WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[paged] => 0
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] => all
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
[0] => 68
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1472
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND wp_posts.post_author IN (68) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 0, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 45336
[post_author] => 68
[post_date] => 2025-07-23 14:36:31
[post_date_gmt] => 2025-07-23 12:36:31
[post_content] => Merkrechten zijn er in allerlei verschillende soorten, niet alleen als naam of logo. Zo kan een (combinatie van) kleur in beginsel een merk zijn, maar daarvoor moeten wel wat hordes genomen worden. Dat ondervond het Oostenrijkse energiebedrijf OMV AG (“OMV”), dat probeerde een blauw-groene kleurcombinatie als merk te registreren binnen de Europese Unie. In deze blog lees je of OMV erin slaagde om deze kleuren succesvol als merkrecht te registreren.
De aanvraag
OMV wilde een internationale merkregistratie verkrijgen voor een specifieke combinatie van gentiaanblauw en geelgroen, bestemd voor producten zoals brandstoffen, additieven, waterstof en bijbehorende diensten zoals tankstations en installatieactiviteiten. OMV deed dat met een beroep op een Oostenrijks merk dat al eerder was geregistreerd.
Toch werd deze merkaanvraag door het EUIPO (het Europese merkenbureau) geweigerd, omdat het merk volgens het EUIPO niet onderscheidend genoeg was. Vervolgens heeft OMV beroep ingesteld tegen de beslissing van het EUIPO, maar ook de Kamer van Beroep wees dat af. De kleurencombinatie werd gezien als decoratief in plaats van als een teken van commerciële herkomst.
Het oordeel van het Gerecht
OMV probeerde tot slot haar gelijk te halen bij het Gerecht van de Europese Unie. Ook hier werden alle bezwaren van OMV van tafel geveegd. Het Gerecht oordeelde dat de Kamer van Beroep haar beslissing voldoende had gemotiveerd. Er was terecht gekeken naar hoe de kleuren blauw en groen gecombineerd zijn, hoe het merk in de praktijk wordt gebruikt en welke indruk dit op het publiek maakt. Omdat deze kleuren relatief veel voorkomen in de energiesector, zowel afzonderlijk als samen, zal het publiek ze niet snel koppelen aan één specifieke aanbieder. Dat OMV als enige precies deze tinten gebruikt, maakt het merk niet automatisch onderscheidend.
Volgens het Gerecht maakt een decoratief uiterlijk een merk niet automatisch ongeldig, maar dat het ook niet per se bijdraagt aan de kernfunctie van een merk: het aangeven van de commerciële herkomst. Het argument dat vergelijkbare kleurmerken eerder zijn toegelaten, werd afgewezen. Elke aanvraag wordt afzonderlijk beoordeeld en eerdere toelatingen bieden geen garantie op succes. OMV verliest de zaak en verkrijgt geen merkrecht op de kleurencombinatie.
Conclusie
Uit deze kwestie volgt dat het mogelijk is om een kleurmerk te verkrijgen, maar dat dit geen eenvoudige taak is. Er moet sprake zijn van een duidelijk onderscheidend vermogen en het relevante publiek moet het als merk kunnen herkennen — iets wat bij gangbare kleuren in een sector moeilijk te bewijzen is.
Heeft u vragen over het merkenrecht? Of zou u graag een merk willen registreren? Neem contact op met een van onze specialisten.
[post_title] => Kleuren als merk: verkrijgt OMV’s blauw-groene kleurcombinatie een merkrecht?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => kleuren-als-merk-verkrijgt-omvs-blauw-groene-kleurcombinatie-een-merkrecht
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-07-25 09:57:51
[post_modified_gmt] => 2025-07-25 07:57:51
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=45336
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 45262
[post_author] => 68
[post_date] => 2025-07-03 15:33:22
[post_date_gmt] => 2025-07-03 13:33:22
[post_content] => Hoe negatief mag een klant zich online uitlaten over de dienstverlening van een bedrijf? Die vraag stond centraal in een recente rechtszaak tussen energie-makelaar Fluent Energy en een voormalige klant. In deze blog lees je hoe de rechtbank Den Haag in deze kwestie oordeelde.
Waar ging de zaak over?
Fluent Energy is een tussenpersoon die namens klanten energiecontracten afsluit, onder andere namens Gulf Gas and Power. Een klant van Fluent Energy – de gedaagde in deze kwestie – had in 2023 zo’n contract afgesloten, maar al snel weer opgezegd. Wat volgde was een conflict over een opzegvergoeding en dat gedaagde verschillende negatieve reviews op Trustpilot postte.
De reviews waren stevig van toon. Termen als "oplichters", “boeven” en "wurgcontract", werden niet geschuwd. De klant riep anderen op zich bij hem aan te sluiten in juridische stappen tegen Fluent Energy, en heeft hij deelgenomen aan de uitzending van Radar waarin, onder meer, de dienstverlening van Fluent Energy onderwerp is geweest.
Fluent Energy vond dat te ver gaan. Het bedrijf spande een rechtszaak aan en eiste dat de reviews verwijderd bleven, dat er geen nieuwe negatieve uitlatingen zouden volgen én een schadevergoeding van €50.000. Volgens het bedrijf werden de grenzen van de vrijheid van meningsuiting overschreden en was er sprake van laster en reputatieschade.
Wat oordeelde de rechter?
De rechtbank maakte een zorgvuldige belangenafweging tussen het recht op bescherming van de eer en goede naam van Fluent Energy en het recht op vrije meningsuiting van de gedaagde. Daarbij kwam de rechter tot het oordeel dat de reviews niet onrechtmatig zijn. Ondanks het scherpe taalgebruik, waren de uitingen gebaseerd op eigen ervaringen en onderbouwd met feiten. Verder stelde de rechtbank dat het gebruiken van termen als ‘oplichters’ en ‘boeven’ in deze kwestie valt binnen de grenzen van vrije meningsuiting, zeker omdat de reviews in deze kwestie zijn geplaatst in de context van kritiek op zakelijk handelen. Verder is het op zoek gaan naar mede-gedupeerden en deelnemen aan publieke uitzendingen zoals Radar toegestaan.
Conclusie
Dit vonnis laat weer eens zien dat rechters wat terughoudend zijn met het laten verwijderen van online reviews. Dat is begrijpelijk: de vrijheid van meningsuiting weegt zwaar, zeker als de review gebaseerd is op persoonlijke ervaringen en feiten. Maar dat betekent niet dat negatieve reviews altijd door de beugel kunnen. In sommige gevallen zijn er wél aanknopingspunten om op te treden – bijvoorbeeld bij aantoonbaar onjuiste of beschadigende uitlatingen. Het is daarom belangrijk om zorgvuldig te beoordelen of een review de grenzen overschrijdt. Wij denken graag mee over een doordachte aanpak: van juridische analyse tot een strategie om reputatieschade te beperken.
