Een belangrijke oorzaak van het faillissement
Bestuurders van een failliete rechtspersoon die door de curator aansprakelijk zijn gesteld, bevinden zich in een lastige positie om aannemelijk te maken dat niet de eigen nalatigheid maar een andere omstandigheid een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest. De Hoge Raad heeft in een arrest van 9 juli 2021 de mogelijkheden voor bestuurders om met succes andere oorzaken te noemen verruimd.[1]
Achtergrond
Het bestuur van de rechtspersoon is onder meer verplicht een boekhouding te voeren waarin op elk moment de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon kunnen worden gekend. Voldoet het bestuur niet aan deze verplichting, dan heeft het zijn taak onbehoorlijk vervuld. Gaat de rechtspersoon vervolgens failliet, dan wordt deze onbehoorlijke taakvervulling als een belangrijke oorzaak van het faillissement beschouwd. Als belangrijke veroorzaker van het faillissement loopt het bestuur het risico privé aansprakelijk te zijn voor de schulden in het faillissement.
De bewijspositie van de bestuurders
Uiteraard kunnen er andere omstandigheden spelen die het faillissement hebben veroorzaakt. Als het bestuur niet heeft voldaan aan haar boekhoud- en/of deponeringsverplichting, dan ligt het op de weg van de bestuurders om aannemelijk te maken dat deze andere omstandigheden het faillissement hebben veroorzaakt. In veel gevallen wijzen bestuurders op externe omstandigheden (buiten het bestuur liggend). In het arrest van de Hoge Raad van 9 juli 2021 wordt duidelijk dat ook interne handelingen (door een bestuurder) een belangrijke oorzaak van het faillissement kan zijn.
Wat gebeurde er in de casus bij de Hoge Raad?
In de casus bij de Hoge Raad had één van de bestuurders vrijwel al het werkkapitaal van de rekening van de rechtspersoon gehaald. Enkele maanden later volgde het faillissement van de rechtspersoon. Het weghalen van het werkkapitaal vormt volgens de overige bestuurders en de latere boekhouder van de rechtspersoon een belangrijke oorzaak van het faillissement en dus niet de onbehoorlijke taakvervulling van het bestuur. De Hoge Raad bevestigt het standpunt van de overige bestuurders dat bestuurders ook handelingen van een andere bestuurder kunnen aanvoeren als belangrijke oorzaak van het faillissement, ook al vormen deze handelingen op zichzelf geen onbehoorlijke taakvervulling.
Tot slot
Wordt u als bestuurder aansprakelijk gesteld door een curator, laat u dan goed adviseren om te zien wat de mogelijkheden zijn om het standpunt van de curator te weerleggen.
[1] Hoge Raad 9 juli 2021 ECLI:NL:HR:2021:1099