Blog van medewerkers
- bij de vraag of een model [kleding, maar ook andere 2D en 3D gebruiksvoorwerpen] een eigen karakter heeft en dus een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel kan zijn, moet één op één vergeleken worden met oudere modellen en niet met een fictieve combinatie van oudere modellen. Dit betekent dat eerder zal worden aangenomen dat een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel bestaat.
- de houder van een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel hoeft te stellen dat hij een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel heeft en hoeft daarbij alleen aan te geven welk kenmerk of welke kenmerken van het betrokken model, volgens hem, dat model een eigen karakter geven.
- degene die betwist dat het model een eigen karakter heeft zal dat moeten bewijzen.
advocaat te Boxtel, Den Bosch, Eindhoven en Tilburg
[post_title] => Lage drempel modelrechtelijke bescherming kleding [post_excerpt] =>Karen Millen Fashion (KMF) ontwerpt in 2005 een gestreepte bloes en een zwart topje. Dunes Stores, een Ierse kledingketen, koopt een exemplaar en laat deze namaken. Dunes verkoopt de bloes vervolgens in haar winkels. KMF stelt dat Dunes inbreuk maakt op haar niet-ingeschreven gemeenschapsmodel. Dunes betwist niet dat zij het model heeft nagemaakt. Zij stelt dat KMF geen gemeenschapsmodel heeft omdat de kleding geen eigen karakter heeft en dat KMF moet bewijzen dat de kleding een eigen karakter heeft.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => lage-drempel-modelrechtelijke-bescherming-kleding [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:15:11 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:15:11 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/08/05/lage-drempel-modelrechtelijke-bescherming-kleding/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 7085 [post_author] => 26 [post_date] => 2014-08-04 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-08-04 00:00:00 [post_content] => Op grond van de Wet Openbaarheid van Bestuur kan iedereen een bestuursorgaan verzoeken om informatie over bestuurlijke aangelegenheden. Een bestuursorgaan is echter niet altijd verplicht om deze informatie te verstrekken. De wet kent aan bestuursorganen een aantal weigeringsgronden toe. Bijvoorbeeld als het belang bij het verstrekken van informatie niet opweegt tegen het belang van inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen. Bij het nemen van een besluit of al dan niet bestuurlijke informatie moet worden verstrekt, moet steeds een belangenafweging worden gemaakt. Bij uitspraak van 9 juli jl. heeft de Afdeling herhaald dat het daarbij enkel gaat om het algemeen belang van een goede en democratische bestuursvoering ten opzichte van de belangen die door de in de wet gegeven weigeringsgronden worden beschermd. In de onderhavige zaak verzocht een belanghebbende om de openbaarmaking van documenten die ten grondslag lagen aan een onderzoeksrapport van de Inspectie voor Gezondheidszorg naar het handelen van een Centrale huisartsenpost en de Regionale Ambulancedienst ten aanzien van haar echtgenoot. Dat verzoek werd afgewezen omdat het belang van inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen aan openbaarmaking van de gevraagde informatie aan de weg stond. Belanghebbende voerde aan dat de minister ten onrechte haar persoonlijk belang bij openbaarmaking van de documenten, in verband met de door haar te voeren civielrechtelijke procedure, niet in zijn afweging had betrokken. De Afdeling overwoog dat het recht op openbaarmaking op grond van de Wob, uitsluitend het publieke belang van een goede en democratische bestuursvoering dient en dat dit moet worden afgewogen tegen de belangen die door de weigeringsgronden worden gediend. Het specifieke belang van appellante kan daarbij naar het oordeel van de Afdeling niet worden meegewogen. advocaat te Den Bosch, Eindhoven en Tilburg [post_title] => Wet openbaarheid van bestuur is niet bedoeld voor verkrijging van informatie van de IGZ ten behoeve van persoonlijk belang in civiele procedure [post_excerpt] =>Op grond van de Wet Openbaarheid van Bestuur kan iedereen een bestuursorgaan verzoeken om informatie over bestuurlijke aangelegenheden. Een bestuursorgaan is echter niet altijd verplicht om deze informatie te verstrekken. De wet kent aan bestuursorganen een aantal weigeringsgronden toe. Bijvoorbeeld als het belang bij het verstrekken van informatie niet opweegt tegen het belang van inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wet-openbaarheid-van-bestuur-is-niet-bedoeld-voor-verkrijging-van-informatie-van-de-igz-ten-behoeve-van-persoonlijk-belang-in-civiele-procedure [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-02-09 12:16:33 [post_modified_gmt] => 2022-02-09 11:16:33 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/08/04/wet-openbaarheid-van-bestuur-is-niet-bedoeld-voor-verkrijging-van-informatie-van-de-igz-ten-behoeve-van-persoonlijk-belang-in-civiele-procedure/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 7072 [post_author] => 26 [post_date] => 2014-07-31 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-07-31 00:00:00 [post_content] =>Onder leiding van de mediator/bemiddelaar praat en onderhandelt u samen over alle gevolgen van de echtscheiding. Bij problemen waar emoties een [grote] rol spelen, is mediation/bemiddeling vaak de beste weg om tot oplossingen te komen.