Heeft uw onderneming last van negatieve reviews? Neem gerust contact met me op.
[post_title] => Rechter bevestigt: ook stevige reviews kunnen rechtmatig zijn
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => rechter-bevestigt-ook-stevige-reviews-kunnen-rechtmatig-zijn
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-07-03 15:33:22
[post_modified_gmt] => 2025-07-03 13:33:22
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=45262
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 45179
[post_author] => 68
[post_date] => 2025-06-19 11:27:41
[post_date_gmt] => 2025-06-19 09:27:41
[post_content] => Op 11 maart 2025 deed de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2025:1477) uitspraak in een kort geding. Dit was aangespannen door Stichting Casa Latina tegen een groep ondernemers. Sinds 2022 organiseren deze ondernemers feesten onder dezelfde naam. Beide partijen gebruiken dus de naam "Casa Latina", maar met een ander doel. De stichting bevordert culturele en maatschappelijke participatie van Latijns-Amerikaanse vrouwen. De gedaagden organiseren commerciële dansfeesten met Latijns-Amerikaanse muziek.
De stichting vreesde verwarring bij het publiek. Zij vorderde onder meer dat gedaagden het gebruik van de naam zouden staken.
Wanneer is er sprake van handelsnaamgebruik?
In deze zaak stond de vraag centraal of gedaagden "Casa Latina" als handelsnaam gebruikten. En zo ja, of dit leidde tot verwarringsgevaar met de oudere naam van de stichting. Gedaagden voerden aan dat zij de naam alleen gebruikten voor hun diensten. Volgens hen is dat geen handelsnaamgebruik, zoals gebruikelijk is in de evenementenbranche.
De rechter dacht daar anders over. Het gebruik van een domeinnaam waarop evenementen worden aangekondigd en tickets worden verkocht, kwalificeert wél als handelsnaamgebruik. De naam “Casa Latina” werd duidelijk en prominent op de website gepresenteerd. De werkelijke handelsnaam van gedaagden kwam daar niet op voor. In de ogen van het publiek fungeerde "Casa Latina" dus als handelsnaam.
Geen verwarring ondanks identieke naam
Toch wees de voorzieningenrechter de vorderingen van de stichting af. De handelsnamen zijn identiek. Ook de domeinnamen verschillen nauwelijks. Toch achtte de rechter verwarringsgevaar onvoldoende aannemelijk. De activiteiten en doelgroepen van beide partijen verschillen namelijk sterk.
De stichting bevordert participatie van Latijns-Amerikaanse vrouwen in de Nederlandse samenleving, vooral in Utrecht. De commerciële partij organiseert dansfeesten in onder meer Amsterdam, Rotterdam en Utrecht. De feesten richten zich op een jong uitgaanspubliek tussen de 18 en 30 jaar. Er is geen specifieke culturele of maatschappelijke focus. Het draait om muziek, dans en entertainment, niet om cultuurbevordering.
Volgens de rechter is de overlap in naam, en een enkel geval van verwarring – zoals een feestganger die per ongeluk contact zocht met de stichting – onvoldoende voor een verbod. Zulke vergissingen zijn verklaarbaar. Ze kwamen voort uit het aanvankelijk ontbreken van duidelijke contactgegevens op de website van gedaagden. Dat is inmiddels hersteld.
Belangenafweging en praktische gevolgen
Bij de beoordeling speelde ook de opgebouwde reputatie van gedaagden een rol. Zij hadden overtuigend aangetoond dat zij onder de naam "Casa Latina" bekendheid hadden verworven. Het wijzigen van die naam zou leiden tot verlies van goodwill. De stichting kon daarentegen niet goed aantonen dat haar belangen echt werden geschaad door het gebruik van de naam.
De rechter wees ook de andere vorderingen van de stichting af. Hieronder vielen de schadevergoeding, overdracht van de domeinnaam en staking van vermeende onrechtmatige handelspraktijken. De stichting werd veroordeeld in de proceskosten, begroot op € 8.995,-.
Conclusie
Deze uitspraak laat zien dat het gebruik van een identieke handelsnaam niet automatisch leidt tot een verbod voor de andere partij. Doorslaggevend is of er daadwerkelijk verwarringsgevaar bestaat bij het relevante publiek. Dat hangt sterk af van de aard van de ondernemingen en hun doelgroep.
Wilt u weten hoe uw handelsnaam effectief beschermd kan worden of juridisch advies over een mogelijke handelsnaaminbreuk? Neem dan gerust contact op met een van onze specialisten. Neem dan gerust contact op met een van onze specialisten.
[post_title] => Verwarringsgevaar bij handelsnamen: Casa Latina vs. Casa Latina
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => verwarringsgevaar-bij-handelsnamen-casa-latina-vs-casa-latina
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-06-19 11:27:41
[post_modified_gmt] => 2025-06-19 09:27:41
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=45179
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 45074
[post_author] => 68
[post_date] => 2025-05-21 14:10:51
[post_date_gmt] => 2025-05-21 12:10:51
[post_content] => De bescherming van ontwerpen zorgt ervoor dat anderen het niet klakkeloos over kunnen nemen. Op gebruiksvoorwerpen kunnen (vooralsnog) verschillende intellectuele eigendomsrechten rustten, zoals het auteursrecht en het modellenrecht. Op Europees niveau wordt flink gediscussieerd over of, en zo ja wanneer, een gebruiksvoorwerp auteursrechtelijke bescherming kan genieten. Een werk moet namelijk oorspronkelijk zijn, waarbij de maker vrije en creatieve keuzes heeft gemaakt. Terwijl bij gebruiksvoorwerpen, veel aspecten van het ontwerp al ‘vastliggen’ vanwege de functionaliteit.
De Europese Advocaat-Generaal (AG) Szpunar heeft in de conclusie van 8 mei 2025 belangrijke uitleg gegeven over de auteursrechtelijke bescherming van gebruiksvoorwerpen. De belangrijkste punten uit deze conclusie komen aan bod in deze blog.
De aanleiding
Al eerder, in het Cofemel-arrest, oordeelde het HvJ EU dat voor toegepaste kunst dezelfde originaliteitstest geldt als voor andere werken. Tegelijkertijd benadrukte het HvJ EU dat zulke werken alleen in beperkte gevallen auteursrechtelijke bescherming mogen krijgen, om het evenwicht met het modellenrecht te bewaren. De volgende drie vragen vormden kortweg de aanleiding van de recente conclusie over de bescherming van gebruiksvoorwerpen:
- Moeten er strengere eisen worden gesteld aan de toetsing van de oorspronkelijkheid van werken van toegepaste kunst?
