Publicatie

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 11
            [news-type] => publicatie
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 11
            [news-type] => publicatie
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => publicatie
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => publicatie
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => publicatie
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 28
            [name] => Publicatie
            [slug] => publicatie
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 28
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 158
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 28
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (28)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 100, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 17487
                    [post_author] => 26
                    [post_date] => 2016-04-22 14:30:39
                    [post_date_gmt] => 2016-04-22 12:30:39
                    [post_content] => 
Inleiding
In het dagelijks leven komen iedere dag tientallen verbintenissen tot stand. Bij het aangaan van zo’n verbintenis kunnen opschortende voorwaarden gesteld worden. De werking van de verbintenis is dan afhankelijk van het in vervulling gaan van de voorwaarde, hetgeen een toekomstige en onzekere gebeurtenis betreft. Indien niet aan de voorwaarde wordt voldaan, zal de verbintenis niet in werking treden.
Artikel 6:23 lid 1 BW
Wanneer één van de bij de verbintenis betrokken partijen bij de niet-vervulling van de voorwaarde belang had, en deze partij de vervulling van de voorwaarde heeft belet, geldt de voorwaarde als vervuld indien de redelijkheid en billijkheid dit verlangen. Dit volgt uit artikel 6:23 lid 1 BW. De voorwaarde wordt derhalve geacht vervuld te zijn, wanneer de partij, die bij de niet-vervulling belang had, de toestand van het niet vervuld zijn van de voorwaarde teweeg heeft gebracht. Voor de beantwoording van de vraag of de redelijkheid en billijkheid verlangen dat de voorwaarde als vervuld geldt, zijn alle feiten en omstandigheden die betrekking hebben op de totstandkoming van de overeenkomst alsmede hetgeen partijen over en weer van elkaar mochten verwachten van belang.[1]
Arrest Hoge Raad d.d. 5 februari 2016
Zeer recent heeft de Hoge Raad een oordeel geveld over het al dan niet vervuld zijn van een aan een verbintenis verbonden voorwaarde, op grond van artikel 6:23 lid 1 BW. Feiten Eiser heeft de Gemeente Sittard-Geleen [hierna “Gemeente”] om een optie op een kavel in het Kantorenpark van de Gemeente verzocht. De Gemeente heeft deze optie verstrekt onder een aantal voorwaarden. Ten eerste dient Eiser de bouw van de opstallen van het perceel, aldus het kantoorpand, binnen 18 maanden na de levering te zijn gestart en dient deze bouw binnen een jaar nadien te worden voltooid. Ten tweede dient minstens de helft van het te bouwen kantoorpand te zijn verhuurd. In reactie op de concept koopovereenkomst heeft Eiser opgemerkt dat de termijn van 18 maanden relatief kort is gezien de huidige economische teruggang en de daarmee corresponderende afnemende vraag naar kantoorruimte. Eiser heeft de Gemeente verzocht om deze termijn te verlengen met tenminste één jaar. Daarnaast heeft Eiser de Gemeente geïnformeerd over de opzegging van Thuiszorg Westelijke Mijnstreek [hierna “Thuiszorg”], inhoudende dat zij geen gebruik zal maken van de door Eiser aangeboden kantoorruimte. Thuiszorg was een belangrijke potentiële huurder. Eiser wenst desondanks op korte termijn tot afname van de kavel over te gaan tegen de eerder afgesproken prijscondities, onder de voorwaarde dat een redelijke termijn kan worden overeengekomen waarbinnen aanvang kan worden gemaakt met de bouw. Nadat Eiser hierop geen reactie van de Gemeente heeft ontvangen, heeft Eiser de Gemeente gedagvaard en onder andere gevorderd dat de Gemeente wordt veroordeeld om mee te werken aan de levering van de kavel. Oordeel van de Hoge Raad Eiser legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij een huurder had, die door een ambtenaar van de Gemeente is “weggekaapt”, zodat de voorwaarde dat minstens 50% van het te bouwen kantoorpand moet zijn verhuurd, op grond van artikel 6:23 lid 1 BW moet worden geacht te zijn vervuld. De Gemeente heeft als verweer gevoerd dat zij niet gehouden was om de koopovereenkomst met Eiser aan te gaan omdat aan een tweetal voorwaarden daarvoor niet was voldaan. Ten eerste wilde Eiser niet akkoord gaan met [of kon niet voldoen aan] de bepaling dat binnen 18 maanden met de bouw moest worden begonnen en deze binnen een jaar moest zijn voltooid. Ten tweede had Eiser niet overeenkomstig de voorwaarde 50% van het te bouwen kantoorpand verhuurd.[2] Het Hof heeft overwogen dat vast is komen te staan dat de Gemeente het beleidsvoornemen had om de zorginstellingen te concentreren in een zorgboulevard. Voor Thuiszorg hing de belangstelling voor het door Eiser te ontwikkelen kantoorpand sterk samen met de aanvankelijke wens om zelfstandig te blijven ten opzichte van Orbis. Uiteindelijk heeft de Raad van Toezicht van Thuiszorg daar echter niet voor gekozen en is Thuiszorg toch opgenomen in Orbis, waarmee zij ook het huisvestingsbeleid van Orbis volgde en dientengevolge haar belangstelling voor het pand van Eiser verloor. Gelet op dit feit kan volgens de Hoge Raad niet worden geoordeeld dat de Gemeente de vervulling van de voorwaarde, dat 50% van het kantoorpand verhuurd zou zijn, in de zin van artikel 6:23 lid 1 BW heeft belet. Voor het beletten in de zin van die bepaling is vereist dat de niet-vervulling van de voorwaarde is veroorzaakt door toedoen van de partij die daarbij belang heeft. Indien, zoals in dit geval, de niet-vervulling van de voorwaarde haar oorzaak vindt in andere omstandigheden dan de gedragingen van die partij, is van beletten in de zin van artikel 6:23 lid 1 BW geen sprake. Dat bij de besluitvorming van Orbis en daardoor bij die van Thuiszorg mede het beleid van de Gemeente een rol heeft gespeeld om alle zorginstellingen op één plaats te huisvesten, is volgens de Hoge Raad onvoldoende voor het oordeel dat het terugtrekken door Thuiszorg als huurder door toedoen van de Gemeente is veroorzaakt. Dat terugtrekken berustte immers op een eigen afweging van Thuiszorg, terwijl niet valt in te zien dat de Gemeente zich van dat beleid zou hebben moeten onthouden. Het terugtreden van Thuiszorg als mogelijke huurder valt derhalve niet aan de Gemeente toe te rekenen. Vast staat dus dat Eiser niet heeft voldaan aan de voorwaarde dat 50% van het kantoorpand verhuurd zou zijn. Hieruit volgt volgens de Hoge Raad dat de Gemeente zonder meer mocht weigeren om de koopovereenkomst met Eiser aan te gaan, nu het gaat om een voorwaarde voor het kunnen uitoefenen van de optie.[3]
Goedkeuring College van B&W
Ook in het hierboven besproken arrest heeft de Gemeente de opschortende voorwaarde van goedkeuring door het College van B&W verbonden aan de koopovereenkomst met Eiser. Dit betrof niet één van de voorwaarden die in het betreffende arrest ter discussie stond, maar het betreft desondanks een voorwaarde die een nadere bespreking verdient. In zijn arrest van 1 juni 2012 heeft de Hoge Raad namelijk een oordeel geveld over de vraag of een dergelijke voorwaarde aangemerkt kan worden als een opschortende voorwaarde in de zin van artikel 6:21 BW, zodat in een voorkomend geval ook artikel 6:23 lid 1 BW van toepassing kan zijn. De Hoge Raad oordeelt dat artikel 160 lid 1 sub e Gemeentewet het College van B&W de bevoegdheid tot het aangaan van privaatrechtelijke handelingen toekent. Deze bevoegdheid sluit niet uit dat met instemming van het College van B&W onderhandelingen over een voorgenomen privaatrechtelijke rechtshandeling namens een gemeente door ambtenaren kunnen worden gevoerd en dat als resultaat van die onderhandelingen een rechtshandeling tot stand komt onder de voorwaarde van goedkeuring door het College van B&W. In een dergelijk geval kan een zodanige voorwaarde worden aangemerkt als een opschortende voorwaarde in de zin van artikel 6:21 BW, zodat ook artikel 6:23 lid 1 BW toepassing kan vinden. Daartoe is het niet nodig dat de onderhandelaars aan de zijde van een gemeente een mandaat van het College van B&W hebben om een gemeente te binden, omdat vanwege de opschortende voorwaarde de overeenkomst een gemeente pas bindt nadat de voorwaarde in vervulling is gegaan, of op grond van artikel 6:23 lid 1 BW geacht wordt in vervulling te zijn gegaan.[4]
