Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 23
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 23
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1413
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 220, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 38761
                    [post_author] => 60
                    [post_date] => 2023-09-21 16:36:58
                    [post_date_gmt] => 2023-09-21 14:36:58
                    [post_content] => Uit de tenzij-bepaling van artikel 6:265 lid 1 BW volgt dat alleen een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op ontbinding van een overeenkomst. Mogen partijen in hun overeenkomst ook een andere regeling voor ontbinding overeenkomen? De Hoge Raad boog zich over die vraag in een zaak tussen twee partijen die een (huur)overeenkomst aangingen. Zij weken in deze overeenkomst af van artikel 6:265 lid 1 BW. Hierbij stond de vraag of artikel 6:265 lid 1 BW van regelend recht is centraal.

De feiten

Twee partijen gaan eind juni 2018 een huurovereenkomst aan met betrekking tot een hotel in Cadzand-Bad. In deze huurovereenkomst is opgenomen dat de Verhuurder moet garanderen dat de exploitatie van het hotel voldoet aan de eisen van volksgezondheid en brandveiligheid. Daarnaast dienen ook alle overige veiligheidseisen en overheidsvoorschriften in acht te worden genomen. Alle ondersteunende apparatuur ten behoeve van de exploitatie van het hotel moeten naar gebruikelijke maatstaven ook goed functioneren. Uit de overeenkomst volgt dat de Huurder het recht heeft om de overeenkomst per direct te ontbinden indien de Verhuurder deze garanties niet of niet volledig nakomt. In dit geval heeft de Huurder ook recht op een opeisbare boete van € 50.000,00 per overtreding. Het staat hem dan ook vrij om schadevergoeding te vorderen als gevolg van de door de ontbinding geleden schade. Een paar maanden later, eind augustus 2018, ontdekt de Huurder dat er sprake is van overtreding van meerdere garanties. De Huurder stelt de Verhuurder hiervoor aansprakelijk en eist van de Verhuurder betaling van een schadevergoeding en boetes. In oktober 2018 ontvangt de Verhuurder een brief waarin de Huurder aangeeft de huurovereenkomst wegens het schenden van meerdere garanties te ontbinden en de exploitatie van het hotel per direct te staken.

De kantonrechter

De Huurder vordert bij de kantonrechter dat de Verhuurder wordt veroordeeld tot betaling van contractuele boetes en schadevergoeding. De Verhuurder verzoekt de kantonrechter daarentegen om uit te spreken dat de ontbinding niet gerechtvaardigd kan worden, waardoor deze geen stand houdt. Ook eist de Verhuurder dat de Huurder hierdoor veroordeeld wordt tot vergoeding van de schade die de Verhuurder door de ongerechtvaardigde ontbinding heeft geleden en nog zal lijden. Door de kantonrechter wordt vastgesteld dat bepaalde garanties door de Verhuurder overtreden zijn. De Verhuurder wordt veroordeeld tot betaling van contractuele boetes en er wordt een geldbedrag opgelegd uit hoofde van vrijwaring. Daarnaast oordeelt de kantonrechter dat de door Huurder ingeroepen ontbinding, gelet op de aard en omvang van de tekortkoming, niet gerechtvaardigd was. De Huurder wordt veroordeeld tot vergoeding van de als gevolg van de ongerechtvaardigde ontbinding geleden en nog te lijden schade.

Het Hof

Het Hof vernietigt de eerdere uitspraak ten aanzien van de door Verhuurder verbeurde boetes en de vrijwaring en verlaagt deze. Het Hof gaat verder mee in het oordeel van de kantonrechter en stelt dat ontbinding van de overeenkomst op 25 oktober 2018 door de Huurder niet gerechtvaardigd was. Door het Hof wordt aangevoerd dat artikel 6:265 lid 1 BW een tenzij-bepaling bevat. Deze bepaling stelt dat alleen een tekortkoming van voldoende gewicht, recht geeft op ontbinding van de overeenkomst. Deze maatstaf is gebaseerd op de redelijkheid en billijkheid, hierbij moet rekening gehouden worden met de omstandigheden van het geval. Volgens het Hof zijn de door de Huurder gestelde tekortkomingen in de nakoming niet van voldoende gewicht om ontbinding van de tussen de partijen gesloten overeenkomst op grond van artikel 6:265 lid 1 BW te kunnen rechtvaardigen.

De Hoge Raad

Bij de Hoge Raad wordt door de Huurder aangevoerd dat het Hof voorbij is gegaan aan het feit dat artikel 6:265 lid 1 BW van regelend recht is. Partijen hebben in hun overeenkomst afgeweken van de tenzij-bepaling van artikel 6:265 lid 1 BW, maar doordat deze bepaling van regelend recht is zou dit volgens de Huurder mogelijk moeten zijn. Aangezien het Hof heeft vastgesteld dat de Verhuurder bepaalde garantiebepalingen heeft overtreden, zou ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd moeten worden. Volgens de Huurder heeft het Hof de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden onterecht onderzocht aan de hand van de tenzij-bepaling van artikel 6:265 lid 1 BW. De Hoge Raad gaat hierin mee en oordeelt dat artikel 6:265 lid 1 BW inderdaad van regelend recht is. Hierdoor staat het partijen vrij om hier in hun overeenkomst vanaf te wijken. Partijen hebben in hun overeenkomst opgenomen dat de Huurder het recht heeft om de overeenkomst per direct te ontbinden indien de Verhuurder de in de huurovereenkomst opgenomen garanties niet (volledig) nakomt. Het Hof heeft eerder geoordeeld dat de Verhuurder inderdaad garantieverplichtingen overtreden heeft. Of de ontbindingsverklaring van de Huurder gerechtvaardigd kan worden, moet daarom worden onderzocht aan de hand van hetgeen partijen hierover zijn overeengekomen. Hiermee vernietigt de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het Hof. De zaak wordt door de Hoge Raad terug verwezen naar het Hof voor verdere behandeling en beslissing.

Conclusie

Artikel 6:265 lid 1 BW is volgens de Hoge Raad een bepaling van regelend recht. Deze bepaling is van toepassing op alle wederkerige overeenkomsten, waardoor het partijen bij het aangaan van dit soort overeenkomsten vrij staat om af te wijken van deze bepaling. Zij kunnen hierdoor andere afspraken maken over de ontbinding van de overeenkomst. In gevallen waarbij de overeenkomst ontbonden wordt, dient dan aan de hand van hetgeen partijen zijn overeengekomen te worden onderzocht of ontbinding gerechtvaardigd kan worden. Een tekortkoming van voldoende gewicht is dus niet altijd een vereiste voor ontbinding van de overeenkomst! Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met één van onze specialisten van de afdeling Ondernemingsrecht. Karlijn van der Meule nieuw 1 [post_title] => Ontbinding van een overeenkomst van regelend recht? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => ontbinding-van-een-overeenkomst-van-regelend-recht [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-09-21 16:38:11 [post_modified_gmt] => 2023-09-21 14:38:11 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=38761 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 38728 [post_author] => 6 [post_date] => 2023-09-19 16:41:36 [post_date_gmt] => 2023-09-19 14:41:36 [post_content] => Een uitvinding kan via het octrooirecht maximaal twintig jaar worden beschermd. Voor geneesmiddelen geldt echter een uitzondering: indien een aanvullend beschermingscertificaat (“ABC”) wordt aangevraagd, kan de maximale termijn voor bescherming met vijf jaar worden verlengd. De reden hiervoor is de vergunning die men moet aanvragen, alvorens het geneesmiddel op de markt kan worden gebracht. Het aanvragen van een vergunning gaat dus ten koste van de geldigheidsduur van het octrooi, waardoor het – mede gelet op de vaak hoge ontwikkelingskosten – voor farmaceuten minder aantrekkelijk wordt om nieuwe geneesmiddelen te ontwikkelen. Het ABC tracht dit probleem te verhelpen.