- Moet bij de toetsing van oorspronkelijkheid (mede) worden uitgegaan van de subjectieve visie van de maker op het scheppingsproces? En moeten vrije en creatieve keuzes bewust gemaakt worden?
- Is bij de toetsing van oorspronkelijkheid beslissend of de artistieke schepping objectief tot uitdrukking is gekomen? Kunnen daarbij omstandigheden worden meegenomen zoals de presentatie ervan in kunsttentoonstellingen of musea of de erkenning ervan in vakkringen?
Oftewel: gelden er strengere eisen voor de bescherming van gebruiksvoorwerpen? En hoe subjectief en objectief dient de oorspronkelijkheid vastgesteld te worden?
De kern: wat is een auteursrechtelijk beschermd ‘werk’?
Volgens het auteursrecht is een voorwerp een auteursrechtelijk beschermd ‘werk; als het een eigen intellectuele schepping is van de maker. Een werk moet de persoonlijkheid van de maker weerspiegelen, doordat het uitdrukking geeft aan zijn of haar vrije en creatieve keuzes. Deze keuzes moeten zichtbaar zijn in het uiteindelijke ontwerp. Dit wordt ook wel het originaliteitscriterium genoemd.
Geen extra eisen voor gebruiksvoorwerpen
Het auteursrecht moet niet te gemakkelijk worden toegekend aan werken van toegepaste kunst. Het originaliteitscriterium, dat rekening houdt met de feitelijke beperkingen op creativiteit in de context van werken van toegepaste kunst, moet strikt worden toegepast, aldus de AG. Dit betekent echter niet dat er strengere eisen gelden voor de oorspronkelijkheid van gebruiksvoorwerpen zoals meubels, oftewel werken van toegepaste kunst, dan voor andere werken. Dit is een geruststelling voor ondernemers. Een stoel wordt dus op dezelfde manier beoordeeld als een schilderij. Zolang het ontwerp vrije en creatieve keuzes bevat, kan het auteursrechtelijke bescherming genieten.
Vrije keuzes
Er moet dus sprake zijn van ‘vrije keuzes’ van de maker. De AG maakt daarbij duidelijk dat niet-vrije keuzes:
- zijn ingegeven door technische of andere beperkingen; of
- het resultaat zijn van ofwel zuiver utilitaire overwegingen, ofwel methoden of normen die gewoonlijk bij de vervaardiging van de betrokken voorwerpen worden gebruikt; of
- volstrekt onbeduidend of banaal zijn.
Creatieve keuzes
Naast de vrije keuzes moet ook sprake zijn van ‘creatieve keuzes’.
Dit zijn volgens de AG niet:
- keuzes zijnde kopiëen van bestaande werken;
- vakkundige of ambachtelijke keuzes;
- triviale variaties;
- voor de hand liggende keuzes;
- keuzes die bestaande trends volgen; of
- keuzes die bepaald worden door functionele doelen.
De mogelijkheid om vrije keuzes te maken, leidt niet tot een vermoeden van creatieve keuzes. De creatieve keuzes moeten de persoonlijkheid van de ontwerper weerspiegelen in de uiteindelijke uitvoering van het ontwerp. Hieruit moet blijken dat het werk van de ontwerper zich onderscheidt van dat van andere ontwerpers.
Oorspronkelijkheid
Verder kunnen de volgende omstandigheden in overweging worden genomen bij de uiteindelijke beoordeling van de oorspronkelijkheid van het betrokken voorwerp:
- de bedoeling van de ontwerper tijdens de creatie en zijn inspiratiebronnen;
- het gebruik van (al dan niet) gangbare modellen;
- de waarschijnlijkheid dat onafhankelijk van het betrokken voorwerp een gelijkaardig voorwerp wordt gemaakt; en
- de erkenning van het voorwerp in vakkringen.
Deze omstandigheden zijn echter niet doorslaggevend. De rechter beoordeelt telkens objectief of er sprake is van een oorspronkelijk werk.
In het geval van werken van toegepaste kunst is de vrijheid van de ontwerpers relatief klein door verschillende beperkingen en schaarste aan creatieve elementen. Toch kunnen zeer gelijkaardige of identieke keuzes van verschillende auteurs creatief zijn en sluit de mogelijkheid dat een gelijkaardig voorwerp onafhankelijk wordt gemaakt, een gebruiksvoorwerp niet uit van auteursrechtelijke bescherming.
Let wel, dat een voorwerp tentoon wordt gesteld in een museum is geen (doorslaggevende) factor om aan te tonen dat iets auteursrechtelijk beschermd is. Het is hoogstens een aanwijzing dat iets oorspronkelijk kan zijn, net als de erkenning ervan in vakkringen.
Wat zijn dan wel belangrijke factoren bij de beoordeling van de oorspronkelijkheid van een werk? Dat zijn dus echt de vrije én creatieve keuzes van de maker.
Beoordeling van een inbreuk
Om een
inbreuk op het auteursrecht vast te stellen, moet de rechter bepalen of creatieve elementen van het beschermde werk op een herkenbare manier zijn overgenomen in het mogelijk inbreukmakende voorwerp. Het is niet voldoende als er slechts sprake is van onvoldoende verschillende algemene indrukken of dat het beschermde werk een hoge mate van oorspronkelijkheid heeft.
In de praktijk zullen werken van toegepaste kunst die de originaliteitsdrempel halen veelal een laag niveau van originaliteit vertonen. Aangezien er enkel sprake is van een inbreuk als hetgeen wat het werk origineel maakt is gereproduceerd, zal het daarom vaak om een exacte reproductie moeten gaan, om te kunnen spreken van een inbreuk op het auteursrecht van een gebruiksvoorwerp.
Conclusie
Kortom, voor werken van toegepaste kunst gelden géén strengere eisen dan voor andere creatieve werken. Het vereiste is en blijft dat het werk het resultaat is van vrije en creatieve keuzes van de maker, waardoor het zijn/haar persoonlijke stempel draagt. De subjectieve visie van de maker (zoals intentie of inspiratie) kan hierbij meegewogen worden, maar is niet doorslaggevend. Wat telt is of het eindresultaat objectief gezien een oorspronkelijk karakter oplevert. Het maakt niet uit of de keuzes bewust of onbewust zijn gemaakt. Omstandigheden zoals erkenning in vakkringen of presentatie in musea mogen meegewogen worden bij de beoordeling van originaliteit, maar zijn niet beslissend voor de vraag of het werk auteursrechtelijk beschermd is.
Heeft u vragen over de bescherming van uw productdesign of wilt u juridisch sterker optreden tegen kopieën van uw ontwerp? Neem dan contact op meteen van onze
specialisten.