Conclusie
Het uitgangspunt blijft een ieder in vrijheid kan onderhandelen en de onderhandelingen dus kan beëindigen als die niet leiden tot een aanvaardbaar resultaat. De twee bovenstaande uitspraken laten echter zien dat men, en dus ook een gemeente, zich bewust dient te zijn van de gevolgen van het verbinden van [opschortende] voorwaarden aan een overeenkomst. Indien de vervulling van een dergelijke voorwaarde door toedoen van één van de partijen wordt gefrustreerd, kan dit ertoe leiden dat de voorwaarde wordt geacht te zijn vervuld en er dus een overeenkomst tot stand gekomen is, waar beide partijen aan gebonden zijn. Dit is zelfs het geval indien de opschortende voorwaarde bijvoorbeeld de veelvuldig door een gemeente gebruikte voorwaarde van toestemming van het College van B&W betreft. [1] HR 26 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1737. [2] GH ‘s-Hertogenbosch 16 oktober 2007, ECLI:NL:GHSHE:2007:BB7385. [3] HR 5 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:200. [4] HR 1 juni 2012, LJN BV1748.                 Anne van der Steen Dit artikel is gepubliceerd in Juridisch up to Date, 1 april 2016. [post_title] => Een opschortende voorwaarde? Ben je bewust van de gevolgen ervan! [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => een-opschortende-voorwaarde-ben-je-bewust-van-de-gevolgen-ervan [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-23 11:26:26 [post_modified_gmt] => 2021-12-23 10:26:26 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=17487 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 10495 [post_author] => 16 [post_date] => 2016-03-14 11:34:16 [post_date_gmt] => 2016-03-14 10:34:16 [post_content] =>   Helaas blijken ongevallen met aangelijnde honden in de lift vaak voor te komen. Het Hof Den Bosch heeft onlangs geoordeeld over de aansprakelijkheid. Het betreft een man die een hond probeerde te redden en in  de liftschacht is gevallen. Hij liep ernstig letsel op. Gebeurtenis Een bewoonster van het appartementencomplex liep vanuit de centrale hal de lift op de begane grond in. Zij had een klein hondje bij zich aan de riem. Het betrof een zgn. uitschuifriem. Op het moment dat de liftdeuren zich sloten en de lift op het punt stond naar boven te vertrekken,  glipte het hondje terug de hal in. De vrouw kon niet voorkomen dat het hondje in de hal bleef , terwijl zij in de lift naar boven vertrok. De vrouw en het hondje bleven aan elkaar verbonden door middel van de riem. De vrouw zag nog kans  om de deblokkeerknop los te laten van de uitschuifriem, waardoor de lengte van de lijn groter  werd. Het hondje kwam niettemin klem te zitten in de rechterbovenhoek van de liftopening. Een andere vrouw in de hal zag het hondje in ademnood  en probeerde hem te bevrijden, hetgeen niet lukte. Volgens deze vrouw waren de liftdeuren geopend en was er geen lift te zien. Zij heeft niemand gezien die de liftdeuren heeft geopend. Omdat zij last had van hoogtevrees en hierdoor niet in staat was om verder te helpen riep zij om hulp. Er kwam een man aangerend maar nog voordat de vrouw aan kon geven dat er geen lift in de schacht was hij in de diepte van de schacht gevallen. Aansprakelijkheid De man stelt de eigenaar van het appartementencomplex  aansprakelijk  voor de gevolgen van het zware ongeval dat hem is overkomen. Volgens hem heeft de eigenaar een gevaarlijke situatie  geschapen door toe te staan dat met een aangelijnde hond gebruik wordt gemaakt van de lift. Een hondenlijn kan immers het sluiten van de deuren niet voorkomen. Oordeel Rechtbank De rechtbank  oordeelt echter dat de gevaarzettende situatie niet is ontstaan door toedoen of nalaten van de eigenaar van het appartementencomplex. De rechtbank oordeelt dat de opeenstapeling van gebeurtenissen een droevige samenloop van omstandigheden is , die redelijkerwijs niet voorzienbaar was.  Het slachtoffer gaat in hoger beroep. Oordeel Hof Den Bosch Uit onderzoeken door het Liftinstituut  blijkt dat de liftinstallatie in alle opzichten voldoet aan de  voorschriften.  Na technisch onderzoek blijkt  dat het niet anders kan  dan dat de liftdeur middels handkracht/externe kracht open is gemaakt. Volgens het Hof heeft het ongeval plaatsgevonden door een combinatie van menselijk handelen en een inschattingsfout. Het Hof acht de eigenaar van het appartementencomplex niet aansprakelijk. Waarschuwingspictogram Naar aanleiding van de vele ongevallen heeft het Liftinstituut sinds geruime tijd pictogrammen uitgegeven voor lifteigenaren die oproepen tot kort aanlijnen van de hond in de lift. Wellicht zijn er ook technische mogelijkheden om de lift hondveiliger te maken. Hopelijk zal dit leiden tot minder ongevallen. [post_title] => Man valt in liftschacht tijdens reddingspoging van een hondje. Woningbouwvereniging aansprakelijk? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => man-valt-liftschacht-tijdens-reddingspoging-hondje-woningbouwvereniging-aansprakelijk [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2017-01-31 11:36:35 [post_modified_gmt] => 2017-01-31 10:36:35 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=10495 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 10493 [post_author] => 16 [post_date] => 2016-02-08 11:26:49 [post_date_gmt] => 2016-02-08 10:26:49 [post_content] =>   Op 18 augustus 2005 gebeurt een verschrikkelijk ongeval waarbij een fietser blijvend letsel oploopt en haar dochtertje komt te overlijden. Vader claimt shockschade bij de aansprakelijke partij. Rechtbank Rotterdam doet op 16 december 2015 uitspraak. Het ongeval Een moeder fietst, met haar dochtertje achterop, op een fietsstrook langs de rijbaan. Een vrachtwagen met aanhangwagen raakt de fiets. De moeder komt hierdoor ten val. Het dochtertje komt onder de wielen van de vrachtwagen en overlijdt ter plaatse. Shock De vader heeft de sirenes gehoord en de traumahelikopter gezien. Hij was ongeveer 5 minuten nadat zijn verongelukte dochter en zwaar gewonde vrouw naar het ziekenhuis zijn gebracht op de plaats van het ongeval. Op het wegdek lagen nog bebloede lakens en stoffelijke overschotten van zijn dochter, die niet waren afgedekt. Zoals de dekens en lakens lagen kon zeer goed de illusie worden gewekt dat er nog iemand onder lag. Vader dacht dit ook. De agenten vertelden hem dat zijn vrouw zwaargewond was en zijn dochtertje overleden en overgebracht naar het ziekenhuis. Vader werd hevig geëmotioneerd naar het ziekenhuis gebracht. Psychisch letsel vader De vader heeft door het ongeval een PTSS [posttraumatisch stresssyndroom] en een depressie. Vader is hierdoor arbeidsongeschikt en krijgt een WIA uitkering. Vorderingen vader Op basis van shockschade vordert de vader smartengeld en materiële schade. Wat is shockschade? Shockschade is schade ten gevolge van psychisch letsel, veroorzaakt door de confrontatie met een ernstige gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is. Hier werd vader geconfronteerd met de plaats waar kort van te voren het ongeval had plaats gevonden. Voor een schadevergoeding is vereist dat een in de psychiatrie erkend ziektebeeld is vastgesteld. Vader heeft een PTSS en een depressie. Shockschade moet niet verward worden met affectieschade. Affectieschade is het verdriet om het verlies of letsel van een partner of naast familielid. Tot op heden is het niet mogelijk om affectieschade te claimen bij een aansprakelijke partij. Standpunt verzekeraar vrachtauto Naast de discussie over de aansprakelijkheid volgt er ook nog een onsmakelijke discussie over de shockschade met de verzekeraar van de vrachtauto. Deze verzekeraar stelt namelijk dat de vader een rouwreactie laat zien. De verzekeraar betwist de PTSS en stelt dat het geestelijk letsel van de vader is ontstaan door het gemis van zijn dochter; affectieschade dus. Oordeel rechtbank T.a.v. de aansprakelijkheid De vrachtwagenbestuurder heeft onrechtmatig gehandeld door op een plek in te halen waar onvoldoende ruimte was om de fietsster te passeren. Dit volgt uit een reconstructie. Er is dus sprake van overtreding van een verkeersnorm waardoor een ernstig verkeersongeval is veroorzaakt. de bestuurder is dus aansprakelijk voor het ontstaan van het ongeval. de verzekeraar zal de schade moeten voldoen. T.a.v. de