Nooit geschoten is altijd mis: Tommy Hilfiger vs. Facebook uiteengezet

07 apr 2021

Facebook: tussen de advertenties door zie je soms nog eens een persoonlijk bericht op je tijdlijn. Oké, wellicht wat overdreven maar ik denk dat de meesten weten wat ik bedoel. Het is één van de verdienmodellen van Facebook.

Maar wat als die advertenties inbreuk maken op jouw intellectuele eigendomsrecht? Kun je Facebook dan aansprakelijk stellen? Of als je als ondernemer een advertentie plaatst via Facebook en daarmee inbreuk maakt op rechten van een ander, kan Facebook jouw contactgegevens dan afgeven? De rechtbank Den Haag oordeelde hier recent over.

Aansprakelijkheid tussenpersoon

Op 17 maart 2021 oordeelde de rechtbank Den Haag dat Facebook NAW-gegevens moet afgeven aan PVH Europe B.V. (eigenaar van het merk Tommy Hilfiger). Het betreft NAW-gegevens van partijen die via Facebook nep-advertenties plaatsen, waarin het merk en afbeeldingen van producten van Tommy Hilfiger werden (en worden) gebruikt.

In deze procedure probeert PVH in eerste instantie niet de (nep)adverteerder, maar Facebook aansprakelijk te stellen. PVH gooit (ogenschijnlijk in het kader van ‘nooit geschoten is altijd mis’) een arsenaal aan (IE-inbreuk)vorderingen in de strijd tegen Facebook.

Een interessante (30 pagina’s tellende) uitspraak, omdat vele aspecten van inbreuken op intellectuele eigendom (IE) en onrechtmatig handelen door een tussenpersoon aan de orde komen. Ook wordt het snijvlak tussen de bescherming van IE en het privacyrecht door de rechter beoordeeld.

Geen auteursrechtinbreuk

PVH stelt onder andere dat Facebook inbreuk zou maken op het auteursrecht van Tommy Hilfiger door het gebruik van afbeeldingen van Tommy Hilfiger in de nepadvertenties. De rechter is echter van mening dat hier geen sprake van kan zijn. Door het faciliteren van de advertentieruimte is nog geen sprake is van een “nieuwe mededeling” door Facebook. Het is niet Facebook die de inbreukmakende afbeeldingen plaatst, maar de adverteerder. Facebook is dan ook niet op de hoogte van de inhoud van de advertenties. Indien daar wel sprake van zou zijn geweest, zou Facebook mogelijk wel auteursrechtinbreuk plegen.

Geen merkinbreuk

Ook is er geen sprake van merkinbreuk door Facebook. Wederom omdat Facebook de merken niet zelf gebruikt voor haar eigen commerciële activiteiten. Juist de adverteerders gebruiken de merken zonder toestemming van PVH.

Geen onrechtmatig handelen door faciliteren advertentieruimte

Ook het faciliteren van de advertentieruimte is onvoldoende reden om Facebook aansprakelijk te kunnen houden voor de nepadvertenties. Omdat Facebook volgens de rechter een neutrale tussenpersoon is, ondanks dat zij advertenties actief screent voor het plaatsen daarvan, komt zij in aanmerking voor de uitsluiting van aansprakelijkheid in artikel 6:196c BW. De rechter oordeelt daarbij dat het feit dat Facebook preventieve maatregelen neemt tegen inbreukmakende content, dit haar niet tegen mag worden geworpen in de zin dat zij niet zou kwalificeren als neutrale tussenpersoon (hetgeen wel aansprakelijkheid tot gevolg zou kunnen hebben). Bovendien heeft de screening door Facebook geen invloed op de inhoud van de advertenties.

Geen verplichting tot treffen meer maatregelen

Ten slotte wijst de rechter de vordering, dat Facebook meer maatregelen zou moeten nemen om de IE-inbreuken te voorkomen, af. Naar het oordeel van de rechter doet Facebook, in tegenstelling tot het vonnis van de kort geding rechter te Amsterdam, al voldoende om IE-inbreuken te voorkomen. Dit onder andere door de screenings die Facebook uitvoert voorafgaand aan het plaatsen van een advertentie.

Afgifte NAW-gegevens

PVH stelt ook dat Facebook onrechtmatig gehandeld heeft door het niet afgeven van de NAW-gegevens van de nep-adverteerders nadat PVH hierom  heeft verzocht. Om te beoordelen of er sprake is van onrechtmatig handelen dient eerst beoordeeld te worden of de persoonsgegevens afgegeven dienden te worden. Dit toetst de rechter, ook in deze uitspraak, nog altijd aan de vereisten uit het Lycos/Pessers-arrest van de Hoge raad uit 2005.