[post_title] => Bescherm het design van uw gebruiksvoorwerpen met auteursrecht
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => bescherm-het-design-van-uw-gebruiksvoorwerpen-met-auteursrecht
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-06-04 14:40:12
[post_modified_gmt] => 2025-06-04 12:40:12
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=45074
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 44378
[post_author] => 68
[post_date] => 2025-01-10 15:35:20
[post_date_gmt] => 2025-01-10 14:35:20
[post_content] => Diverse gemeenten in Nederland zijn druk bezig om met het gebruik van nieuwe technologieën hun gemeentelijke taken efficiënter uit te voeren. Slimme technologieën bieden veelbelovende oplossingen voor uitdagingen zoals verkeersdrukte, duurzaamheid en stedelijke leefbaarheid. Hierbij valt te denken aan slimme verkeerslichten die gegevens verzamelen om verkeersstromen efficiënter te maken en het gebruik van slimme camera’s voor zero-emissiezones.
[1]
Hoewel deze innovaties veelal een positief effect kunnen hebben, stuiten gemeenten vaak op juridische obstakels. In een recent artikel van de NOS geeft de gemeente Amsterdam aan te stoppen met de inzet van slimme verkeerslichten vanwege privacyrisico’s.
[2] Dit deed zij nadat
de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) zorgen hierover had geuit.
[3] Naast privacywetgeving moeten gemeenten ook bewust zijn van het feit dat in dit soort technologieën vaak gebruik wordt gemaakt van Artificiële Intelligentie (AI). Dit betekent dat er ook gekeken moet worden of gemeentes gebruik maken van een AI-systeem zoals bedoeld in van de Europese AI Verordening (
AI Act).
De AVG
In
de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) staan de regels over het verwerken van persoonsgegevens. De AVG bepaalt onder meer dat er sprake moet zijn van een van de zes grondslagen, voordat verwerking plaats mag vinden. Gemeenten kunnen zich soms beroepen op de grondslag van een wettelijke verplichting, bijvoorbeeld als persoonsgegevens worden verwerkt in het kader van het uitvoeren van handhavende taken. Echter, met het voldoen aan de verplichtingen uit de AVG is een gemeente er nog niet.
Verder dan de AVG: de AI Act
Naast de AVG moeten gemeenten inmiddels ook rekening houden met
de AI Act. Deze nieuwe Europese wetgeving introduceert extra eisen voor het gebruik van AI-systemen. Aan welke vereisten een bepaald AI-systeem moet voldoen hangt af van de vraag in welke risicocategorie dit systeem moet worden ingedeeld. In een eerder
blog schreven we al over de diverse uitgangspunten van de AI Act en de bijbehorende risicoclassificaties.
Voor gemeenten betekent dit dat zij niet alleen aan de AVG moeten voldoen, maar ook aan de vereisten uit de AI Act. Denk hierbij aan transparantie-eisen, documentatieverplichtingen en monitoring van algoritmes. In het geval dat een AI-systeem een hoog-risico systeem is, moeten publieke organen soms nog verplicht een aanvullend assessment uitvoeren, waarin wordt bekeken of een AI-systeem een (ongeoorloofde) inbreuk maakt op de fundamentele rechten van burgers.
Conclusie
De casus van de gemeente Amsterdam illustreert hoe belangrijk het is voor gemeenten om niet alleen te focussen op technologische voordelen, maar ook oog te hebben voor de juridische en ethische implicaties van innovatie. Een goed juridisch raamwerk helpt niet alleen risico’s te beperken, maar ook het publieke vertrouwen in zowel de gemeente als in nieuwe technologieën te vergroten.
Bij BG.legal begrijpen we de uitdagingen waarmee gemeenten worden geconfronteerd bij het doorvoeren van innovatie en het inzetten van AI. We bieden daarom advies op maat over:
Compliance met de AI Act;
Het uitvoeren van mensenrechtenassessments (IAMA);
Het voldoen aan de AVG.
Bent u werkzaam bij een gemeente en heeft u vragen over de juridische implicaties van artificiële intelligentie en slimme technologieën?
Neem gerust contact op met een van onze specialisten.
[1] Rijden en parkeren in het centrum | Gemeente Groningen
[2] Amsterdam zet niet meer in op 'slimme' verkeerslichten wegens privacywetgeving
[3] Zorgen AP om volgverkeerslichten | Autoriteit Persoonsgegevens

[post_title] => AI & Privacy: Hoe gemeenten balanceren tussen innovatie en regelgeving
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => ai-privacy-hoe-gemeenten-balanceren-tussen-innovatie-en-regelgeving
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-01-10 15:35:20
[post_modified_gmt] => 2025-01-10 14:35:20
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44378
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 44157
[post_author] => 68
[post_date] => 2024-12-06 15:08:17
[post_date_gmt] => 2024-12-06 14:08:17
[post_content] => De rechtbank Den Haag heeft onlangs een interessante uitspraak gedaan in een zaak over
merkinbreuk in de beauty-industrie.
[1] Centraal stond een geschil tussen L’Oréal, houder van het wereldwijd bekende merk LANCÔME, en het Nederlandse bedrijf Ninôme B.V. van fotomodel Kim Feenstra. Hoe de rechtbank oordeelde in deze kwestie, lees je in deze blog.
Feiten
Sinds 1935 worden er diverse producten op het gebied van huidverzorging, parfum en make-up onder
het LANCÔME-merk op de markt gebracht. Ninôme B.V. maakt haar bedrijf van de handel in schoonheids- en cosmeticaproducten en vermarkt momenteel onder het teken NINÔME een voedingssupplement met collageen.
L’Oréal stelde dat Ninôme B.V. met het gebruik van het merk NINÔME inbreuk maakt op haar merkrechten. Volgens L’Oréal leidt de naam NINÔME (en later NINOME) tot verwarring bij het publiek, vanwege de grote gelijkenis tussen beide merken. Zij opereren immers in dezelfde markt: schoonheidsproducten. Hoewel Ninôme aanvankelijk haar merk wilde aanpassen door het dakje op de "O" weg te laten, bleef L’Oréal volhouden dat ook deze aanpassing niet volstond.
Overwegingen van de rechtbank
Om te kunnen beoordelen of sprake is van een merkinbreuk op grond van artikel 2.20 lid 2 sub b BVIE, bekijkt de rechtbank in merkenkwesties of er overeenstemming bestaat tussen de tekens en de waren of diensten waarvoor de tekens zijn ingeschreven, en of hierdoor bij het publiek (direct of indirect) gevaar voor verwarring ontstaat. De volgende factoren speelden hierbij in deze zaak een belangrijke rol:
Visuele en auditieve overeenstemming
De merknamen LANCÔME en NINÔME (en zelfs NINOME) vertonen een hoge mate van gelijkenis. Beide namen bestaan uit zes of zeven letters, eindigen op "-ÔME" of "-OME", en hebben een vergelijkbare klank.