shockschade Volgens de rechtbank is het voor deskundigen niet mogelijk om vast te stellen of de psychische klachten zijn veroorzaakt door de confrontatie met het ongeval/ongevalsgevolgen of door het gemis van zijn dochtertje. Op basis van de rapporten van de deskundigen en de verklaring van de politieagent, die de vader heeft opgevangen vlak na het ongeval, gaat de rechtbank uit van shockschade. De aansprakelijkheidsverzekeraar dient aldus de volledige shockschade te voldoen. De verzekeraar voerde ook nog aan dat zij alleen smartengeld  [immateriële schade]  diende te vergoeden. Volgens de rechtbank blijkt noch uit de wet noch uit eerdere uitspraken dat alleen smartengeld vergoed hoeft te worden. De rechtbank heeft zich thans dus expliciet uitgesproken over het feit dat ook materiële schade [bijvoorbeeld ziektekosten, loonschade e.d.]  van de vader vergoed moet worden. Ook oordeelt de rechtbank dat leed niet gesplitst kan worden. In eerdere uitspraken werd wel voorgesteld dit te doen op 50/50 basis. In dat opzicht dus een bijzondere [terechte] uitspraak voor shockschadeslachtoffers. [post_title] => Rechtbank Rotterdam: belangrijke uitspraak over shockschade [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => rechtbank-rotterdam-belangrijke-uitspraak-shockschade [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2017-01-31 11:31:12 [post_modified_gmt] => 2017-01-31 10:31:12 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=10493 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 10491 [post_author] => 16 [post_date] => 2016-01-18 11:20:51 [post_date_gmt] => 2016-01-18 10:20:51 [post_content] =>   Het is onder mensen die met regelmaat het vliegtuig pakken, inmiddels wel bekend dat een aanzienlijke vertraging een aardige financiële compensatie kan opleveren. Op basis van een Europese Verordening hebben passagiers van een vlucht die een vertraging ondervinden van vier uur, recht op compensatie van € 600,= per persoon. De luchtvaartmaatschappij is echter niet verplicht deze compensatie te bieden indien zij kan aantonen dat de annulering of vertraging het gevolg is van ‘buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen had kunnen worden’. Het zal niet tot veel verbazing leiden dat luchtvaartmaatschappijen zich met regelmaat op deze uitzonderingsgrond beroepen. Op 8 januari van dit jaar heeft de rechtbank Rotterdam zich nog maar eens uitgelaten over de vraag of een – in de praktijk veel voorkomende aanleiding voor vertraging –  technisch mankement een beroep op deze grond rechtvaardigt. Technisch probleem Een technisch probleem kan onder de genoemde uitzonderingsgrond vallen. Er moet dan sprake zijn van een technisch probleem dat voortvloeit uit gebeurtenissen die niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteit van de betrokken luchtvaartmaatschappij. Daarbij kan gedacht worden aan een verborgen fabricagefout of een beschadiging door sabotage of terrorisme. Met andere woorden: de luchtvaartmaatschappij heeft geen daadwerkelijke invloed op de oorsprong van  het technisch probleem. De luchtvaartmaatschappij zal moeten aantonen dat er sprake is van een dergelijke gebeurtenis. Oordeel rechter In de uitspraak van de rechtbank Rotterdam beroept de luchtvaartmaatschappij zich op de uitzonderingsgrond met als argument dat er sprake was van een onverwacht veiligheidsprobleem, bestaande in een technisch mankement. Er zou een probleem zijn met de brandstoftoevoer naar de motor. Nu die onderdelen voor het incident nog waren gecontroleerd deed het probleem zich ook onverwacht voor. De rechtbank overweegt vervolgens dat de vliegmaatschappij niet heeft aangetoond dat het defect het gevolg is van een buitengewone omstandigheid. De rechtbank stelt dan vervolgens dat in zijn algemeenheid heeft te gelden dat een technisch probleem moet worden aangemerkt als inherent aan de normale uitoefening van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij en er dus niet snel een beroep kan worden gedaan op de uitzonderingsgrond. Ook indien een luchtvaartmaatschappij heeft voldaan aan de voorgeschreven minimumvereisten voor onderhoud en veiligheid, betekent dat niet dat zij ‘alle redelijke maatregelen’ heeft genomen om het technisch probleem te voorkomen. De passagiers moeten dus worden gecompenseerd met € 600,= per persoon. Conclusie De regel is dat bij een vertraging van vier uur of meer een compensatie van € 600,= moet worden geboden. Slechts in uitzonderingsgevallen zal hier geen verplichting voor bestaan. De luchtvaartmaatschappij zal zich moeten beroepen op die uitzonderingsgrond en ook moeten bewijzen dat zich een dergelijke uitzonderingsgrond voordoet. Gelet op de rechtspraak zal een technisch mankement niet snel reden zijn om compensatie af te wijzen. [post_title] => Schadevergoeding na vertraagde vlucht, technisch mankement ‘noodtoestand’? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => schadevergoeding-vertraagde-vlucht-technisch-mankement-noodtoestand [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2017-01-31 11:23:36 [post_modified_gmt] => 2017-01-31 10:23:36 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=10491 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 1261 [post_author] => 16 [post_date] => 2015-10-27 00:00:00 [post_date_gmt] => 2015-10-27 00:00:00 [post_content] =>
  Een vrouw is in haar tuin door haar hond in haar rechterarm en haar rechterborst gebeten. Zij loopt hierbij letsel op. Zij acht haar echtgenoot voor 50% aansprakelijk voor de door het ongeval veroorzaakte schade. Afbeelding Aansprakelijkheidsverzekering particulieren [AVP] De vrouw en haar echtgenoot hebben een aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren afgesloten. Onderlinge aansprakelijkheid in geval van personenschade is ook gedekt. Hetgeen velen niet weten is dat je dus voor letselschade mogelijk een aanspraak kan doen op je eigen aansprakelijkheidsverzekering. Hiervan is veelal sprake als het ongeval en dus het letsel is toegebracht door een ander gezinslid. Aansprakelijkheid voor schade toegebracht door dieren [art. 6:179BW] De bezitter van een dier is aansprakelijk voor schade die het dier toebrengt aan anderen. Dit is een risicoaansprakelijkheid. De eigen energie van het dier moet de schade hebben toegebracht. En niet bijvoorbeeld een commando dat hij krijgt of opzettelijke uitlokking door het baasje. In deze zaak was hiervan geen sprake. Medebezitter 50% aansprakelijk? Het echtpaar heeft de hond gezamenlijk gekocht en zijn in gemeenschap van goederen getrouwd. Tevens gedragen zij zich ook beiden als bezitter van de hond. Er is aldus sprake van medebezit. De vrouw acht haar man dus voor de helft van de schade door de hondenbeet aansprakelijk op basis van medebezit. Rancune speelt hier overigens geen rol. Zij wenst aanspraak te maken op een uitkering op basis van hun gezamenlijke aansprakelijkheidsverzekering. Hangmat-arrest De vordering van de vrouw is geheel niet vreemd, gelet op het Hangmat-arrest: Een vrouw heeft in haar tuin een hangmat opgehangen aan een gemetselde pilaar. Nadat zij in die hangmat is gaan liggen is de pilaar kort boven de grond afgebroken. Zij heeft hierdoor zeer ernstig letsel opgelopen, namelijk een complete dwarslaesie. Samen met haar echtgenoot is ze eigenaar van de pilaar. De vrouw heeft met succes haar echtgenoot aangesproken. De Rechtbank stelde haar in het gelijk. Wel werd de aansprakelijkheid tot 50% beperkt, omdat de vrouw zelf ook voor de helft eigenaar is van de gebrekkige pilaar. De verzekeraar ging in hoger beroep. De Hoge Raad besliste echter hetzelfde als de Rechtbank en de verzekeraar heeft de [toekomstige]schade voor de helft moeten vergoeden. Oordeel Rechtbank in hondenbeet De rechtbank oordeelt in deze zaak anders. De Rechtbank acht de man niet aansprakelijk, ook niet voor 50%. Een bezitter van een dier wordt, aldus de rechtbank, geacht door het bezit het risico op schade impliciet te hebben aanvaard. De vrouw heeft een bewuste keuze gemaakt om [mede]bezitter van het dier te zijn en heeft daardoor het risico op schade aanvaard. Gelet op de uitspraak door de Hoge Raad in het hangmatarrest is het maar de vraag of dit oordeel van de Rechtbank inzake de hondenbeet stand houdt. Het lijkt tegenstrijdig dat medebezitters van een pilaar elkaar wel en medebezitters van een dier elkaar niet aan kunnen spreken. Het is afwachten op hoger beroep.