Onlangs heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een interessante zaak over het verstrekken van ABC’s voor octrooien die zien op stoffen waarvoor al eens eerder een vergunning is verleend. In het onderstaande artikel worden enkele belangrijke overwegingen van de rechtbank nader toegelicht.[1] In het onderstaande artikel worden enkele belangrijke overwegingen van de rechtbank nader toegelicht.

Wat ging eraan vooraf?

Genmab heeft enkele jaren geleden een geneesmiddel ontwikkeld tegen leukemie, waarin de werkbare stof ‘ofatumumab’ werd gebruikt. Naast het octrooi dat zij voor deze stof had aangevraagd, heeft Genmab ook een handelsvergunning aangevraagd bij de Europese Commissie voor het medicijn onder de merknaam ARZERRA. Zowel de handelsvergunning als het octrooi zijn aan Genmab verleend. Toen de termijn voor het verstrijken van het octrooi naderde, heeft Genmab een ABC aangevraagd bij het Octrooicentrum Nederland (“OCNL”). Dit verzoek werd door OCNL toegewezen. In de jaren die daarop volgden, bleken de commerciële resultaten echter tegen te vallen. Dit heeft Genmab ertoe bewogen om de handelsvergunning in te laten trekken én de nietigheid van het ABC aan te laten tekenen in het daarvoor bestemde register. Kort daarna heeft Genmab echter een nieuwe (therapie)methode ontwikkeld voor het behandelen van MS, waarbij eveneens de stof ‘ofatumumab’ wordt gebruik. Voor deze toepassing van de stof heeft zij een nieuw octrooi aangevraagd, welke ook door het Europees Octrooibureau is verleend. Hetzelfde geldt voor de handelsvergunning, waarin dezelfde werkzame stof (i.e. ‘ofatumumab’) wordt gebruikt als bij ARZERRA. Dit keer wordt het geneesmiddel echter aangeboden onder de merknaam KESIMPTA.

Genmab heeft voor KESIMPTA opnieuw een ABC aangevraagd. Dit verzoek wordt echter door OCNL afgewezen, aangezien een nieuwe toepassing van een reeds eerder (via een handelsvergunning) op de markt gebrachte stof niet voor een ABC in aanmerking komt. Tegen dit besluit gaat Genmab in beroep bij de bestuursrechter van de rechtbank Den Haag.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank behandelt allereerst de vier cumulatieve voorwaarden die in artikel 3 van de ABC-verordening worden genoemd:[2]
  1. Het product moet worden beschermd door een octrooi dat nog van kracht is;
  2. Voor het product moet (als geneesmiddel) een handelsvergunning zijn verkregen die nog van kracht is;
  3. Voor het product mag nog niet eerder een ABC zijn verkregen; en
  4. De handelsvergunning moet de eerste vergunning zijn voor het in de handel brengen van het product als geneesmiddel.
In het onderhavige geval staat dus (hoofdzakelijk) ter discussie of al dan niet aan artikel 3 sub d van de ABC-verordening is voldaan (i.e. niet eerder op de markt zijn gebracht op grond van een andere vergunning). Volgens de rechtbank is niet aan dit vereiste voldaan. Tussen partijen staat namelijk niet in geschil dat de handelsvergunning voor AZERRA en KESIMPTA zien op dezelfde werkzame stof: ‘ofatumumab’. Daarnaast beoogt de ABC-verordening volgens de rechtbank niet bescherming te bieden aan ieder farmaceutisch onderzoek dat leidt tot een nieuw (geoctrooieerd) geneesmiddel, maar wél aan onderzoeken waardoor (een nieuwe combinatie van) werkzame stoffen voor het eerst op de markt worden gebracht. Alhoewel in de toelichting op de ABC-verordening eveneens de mogelijkheid wordt geboden voor de bescherming van een nieuwe werkwijze voor de verkrijging/toepassing van een product, ziet deze doelstelling echter niet op het beschermen van een tweede medische indicatie (e.g. een nieuwe therapeutische behandelingsmethode). In een arrest van het Hof van Justitie wordt namelijk aangegeven dat deze doelstelling enkel ziet op situaties waarin de werkzame stof al bekend was, maar nog niet eerder op de markt was gebracht omdat daarvoor nog geen handelsvergunning was verleend.[3] In het onderhavige geval was ‘ofatumumab’ echter al eerder op de markt gebracht op basis van de handelsvergunning voor ARZERRA, waardoor het op grond van artikel 3 sub d ABC-verordening niet langer mogelijk is om een ABC te verkrijgen voor KESIMPTA. De rechtbank sluit zich dan ook aan bij het standpunt van OCNL en verklaart het beroep van Genmab ongegrond.

Conclusie

Bij het aanvragen van een ABC is (onder meer) het van belang om te kijken of voor de werkzame stof al niet eerder een handelsvergunning is verleend. Mocht dat het geval zijn, dan is het niet langer mogelijk om een ABC te verkrijgen voor het desbetreffende geneesmiddel. Heeft u vragen over ABC’s en/of octrooirechtelijke bescherming binnen de farmaceutische industrie? Neem dan gerust contact op of maak een afspraak met ons voor een vrijblijvend gesprek. Dit kan op één van onze vestigingen in ’s-Hertogenbosch, Eindhoven (BIC) en/of Oss (Pivot Park). [1] Rb. Den Haag 29 augustus 2023, zaak nr. SGR 22.6813 OCT95 (Genmab/OCNL) [2] Verordening (EG) nr. 469.2009 (betreffende het aanvullende beschermingscertificaat voor geneesmiddelen) [3] HvJEU 9 juli 2020, ECLI:EU:C:2020:531 (Santen) [post_title] => Geen aanvullend beschermingscertificaat bij eerdere vergunning voor dezelfde werkzame stof [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => geen-aanvullend-beschermingscertificaat-bij-eerdere-vergunning-voor-dezelfde-werkzame-stof [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-10-25 12:09:17 [post_modified_gmt] => 2023-10-25 10:09:17 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=38728 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 38695 [post_author] => 84 [post_date] => 2023-09-18 13:19:09 [post_date_gmt] => 2023-09-18 11:19:09 [post_content] => Op 14 september 2023 heeft de Stichting Databescherming (‘de Stichting’) haar dagvaarding uitgebracht tegen X (voorheen Twitter), waarin zij beweert dat X de privacy rechten van miljoenen Nederlandse gebruikers heeft geschonden.

Ongeoorloofd delen van (bijzondere) persoonsgegevens

X (Twitter) zou persoonsgegevens hebben verzameld via gratis apps - zoals Buienradar - en deze opzettelijk en op grote schaal hebben gedeeld met derden, die ook buiten de EU zijn gevestigd. Dit gebeurde zonder de betrokkene daarover toereikend te informeren en zonder geldige verwerkingsgrondslag, hetgeen in strijd is met de AVG. Bijzondere persoonsgegevens (waaronder die van minderjarigen) werden eveneens gedeeld met derden, terwijl dit in beginsel niet is toegestaan op grond van artikel 9 AVG, gelet op het gevoelige karakter van de gegevens. De verzamelde persoonsgegevens werden gebruikt voor marketingdoeleinden, waarbij de advertenties werden afgestemd op de voorkeuren van de individuele gebruikers. Het is onduidelijk waar deze gegevens uiteindelijk zijn beland en met welke bedrijven/instanties buiten de marketingindustrie zijn gedeeld. MoPub (voorheen onderdeel van Twitter/X) speelde een centrale rol in het verzamelen en verwerken van persoonsgegevens. MoPub voorzag appontwikkelaars van een Software Development Kit (“SDK”) om advertentieruimte binnen hun apps te vullen. Via deze SDK werden eveneens de persoonsgegevens van app-gebruikers verzameld. Dit gebeurde op zeer grote schaal gedurende meer dan acht jaar, wat heeft geresulteerd in enorme winsten. Populaire MoPub-apps zijn onder andere Shazam, Vinted, Wordfeud, MyFitnessPal, DuoLingo, Buienradar en Grindr. Jaarlijks heeft MoPub tenminste 20 miljard keer de (persoons)gegevens van haar gebruikers opgevraagd, ten einde deze door te geven aan derden. Uiteindelijk zijn de gegeven van tenminste 10 miljoen volwassen en 1 miljoen minderjarigen verzameld.