Soortgelijke waren
Hoewel Ninôme beweerde dat collageen-supplementen geen schoonheidsproducten zijn, achtte de rechtbank dit argument niet overtuigend. De producten worden immers verkocht aan dezelfde doelgroep en bij gebruik worden ook schoonheidsvoordelen beloofd.
Publiek en verwarringsgevaar
De rechtbank hield rekening met de gemiddelde consument in de beauty-industrie, die vaak een hoger aandachtsniveau heeft. Toch kan het publiek alsnog worden misleid door de sterke gelijkenis tussen de merken, zeker gezien de grote bekendheid van LANCÔME.
Verwijderen van ô en aanpassen lettertype onvoldoende
Ninôme stelde voor het merk aan te passen naar NINOME (zonder dakje) en een ander lettertype te gebruiken. De rechter oordeelde echter dat deze veranderingen onvoldoende afstand creëerden. Bovendien speelde de eerder opgebouwde bekendheid van NINÔME een rol bij de aanhoudende verwarringskansen.
Het vonnis
De rechtbank oordeelde in het voordeel van L’Oréal en stelde vast dat Ninôme inbreuk maakt op de merkrechten van LANCÔME. De rechtbank verbood Ninôme B.V. het gebruik van de namen NINÔME en NINOME voor haar producten. Daarnaast moest Ninôme haar afnemers informeren over het verbod en producten met deze merknamen terughalen. Ook werd een rectificatie op sociale media toegewezen en een schadevergoeding van proceskostenveroordeling opgelegd.
Conclusie
Deze uitspraak benadrukt hoe belangrijk het is voor start ups en andere ondernemingen om grondig onderzoek uit te voeren naar bestaande merken voordat zij
nieuwe producten lanceren. Dit om te voorkomen dat er een hele marketingcampagne met alle bijkomende kosten wordt opgezet, om er vervolgens geen gebruik van te kunnen maken wegens merkinbreuk.
Wilt u advies over het merkenrecht? Neem gerust contact op met een van
onze specialisten.
[1] ECLI:NL:RBDHA:2024:19460, Rechtbank Den Haag, C/09/671580 / KG ZA 24-783

[post_title] => Lancôme vs. Ninôme – Merkinbreuk in de beauty-industrie
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => lancome-vs-ninome-merkinbreuk-in-de-beauty-industrie
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-12-06 15:08:17
[post_modified_gmt] => 2024-12-06 14:08:17
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44157
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 44093
[post_author] => 68
[post_date] => 2024-11-22 09:35:19
[post_date_gmt] => 2024-11-22 08:35:19
[post_content] => De Europese Unie heeft op 18 november 2024 de
nieuwe Richtlijn Productaansprakelijkheid gepubliceerd in het Publicatieblad van de EU. Deze richtlijn, die op 9 december 2024 van kracht wordt, moderniseert de huidige productaansprakelijkheidsregels. Met een implementatietermijn van twee jaar hebben lidstaten tot december 2026 om de richtlijn om te zetten in nationale wetgeving. De herziening, die de
verouderde richtlijn uit 1985 vervangt, zorgt ervoor dat de regels mee veranderen met de digitale economie, kunstmatige intelligentie (AI) en circulaire bedrijfsmodellen. De richtlijn maakt onderdeel uit van
Europa’s digital decade strategie.
Wat moet je als bedrijf weten? De nieuwe regels brengen meer duidelijkheid over wie aansprakelijk is binnen complexe toeleveringsketens, versterken consumentenbescherming en leggen extra verplichtingen op voor bedrijven (zoals het waarborgen van cybersecurity en het beheren van software-updates). Hieronder hebben we een paar van de belangrijkste veranderingen op een rijtje gezet.
Belangrijkste veranderingen productaansprakelijkheid
(1) Uitbreiding van de definitie van ‘product’
De nieuwe definitie van ‘een product’ luidt:
alle roerende goederen, ook als zij geïntegreerd zijn in of verbonden zijn met een andere roerende of onroerende zaak; het omvat omvat elektriciteit, digitale productiebestanden, grondstoffen en software
Software, inclusief AI-systemen en stand-alone software, digitale fabricagebestanden (bijvoorbeeld 3D-printbestanden) en verbonden diensten die essentieel zijn voor de functionaliteit van een product, zoals cloudservices vallen met deze aanpassing dus ook onder de definitie van een ‘product’. Open-source software die buiten een commerciële context wordt ontwikkeld, valt buiten de richtlijn. Dit betekent dat bedrijven die software of verbonden apparaten leveren, aansprakelijk gesteld kunnen worden als deze producten defecten vertonen die schade veroorzaken.
(2) Nadruk op cybersecurity en updates
De defecten van producten waarvoor bedrijven aansprakelijk gesteld kunnen worden, zijn ruimer gedefinieerd en kunnen ook betrekking hebben op onder andere:
- Het niet voldoen aan kritieke cybersecurity-eisen;
- Het ontbreken van noodzakelijke software-updates om de veiligheid te waarborgen; en
- Fouten in producten met zelflerende capaciteiten.
Het is belangrijk om te weten dat producenten verantwoordelijk blijven voor de veiligheid van hun producten, zelfs na verkoop, via updates of verbeteringen. Deze verantwoordelijkheid na de verkoop met betrekking tot noodzakelijke software-updates en beveiliging tegen cyberaanvallen vereist een proactieve en gestructureerde aanpak.
Bovendien kunnen niet alleen producenten aansprakelijk gesteld worden. De aansprakelijkheid is uitgebreid naar onder andere importeurs, dienstverleners (zoals fulfilmentserviceproviders) en online platforms. Zij kunnen onder de nieuwe regels ook aansprakelijk gesteld worden voor defecten in de producten. Wat betreft online platforms geldt dat alleen indien consumenten redelijkerwijs denken dat deze platforms de aanbieder zijn.
(3) Uitbreiding van de soorten schade
Naast fysieke schade en schade aan eigendommen worden nu ook de volgende soorten schade als schade onder de richtlijn erkend:
- Medisch erkende psychische schade; en
- Verlies of corruptie van persoonlijke data (niet voor professioneel gebruik).
Dit laatste is anders dan de schade die volgt uit een inbreuk op het gegevensbeschermingsrecht, een datalek of de diefstal van persoonsgegevens.
(4) Bewijslast
In gevallen van technische of wetenschappelijke complexiteit kunnen rechters aannemen dat een product defect is, tenzij het tegendeel wordt bewezen. Dit verlicht de bewijslast voor de consumenten die schade claimen naar aanleiding van een defect in een product. Dit is uiterst relevant voor claims die zien op producten waarin complexe software is verwerkt.
