs-open-ai-en-microsoft-een-rechtszaak-over-ai-en-auteursrechtinbreuk [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-03-08 16:08:09 [post_modified_gmt] => 2024-03-08 15:08:09 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41498 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 41486 [post_author] => 65 [post_date] => 2024-03-08 14:21:46 [post_date_gmt] => 2024-03-08 13:21:46 [post_content] => In de modewereld is het ontwerp van producten, zoals schoenen, van cruciaal belang. Deze ontwerpen worden vaak beschermd om te voorkomen dat anderen exact dezelfde producten maken en verkopen. Maar wat gebeurt er als twee partijen in conflict raken over zo’n ontwerp? Dit was het geval in een recente zaak tussen Puma en Handelsmaatschappij J. Van Hilst, een Nederlandse onderneming.

Het conflict

Puma, een sportmerk uit Duitsland, kwam in een juridische strijd met Van Hilst. Het draaide allemaal om een specifiek ontwerp van schoenen, namelijk het “creeper-model”. Puma had dit ontwerp geregistreerd omdat zij dit wilde beschermen. Van Hilst vocht deze registratie aan met het verzoek om het modelrecht ongeldig te verklaren. Om een model te kunnen registreren moet het ontwerp namelijk een eigen karakter hebben en nieuw zijn. Dit laatste vereiste houdt in dat het ontwerp nog niet aan het publiek beschikbaar is gesteld voorafgaand aan het depot, dan wel dat het binnen één jaar na openbaarmaking gedeponeerd wordt. Van Hilst beweerde dat het ontwerp al eerder openbaar was gemaakt door Puma zelf, voordat het officieel werd geregistreerd.

De rol van Rihanna

Een interessant detail in deze zaak is de betrokkenheid van zangeres Rihanna, die op dat moment was aangesteld als creative director bij Puma. Rihanna droeg de betwiste schoenen in een post op haar eigen Instagram-account en op foto’s in verschillende nieuwsartikelen voordat het ontwerp officieel werd geregistreerd. Deze posts en artikelen werden door Van Hilst gebruikt als bewijs dat het ontwerp al openbaar was gemaakt.

De uitspraak

Het Europese Hof, dat zich over deze zaak boog, moest beslissen of het ontwerp van Puma inderdaad al openbaar was gemaakt voordat het werd geregistreerd. Het Hof oordeelde dat de Instagram-posts en nieuwsartikelen inderdaad bewezen dat het ontwerp al bekend was bij het publiek. De omstandigheden zoals aangedragen door Puma – o.a. dat de schoenen niet centraal stonden in de foto en slecht zichtbaar waren – doen daar niet aan af.   Dit betekent dat het ontwerp van Puma niet als nieuw kon worden beschouwd en dus niet beschermd kon worden met een modelrecht.

Wat betekent dit?

Deze uitspraak laat zien hoe belangrijk het is voor bedrijven om hun ontwerpen tijdig te registeren en hoe openbaar gemaakte informatie kan worden gebruikt in juridische geschillen over het intellectueel eigendomsrecht. Het benadrukt ook de invloed van beroemdheden en sociale media op de modewereld en hoe deze platforms kunnen bijdragen aan de bekendheid van een ontwerp.