Schadevergoeding voor gedupeerden

De Stichting eist zowel materiële als immateriële schadevergoeding voor de gedupeerden, waarbij de immateriële schadevergoeding wordt gebaseerd op het verlies van controle over persoonsgegevens en gevoelens van onbehagen. De materiële schadevergoeding omvat kosten en gemiste voordelen, evenals winstafdracht vanwege de onrechtmatige gegevensverwerking. De Stichting vertegenwoordigt de belangen van een specifieke groep die bestaat uit:
  • alle natuurlijke personen die op een moment in Nederland woonden;
  • gedurende de periode van 29 oktober 2013 tot 1 januari 2022 (voor Android apps); of
  • gedurende de periode van 29 oktober tot 26 april 2021 (voor iOS apps);
  • ten minste één MoPub-app hebben geïnstalleerd en gebruikt.
De collectieve actie zorgt ervoor dat de gedupeerden geen individuele procedures, die te kostbaar en complex zijn, op eigen initiatief hoeven te starten.

Aanmelden als gedupeerde

Net als bij vergelijkbare WAMCA-zaken hebben individuen de mogelijkheid om zich aan te melden als belanghebbenden of gedupeerden bij de Stichting. Indien de rechter een schadevergoeding toekent, kunnen deelnemers doorgaans aanspraak maken op een percentage van het toegekende bedrag, meestal rond de 75%. Als de rechtszaak niet succesvol is, zijn er geen kosten voor de deelnemers, aangezien de financiering van de rechtszaak wordt verzorgd door een procesfinancier, die een percentage van de eventuele schadevergoeding ontvangt.

Vragen als organisatie

Organisaties die vragen hebben over de naleving van AVG met betrekking tot het gebruik van MoPub of vergelijkbare AdTech-platforms, kunnen contact opnemen met onze IT/privacy expert Noa Rubingh. Noa [post_title] => Voormalig Twitter nu ook onderworpen aan massaschadeclaimprocedure [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => voormalig-twitter-nu-ook-onderworpen-aan-massaschadeclaimprocedure [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-09-18 13:19:09 [post_modified_gmt] => 2023-09-18 11:19:09 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=38695 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 38689 [post_author] => 46 [post_date] => 2023-09-18 10:13:22 [post_date_gmt] => 2023-09-18 08:13:22 [post_content] => In een recente uitspraak van de Hoge Raad wordt duidelijk gemaakt dat een werkgever niet altijd alle details van de reden(en) voor ontslag in een ontslagbrief hoeft op te nemen, zolang de medewerker maar begrijpt waarom hij ontslagen wordt. In de praktijk komt heel vaak voor dat een ontslagbrief (achteraf bezien) beter had kunnen worden opgesteld. Een onvolledige ontslagbrief kan als het ware worden gerepareerd doordat op een andere manier aan de werknemer duidelijk is gemaakt waarom hij wordt ontslagen. Marlies Hol licht toe.

Ontslag werknemer vanwege wangedragingen (waaronder grensoverschrijdend gedrag in whatsappberichten)

De zaak draaide om een medewerker die werd beschuldigd van diverse wangedragingen, waaronder schending van non-concurrentie- en relatiebedingen, vrouwonvriendelijke opmerkingen, en denigrerende uitlatingen over collega's. Deze verwijten waren in de ontslagbrief vaag geformuleerd, met verwijzingen naar talloze WhatsApp-berichten die het gedrag van de medewerker moesten aantonen. De werknemer beweerde dat hij niet begreep waarom hij werd ontslagen.

De inhoud van de ontslagbrief

Op 30 juni 2023 oordeelde de Hoge Raad dat de werkgever mocht verwijzen naar de uitwerking van de ontslagredenen in andere documenten en dat deze redenen niet gedetailleerd hoefden te worden gespecificeerd in de ontslagbrief (Hoge Raad 30 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:1008). Een cruciaal punt was dat de werkgever en werknemer voorafgaand aan het ontslag per e-mail hadden gecommuniceerd over de redenen voor het ontslag, waarbij de werknemer al inhoudelijk had gereageerd op de beschuldigingen. De Hoge Raad nam dit in overweging en concludeerde dat de werknemer wist waarvan hij werd beschuldigd. De uitspraak benadrukt dat de mededelingseis bij ontslag op staande voet niet beperkt blijft tot de ontslagbrief zelf, maar ook via andere documenten of communicatie kan worden voldaan. De werkgever moet ervoor zorgen dat de reden voor het ontslag voor de medewerker onmiddellijk duidelijk is. Kortom, het gaat niet alleen om wat er in de ontslagbrief staat, maar ook om hoe de werknemer de reden voor het ontslag begrijpt.

Wat moet in een ontslagbrief staan?

Overigens raad ik werkgevers af om dit risico op voorhand bewust te nemen, maar het kan een middel zijn om te voldoen aan de medelingseis. Vooral in een praktijk waar werkgevers eerst tot ontslag overgaan en daarna pas een advocaat inschakelen, kan de advocaat dankbaar gebruikmaken van eerdere contactmomenten met medewerker over de redenen voor ontslag. Toch raad ik aan om zorgvuldiger te zijn dan de normen die de Hoge Raad hier stelt, door een ontslagbrief op te stellen die geen ruimte laat voor twijfel. Denk aan verwijzen naar eerdere gesprekken met de werknemer (en maak daar een gespreksverslag van), het verwijzen naar een onderzoeksrapport over grensoverschrijdend gedrag of het citeren van enkele whatsappberichten als voorbeeld. Wat mij betreft geldt voor een ontslagbrief: beter goed gemaakt dan half gedaan. Marlies Hol [post_title] => Ontslag op staande voet: de reparatie van een ontslagbrief [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => ontslag-op-staande-voet-de-reparatie-van-een-ontslagbrief [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-09-18 10:13:22 [post_modified_gmt] => 2023-09-18 08:13:22 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=38689 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 38670 [post_author] => 84 [post_date] => 2023-09-15 11:16:54 [post_date_gmt] => 2023-09-15 09:16:54 [post_content] => Onlangs heeft het College voor de Rechten van de Mens (‘het College’) uitspraak gedaan over dating app Breeze en het algoritme dat daarvoor wordt gebruikt. Breeze had namelijk op eigen initiatief enkele vragen voorgelegd aan het College, waaronder de vraag of zij hun algoritme mochten aanpassen zodat mensen met een donkere huidskleur en van niet-Nederlandse afkomst even vaak aan andere gebruikers worden voorgesteld als mensen met een lichte huidskleur en van Nederlandse afkomst. Volgens het College is dit niet alleen toegestaan, maar ook verplicht. Interessant hierbij is dat Breeze in dergelijke gevallen bijzondere persoonsgegevens zoals etniciteit zal moeten gaan verwerken, wat in principe niet is toegestaan.