Het wordt voor consumenten dus makkelijker om schadeclaims in te dienen, zowel individueel of collectief. Dit kan leiden tot meer juridische kosten en potentiële reputatieschade voor bedrijven die niet goed voorbereid zijn. Verweerpartijen, oftewel de aansprakelijk gestelde bedrijven, kunnen namelijk verplicht worden om interne documenten te overleggen in geval van een claim. Dit betekent dat bedrijven hun processen en productdocumentatie moeten stroomlijnen en veilig bewaren.
(5) Nieuwe verjaringsperiodes
Hoewel de standaardverjaring drie jaar vanaf het moment dat schade bekend wordt blijft, zal voor latente schade (bijvoorbeeld bij langzaam ontwikkelende gezondheidseffecten) de verjaringstermijn 10 tot 25 jaar zijn. Dit vraagt om een lange termijnvisie op aansprakelijkheid en risicobeheer.
Wat betekent dit voor bedrijven?
De nieuwe richtlijn legt dus meer verantwoordelijkheden bij meer bedrijven uit de supply chain. Als bedrijf moet je ervoor zorgen dat producten en software voortdurend voldoen aan de nieuwste veiligheidseisen, inclusief cybersecurity. Zorg dus ook voor duidelijke afspraken over aansprakelijkheid met leveranciers, dienstverleners en distributeurs en wees je bewust van een mogelijke toename in aansprakelijkheidsclaims. Zorg er daarnaast voor dat interne processen en gegevens goed gedocumenteerd zijn om aan openbaarmakingsverplichtingen te voldoen.
Als eerste stap is het slim om te identificeren welke producten van jouw bedrijf onder de nieuwe regels vallen en welke risico’s hieraan verbonden zijn. In de tussentijd is het goed om de omzetting van de richtlijn in nationale wetgeving in de gaten te houden, via onze website.
Conclusie
De aangepaste richtlijn productaansprakelijkheid laat AI-systemen,
software en (andere) digitale producten er niet (langer) doorheen glippen. Ook voor defecten in dergelijke producten kunnen bedrijven aansprakelijk gesteld worden.
Deze nieuwe regels bieden niet alleen meer bescherming aan consumenten, maar vragen ook om een proactieve houding van bedrijven. Weten wat de nieuwe richtlijn voor jouw bedrijf betekent en hoe u zich hierop kunt voorbereiden? Neem vandaag nog contact met ons op. Samen zorgen we ervoor dat jouw bedrijf klaar is voor de toekomst.
Neem contact op met een van onze specialisten.

[post_title] => Productaansprakelijkheid uitgebreid: software bedrijven opgelet
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => productaansprakelijkheid-uitgebreid-software-bedrijven-opgelet
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-11-22 09:46:54
[post_modified_gmt] => 2024-11-22 08:46:54
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44093
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 44038
[post_author] => 68
[post_date] => 2024-11-18 10:25:40
[post_date_gmt] => 2024-11-18 09:25:40
[post_content] => De rechtbank in Amsterdam heeft onlangs vonnis gewezen in een kwestie over
licentievoorwaarden.
[1] Deze kwestie ging om een licentie voor een lettertype, ontwikkeld door Dyslexiefont, dat mensen met dyslexie helpt. In deze kwestie speelt de vraag of Microsoft inbreuk maakt op het auteursrecht van Dyslexiefont doordat medewerkers van Microsoft de licentie niet correct zouden hebben gebruikt. Hoe de rechtbank hierover oordeelde, lees je in deze blog.
Feiten
Dyslexiefont heeft een speciaal lettertype bedacht voor mensen met dyslexie. Het bedrijf biedt verschillende licenties aan, waaronder een “
businesslicentie”. Volgens Dyslexiefont is deze businesslicentie enkel geldig wanneer deze voor het gehele personeelsbestand van een bedrijf wordt aangeschaft. Dit staat vermeld in haar algemene voorwaarden.
De kwestie ontstond toen vier medewerkers van Microsoft afzonderlijk een businesslicentie voor zichzelf aanschaften. Volgens Dyslexiefont was dit in strijd met hun voorwaarden, en dus vorderde het bedrijf een bedrag van € 475.000,- wegens schending van de licentievoorwaarden en vermeende auteursrechtinbreuk.
Microsoft verweerde zich door te stellen dat de medewerkers zelfstandig een licentie hadden aangeschaft voor eigen gebruik, zonder dat dit namens het gehele bedrijf was gedaan. Volgens Microsoft was er geen duidelijke communicatie vanuit Dyslexiefont dat de afzonderlijke aankopen niet toegestaan waren. Bovendien voerde Microsoft aan dat er geen sprake was van auteursrechtinbreuk.
Het oordeel van de rechtbank
Uiteindelijke oordeelde de rechtbank dat Dyslexiefont onvoldoende duidelijk had gemaakt dat de vier losse licentieovereenkomsten onrechtmatig waren. Hoewel het lettertype zelf
auteursrechtelijk beschermd is, concludeerde de rechtbank dat Microsoft geen inbreuk had gepleegd op dit auteursrecht. Dyslexiefont had volgens de rechtbank nagelaten om direct bezwaar te maken tegen de licentieaankopen. Verder had Dyslexiefont communicatie gehad met de Microsoft-medewerkers zonder aan te geven dat de aangekochte licentie onjuist was.
Volgens de rechtbank maakt het feit dat op het aanvraagformulier en in de algemene voorwaarden stond dat de licentie moest worden aangevraagd voor het totaal aantal medewerkers dit niet anders. Dyslexiefont heeft namelijk juist door het versturen van de berichten naderhand de indruk gewekt bij de Microsoft-medewerkers dat alles in orde was en niet dat er een fout was gemaakt, laat staan dat Microsoft door de handelwijze van haar medewerker een boete zou verbeuren.
Conclusie
Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en ondubbelzinnige communicatie rond licentievoorwaarden. Wanneer uw onderneming een licentie aanbiedt met specifieke voorwaarden, is het van belang om deze voorwaarden expliciet te handhaven en potentiële klanten direct te informeren wanneer er sprake is van een onjuist gebruik. Zelfs wanneer dit ogenschijnlijk goed geregeld is in
de algemene voorwaarden.
Heeft uw bedrijf hulp nodig bij het opstellen of handhaven van licentieovereenkomsten? Of wilt u advies over auteursrechtelijke bescherming? Neem contact met één van onze
specialisten.
[1] Rb. Amsterdam 30 oktober 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:6660.

[post_title] => Een verkeerd afgenomen licentie? Tijdig ingrijpen blijkt cruciaal!