Conclusie

De zaak tussen Puma en Van Hilst is een perfect voorbeeld van de complexiteit van het intellectueel eigendomsrecht in de mode-industrie. Het toont aan dat het beschermen van ontwerpen een zorgvuldig proces is, waarbij timing en openbaarmaking sleutelrollen spelen. Voor bedrijven in de mode-industrie is het een belangrijke herinnering om strategisch na te denken over hoe en wanneer ze hun ontwerpen delen met de wereld. Deze zaak benadrukt het belang van intellectueel eigendomsrecht en hoe het kan helpen of hinderen in de snelle wereld van mode en design. Het is een leerzaam moment voor zowel ontwerpers als bedrijven in de modesector. Artikel is geschreven door Britt van den Branden en Mustafa Kahya. Heeft u vragen? Neemt u dan gerust vrijblijvend contact op. Mustafa Kahya [post_title] => Puma vs. Van Hilst: Een strijd om ontwerpen in de modewereld [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => puma-vs-van-hilst-een-strijd-om-ontwerpen-in-de-modewereld [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-03-08 15:09:38 [post_modified_gmt] => 2024-03-08 14:09:38 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41486 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 41630 [post_author] => 10 [post_date] => 2024-03-19 10:01:11 [post_date_gmt] => 2024-03-19 09:01:11 [post_content] => De Koninklijke Landmacht plaatst een bericht op LinkedIn waarin melding wordt gemaakt van het door Kärcher winnen van een aanbesteding voor mobiele drinkwaterinstallaties. De op dat bericht door de bestuurder van een verliezende inschrijver geplaatste reactie wordt door de rechtbank Den Haag op onderdelen gekwalificeerd als onrechtmatige concurrentie in de zin van artikel 6:194a BW met als resultaat een verbod op nader in het vonnis geformuleerde openbare uitlatingen.

Wat zijn de feiten?

De Koninklijke Landmacht heeft in 2017 een aanbesteding uitgeschreven voor de levering van mobiele drinkwaterinstallaties voor militaire toepassing. Kärcher die zich richt op reinigingstechnologie en zich onder andere bezighoudt met de productie en levering van mobiele waterbottelingsinstallaties, waarmee het mogelijk is om op locatie drinkwater te verpakken en bottelen, schrijft in op deze aanbesteding. Ook een Belgische onderneming die zich richt op onder meer de productie en levering van mobiele waterbottelingsinstallaties, schrijft in op de aanbesteding. De Koninklijke Landmacht heeft in mei 2021 een bericht op haar LinkedIn-pagina geplaatst waarin staat dat zij met Kärcher een contract heeft gesloten voor de levering van drinkwaterinstallaties. Een bestuurder van een Belgische firma (die ook op de aanbesteding had ingeschreven) heeft daarbij een reactie geplaatst. Twee passages in die reactie zijn hier van belang. De passage: “niet gekeken naar Europese machine directieven voor voeding, niet naar toegankelijkheid, hygiëne of reinigbaarheid en zeker al niet naar onderhoud en efficiëntie. Crosscontaminatie: niet bekeken. Processtabiliteit: geen belang” (hierna: passage I). En passage II: “ Elke professioneel in de water botteling industrie zou zich schamen in de materiaalkeuze. En dat is niet alleen onze mening, dat weet u!” Tezamen wordt dit verder “de uitlating” genoemd. Kärcher stelt dat met de uitlating sprake is van ongeoorloofde vergelijkende reclame dan wel een onrechtmatige daad.

Wat vindt de rechtbank?