Edith de Koning-Witte / Rutger Boogers

Dit artikel is gepubliceerd in "De Uitstraling" oktober 2015.

[post_title] => Echtgenoot aansprakelijk voor hondenbeet bij zijn vrouw? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => echtgenoot-aansprakelijk-voor-hondenbeet-bij-zijn-vrouw [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-09-20 16:03:48 [post_modified_gmt] => 2016-09-20 14:03:48 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2015/10/27/echtgenoot-aansprakelijk-voor-hondenbeet-bij-zijn-vrouw/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 1235 [post_author] => 16 [post_date] => 2015-07-08 00:00:00 [post_date_gmt] => 2015-07-08 00:00:00 [post_content] =>
Wanneer een vergunning wordt verleend door een overheidsinstelling, bijvoorbeeld een omgevingsvergunning die de mogelijkheid biedt om te bouwen of een bouwwerk te gebruiken, dan bestaat vaak het beeld dat daarmee elk handelen van de vergunninghouder geoorloofd is zolang het handelen maar in overeenstemming is met de vergunning. Dit is echter niet juist en met regelmaat punt van discussie in de rechtspraak. Afbeelding Een vergunning vrijwaart de vergunninghouder niet tegen aansprakelijkheidsstellingen van die derden die als gevolg van het handelen van vergunninghouder schade lijden. Ik zal dit toelichten aan de hand van een illustratief voorbeeld. Partij A heeft een vergunning gekregen om een plas te dempen met huisvuil. Hiervoor is destijds een [hinderwet]vergunning afgegegven. Vlakbij de plas die gedempt wordt, heeft partij B een perceel waarop hij appels, peren en kersen teelt. Dit deed hij al jaren zonder overlast en problemen. Het dempen van de plas met huisvuil had echter een onbedoeld gevolg: het trok namelijk kraaien en roeken aan. Dat op zich was nog niet zo’n probleem, ware het niet dat deze kraaien en roeken zich tegoed deden aan de appels, peren en kersen die geteeld werden op het erf van partij B. Partij B had als gevolg daarvan nog nauwelijks opbrengsten van zijn oogst en leed dus aanzienlijke schade. De vraag is of partij A hiervoor aansprakelijk was, hij had immers gehandeld overeenkomstig de vergunning die aan hem was verleend. De rechter oordeelde dat het feit dat iemand een vergunning heeft, niet betekent dat hij niet onrechtmatig jegens een ander kan handelen. In dit geval was partij A dus aansprakelijk voor de schade die partij B had geleden. Daar doet ook niet aan af dat de bezwaren van partij B in de procedure van de vergunningverlening, werden afgewezen. Er zijn talloze voorbeelden in de rechtspraak te vinden waarin een vergunninghouder toch aansprakelijk is voor schade die een ander als gevolg van zijn handelen lijdt. Het is dus altijd goed om te realiseren dat het lijden van schade als gevolg van handelen conform een vergunning, onder omstandigheden op de vergunninghouder kan worden verhaald. Deze schade kan – zoals het voorbeeld ook laat zien – aardig oplopen. Dit artikel is gepubliceerd in "De Uitstraling" juli 2015
[post_title] => Aansprakelijk voor schade ondanks vergunning? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => aansprakelijk-voor-schade-ondanks-vergunning [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-09-20 16:05:32 [post_modified_gmt] => 2016-09-20 14:05:32 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2015/07/08/aansprakelijk-voor-schade-ondanks-vergunning/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 1265 [post_author] => 26 [post_date] => 2015-06-25 00:00:00 [post_date_gmt] => 2015-06-25 00:00:00 [post_content] =>
 