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => een-verkeerd-afgenomen-licentie-tijdig-ingrijpen-blijkt-cruciaal
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-11-18 10:25:40
[post_modified_gmt] => 2024-11-18 09:25:40
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44038
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 43263
[post_author] => 68
[post_date] => 2024-08-22 11:11:27
[post_date_gmt] => 2024-08-22 09:11:27
[post_content] => Als uw onderneming zich bezighoudt met de productie en/of import van producten, dan is het maar wat vervelend als er door gebruik van een van die producten schade ontstaat. U kunt namelijk door een consument aansprakelijk worden gesteld als zijnde producent voor de schade die daaruit voortvloeit. Hoe de productaansprakelijkheid voor producenten precies in elkaar steekt, leest u in deze blog.
Productaansprakelijkheid: algemeen
In artikelen 6:185-6:193 van het Burgerlijk Wetboek (BW) staan de regels over de productaansprakelijkheid. Deze regelgeving is gebaseerd op de EU-richtlijn
inzake productaansprakelijkheid (85/374/EEG).
Op grond van artikel 6:185 BW is de producent aansprakelijk voor gebreken aan een product, indien een koper als gevolg van dat gebrek schade lijdt.
[1] In artikel 6:186 BW staat vervolgens dat een product gebrekkig is, indien het niet de veiligheid biedt die men daarvan mag verwachten, gelet op:
- De presentatie van het product, waaronder de informatie over het product;
- Het te verwachten gebruik;
- Het tijdstip van in het verkeer brengen.
Op het moment dat een product als gebrekkig wordt bestempeld, kan in beginsel
de producent aangesproken worden op grond van artikel 6:187 lid 2 BW. In dit artikel wordt een ruime definitie gehanteerd voor het begrip ‘producent’. Hierdoor kunnen ook andere partijen in de keten aangesproken worden voor gebreken aan een product als ware zij producent van dat product.
Productaansprakelijkheid: ruime definitie ‘producent’
Zoals gezegd wordt in artikel 6:187 BW aangegeven wie in het kader van de producentaansprakelijkheid beschouwd kan worden als producent. Volgens het tweede lid van artikel 6:187 BW wordt ten eerste als producent aangemerkt de fabrikant van een eindproduct, de producent van een grondstof of de fabrikant van een onderdeel, alsmede eenieder
die zich als producent presenteert door zijn naam, zijn merk of een ander onderscheidingsteken op het product aan te brengen
In het derde lid van artikel 6:187 BW staat dat
onverminderd de aansprakelijkheid van de producent van het tweede lid, ook degene die een product van buiten het EU-gebied invoert, als ware hij producent kan worden aangesproken.
Twee producenten: hoofdelijke verbondenheid
Dit betekent dus dat u ook als
importeur mogelijk aangesproken wordt voor de ontstane schade, als een product in het buitenland geproduceerd is. De wetgever heeft voorzien in de omstandigheid dat er twee ‘producenten’ zijn aan te merken. Artikel 6:189 BW stelt namelijk dat indien verschillende personen op grond van 6:185 lid 1 BW aansprakelijk zijn voor dezelfde schade, ieder van hen voor geheel kan worden aangesproken.
Conclusie
Als u producten importeert, kunt u dus ook als producent worden aangesproken voor
eventuele schade die ontstaat door gebruik van dat product. Daarmee is het van belang dat u goed weet wat de kwaliteit is van de producten die u importeert.
Importeer u producten en heeft u vragen over productaansprakelijkheid?
Neem contact op met een van onze specialisten!
[1] G.H. Lankhorst, in:
T&C BW, commentaar op art. 6:185 e.v. BW.

[post_title] => Een paar vragen over productaansprakelijkheid en de producent
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => een-paar-vragen-over-productaansprakelijkheid-en-de-producent
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-08-22 11:18:29
[post_modified_gmt] => 2024-08-22 09:18:29
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=43263
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 42957
[post_author] => 68
[post_date] => 2024-07-25 12:10:10
[post_date_gmt] => 2024-07-25 10:10:10
[post_content] => De voorzieningenrechter bij de Rechtbank Midden-Nederland heeft producent Upfield verboden om de naam "ROOMBETER" te gebruiken voor hun
plantaardige alternatief voor roomboter. Deze beslissing kwam na een klacht van de Nederlandse Zuivelorganisatie (NZO). In deze blog lees je hoe de rechter oordeelde in deze kwestie.
De zaak
Upfield bracht in 2023 een zuiver plantaardig alternatief voor roomboter op de markt onder de merknaam BLUE BAND en de productnaam ROOMBETER.
De NZO maakte bezwaar tegen deze naam. De benamingen 'room' en 'boter' zou volgens de NZO alleen mogen worden gebruikt voor
zuivelproducten. Dit leidt zij af uit artikel 78 lid 2 van de Gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten (GMO) uit de Europese unie, en dan meer specifiek punt 5 uit bijlage VII / deel III.
Upfield stelt dat zij de naam ‘room’ niet gebruikt ter aanduiding van haar product. Haar product heet namelijk niet 'ROOMBETER', maar 'BLUE BAND ROOMBETER'. Met gebruik van deze
volledige naam, in combinatie met de overige vermeldingen op het product (100% plantaardig alternatief voor roomboter) wordt volgens Upfield niet gesuggereerd dat het een zuivelproduct betreft. Daarbij komt dat BLUE BAND al 100 jaar bekend staat als margarinemerk – dus met plantaardige producten - waardoor voor de consument duidelijk is dat het om een plantaardig product gaat. Ook wordt met de samenstelling van de woorden ‘room’ en ‘beter’ benadrukt dat het geen roomboter is, maar een beter product, in die zin dat het plantaardig is en minder CO2-uitstoot veroorzaakt.
Oordeel voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter volgt het betoog van de NZO en stelt haar dus ook in het gelijk. Daarbij maakt zij direct duidelijk onderscheid dat BLUE BAND
een merknaam is, en ROOMBETER de productnaam die Upfield gebruikt om haar nieuwe product bij de afzet en in reclame aan te duiden.
Verder verwijst de voorzieningenrecht onder meer naar eerdere rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU, namelijk het TofuTown-arrest. Hieruit volgt dat het gebruik van een voorbehouden zuivelbenaming, in de productnaam van een plantaardig product, in strijd is met het verbod van punt 5 uit de GMO-verordening. De voorzieningenrechter past ook hier deze strikte interpretatie toe, waardoor de rechtbank tot de conclusie komt dat Upfield de term ‘ROOMBETER’ niet langer mag gebruiken. Upfield moet het product binnen 3 maanden uit de schappen hebben. Het staat Upfield wel vrij om de producten te promoten als een beter alternatief voor roomboter, onder een andere naam.