De achtergrond van de zaak

Het algoritme van Breeze:
  • is zelflerend en stelt gebruikers aan elkaar voor op basis van een "matchingskans" die aangeeft hoe waarschijnlijk het is dat twee gebruikers elkaar leuk vinden;
  • werkt volledig automatisch, zonder menselijke tussenkomst;
  • gebruikt informatie van gebruikersprofielen en "like"-gedrag van gebruikers als input, maar de exacte impact van dit “like”-gedrag voor de kans op een “match” is onbekend. Het vermoeden bestaat dat het algoritme de voorkeuren of het "like"-gedrag van gebruikers meeneemt in de berekening van de matchingskans.
Gebruikers van de app hebben opgemerkt dat de voorgestelde kandidaten weinig diversiteit vertonen. Breeze vermoedt dat gebruikers met een donkere huidskleur of niet-Nederlandse afkomst de app minder gebruiken vanwege het beperkte aantal matches, wat suggereert dat het algoritme doorgaans lagere matchingskansen berekent voor deze (doel)groep. Volgens Breeze blijkt uit wetenschappelijke artikelen dat mensen eerder de voorkeur geven aan partners met een vergelijkbare etnische achtergrond wanneer ze op zoek zijn naar een date of partner. Breeze vermoedt dat haar algoritme deze voorkeuren niet alleen oppikt, maar ook versterkt. Ondanks Breeze's inspanningen om diversiteit te promoten, blijft haar gebruikersbestand grotendeels homogeen, met voornamelijk gebruikers van lichte huidskleur en Nederlandse afkomst. Daarom wil Breeze haar algoritme veranderen om meer diversiteit in de app te creëren, door mensen met een donkere huidskleur en van niet-Nederlandse afkomst net zo vaak voorstellen aan andere gebruikers als mensen met een lichte huidskleur en van Nederlandse afkomst.

Oordeel van het College

Het College vermoedt dat het algoritme discrimineert, omdat de app minder vaak mensen met een donkere huidskleur of een niet-Nederlandse achtergrond voorstelt aan andere gebruikers. Hoewel persoonlijke voorkeuren voor bepaalde etnische achtergronden bij het daten niet noodzakelijk discriminerend zijn, zou - zelfs als er rekening wordt gehouden met deze voorkeuren - de matchingscore van mensen met een donkere huidskleur of niet-Nederlandse afkomst vermoedelijk hoger moeten zijn dan nu het geval is. Dit zorgt voor indirecte discriminatie. Volgens het instituut is Breeze niet alleen bevoegd om het algoritme aan te passen, maar ook verplicht om dit te doen, omdat discriminatie verboden is. Zelfs wanneer deze effecten kunnen worden toegerekend aan het algoritme en de exacte werking ervan niet volledig wordt begrepen door Breeze, dient laatstgenoemde haar verantwoordelijkheid te nemen voor het gebruikte algoritme en de daaruit voortvloeiende discriminerende effecten. Het College ziet deze maatregelen ter voorkoming van indirecte discriminatie niet als voorkeursbeleid. Deze maatregelen zouden gebruikers met een donkere huidskleur of een niet-Nederlandse afkomst geen bevoorrechte positie geven, maar zouden alleen een dreigend nadeel compenseren. Als gevolg hiervan zouden deze gebruikers niet vaker, maar even vaak worden gepresenteerd als andere gebruikers met een lichte huidskleur en Nederlandse afkomst.

Algoritme aanpassen

GDPR Bij het aanpassen van het algoritme staat Breeze voor de uitdaging om dit te doen zonder bijzondere persoonsgegevens zoals afkomst en huidskleur te verwerken. In principe verbiedt de AVG namelijk het verwerken van bijzondere persoonsgegevens, zoals etniciteit. Slechts onder bepaalde voorwaarden mogen dergelijke persoonsgegevens echter wel worden verwerkt. Breeze zou bijvoorbeeld kunnen aanvoeren dat de verwerking noodzakelijk is om redenen van zwaarwegend algemeen belang. De Uitvoeringswet AVG (UAVG) stelt dat het in sommige gevallen is toegestaan om etniciteit te verwerken om een tijdelijk voorkeursbeleid voor ondervertegenwoordigde groepen te implementeren. Het is echter twijfelachtig of een beroep op deze uitzonderingen in het onderhavige geval zal slagen. Daar komt nog bij dat het College in haar uitspraak niet heeft stil gestaan bij de wijze waarop Breeze haar algoritme wél AVG-proof zou kunnen maken. AI-wet Tot op zekere hoogte, in strikt noodzakelijke gevallen, staat de AI Act het toe dat aanbieders van AI-systemen met een hoog risico onder specifieke voorwaarden bijzondere categorieën van persoonsgegevens mogen verwerken. De voorgestelde uitzondering is echter op dit moment onvoldoende gekoppeld aan de waarborgen van de AVG en is niet specifiek genoeg om als effectieve verwerkingsgrondslag te fungeren. Zelfs als de AI-Act in werking is getreden, zou deze uitzondering daarom onvoldoende zijn om het onderhavige probleem te verhelpen. IAMA Om dergelijke risico's tot een minimum te beperken, kunnen de ontwikkelaars van AI-systemen overwegen om een Impact Assessment Mensenrechten en Algoritmes (IAMA) uit te voeren. Op deze manier kan tijdens de ontwerpfase al worden getest of het systeem genoeg bescherming biedt aan mensenrechten en dit soort obstakels in het algoritme kan ondervangen. Met een IAMA kunnen mensenrechtenrisico's worden vastgesteld en kan vervolgens het algoritme worden aangepast. Voor meer informatie en/of begeleiding bij het uitvoeren van een IAMA, verwijzen wij u graag naar onze expertisepagina: begeleiding bij het uitvoeren van een IAMA.

Andere gevallen

Het voorkomen van discriminatie binnen een algoritme is niet een uniek probleem voor Breeze: veel andere ontwikkelaars van AI-systemen zullen (binnenkort) met dit probleem kampen. Wordt u met hetzelfde probleem geconfronteerd en wilt u advies op maat over hoe u uw algoritme ethisch kunt aanpassen? Neem dan gerust contact op met Noa Rubingh en/of Robin Verhoef. Noa 1 [post_title] => Dating app Breeze verplicht om discriminatie binnen algoritme te voorkomen [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => dating-app-breeze-verplicht-om-discriminatie-binnen-algoritme-te-voorkomen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-09-15 11:16:54 [post_modified_gmt] => 2023-09-15 09:16:54 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=38670 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 38664 [post_author] => 6 [post_date] => 2023-09-14 15:19:51 [post_date_gmt] => 2023-09-14 13:19:51 [post_content] => De Consumentenbond heeft op 12 september 2023 haar dagvaarding tegen Google uitgebracht, in samenwerking met de Stichting Bescherming Privacybelangen. De partijen stellen dat Google op grote schaal de privacy-rechten van haar Nederlandse gebruikers schendt en niet transparant is over de gegevens die zij verzamelt. Meer specifiek stellen de partijen dat Google:
  • Zich niet zou houden aan de principes van dataminimalisatie en privacy by design and default. Google zou meer data verwerken dan noodzakelijk en haar infrastructuur niet hebben ontworpen met het oog op de bescherming van de privacybelangen van haar gebruikers.
  • Haar gebruikers niet (goed) zou informeren over hoe hun persoonsgegevens worden verwerkt. Gebruikers zouden namelijk niet voldoende op de hoogte zijn van wat Google allemaal verzamelt.
  • Persoonsgegevens zouden verwerken zonder een geldige verwerkingsgrondslag. De toestemming van gebruikers zou namelijk niet geldig zijn en Google zou ook geen gerechtvaardigd belang hebben.
  • Bijzondere persoonsgegevens zou verwerken ten behoeve van haar advertentiediensten, hetgeen in strijd zou zijn met het verwerkingsverbod uit artikel 9 AVG. Google zou namelijk bijzondere persoonsgegevens hebben verwerkt zonder daar expliciete toestemming voor te krijgen.
  • Persoonsgegevens zou doorgeven aan de Verenigde Staten (VS), hetgeen niet is toegestaan op grond van de AVG. Google biedt namelijk geen aanvullende waarborgen voor de gegevens die naar de VS worden verzonden, waardoor zij geen adequaat beschermingsniveau voor haar gebruikers kan garanderen.
  • Zich schuldig zou maken aan oneerlijke handelspraktijken. Google zou bijvoorbeeld dark patterns gebruiken om haar klanten te misleiden.
De eis van de partijen is simpel: naast het betalen van een schadevergoeding, willen zij dat Google zich aan de wet gaat houden en de privacy-rechten van haar gebruikers gaat respecteren. De partijen willen dat Google in dat kader haar werkwijze fundamenteel gaat veranderen, door onder andere:
  • Haar digitale infrastructuur opnieuw in te richt, waarbij de beginselen van privacy by design and default worden meegenomen.
  • Haar gebruikers nauwkeuriger te informeren over de data die verwerkt wordt.
  • Verwerkingsactiviteiten te baseren op rechtmatige verwerkingsgrondslagen.
  • Te stoppen met het delen van persoonsgegevens met de VS.