Franchise is een veel gebruikte vorm van samenwerking. Voorafgaand aan de totstandkoming van deze samenwerking wordt, vanzelfsprekend, onderhandeld over de inhoud van de overeenkomst, waarbij het verstrekken van omzetprognoses vaak voorkomt. Maar wat gebeurt er, als na het aangaan van de overeenkomst, de resultaten tegenvallen? Kan de franchisenemer dan rechten ontlenen aan de door de franchisegever verstrekte prognoses en de schade op de franchisegever verhalen?
Paalman/Lampenier-arrest
Het antwoord op deze vraag geeft de Hoge Raad in zijn Paalman/Lampenier-arrest uit 2002[1]. Ten eerste vloeit volgens de Hoge Raad uit de redelijkheid en billijkheid niet de algemene regel voort dat een franchisegever de verplichting heeft om de franchisenemer in te lichten over de te verwachten omzet of winstverwachting. Dit is slechts anders indien er sprake is van bijzondere omstandigheden. Ten tweede merkt de Hoge Raad op dat de enkele omstandigheid dat een partij bij de onderhandelingen de ander een rapport over de te verwachten omzet en winst heeft verstrekt, niet voldoende is om te stellen dat de franchisegever hiertoe verplicht was en er dus een verbintenis op hem rustte. Ook al verstrekt de franchisegever een rapport over de te verwachten omzet en/of winst aan de potentiële franchisenemer, heeft dit niet tot gevolg dat de franchisegever tekortschiet in de nakoming mocht deze omzet en/of winst later niet gerealiseerd worden door de franchisenemer. De Hoge Raad merkt tenslotte op dat de franchisegever die een rapport over de te verwachten omzet en/of winst aan zijn wederpartij verstrekt, onder omstandigheden onrechtmatig kan handelen. Dit is het geval indien de franchisegever weet dat het rapport ernstige fouten bevat en hij zijn wederpartij vervolgens niet op deze fouten wijst.
De gevolgen van een ondeugdelijke prognose
In een recente uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 3 december 2014[2] heeft de rechtbank de diverse mogelijkheden en onmogelijkheden voor de franchisenemer uiteengezet ten aanzien van het verbinden van consequenties aan het verstrekken van een ondeugdelijke prognose door de franchisegever in de precontractuele fase. De rechtbank zoekt hierbij aansluiting bij de algemene regels uit het hierboven door mij besproken Paalman/Lampenier arrest. Feiten Albert Heijn en een voormalig C1000 exploitant gaan een franchiseovereenkomst aan. Tijdens de onderhandelingen heeft Albert Heijn een omzetprognose laten opstellen door de hierin gespecialiseerde afdeling ‘Location Strategy’ binnen Albert Heijn. Albert Heijn heeft deze omzetprognose vervolgens verstrekt aan de franchisenemer. Op basis van deze cijfers zijn partijen de franchiseovereenkomst aangegaan. Na verloop van tijd blijkt dat de geprognotiseerde omzet ver afwijkt van de door de franchisenemer daadwerkelijk gerealiseerde omzet. De franchisenemer komt er vervolgens achter dat dezelfde afdeling van Albert Heijn aanvankelijk een omzetprognose had opgesteld met een veel lager resultaat, maar dat Albert Heijn deze prognose intern heeft gehouden en niet aan de franchisenemer heeft verstrekt. De franchisenemer stelt zich op het standpunt dat Albert Heijn een ondeugdelijke prognose heeft verstrekt en houdt Albert Heijn daarom aansprakelijk voor de schade. Ondeugdelijke prognose De eerste vraag die de rechtbank diende te beantwoorden is wanneer er sprake is van een ondeugdelijke prognose. Dat de gerealiseerde omzet achter blijft bij de omzetprognose betekent volgens de rechtbank niet zonder meer dat een prognose ondeugdelijk is. Dit kan immers ook te wijten zijn aan omstandigheden waarmee bij het opstellen van de prognose geen rekening kon en hoefde te worden gehouden. Er moet bekeken worden of de prognose op een zorgvuldige en deugdelijke wijze tot stand is gekomen. Albert Heijn heeft voor het verschil tussen de twee prognoses volgens de rechtbank geen afdoende verklaring gegeven. Albert Heijn zelf heeft uiteengezet dat zij bij de totstandkoming van de eerste prognose op zorgvuldige wijze rekening heeft gehouden met alle voor de specifieke positie van de franchisenemer geldende omstandigheden, die voor de beoordeling van de omzeteffecten van een formulewisseling van belang zijn. Dit betekent volgens de rechtbank dat ervan uit moet worden gegaan dat bij het opstellen van de aan de franchisenemer verstrekte prognose niet op diezelfde zorgvuldige wijze met deze relevante omstandigheden rekening is gehouden. Omdat deze prognose voor wat betreft de geprognotiseerde weekomzetten niet op basis van een zorgvuldig uitgevoerd vestigingsplaatsonderzoek is opgesteld, is de prognose ondeugdelijk. Toerekenbare tekortkoming in de nakoming van [precontractuele] verplichtingen De tweede vraag die de rechtbank diende te beantwoorden, is welke consequenties zij kan verbinden aan de ondeugdelijke prognose van Albert Heijn. Partijen moeten zich gedurende de precontractuele fase gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid, zodat zij hun gedrag mede moeten laten bepalen door elkaars gerechtvaardigde belangen. De rechtbank verwijst hierbij naar het Paalman/Lampenier-arrest en bevestigt nogmaals dat er geen algemene regel bestaat dat op de franchisegever de verbintenis rust om een franchisenemer in te lichten over de te verwachten omzet of winst. Daarom kan er ook geen sprake zijn van een tekortkoming in de nakoming en evenmin van een daaruit voortvloeiende verplichting tot schadevergoeding. Onrechtmatige daad Van een onrechtmatig handelen is sprake wanneer de franchisegever door of bij het aangaan van de franchiseovereenkomst heeft gehandeld in strijd met hetgeen in het maatschappelijke verkeer betamelijk is. Daarvoor is volgens de rechtbank meer nodig dan het enkele feit dat de omzetprognose niet op deugdelijke wijze tot stand is gekomen. De rechtbank verwijst wederom naar het Paalman/Lampenier-arrest waarin de Hoge Raad heeft beslist dat een franchisegever, die een rapport over de te verwachten omzet aan zijn wederpartij verstrekt, onrechtmatig handelt indien hij weet dat dit rapport ernstige fouten bevat en hij zijn wederpartij niet op die fouten wijst. In dit geval is niet gebleken dat daarvan sprake was. Dwaling Uit artikel 6:228 lid 1 sub c BW volgt dat een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en die bij een juiste voorstelling van zaken niet, althans niet op gelijke voorwaarden zou zijn gesloten, vernietigbaar is. Dit is het geval indien de dwaling is te wijten aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten. Artikel 6:228 lid 2 BW bepaalt voorts dat de vernietiging niet kan worden gegrond op een dwaling die voor rekening van de dwalende hoort te blijven. Omdat de omzetprognose onzorgvuldig tot stand is gekomen, ondeugdelijk is en de franchisenemer afgegaan is op deze prognose, is bij het aangaan van de franchiseovereenkomst de franchisenemer dus uitgegaan van een onjuiste voorstelling van zaken, die te wijten is aan de mededelingen van Albert Heijn. Nu de omzetprognose de kern vormt van een aantal belangrijke bepalingen in de franchiseovereenkomst is zeer aannemelijk dat de franchiseovereenkomst niet, althans niet op dezelfde voorwaarden zou zijn gesloten indien vooraf bekend was geweest dat de door Albert Heijn aan de franchisenemer verstrekte omzetprognose ondeugdelijk was. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de franchiseovereenkomst in beginsel vernietigbaar is op grond van dwaling. Deze dwaling behoefde volgens de rechtbank niet voor rekening van de franchisenemer te blijven. ‘Location Strategy’ is deskundig voor wat betreft vestigingsplaatsonderzoeken en het opstellen van prognoses voor [nieuwe] Albert Heijn vestigingen. De franchisenemer mocht volgens de rechtbank daarom afgaan op de door Albert Heijn geprognotiseerde omzet en er hoefde van haar niet verwacht te worden dat zij een eigen vestigingsplaatsonderzoek zou laten uitvoeren teneinde de door Albert Heijn verstrekte omzetprognose op juistheid te laten controleren. Opheffen nadeel In plaats van vernietiging van de overeenkomst op grond van de hiervoor besproken dwaling, is er nog een andere mogelijkheid. Uit artikel 6:230 lid 2 BW vloeit voort dat de rechtbank desgevraagd de gevolgen van een overeenkomst zodanig kan wijzigen dat het nadeel dat de dwalende heeft geleden wordt opgeheven. Uitgangspunt daarbij is dat de dwalende wordt gebracht in de situatie waarin hij zou hebben verkeerd als hij niet zou hebben gedwaald.
Conclusie
Is er sprake van het door de franchisegever verstrekken van een ondeugdelijk omzetprognose aan de franchisenemer in de precontractuele fase, dan lijkt het voor de franchisenemer weinig zinvol te zijn om zich te beroepen op een toerekenbare tekortkoming in de nakoming aan de zijde van de franchisegever. Op de franchisegever rust namelijk geen verbintenis om de betreffende informatie te verstrekken. De franchisenemer maakt meer kans op vergoeding van zijn schade door zich te beroepen op een onrechtmatige daad [indien de franchisegever wetenschap had van de door hem ondeugdelijke verstrekte informatie], maar meest kansrijk lijkt het leerstuk van dwaling te zijn.