Conclusie
Dit vonnis onderstreept het belang van correcte
productbenamingen en
claims, in een tijd waarin steeds meer aandacht wordt besteed aan plantaardige alternatieven en duurzaamheid.
Heb je vragen over het
reclamerecht? Neem contact op met een van onze specialisten.

[post_title] => "ROOMBETER" moet uit de schappen
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => roombeter-moet-uit-de-schappen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-07-25 12:10:10
[post_modified_gmt] => 2024-07-25 10:10:10
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=42957
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 45336
[post_author] => 68
[post_date] => 2025-07-23 14:36:31
[post_date_gmt] => 2025-07-23 12:36:31
[post_content] =>
Merkrechten zijn er in allerlei verschillende soorten, niet alleen als naam of logo. Zo kan een (combinatie van) kleur in beginsel een merk zijn, maar daarvoor moeten wel wat hordes genomen worden. Dat ondervond het Oostenrijkse energiebedrijf OMV AG (“OMV”), dat probeerde een blauw-groene kleurcombinatie als merk te registreren binnen de Europese Unie. In deze blog lees je of OMV erin slaagde om deze kleuren succesvol als merkrecht te registreren.
De aanvraag
OMV wilde een internationale merkregistratie verkrijgen voor een specifieke combinatie van gentiaanblauw en geelgroen, bestemd voor producten zoals brandstoffen, additieven, waterstof en bijbehorende diensten zoals tankstations en installatieactiviteiten. OMV deed dat met een beroep op een Oostenrijks merk dat al eerder was geregistreerd.
Toch werd deze merkaanvraag door het EUIPO (het Europese merkenbureau) geweigerd, omdat het merk volgens het EUIPO
niet onderscheidend genoeg was. Vervolgens heeft OMV beroep ingesteld tegen de beslissing van het EUIPO, maar ook de Kamer van Beroep wees dat af. De
kleurencombinatie werd gezien als decoratief in plaats van als een teken van commerciële herkomst.
Het oordeel van het Gerecht
OMV probeerde tot slot haar gelijk te halen bij het Gerecht van de Europese Unie. Ook hier werden alle bezwaren van OMV van tafel geveegd. Het Gerecht oordeelde dat de Kamer van Beroep haar beslissing voldoende had gemotiveerd. Er was terecht gekeken naar hoe de kleuren blauw en groen gecombineerd zijn, hoe het merk in de praktijk wordt gebruikt en welke indruk dit op het publiek maakt. Omdat deze kleuren relatief veel voorkomen in de energiesector, zowel afzonderlijk als samen, zal het publiek ze niet snel koppelen aan één specifieke aanbieder. Dat OMV als enige precies deze tinten gebruikt, maakt het merk niet automatisch onderscheidend.
Volgens het Gerecht maakt
een decoratief uiterlijk een merk niet automatisch ongeldig, maar dat het ook niet per se bijdraagt aan de kernfunctie van een merk: het aangeven van de commerciële herkomst. Het argument dat vergelijkbare kleurmerken eerder zijn toegelaten, werd afgewezen. Elke aanvraag wordt afzonderlijk beoordeeld en eerdere toelatingen bieden geen garantie op succes. OMV verliest de zaak en verkrijgt geen merkrecht op de kleurencombinatie.
Conclusie
Uit deze kwestie volgt dat het mogelijk is om een kleurmerk te verkrijgen, maar dat dit geen eenvoudige taak is. Er moet sprake zijn van een duidelijk onderscheidend vermogen en
het relevante publiek moet het als merk kunnen herkennen — iets wat bij gangbare kleuren in een sector moeilijk te bewijzen is.
Heeft u vragen over het
merkenrecht? Of zou u graag
een merk willen registreren? Neem contact op met een van onze specialisten.

[post_title] => Kleuren als merk: verkrijgt OMV’s blauw-groene kleurcombinatie een merkrecht?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => kleuren-als-merk-verkrijgt-omvs-blauw-groene-kleurcombinatie-een-merkrecht
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-07-25 09:57:51
[post_modified_gmt] => 2025-07-25 07:57:51
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=45336
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 34
[max_num_pages] => 4
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] =>
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => 35d88b124d882e2482894ed6f3a439bf
[query_vars_changed:WP_Query:private] => 1
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[query_cache_key:WP_Query:private] => wp_query:2d2505f6e83089302166735e444b5fe7:0.99427200 17541340410.29972800 1754134042
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
Merkrechten zijn er in allerlei verschillende soorten, niet alleen als naam of logo. Zo kan een (combinatie van) kleur in beginsel een merk zijn, maar daarvoor moeten wel wat hordes...
Lees meer
Hoe negatief mag een klant zich online uitlaten over de dienstverlening van een bedrijf? Die vraag stond centraal in een recente rechtszaak tussen energie-makelaar Fluent Energy en een voormalige klant....
Lees meer
Op 11 maart 2025 deed de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2025:1477) uitspraak in een kort geding. Dit was aangespannen door Stichting Casa Latina tegen een groep ondernemers. Sinds 2022...
Lees meer
De bescherming van ontwerpen zorgt ervoor dat anderen het niet klakkeloos over kunnen nemen. Op gebruiksvoorwerpen kunnen (vooralsnog) verschillende intellectuele eigendomsrechten rustten, zoals het auteursrecht en het modellenrecht. Op Europees...
Lees meer
Diverse gemeenten in Nederland zijn druk bezig om met het gebruik van nieuwe technologieën hun gemeentelijke taken efficiënter uit te voeren. Slimme technologieën bieden veelbelovende oplossingen voor uitdagingen zoals verkeersdrukte,...
Lees meer
De rechtbank Den Haag heeft onlangs een interessante uitspraak gedaan in een zaak over merkinbreuk in de beauty-industrie.[1] Centraal stond een geschil tussen L’Oréal, houder van het wereldwijd bekende merk...
Lees meer
De Europese Unie heeft op 18 november 2024 de nieuwe Richtlijn Productaansprakelijkheid gepubliceerd in het Publicatieblad van de EU. Deze richtlijn, die op 9 december 2024 van kracht wordt, moderniseert...
Lees meer
De rechtbank in Amsterdam heeft onlangs vonnis gewezen in een kwestie over licentievoorwaarden.[1] Deze kwestie ging om een licentie voor een lettertype, ontwikkeld door Dyslexiefont, dat mensen met dyslexie helpt....
Lees meer
Als uw onderneming zich bezighoudt met de productie en/of import van producten, dan is het maar wat vervelend als er door gebruik van een van die producten schade ontstaat. U...
Lees meer
De voorzieningenrechter bij de Rechtbank Midden-Nederland heeft producent Upfield verboden om de naam “ROOMBETER” te gebruiken voor hun plantaardige alternatief voor roomboter. Deze beslissing kwam na een klacht van de...
Lees meer