De rechtbank Den Haag moet in deze zaak dus beoordelen of het LinkedIn-bericht (op onderdelen) kan worden aangemerkt als ongeoorloofde vergelijkende reclame (onrechtmatige concurrentie), dan wel of gedaagden (d.w.z. de Belgische firma en haar bestuurder) anderszins onrechtmatig ten opzichte van Kärcher hebben gehandeld. Voorop wordt gesteld dat de uitlating als vergelijkende reclame kan worden beschouwd. Dat een  wervende reclameboodschap ontbreekt is niet relevant. In dit verband is ook niet van belang,  dat het LinkedIn-bericht is geplaatst op het moment dat duidelijk was dat de Belgische firma de aanbesteding had verloren. Ook in dat stadium kunnen immers nog afbrekende mededelingen worden gedaan over de producten van Kärcher. Er is niet in geschil dat Kärcher en de Belgische firma elkaars directe concurrenten zijn op een kleine markt en dat het regelmatig voorkomt dat zij strijden om dezelfde opdracht. Aan de kwalificatie als vergelijkende reclame staat verder niet in de weg dat Kärcher of haar producten niet uitdrukkelijk zijn benoemd in de uitlating. Het gaat erom of het publiek de uitlating kan herleiden tot de concurrent. Hierbij is van belang dat de uitlating van de bestuurder van de Belgische firma als reactie op het bericht van de Koninklijke Landmacht is geplaatst waarin staat dat Kärcher drinkwaterinstallaties zal leveren. Onder deze omstandigheden zal het publiek de uitlating betrekken op (herleiden tot) Kärcher en/of haar producten. Voor de kwalificatie als vergelijkende reclame is evenmin vereist dat de uitlating een vergelijking bevat tussen de producten van Kärcher en die van de Belgische firma. Uit de tekst van artikel 6:194a BW kan een dergelijke eis niet worden afgeleid. Van belang is dat afbrekende mededelingen over de producten of diensten van een concurrent  binnen het toepassingsgebied van artikel 6:194a BW vallen, ook al wordt daarbij niet uitdrukkelijk een vergelijking gemaakt met de eigen producten of diensten, aldus de rechtbank. Vergelijkingen met de eigen producten of diensten kunnen immers ook besloten liggen in afbrekende mededelingen over de producten of diensten van een concurrent. De rechtbank volgt gedaagden verder niet in hun stelling dat de uitlating slechts als een uiting van persoonlijke frustratie van de bestuurder van de Belgische firma kan worden aangemerkt. De gekozen bewoordingen “volgens ons en een onafhankelijke auditor” en “Elke professioneel in de water botteling industrie zou zich schamen in de materiaalkeuze. En dat is niet alleen onze mening, dat weet u!” strekken verder dan alleen het uiten van een persoonlijke mening of frustratie. Door de gekozen bewoordingen zal het publiek (kunnen) veronderstellen dat de uitlating (in ieder geval gedeeltelijk) is gebaseerd op objectieve gegevens. Wat betreft passage I en II constateert de rechtbank dat de uitlating geen vergelijking bevat. Maar passages I en II van de uitlating zijn volgens de rechtbank wel aan te merken als afbrekende mededelingen in de zin van artikel 6:194a lid 2 sub e BW. Hiertoe is niet relevant dat het publiek vanwege het ontbreken van achtergrondinformatie de uitlating niet zal betrekken op de producten van Kärcher, maar op de keuze van de Koninklijke Landmacht voor de producten van Kärcher. Ook in het laatste geval is er gelet op de gekozen bewoordingen sprake van afbrekende mededelingen.

De positie van de Belgische firma en van haar bestuurder

Artikel 6:194a BW richt zich tegen degene die de mededeling openbaar maakt of openbaar laat maken. Het staat vast dat de bestuurder de uitlating openbaar heeft gemaakt, door deze onder het LinkedIn-bericht van de Koninklijke Landmacht te plaatsen, zodat Kärcher haar vorderingen in ieder geval kan richten tegen de bestuurder. Wat betreft de Belgische firma ligt dit anders. De enkele omstandigheid dat haar bestuurder de uitlating heeft gedaan leidt op zichzelf nog niet tot de conclusie dat de Belgische firma invloed heeft gehad op de plaatsing en de inhoud van deze mededeling. Het staat echter vast dat de Belgische firma, nadat zij de sommatie van Kärcher heeft ontvangen, zich niet uitdrukkelijk heeft verzet tegen de openbaarmaking van de uitlating of van de inhoud daarvan afstand heeft genomen. Onder die omstandigheden kan Kärcher haar vorderingen ook tegen de Belgische firma instellen.

Waartoe leidt dit?

Welnu, zowel de Belgische firma als haar bestuurder wordt verboden  via het internet, schriftelijk, per e-mail, sms of andere wijze in het openbaar uitlatingen te doen die inhouden dat bij de keuze van de door de Koninklijke Landmacht aanbestede en door Kärcher geleverde 26 mobiele drinkwaterinstallaties, niet is gekeken naar: Europese toepasselijke regelgeving, toegankelijkheid, hygiëne of reinigbaarheid, onderhoud, efficiëntie en crosscontaminatie en/of dat processtabiliteit niet van belang was. Zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom.