Wat kun je als Google-gebruiker?

Het is mogelijk om je aan te melden als belanghebbende/gedupeerde bij de Consumentenbond. Mocht de rechter een schadevergoeding toewijzen, dan krijg je als deelnemer +- 75% van het bedrag dat wordt uitgekeerd. Als de rechtszaak geen succes is, dan hoef je niks te betalen. Deze rechtszaak wordt namelijk gefinancierd door een procesfinancier die, als er een schadevergoeding wordt toegewezen, daar een percentage van ontvangt. Heb je vragen over het gebruik van Google binnen een bedrijf/onderneming en de waarborgen die je daarbij in acht moet nemen? Neem dan gerust contact op. Jos van der Wijst [post_title] => Consumentenbond start massaclaim tegen Google [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => consumentenbond-start-massaclaim-tegen-google [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-07-01 14:52:56 [post_modified_gmt] => 2024-07-01 12:52:56 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=38664 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 38656 [post_author] => 65 [post_date] => 2023-09-14 12:12:26 [post_date_gmt] => 2023-09-14 10:12:26 [post_content] => Medewerkers van universiteiten die in het kader van een dienstverband zelf een onderzoek uitvoeren welke leidt tot een uitvinding of de creatie van een werk, kunnen nog wel eens in de clinch liggen met de universiteit waar zij werkzaam zijn. Hier ligt vaak het intellectueel eigendomsrecht aan ten grondslag.

Arbeidsovereenkomst

In veruit de meeste gevallen zijn er bepalingen omtrent het intellectueel eigendomsrecht opgenomen in de arbeidsovereenkomst tussen de universiteit en haar medewerkers. Hierin is opgenomen aan wie welke IE-rechten toekomen wanneer er een nieuw werk ontstaat of een uitvinding is gedaan. In het geval er geen bepaling omtrent het intellectueel eigendomsrecht is opgenomen in de arbeidsovereenkomst, is onder meer artikel 7 van de Auteurswet van toepassing. Dit artikel bepaalt dat wanneer een werk tijdens een dienstverband is ontstaan, het auteursrecht op dat werk aan de werkgever toekomt. Wel moet het ontstane werk te maken hebben met of in het verlengde liggen van de werkzaamheden voor de universiteit. Wanneer je een college geeft en/of onderzoek doet naar AI en je een AI-toepassing ontwikkelt, ligt dit bijvoorbeeld in het verlengde van je werkzaamheden. De rechten op deze AI-toepassing komt in dat geval de universiteit toe, tenzij anders is bepaald in een (arbeids)overeenkomst.

Wat kan je doen?

In het geval je nog niet in dienst bent bij de universiteit is het mogelijk om vooraf middels een (arbeids)overeenkomst te bepalen dat de universiteit – mocht er intellectueel eigendomsrecht ontstaan – deze zal overdragen aan jou. Mocht je al in dienst zijn van een universiteit is het mogelijk om middels een overeenkomst met de universiteit het intellectueel eigendomsrecht overgedragen te krijgen. Let op, voor de overdracht van intellectuele eigendomsrechten zijn er voorwaarden aan verbonden. Overdracht van het auteursrecht moet bijvoorbeeld geschieden per akte. In de praktijk blijkt dat universiteiten welwillender zijn om intellectuele eigendomsrechten over te dragen aan hun werknemers die het werk ook hebben gecreëerd. In diverse gevallen verzoeken universiteiten als tegenprestatie een licentie voor het werk. Dit kan zijn zodat de universiteit het zelf kan gebruiken of omdat ze willen dat de studenten met het beschermd werk kunnen werken.

IE overeenkomst

Wanneer de universiteit bereid is om het intellectueel eigendomsrecht over te dragen, is het van belang om een goede overeenkomst hiervoor op te stellen. Met name om discussies achteraf te voorkomen. Alhoewel het mogelijk is om een IE overdrachtsovereenkomst zelf op te stellen, zolang deze voldoet aan de daarvoor geldende vereisten, adviseren wij om toch een jurist of advocaat te raadplegen. Mocht u vragen hebben over het intellectueel eigendomsrecht of over IE overdrachtsovereenkomsten, neem dan contact op met een van onze specialisten. Mustafa Kahya nieuw [post_title] => IE overeenkomst met de universiteit [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => ie-overeenkomst-met-de-universiteit [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-09-14 12:12:26 [post_modified_gmt] => 2023-09-14 10:12:26 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=38656 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 38629 [post_author] => 73 [post_date] => 2023-09-13 16:10:54 [post_date_gmt] => 2023-09-13 14:10:54 [post_content] => In een recente rechtszaak tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraar CZ is een belangrijke uitspraak gedaan over de zorginkooppraktijken in Nederland. De uitspraak heeft de praktijk van zorginkoop in Nederland beïnvloed. In dit artikel gaan we in op de rechtszaak en de verstrekkende gevolgen voor zorgaanbieders en cliënten in de langdurige zorgsector.

Achtergrond

De bekostiging van ggz-cliënten in de Wet langdurige zorg (Wlz) kent vanaf 2021 een integraal model en een modulair model. Integrale bekostiging in de gezondheidszorg is een benadering waarbij zorgverleners één vast tarief ontvangen voor het gehele zorgtraject van een patiënt, inclusief behandeling, medicijnen en andere diensten. Het modulaire bekostigingsmodel is bedoeld voor zorgaanbieders die woonzorg bieden aan cliënten en waar behandeling wordt geleverd door een andere zorgaanbieder. In dit geval verzorgen meerdere zorgaanbieders gezamenlijk de zorg voor een cliënt, waarbij de zorgaanbieder die de woonzorg levert een coördinerende rol vervult. Lees ook: woon-zorgovereenkomsten: is einde zorg ook einde huur? Met de wijziging van de Wlz is voorzien in overgangsrecht voor die gevallen waarin zorgaanbieders al zowel woonzorg als behandeling aanbieden aan hun cliënten. De ggz-behandeling van deze cliënten komt op grond van het overgangsrecht nog niet dwingend ten laste van de Wlz maar mag nog modulair worden bekostigd, dus vanuit de Zvw. Cliënten hebben het recht op vrije artsenkeuze. Het verplicht voorschrijven van integrale bekostiging heeft tot gevolg dat zorgaanbieders jaarlijks contracten zullen moeten sluiten met alle (huidige) behandelaars van hun cliënten. Dit is een enorme administratieve lastenverzwaring. Dit terwijl het uitgangspunt van het IZA is om naar een lastenvermindering te streven.