[1] HR 25 januari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD7329.
[2] Rb. Noord-Holland 3 december 2014, NJF 2015/70. Dit artikel is gepubliceerd in Juridisch up to Date, nummer 13, 25 juni 2015.
[post_title] => Een ondeugdelijke omzetprognose, en nu? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => een-ondeugdelijke-omzetprognose-en-nu [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-23 11:31:53 [post_modified_gmt] => 2021-12-23 10:31:53 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2015/06/25/een-ondeugdelijke-omzetprognose-en-nu/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 1243 [post_author] => 16 [post_date] => 2015-06-08 00:00:00 [post_date_gmt] => 2015-06-08 00:00:00 [post_content] =>
Ze zijn aan de orde van de dag; bellende fietsers. Sommigen [gelukkig] met een koptelefoon maar de meesten rustig met één hand aan het stuur en de andere hand met de telefoon aan het oor. Weer anderen appen zelfs op de fiets. Minister Schultz ziet echter geen aanleiding om bellen en appen op de fiets te verbieden. Dus geen boete. Kan een fietser wel aansprakelijk worden gehouden voor de schade van een derde [automobilist] als het ongeval [mede] door het bellen is ontstaan? Afbeelding Strafrecht Bellen en appen op de fiets is dus niet verboden. Je krijgt hiervoor geen boete. Een reden waarom dit niet is ingesteld is dat handhaving praktisch niet mogelijk zou zijn, aldus minister Schultz. Zij heeft met name naar het buitenland gekeken. Bellen leidt echter wel af. Het voeren van een gesprek en het tegelijkertijd kunnen behouden van het overzicht over de verkeerssituatie is een utopie. Het kan gevaarlijke situaties opleveren, ook met één hand aan het stuur fietsen. Als je zo’n situatie veroorzaakt kan je wel een bekeuring krijgen. Civiel recht Een automobilist heeft een ongeval met een bellende fietser. Hoe zit het met de aansprakelijkheid? Uit art. 185 WVW, het beschermingsartikel voor fietsers en voetgangers, valt af te leiden dat bij een ongeval tussen een automobilist en een fietser de automobilist in beginsel aansprakelijk is. Slechts indien de bestuurder van het motorvoertuig kan aantonen dat er sprake is van overmacht is dit anders. Een beroep op overmacht slaagt maar zelden. Bijvoorbeeld als de automobilist in een woonwijk stapvoets rijdt en er komt een fietser met grote snelheid tussen geparkeerde auto’s vandaan kan er sprake zijn van overmacht. Als er geen sprake is van overmacht zal de automobilist bij een fietser vanaf 14 jaar minimaal 50% van de [letsel]schade moeten voldoen. Voor de overige 50% wordt gekeken of er redenen zijn dat dit deel van de schade voor rekening moet blijven van de fietser. Denk bijvoorbeeld aan het door rood licht rijden, geen voorrang verlenen etc. Hierbij wordt wel gekeken naar over en weer gemaakte fouten die hebben bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval, dit noemt men causale verdeling. Vervolgens volgt er eventueel nog een billijkheidscorrectie. Bijvoorbeeld bij ernstig letsel kan het zijn dat de schade van de fietser toch volledig wordt vergoed. Als de aanrijding mogelijk mede is ontstaan door het bellen van de fietser zal de automobilist dit moeten bewijzen. Hij zal moeten aantonen, bijvoorbeeld door getuigen, dat de fietser ten tijde van het ongeval gebruik maakte van de telefoon en dat dit gebruik het ongeval [mede] heeft veroorzaakt. Het alleen bellen op de fiets is dus niet voldoende om de aansprakelijkheid bij de fietser neer te leggen. Het CDA heeft zich hard gemaakt om bij ongevallen met bellende of ‘appende’ fietsers de aansprakelijkheid automatisch bij de fietser te leggen. Minister Schultz gaat ook hier niet in mee omdat fietsers ook al aansprakelijk kunnen worden gesteld op basis van de huidige regels. Dit is echter niet zo eenvoudig gelet op art 185 WVW. 50% van de schade van de fietser moet sowieso vergoed worden door de automobilist. Tevens blijft de bewijslast bij de automobilist. Hij moet aantonen dat er sprake is van gevaarlijk rijgedrag door het bellen en hierdoor het veroorzaken van het ongeval door de fietser.

Dit artikel is gepubliceerd in "De Uitstraling" juni 2015.

[post_title] => Bellen op de fiets niet strafbaar. Hoe zit het met aansprakelijkheid bij het ontstaan van een ongeval door bellende fietser? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => bellen-op-de-fiets-niet-strafbaar-hoe-zit-het-met-aansprakelijkheid-bij-het-ontstaan-van-een-ongeval-door-bellende-fietser [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-09-20 16:07:21 [post_modified_gmt] => 2016-09-20 14:07:21 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2015/06/08/bellen-op-de-fiets-niet-strafbaar-hoe-zit-het-met-aansprakelijkheid-bij-het-ontstaan-van-een-ongeval-door-bellende-fietser/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 1285 [post_author] => 26 [post_date] => 2015-05-19 00:00:00 [post_date_gmt] => 2015-05-19 00:00:00 [post_content] =>

Mr. Marc Heuvelmans verzorgt voor Euroforum een juridische bijdrage voor de nieuwsbrief "Juridisch up to date".

Deze keer over het onderwerp:

Rolreglementen Gerechtshoven 'Hoe lang blijft de pilot in de lucht?




 

Afbeelding
[post_title] => Juridisch up to Date [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => juridisch-up-to-date [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-06-22 07:31:39 [post_modified_gmt] => 2016-06-22 05:31:39 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2015/05/19/juridisch-up-to-date/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 1281 [post_author] => 16 [post_date] => 2015-05-11 00:00:00 [post_date_gmt] => 2015-05-11 00:00:00 [post_content] =>
De televisieprogramma’s ‘Red mijn vakantie’ en ‘Helse vakanties’ geven in extreme mate aan, dat vakanties niet altijd verlopen zoals verwacht. Het gaat met enige regelmaat mis, soms vanwege overmacht maar soms ook omdat reisorganisaties de klachten wel kunnen wegnemen maar dat simpelweg niet doen. Zo ook in een onlangs gepubliceerde zaak waarin reisorganisatie Corendon aansprakelijk werd gesteld voor een ongeval tijdens vakantie als gevolg van een lekkage in de doucheruimte van het hotel. Afbeelding

De casus In maart 2012 had een man met zijn echtgenote een reis naar Macedonië geboekt via Corendon. In de reis waren onder meer begrepen het vervoer en het verblijf van zeven dagen in een hotel. In het betreffende hotel was ook een reisleider van Corendon aanwezig. Op de tweede dag van de vakantie klaagt de man bij Corendon over het feit dat de douchecabine ‘onder water was gelopen’. In de dagen daarop verzoekt de man aan Corendon twee keer een andere kamer in verband met de wateroverlast. Tijdens de vijfde vakantiedag gaat het mis. De man komt in de doucheruimte ten val als gevolg waarvan hij letsel oploopt. De man stelt Corendon aansprakelijkheid voor de schade.