Moraal van dit verhaal

Het verliezen van een aanbesteding is van alle tijden. Frustratie daarover en onbegrip (soms terecht) ook. Hoewel het doen van een als ‘uitermate kritisch’ te kwalificeren uitlating misschien (kortstondig) oplucht, is het niet productief. De aanbestedende dienst zal er echt geen andere gunning van maken. En zoals hier, het kan de winnaar van de aanbesteding brengen tot juridische stappen. Beter is om binnen de bezwaartermijn op de voorlopige gunning te beoordelen of er juridische argumenten zijn om met redelijke kans op succes de voorlopige gunning in kort geding aan te vechten. Of dat een klacht bij de Commissie van aanbestedingsexperts opportuun is. En zo niet? Tja, dan kan op een ronkend LinkedIn bericht over een gesloten contract beter als ‘sportieve verliezer’ de concurrent worden gefeliciteerd en ondertussen bedenken wat er bij de volgende inschrijving op een aanbesteding beter kan en moet. Voor de volledige uitspraak zie rechtspraak.nl   Rik Wevers 2 [post_title] => Openbare kritiek op gunning niet zonder risico [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => openbare-kritiek-op-gunning-niet-zonder-risico [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-03-19 10:03:23 [post_modified_gmt] => 2024-03-19 09:03:23 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41630 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1413 [max_num_pages] => 142 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 2e9bae55dd88168369e06a04bdfb350d [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
De Koninklijke Landmacht plaatst een bericht op LinkedIn waarin melding wordt gemaakt van het door Kärcher winnen van een aanbesteding voor mobiele drinkwaterinstallaties. De op dat bericht door de bestuurder...
Lees meer
Inleiding In de blog geplaatst op 7 februari 2024 hebben wij een overzicht gegeven van de eerste maand jurisprudentie over de Omgevingswet. In dit artikel (deel 2) doen we dit...
Lees meer
De Europese regelgeving voor medische hulpmiddelen (MDR) is sinds 26 mei 2021 in werking getreden. Het primaire doel van deze verordening en de verordening voor in-vitro hulpmiddelen, die strengere eisen...
Lees meer
In de praktijk merken we dat veel werkgevers nog geen klokkenluidersregeling hebben terwijl zij daar wel wettelijk toe verplicht zijn. Op 18 februari 2023 is de Wet Huis voor klokkenluiders...
Lees meer
In de huidige digitale wereld, waar nieuwe merken dagelijks verschijnen, is het essentieel om als merkhouder jouw merk te beschermen. Dit doe je niet alleen bij de lancering van je...
Lees meer
In de afgelopen jaren is de term Kunstmatige Intelligentie (AI) veelvuldig gebruikt, wat zowel opwinding als angst teweegbrengt. Vaak wordt het afgeschilderd als een potentiële schurk in het verhaal van...
Lees meer
Op 20 februari oordeelde het hof dat Rabobank de kredietrelatie met reisorganisatie OAD in september 2013 mocht opzeggen. Volgens het hof heeft Rabobank tijdens de gehele procedure zorgvuldig gehandeld en...
Lees meer
Een paar maanden geleden stelde de rechtbank in Den Haag vast dat twee ondernemingen, welke zich bezig hielden met de (online) handel in elektronische accessoires, inbreuk maakten op de merkenrechten...
Lees meer
Interessante ontwikkelingen in de rechtszaak New York Times/Microsoft betreffende AI en auteursrechtinbreuk. Dit is er één in een handvol rechtszaken die draaien om AI, auteursrecht en vermeende inbreuk, die door...
Lees meer
In de modewereld is het ontwerp van producten, zoals schoenen, van cruciaal belang. Deze ontwerpen worden vaak beschermd om te voorkomen dat anderen exact dezelfde producten maken en verkopen. Maar...
Lees meer