Beslissing modulaire bekostiging

Het geschil draaide om het zorginkoopbeleid van CZ voor de jaren 2024-2026. CZ wilde een verplichte integrale bekostiging van zorg invoeren en paste een korting van 20% toe op tarieven voor zorgprofielen Wonen 1 en 2. Deze maatregelen zouden al per 1 januari 2024 van kracht worden. Zorgaanbieders tekenden bezwaar aan, omdat zij vonden dat CZ hun keuzevrijheid beperkte en dat de korting onredelijk was. Dit leidde tot een juridische strijd tussen de partijen. Een cruciaal element van de uitspraak was dat CZ niet gerechtigd was om integrale bekostiging dwingend op te leggen aan alle zorgaanbieders. De rechter oordeelde dat CZ hiermee te ver vooruitliep op de beoogde beëindiging van het overgangsrecht door de overheid en daarmee buiten de grenzen van de haar toekomende beleidsvrijheid trad. De Minister van Volksgezondheid had al aangegeven dat deze overgang complexe uitvoeringsproblemen met zich bracht en dat er geen haast was bij de beëindiging ervan. De rechter benadrukte dat zorgaanbieders de keuze moesten behouden om voor modulaire bekostiging te kiezen tot in ieder geval 1 januari 2025. Dit betekent dat zorgaanbieders nog steeds kunnen kiezen om ggz-behandeling en algemene medische behandeling onder de Zvw te laten vallen, in plaats van het verplichte integrale bekostigingsmodel. Dit geeft zorgaanbieders de ruimte om rekening te houden met de specifieke behoeften en wensen van hun cliënten en voorkomt een onnodige administratieve lastenverzwaring. Met het oog op hun recht op vrije artsenkeuze kunnen cliënten naar huidig recht niet worden gedwongen om – zoals bij integrale bekostiging gebruikelijk is – naar centraal aangewezen zorgverleners over te stappen. Lees ook: De ouderenzorg in crisis

Beslissing tariefkorting

Een ander belangrijk aspect van de uitspraak was de tariefkorting die CZ wilde toepassen op de zorgprofielen Wonen 1 en 2. CZ meende dat deze korting noodzakelijk was om de uitstroom van cliënten van verblijf naar thuiszorg te stimuleren en zo de kosten van langdurige zorg te beperken. De rechter oordeelde echter dat CZ hiermee de keuzevrijheid van cliënten belemmerde en de financiële lasten volledig bij de zorgaanbieders legde. In de Wlz staat de keuzevrijheid van cliënten namelijk voorop, en dit omvat onder andere de keuze van de woonvorm en zorgaanbieder. CZ legde de gevolgen van deze keuzevrijheid volgens de rechter onterecht bij de zorgaanbieders neer. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat de korting daadwerkelijk zou bijdragen aan de beoogde extramuralisering van zorg. Daarnaast oordeelde de rechter dat CZ met de tariefkorting handelde in strijd met het zogenaamde proportionaliteitsbeginsel. Dit beginsel vereist dat de tarieven gebaseerd zijn op zorgvuldig onderzoek en rekening houden met de kostprijs van de zorg. De toegepaste korting werd echter opgelegd zonder goede onderbouwing en was onevenredig. De uitspraak betekent dat CZ verplicht is om het tariefpercentage NHC/NIC voor de zorgprofielen Wonen 1 en 2 voor het jaar 2024 te stellen op 100% van het maximumtarief zoals vastgesteld door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Dit zorgt ervoor dat zorgaanbieders hun diensten kunnen blijven aanbieden zonder een onevenredige financiële last.

Wat betekent dit voor de praktijk?

Deze uitspraak heeft belangrijke gevolgen voor de zorginkooppraktijk in Nederland:
  • Behoud van keuzevrijheid: Zorgaanbieders behouden de keuzevrijheid om te kiezen voor modulaire bekostiging, waardoor zij flexibeler kunnen inspelen op de behoeften van hun cliënten.
  • Financiële zekerheid: De tariefkorting op zorgprofielen Wonen 1 en 2 is van de baan, wat financiële zekerheid biedt aan zorgaanbieders die anders geconfronteerd zouden worden met ongedekte kosten.
  • Administratieve lastenverlichting: Zorgaanbieders worden beschermd tegen onnodige administratieve lasten die zouden ontstaan door de invoering van verplichte integrale bekostiging.
  • Cliëntgerichte zorg: De uitspraak benadrukt het belang van cliëntgerichte zorg en respect voor de keuzevrijheid van cliënten.
  • Overleg tussen partijen: De rechter dringt er bij zorgverzekeraars en zorgaanbieders op aan om in overleg te treden en oplossingen te vinden die zowel administratief haalbaar als in lijn zijn met de wet.

Conclusie

Met deze uitspraak is de integrale bekostiging van de langdurige zorg (voorlopig) van de baan. Op grond van het overgangsrecht hebben zorgaanbieders de keuzemogelijkheid om de kosten van ggz-behandeling en algemene medische zorg onder de Zvw te declareren. Het is niet te verwachten dat het overgangsrecht op korte termijn beëindigd wordt. Heeft u een zorgrechtelijke vraag? Neem gerust contact op met een van onze medewerkers! ECLI:NL:RBDA:2023:11878 Jody Esveldt [post_title] => Zorgkantoor CZ teruggefloten door de rechter [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => zorgkantoor-cz-teruggefloten-door-de-rechter [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-09-13 16:10:54 [post_modified_gmt] => 2023-09-13 14:10:54 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=38629 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 38616 [post_author] => 46 [post_date] => 2023-09-13 09:45:57 [post_date_gmt] => 2023-09-13 07:45:57 [post_content] => Opnieuw lezen we in de media dat een penningmeester van een lokale sportvereniging geld uit de kas heeft weten te ontvreemden. Marlies Hol leverde hierover een bijdrage aan en artikel van het Brabants Dagblad. Brabants Dagblad artikel In de meeste gevallen zijn de penningmeesters van een club personen die ook in hun werkende leven belangwekkende functies hebben, zoals accountant, bankier of financial controller; meestal functies waar een werkgever/ondernemer op vertrouwt. Heeft een dergelijk fraudegeval als vrijwilliger ook gevolgen voor zijn of haar betaalde baan en wat kan de werkgever van de penningmeester doen?

Ontslag in overweging

Van belang is de betaalde functie die de penningmeester bekleed. Zeker als de penningmeester een financiële positie bekleedt is er een probleem. Deze rol vereist een hoge mate van vertrouwen. Kan het gedrag als vrijwilliger van invloed zijn op zijn professionele positie? De werkgever kan twijfelen aan de integriteit van de medewerker en zich afvragen of de organisatie ook slachtoffer is geworden van financieel misbruik. Dit kan leiden tot de wens van werkgever om het dienstverband te beëindigen. Een ontslag is echter niet zomaar mogelijk. Werknemers worden in Nederland namelijk, ook in dit soort situaties, goed beschermd. Dat hangt, zoals wij advocaten graag zeggen, af van de omstandigheden van het geval. Een voorbeeld. Het is niet zonder meer mogelijk een medewerker te ontslaan die is veroordeeld en gedetineerd. Dat wordt pas anders als het strafbare gedrag waarvoor een werknemer wordt veroordeeld, verband houdt met zijn of haar werk. Denk aan een veroordeling voor een zedendelict en het werken met kinderen of kwetsbare mensen.