Dit zijn de volgende vereisten:

  • Het is voldoende aannemelijk dat de content (in dit geval de nep-advertenties) schadelijk is jegens de derde (in dit geval PVH);
  • De derde (PVH) heeft een reëel belang bij de verkrijging van de NAW-gegevens van de inbreukmaker;
  • Het is aannemelijk dat er geen minder ingrijpende mogelijkheid bestaat om de NAW-gegevens te achterhalen; en
  • Een afweging van de betrokken belangen van de derde (PVH), de serviceprovider (Facebook) en de persoon die onrechtmatig handelt brengt mee dat het belang van de derde (PVH) behoort te prevaleren.

In de uitspraak gaat de rechter snel voorbij aan de eerste drie vereisten, aangezien zij het aannemelijk vindt dat hier aan is voldaan. Maar ook aan het vierde vereiste is volgens de rechter voldaan.

Overwegingen rechter verplichting afgifte NAW-gegevens

De rechter overweegt dat vaststaat dat de adverteerders inbreuk maken op de IE-rechten van PVH. Ook wordt er met de creditcardgegevens, die de adverteerders genereren doordat consumenten op de advertenties klikken en bestellingen plaatsen, creditcardfraude gepleegd. Het gaat hierbij niet om eenmalige inbreuken, maar inbreuken die herhaaldelijk plaatsvinden. Ten slotte heeft Facebook in haar algemene voorwaarden opgenomen dat inbreuk op rechten van derden niet is toegestaan en dat dit kan leiden tot afgifte van de NAW-gegevens. Bij het aanmaken van de advertentie(accounts) is de adverteerder akkoord gegaan met deze algemene voorwaarden van Facebook. Hier tegenover staat het evidente belang van PVH om de inbreukmakende praktijken een halt toe te roepen.

Op basis van deze belangenafweging is Facebook dan ook verplicht de NAW-gegevens af te staan.

Lycos Pessers vs. AVG

Opvallend is dat er ook aandacht wordt besteed aan de vraag  of de Lycos/Pessers-leer (die dateert uit 2005) nog voldoende actueel is en tegemoetkomt aan de vereisten zoals vastgelegd in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De rechter gaat bij deze beoordeling mee in de redenering van de PG Drijber in een recente conclusie bij de Hoge Raad.

Op basis van de AVG moet de rechtmatigheid van het verstrekken van persoonsgegevens (in dit geval het verstrekken van de NAW-gegevens door Facebook aan PVH) worden gebaseerd op één van de zes in de AVG vastgelegde grondslagen (artikel 6 lid 1 AVG ). Een van deze grondslagen is een “nationale wettelijke verplichting” (artikel 6 lid 1 sub c AVG). De rechter overweegt in dezen dat een vordering die is gebaseerd op een onrechtmatige daad (wettelijke vastgelegd in artikel 6:162 BW) een dergelijke nationale wettelijke verplichting kan zijn en dus afgifte van NAW-gegevens rechtvaardigt. Bovendien wordt door de belangenafweging in het vierde vereiste in de Lycos/Pessers-leer de lat voldoende hoog gelegd om de privacybelangen van een inbreukmaker te beschermen.

Grondslag afgifte NAW-gegevens PVH vs. Facebook

Echter oordeelt de rechter vervolgens dat de NAW-gegevens mogen worden afgegeven op grond een ander grondslag, namelijk een gerechtvaardigd belang (artikel 6 lid 1 onder f), en niet op grond van de nationale wettelijke verplichting (artikel 6 lid 1 onder c) waar zij het eerder over heeft in deze uitspraak. Door het akkoord gaan met de algemene voorwaarden, is de adverteerder de namelijk geïnformeerd dat de gegevens die van hem of haar worden verzameld ook kunnen worden gebruikt ter bestrijding van IE-inbreuken en voor dat doel kunnen worden afgegeven. Volgens de rechter is de afgifte dan ook noodzakelijk en verenigbaar met het doel waarvoor de gegevens zijn verzameld.

In het kader van deze uitspraak is het mij niet volledig duidelijk waarom de redenering van de heer Drijber wordt aangehaald. Dit lijkt niet direct relevant te zijn aangezien de afgifte rechtmatig wordt geacht op basis van een andere grondslag. Te meer doordat de strijdigheid met de AVG geen verweer van Facebook lijkt te zijn tegen de afgifte van de NAW-gegevens. Desalniettemin een interessante passage.

Meer weten?

Frédérique Kuiper is advocaat en gespecialiseerd in het intellectuele eigendomsrecht en privacyrecht. Zij houdt zich in de dagelijks praktijk bezig met vragen op het gebied van IE(-inbreuken). Ook ondersteunt zij ondernemingen bij het implementatie van de privacywetgeving (de AVG).  

Heeft u vragen? Neem vrijblijvend contact op.