Corendon aansprakelijk? Hij beroept zich op een tekortkoming in de uitvoering van de reisovereenkomst. De rechtbank oordeelt dat het algemeen bekend is dat een natte tegelvloer over het algemeen glad is en er een reële kans bestaat op uitglijden en vallen. Die kans neemt ook toe naarmate er meer water en zeep op de tegels ligt. Zeker bij wat oudere mensen, zoals deze man. Reizigers mogen volgens de rechter verwachten dat de doucheruimte in een hotelkamer veilig is en de doucheruimte in het hotel voldeed dan ook niet aan eisen die daaraan gesteld mogen worden.

Voor de juridische beoordeling is vervolgens essentieel dat de man tweemaal heeft geklaagd bij de reisleider van Corendon. Door de reisorganisatie is de lekkage – ondanks een toezegging de problemen op te lossen – niet verholpen en evenmin heeft de man een andere kamer gekregen. Niet alleen heeft het hotel onzorgvuldig gehandeld, ook is Corendon aansprakelijk omdat niet is voldaan aan de verplichting een reiziger hulp en bijstand te verlenen.

Conclusie Indien een reiziger klachten heeft over zijn vakantie, is het altijd goed deze klachten te melden bij de reisorganisatie. Zoals uit deze uitspraak blijkt, rust op de reisorganisatie in beginsel een verplichting om de reiziger hulp en bijstand te verlenen, ook wanneer het om – op het eerste gezicht – relatief onschuldige klachten gaat. Een relatief onschuldige klacht waar geen gehoor aan wordt gegeven kan immers, zoals uit deze uitspraak blijkt, vervelende consequenties hebben.

Dit artikel is gepubliceerd in "De Uitstraling" mei 2015.