De eerste stappen: gesprek en onderzoek

Een eerste stap is het gesprek aangaan met de medewerker. De werkgever doet er verstandig aan om een onderzoek in te zetten om te bepalen of er ook op de werkvloer misstanden hebben plaatsgevonden. Komt uit dat onderzoek naar voren dat de penningmeester ook gefraudeerd heeft bij zijn werkgever, dan kan ontslag op staande voet worden overwogen. Tijdens het onderzoek kan de penningmeester worden geschorst om het onderzoek ook niet te frustreren.

Vertrouwen vervlogen

Een meer ingewikkelde situatie doet zich voor wanneer er geen concrete fraude op de werkvloer wordt aangetoond, maar de werkgever toch het vertrouwen in de werknemer verliest. De gelegenheid maakt de dief, toch? Hier rijst de vraag: als de werkgever geen vertrouwen heeft in de integriteit van de medewerker, is er dan nog sprake van een werkzame relatie? Als werkgever het dienstverband wil beëindigen vanwege een gebrek aan vertrouwen, dan zal hij de werknemer hoogstwaarschijnlijk een vergoeding verschuldigd zijn. Partijen kunnen een regeling met elkaar treffen, of de werkgever moet naar de rechter toe. Bij een rechter loopt de werkgever het risico dat er onvoldoende reden is voor ontslag. In dat geval blijft de werknemer dus in dienst. De werkgever zal dus duidelijk moeten maken dat de penningmeester als medewerker, zeker op die positie niet meer te handhaven is. Maar de penningmeester kan zich verweren en de uitkomst is zeker niet op voorhand duidelijk. Het doorlopen van de juiste stappen, ofwel het volgen van de juiste procedure, kan daarvoor doorslaggevend zijn. Bij soortgelijke ingewikkelde en vooral gevoelige kwesties kunt u contact opnemen met Marlies Hol. Marlies Hol 1 [post_title] => Fraude bij vrijwilligerswerk kan ook arbeidsrechtelijke gevolgen hebben [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => fraude-bij-vrijwilligerswerk-kan-ook-arbeidsrechtelijke-gevolgen-hebben [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-09-13 09:45:57 [post_modified_gmt] => 2023-09-13 07:45:57 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=38616 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 38550 [post_author] => 65 [post_date] => 2023-09-12 11:31:51 [post_date_gmt] => 2023-09-12 09:31:51 [post_content] => Het bedenken, creëren en lanceren van een nieuw merk gaat niet altijd zonder slag of stoot. Een merkstrategie bedenken is een lang proces. Vooral de eerste twee stappen, namelijk het bedenken en creëren van een merk. Immers zal het merk de identiteit van je onderneming, product of dienst worden.

Merkstrategie

Voor het bepalen van een merkstrategie zal een marketeer, merkstrateeg of designer met jou aan tafel zitten om de kernwaarden van je product of dienst te bepalen. Het merk zal het verhaal van je product of dienst duidelijk moeten maken. Dit creatieve proces kan leiden tot een nieuwe naam en logo. Deze nieuwe naam en het logo zullen de identiek van je product of dienst worden. Hiermee wil jij je graag onderscheiden van alle concurrenten. Je wilt dat je merk, je identiteit, het herkenningsteken wordt voor het publiek. Wanneer het publiek je merk en logo ziet, zal er een gevoel van vertrouwen en kwaliteit moeten ontstaan. Dit zal niet lukken wanneer een derde partij hetzelfde of een overeenstemmend merk of logo gebruikt voor dezelfde producten of diensten.

Merkenrecht

De oplossing hiervoor is een merkenrecht. Immers is het met een merkrecht mogelijk om derde partijen die een identiek of overeenstemmend merk en logo willen gebruiken voor dezelfde of overeenstemmende producten en diensten, te weren. Een merkrecht is een sterk recht waarmee je jouw nieuwe naam en logo kunt beschermen.

Belang voor marketeers

Een marketeer zal de nodige tijd besteden om in het creatieve proces een merk (en logo) te creëren dat goed aansluit bij de kernwaarden en de identiteit van de onderneming. Hedendaags wordt er steeds meer aandacht en waarde gehecht aan een merk. Dit kan ertoe leiden dat partijen die een nieuw merk willen lanceren tegen een ouder merk aanlopen met alle gevolgen van dien. Voor een marketeer is het van belang om goed onderzoek te (laten) doen om te achterhalen:
  • of het nieuwe teken in aanmerking komt voor een merkregistratie; en
  • of het nieuwe teken al als merk is geregistreerd; en
  • of het nieuwe teken al als handelsnaam wordt gebruikt.
Door vooraf de risico’s in kaart te brengen, kan de merkstrategie hierop aangepast worden. Een merkengemachtigde kan hier meerwaarde bieden. Door een merkengemachtigde te betrekken in de creatieve fase, kan de merkengemachtigde de marketeer adviseren over de juridische haalbaarheid van een teken als merk. Hiermee kan een marketeer voorkomen dat achteraf teleurstelling ontstaat als blijkt dat het teken niet als merk geregistreerd kan worden.

Conclusie

Niet alleen ondernemers, maar ook marketeers en designers doen er goed aan om gedurende het creatieve proces een merkgemachtigde te raadplegen om tijdig op de hoogte te zijn van eventuele risico’s. Hiermee kan een marketeer dubbel werk voorkomen en een weloverwogen keus maken om te vermijden dat zijn klant achteraf wordt teleurgesteld. BG.legal heeft hier twee specifieke diensten voor in het leven geroepen, namelijk de Marketinghulplijn en de Marketing Brainstormsessie. Interesse in het merkenrecht of de diensten van BG.legal? Neem dan contact op met Mustafa Kahya. Mustafa Kahya nieuw [post_title] => Merkstrategie en branding [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => merkstrategie-en-branding [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-09-12 11:31:51 [post_modified_gmt] => 2023-09-12 09:31:51 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=38550 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 38761 [post_author] => 60 [post_date] => 2023-09-21 16:36:58 [post_date_gmt] => 2023-09-21 14:36:58 [post_content] => Uit de tenzij-bepaling van artikel 6:265 lid 1 BW volgt dat alleen een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op ontbinding van een overeenkomst. Mogen partijen in hun overeenkomst ook een andere regeling voor ontbinding overeenkomen? De Hoge Raad boog zich over die vraag in een zaak tussen twee partijen die een (huur)overeenkomst aangingen. Zij weken in deze overeenkomst af van artikel 6:265 lid 1 BW. Hierbij stond de vraag of artikel 6:265 lid 1 BW van regelend recht is centraal.

De feiten

Twee partijen gaan eind juni 2018 een huurovereenkomst aan met betrekking tot een hotel in Cadzand-Bad. In deze huurovereenkomst is opgenomen dat de Verhuurder moet garanderen dat de exploitatie van het hotel voldoet aan de eisen van volksgezondheid en brandveiligheid. Daarnaast dienen ook alle overige veiligheidseisen en overheidsvoorschriften in acht te worden genomen. Alle ondersteunende apparatuur ten behoeve van de exploitatie van het hotel moeten naar gebruikelijke maatstaven ook goed functioneren. Uit de overeenkomst volgt dat de Huurder het recht heeft om de overeenkomst per direct te ontbinden indien de Verhuurder deze garanties niet of niet volledig nakomt. In dit geval heeft de Huurder ook recht op een opeisbare boete van € 50.000,00 per overtreding. Het staat hem dan ook vrij om schadevergoeding te vorderen als gevolg van de door de ontbinding geleden schade. Een paar maanden later, eind augustus 2018, ontdekt de Huurder dat er sprake is van overtreding van meerdere garanties. De Huurder stelt de Verhuurder hiervoor aansprakelijk en eist van de Verhuurder betaling van een schadevergoeding en boetes. In oktober 2018 ontvangt de Verhuurder een brief waarin de Huurder aangeeft de huurovereenkomst wegens het schenden van meerdere garanties te ontbinden en de exploitatie van het hotel per direct te staken.

De kantonrechter

De Huurder vordert bij de kantonrechter dat de Verhuurder wordt veroordeeld tot betaling van contractuele boetes en schadevergoeding. De Verhuurder verzoekt de kantonrechter daarentegen om uit te spreken dat de ontbinding niet gerechtvaardigd kan worden, waardoor deze geen stand houdt. Ook eist de Verhuurder dat de Huurder hierdoor veroordeeld wordt tot vergoeding van de schade die de Verhuurder door de ongerechtvaardigde ontbinding heeft geleden en nog zal lijden. Door de kantonrechter wordt vastgesteld dat bepaalde garanties door de Verhuurder overtreden zijn. De Verhuurder wordt veroordeeld tot betaling van contractuele boetes en er wordt een geldbedrag opgelegd uit hoofde van vrijwaring. Daarnaast oordeelt de kantonrechter dat de door Huurder ingeroepen ontbinding, gelet op de aard en omvang van de tekortkoming, niet gerechtvaardigd was. De Huurder wordt veroordeeld tot vergoeding van de als gevolg van de ongerechtvaardigde ontbinding geleden en nog te lijden schade.

Het Hof

Het Hof vernietigt de eerdere uitspraak ten aanzien van de door Verhuurder verbeurde boetes en de vrijwaring en verlaagt deze. Het Hof gaat verder mee in het oordeel van de kantonrechter en stelt dat ontbinding van de overeenkomst op 25 oktober 2018 door de Huurder niet gerechtvaardigd was. Door het Hof wordt aangevoerd dat artikel 6:265 lid 1 BW een tenzij-bepaling bevat. Deze bepaling stelt dat alleen een tekortkoming van voldoende gewicht, recht geeft op ontbinding van de overeenkomst. Deze maatstaf is gebaseerd op de redelijkheid en billijkheid, hierbij moet rekening gehouden worden met de omstandigheden van het geval. Volgens het Hof zijn de door de Huurder gestelde tekortkomingen in de nakoming niet van voldoende gewicht om ontbinding van de tussen de partijen gesloten overeenkomst op grond van artikel 6:265 lid 1 BW te kunnen rechtvaardigen.

De Hoge Raad

Bij de Hoge Raad wordt door de Huurder aangevoerd dat het Hof voorbij is gegaan aan het feit dat artikel 6:265 lid 1 BW van regelend recht is. Partijen hebben in hun overeenkomst afgeweken van de tenzij-bepaling van artikel 6:265 lid 1 BW, maar doordat deze bepaling van regelend recht is zou dit volgens de Huurder mogelijk moeten zijn. Aangezien het Hof heeft vastgesteld dat de Verhuurder bepaalde garantiebepalingen heeft overtreden, zou ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd moeten worden. Volgens de Huurder heeft het Hof de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden onterecht onderzocht aan de hand van de tenzij-bepaling van artikel 6:265 lid 1 BW. De Hoge Raad gaat hierin mee en oordeelt dat artikel 6:265 lid 1 BW inderdaad van regelend recht is. Hierdoor staat het partijen vrij om hier in hun overeenkomst vanaf te wijken. Partijen hebben in hun overeenkomst opgenomen dat de Huurder het recht heeft om de overeenkomst per direct te ontbinden indien de Verhuurder de in de huurovereenkomst opgenomen garanties niet (volledig) nakomt. Het Hof heeft eerder geoordeeld dat de Verhuurder inderdaad garantieverplichtingen overtreden heeft. Of de ontbindingsverklaring van de Huurder gerechtvaardigd kan worden, moet daarom worden onderzocht aan de hand van hetgeen partijen hierover zijn overeengekomen. Hiermee vernietigt de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het Hof. De zaak wordt door de Hoge Raad terug verwezen naar het Hof voor verdere behandeling en beslissing.

Conclusie

Artikel 6:265 lid 1 BW is volgens de Hoge Raad een bepaling van regelend recht. Deze bepaling is van toepassing op alle wederkerige overeenkomsten, waardoor het partijen bij het aangaan van dit soort overeenkomsten vrij staat om af te wijken van deze bepaling. Zij kunnen hierdoor andere afspraken maken over de ontbinding van de overeenkomst. In gevallen waarbij de overeenkomst ontbonden wordt, dient dan aan de hand van hetgeen partijen zijn overeengekomen te worden onderzocht of ontbinding gerechtvaardigd kan worden. Een tekortkoming van voldoende gewicht is dus niet altijd een vereiste voor ontbinding van de overeenkomst! Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met één van onze specialisten van de afdeling Ondernemingsrecht. Karlijn van der Meule nieuw 1 [post_title] => Ontbinding van een overeenkomst van regelend recht? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => ontbinding-van-een-overeenkomst-van-regelend-recht [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-09-21 16:38:11 [post_modified_gmt] => 2023-09-21 14:38:11 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=38761 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1413 [max_num_pages] => 142 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => e31a6ed3674bf1c55ce055d99010fccf [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
Uit de tenzij-bepaling van artikel 6:265 lid 1 BW volgt dat alleen een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op ontbinding van een overeenkomst. Mogen partijen in hun overeenkomst ook...
Lees meer
Een uitvinding kan via het octrooirecht maximaal twintig jaar worden beschermd. Voor geneesmiddelen geldt echter een uitzondering: indien een aanvullend beschermingscertificaat (“ABC”) wordt aangevraagd, kan de maximale termijn voor bescherming...
Lees meer
Op 14 september 2023 heeft de Stichting Databescherming (‘de Stichting’) haar dagvaarding uitgebracht tegen X (voorheen Twitter), waarin zij beweert dat X de privacy rechten van miljoenen Nederlandse gebruikers heeft...
Lees meer
In een recente uitspraak van de Hoge Raad wordt duidelijk gemaakt dat een werkgever niet altijd alle details van de reden(en) voor ontslag in een ontslagbrief hoeft op te nemen,...
Lees meer
Onlangs heeft het College voor de Rechten van de Mens (‘het College’) uitspraak gedaan over dating app Breeze en het algoritme dat daarvoor wordt gebruikt. Breeze had namelijk op eigen...
Lees meer
De Consumentenbond heeft op 12 september 2023 haar dagvaarding tegen Google uitgebracht, in samenwerking met de Stichting Bescherming Privacybelangen. De partijen stellen dat Google op grote schaal de privacy-rechten van...
Lees meer
Medewerkers van universiteiten die in het kader van een dienstverband zelf een onderzoek uitvoeren welke leidt tot een uitvinding of de creatie van een werk, kunnen nog wel eens in...
Lees meer
In een recente rechtszaak tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraar CZ is een belangrijke uitspraak gedaan over de zorginkooppraktijken in Nederland. De uitspraak heeft de praktijk van zorginkoop in Nederland beïnvloed. In...
Lees meer
Opnieuw lezen we in de media dat een penningmeester van een lokale sportvereniging geld uit de kas heeft weten te ontvreemden. Marlies Hol leverde hierover een bijdrage aan en artikel...
Lees meer
Het bedenken, creëren en lanceren van een nieuw merk gaat niet altijd zonder slag of stoot. Een merkstrategie bedenken is een lang proces. Vooral de eerste twee stappen, namelijk het...
Lees meer