[post_title] => Is de reisorganisatie aansprakelijk na val in hotelkamer? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => is-de-reisorganisatie-aansprakelijk-na-val-in-hotelkamer [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-09-20 16:08:46 [post_modified_gmt] => 2016-09-20 14:08:46 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2015/05/11/is-de-reisorganisatie-aansprakelijk-na-val-in-hotelkamer/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 17487 [post_author] => 26 [post_date] => 2016-04-22 14:30:39 [post_date_gmt] => 2016-04-22 12:30:39 [post_content] =>
Inleiding
In het dagelijks leven komen iedere dag tientallen verbintenissen tot stand. Bij het aangaan van zo’n verbintenis kunnen opschortende voorwaarden gesteld worden. De werking van de verbintenis is dan afhankelijk van het in vervulling gaan van de voorwaarde, hetgeen een toekomstige en onzekere gebeurtenis betreft. Indien niet aan de voorwaarde wordt voldaan, zal de verbintenis niet in werking treden.
Artikel 6:23 lid 1 BW
Wanneer één van de bij de verbintenis betrokken partijen bij de niet-vervulling van de voorwaarde belang had, en deze partij de vervulling van de voorwaarde heeft belet, geldt de voorwaarde als vervuld indien de redelijkheid en billijkheid dit verlangen. Dit volgt uit artikel 6:23 lid 1 BW. De voorwaarde wordt derhalve geacht vervuld te zijn, wanneer de partij, die bij de niet-vervulling belang had, de toestand van het niet vervuld zijn van de voorwaarde teweeg heeft gebracht. Voor de beantwoording van de vraag of de redelijkheid en billijkheid verlangen dat de voorwaarde als vervuld geldt, zijn alle feiten en omstandigheden die betrekking hebben op de totstandkoming van de overeenkomst alsmede hetgeen partijen over en weer van elkaar mochten verwachten van belang.[1]
Arrest Hoge Raad d.d. 5 februari 2016
Zeer recent heeft de Hoge Raad een oordeel geveld over het al dan niet vervuld zijn van een aan een verbintenis verbonden voorwaarde, op grond van artikel 6:23 lid 1 BW. Feiten Eiser heeft de Gemeente Sittard-Geleen [hierna “Gemeente”] om een optie op een kavel in het Kantorenpark van de Gemeente verzocht. De Gemeente heeft deze optie verstrekt onder een aantal voorwaarden. Ten eerste dient Eiser de bouw van de opstallen van het perceel, aldus het kantoorpand, binnen 18 maanden na de levering te zijn gestart en dient deze bouw binnen een jaar nadien te worden voltooid. Ten tweede dient minstens de helft van het te bouwen kantoorpand te zijn verhuurd. In reactie op de concept koopovereenkomst heeft Eiser opgemerkt dat de termijn van 18 maanden relatief kort is gezien de huidige economische teruggang en de daarmee corresponderende afnemende vraag naar kantoorruimte. Eiser heeft de Gemeente verzocht om deze termijn te verlengen met tenminste één jaar. Daarnaast heeft Eiser de Gemeente geïnformeerd over de opzegging van Thuiszorg Westelijke Mijnstreek [hierna “Thuiszorg”], inhoudende dat zij geen gebruik zal maken van de door Eiser aangeboden kantoorruimte. Thuiszorg was een belangrijke potentiële huurder. Eiser wenst desondanks op korte termijn tot afname van de kavel over te gaan tegen de eerder afgesproken prijscondities, onder de voorwaarde dat een redelijke termijn kan worden overeengekomen waarbinnen aanvang kan worden gemaakt met de bouw. Nadat Eiser hierop geen reactie van de Gemeente heeft ontvangen, heeft Eiser de Gemeente gedagvaard en onder andere gevorderd dat de Gemeente wordt veroordeeld om mee te werken aan de levering van de kavel. Oordeel van de Hoge Raad Eiser legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij een huurder had, die door een ambtenaar van de Gemeente is “weggekaapt”, zodat de voorwaarde dat minstens 50% van het te bouwen kantoorpand moet zijn verhuurd, op grond van artikel 6:23 lid 1 BW moet worden geacht te zijn vervuld. De Gemeente heeft als verweer gevoerd dat zij niet gehouden was om de koopovereenkomst met Eiser aan te gaan omdat aan een tweetal voorwaarden daarvoor niet was voldaan. Ten eerste wilde Eiser niet akkoord gaan met [of kon niet voldoen aan] de bepaling dat binnen 18 maanden met de bouw moest worden begonnen en deze binnen een jaar moest zijn voltooid. Ten tweede had Eiser niet overeenkomstig de voorwaarde 50% van het te bouwen kantoorpand verhuurd.[2] Het Hof heeft overwogen dat vast is komen te staan dat de Gemeente het beleidsvoornemen had om de zorginstellingen te concentreren in een zorgboulevard. Voor Thuiszorg hing de belangstelling voor het door Eiser te ontwikkelen kantoorpand sterk samen met de aanvankelijke wens om zelfstandig te blijven ten opzichte van Orbis. Uiteindelijk heeft de Raad van Toezicht van Thuiszorg daar echter niet voor gekozen en is Thuiszorg toch opgenomen in Orbis, waarmee zij ook het huisvestingsbeleid van Orbis volgde en dientengevolge haar belangstelling voor het pand van Eiser verloor. Gelet op dit feit kan volgens de Hoge Raad niet worden geoordeeld dat de Gemeente de vervulling van de voorwaarde, dat 50% van het kantoorpand verhuurd zou zijn, in de zin van artikel 6:23 lid 1 BW heeft belet. Voor het beletten in de zin van die bepaling is vereist dat de niet-vervulling van de voorwaarde is veroorzaakt door toedoen van de partij die daarbij belang heeft. Indien, zoals in dit geval, de niet-vervulling van de voorwaarde haar oorzaak vindt in andere omstandigheden dan de gedragingen van die partij, is van beletten in de zin van artikel 6:23 lid 1 BW geen sprake. Dat bij de besluitvorming van Orbis en daardoor bij die van Thuiszorg mede het beleid van de Gemeente een rol heeft gespeeld om alle zorginstellingen op één plaats te huisvesten, is volgens de Hoge Raad onvoldoende voor het oordeel dat het terugtrekken door Thuiszorg als huurder door toedoen van de Gemeente is veroorzaakt. Dat terugtrekken berustte immers op een eigen afweging van Thuiszorg, terwijl niet valt in te zien dat de Gemeente zich van dat beleid zou hebben moeten onthouden. Het terugtreden van Thuiszorg als mogelijke huurder valt derhalve niet aan de Gemeente toe te rekenen. Vast staat dus dat Eiser niet heeft voldaan aan de voorwaarde dat 50% van het kantoorpand verhuurd zou zijn. Hieruit volgt volgens de Hoge Raad dat de Gemeente zonder meer mocht weigeren om de koopovereenkomst met Eiser aan te gaan, nu het gaat om een voorwaarde voor het kunnen uitoefenen van de optie.[3]
Goedkeuring College van B&W
Ook in het hierboven besproken arrest heeft de Gemeente de opschortende voorwaarde van goedkeuring door het College van B&W verbonden aan de koopovereenkomst met Eiser. Dit betrof niet één van de voorwaarden die in het betreffende arrest ter discussie stond, maar het betreft desondanks een voorwaarde die een nadere bespreking verdient. In zijn arrest van 1 juni 2012 heeft de Hoge Raad namelijk een oordeel geveld over de vraag of een dergelijke voorwaarde aangemerkt kan worden als een opschortende voorwaarde in de zin van artikel 6:21 BW, zodat in een voorkomend geval ook artikel 6:23 lid 1 BW van toepassing kan zijn. De Hoge Raad oordeelt dat artikel 160 lid 1 sub e Gemeentewet het College van B&W de bevoegdheid tot het aangaan van privaatrechtelijke handelingen toekent. Deze bevoegdheid sluit niet uit dat met instemming van het College van B&W onderhandelingen over een voorgenomen privaatrechtelijke rechtshandeling namens een gemeente door ambtenaren kunnen worden gevoerd en dat als resultaat van die onderhandelingen een rechtshandeling tot stand komt onder de voorwaarde van goedkeuring door het College van B&W. In een dergelijk geval kan een zodanige voorwaarde worden aangemerkt als een opschortende voorwaarde in de zin van artikel 6:21 BW, zodat ook artikel 6:23 lid 1 BW toepassing kan vinden. Daartoe is het niet nodig dat de onderhandelaars aan de zijde van een gemeente een mandaat van het College van B&W hebben om een gemeente te binden, omdat vanwege de opschortende voorwaarde de overeenkomst een gemeente pas bindt nadat de voorwaarde in vervulling is gegaan, of op grond van artikel 6:23 lid 1 BW geacht wordt in vervulling te zijn gegaan.[4]
Conclusie
Het uitgangspunt blijft een ieder in vrijheid kan onderhandelen en de onderhandelingen dus kan beëindigen als die niet leiden tot een aanvaardbaar resultaat. De twee bovenstaande uitspraken laten echter zien dat men, en dus ook een gemeente, zich bewust dient te zijn van de gevolgen van het verbinden van [opschortende] voorwaarden aan een overeenkomst. Indien de vervulling van een dergelijke voorwaarde door toedoen van één van de partijen wordt gefrustreerd, kan dit ertoe leiden dat de voorwaarde wordt geacht te zijn vervuld en er dus een overeenkomst tot stand gekomen is, waar beide partijen aan gebonden zijn. Dit is zelfs het geval indien de opschortende voorwaarde bijvoorbeeld de veelvuldig door een gemeente gebruikte voorwaarde van toestemming van het College van B&W betreft. [1] HR 26 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1737. [2] GH ‘s-Hertogenbosch 16 oktober 2007, ECLI:NL:GHSHE:2007:BB7385. [3] HR 5 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:200. [4] HR 1 juni 2012, LJN BV1748.                 Anne van der Steen Dit artikel is gepubliceerd in Juridisch up to Date, 1 april 2016. [post_title] => Een opschortende voorwaarde? Ben je bewust van de gevolgen ervan! [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => een-opschortende-voorwaarde-ben-je-bewust-van-de-gevolgen-ervan [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-23 11:26:26 [post_modified_gmt] => 2021-12-23 10:26:26 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=17487 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 158 [max_num_pages] => 16 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 93c007030882089ac1d92eb69f386e46 [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
Inleiding In het dagelijks leven komen iedere dag tientallen verbintenissen tot stand. Bij het aangaan van zo’n verbintenis kunnen opschortende voorwaarden gesteld worden. De werking van de verbintenis is dan...
Lees meer
  Helaas blijken ongevallen met aangelijnde honden in de lift vaak voor te komen. Het Hof Den Bosch heeft onlangs geoordeeld over de aansprakelijkheid. Het betreft een man die een...
Lees meer
  Op 18 augustus 2005 gebeurt een verschrikkelijk ongeval waarbij een fietser blijvend letsel oploopt en haar dochtertje komt te overlijden. Vader claimt shockschade bij de aansprakelijke partij. Rechtbank Rotterdam...
Lees meer
  Het is onder mensen die met regelmaat het vliegtuig pakken, inmiddels wel bekend dat een aanzienlijke vertraging een aardige financiële compensatie kan opleveren. Op basis van een Europese Verordening...
Lees meer
  Een vrouw is in haar tuin door haar hond in haar rechterarm en haar rechterborst gebeten. Zij loopt hierbij letsel op. Zij acht haar echtgenoot voor 50% aansprakelijk voor...
Lees meer
Share on twitter Share on linkedin Share on facebook More Sharing Services 0 Wanneer een vergunning wordt verleend door een overheidsinstelling, bijvoorbeeld een omgevingsvergunning die de mogelijkheid biedt om te...
Lees meer
Share on twitter Share on linkedin Share on facebook More Sharing Services 2   Franchise is een veel gebruikte vorm van samenwerking. Voorafgaand aan de totstandkoming van deze samenwerking wordt,...
Lees meer
Share on twitter Share on linkedin Share on facebook More Sharing Services 1 Ze zijn aan de orde van de dag; bellende fietsers. Sommigen [gelukkig] met een koptelefoon maar de...
Lees meer
19 mei 2015
BG.legal
Share on twitter Share on linkedin Share on facebook More Sharing Services 12 Mr. Marc Heuvelmans verzorgt voor Euroforum een juridische bijdrage voor de nieuwsbrief "Juridisch up to date". Deze...
Lees meer
Share on twitter Share on linkedin Share on facebook More Sharing Services 0 De televisieprogramma’s ‘Red mijn vakantie’ en ‘Helse vakanties’ geven in extreme mate aan, dat vakanties niet altijd...
Lees meer