Mediation:
- Van standpunt naar gezamenlijk belang;
- Samenwerken aan werkbare afspraken;
- In het belang van de kinderen;
- Meestal sneller, dus minder kostbaar;
- Een goede oplossing voor alle partijen.
www.vfas.nl | www.mfnregister.nl |
Twijfelt u?
Doe de zelftest!!
Informatie aanvragen? Ga verder
[post_title] => Ieder een eigen advocaat of mediation? [post_excerpt] =>Onder leiding van de mediator/bemiddelaar praat en onderhandelt u samen over alle gevolgen van de echtscheiding. Bij problemen waar emoties een [grote] rol spelen, is mediation/bemiddeling vaak de beste weg om tot oplossingen te komen.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => ieder-een-eigen-advocaat-of-mediation [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-06-22 11:44:05 [post_modified_gmt] => 2016-06-22 09:44:05 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/07/31/ieder-een-eigen-advocaat-of-mediation/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 7073 [post_author] => 26 [post_date] => 2014-07-31 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-07-31 00:00:00 [post_content] =>Wanneer u en/of uw partner overwegen om te gaan scheiden wilt u zich goed voorbereiden. Er moet van alles geregeld worden. Wat betekent het voor de kinderen, wat gebeurt er met het huis, hoe worden de financiën geregeld?
Bogaerts & Groenen advocaten heeft daarom een echtscheidings-informatiepakket samengesteld. U vindt informatie over wanneer u kunt scheiden, hoe u moet scheiden en wat u moet regelen.
Vraag het echtscheidingspakket gratis en vrijblijvend aan via het aanvraagformulier. Geeft u bij opmerkingen aan of u het pakket per post of liever per e-mail wilt ontvangen.
[post_title] => Informatiepakket echtscheiding [post_excerpt] =>Wanneer u en/of uw partner overwegen om te gaan scheiden wilt u zich goed voorbereiden. Er moet van alles geregeld worden. Wat betekent het voor de kinderen, wat gebeurt er met het huis, hoe worden de financiën geregeld?
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => informatiepakket-echtscheiding [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-19 12:31:41 [post_modified_gmt] => 2015-12-19 12:31:41 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/07/31/informatiepakket-echtscheiding/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 1369 [post_author] => 24 [post_date] => 2014-07-25 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-07-24 22:00:00 [post_content] =>- u heeft een abonnement;
- u heeft een tegoedbon;
- u heeft een badenkaarttegoed;
- u heeft een arrangement gereserveerd.
Wanbetalers kosten het bedrijfsleven 10 miljard euro. Dit is bijna 1% van de omzet die bedrijven onderling behalen. Dit concludeert het economische bureau van ING in een rapportage die is gebaseerd op cijfers van kredietverzekeraar Atradius en incassobureau Intrum Justitia.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wanbetaler-kost-bedrijfsleven-10-miljard [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-10-02 10:04:31 [post_modified_gmt] => 2023-10-02 08:04:31 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/07/21/wanbetaler-kost-bedrijfsleven-10-miljard/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 7077 [post_author] => 10 [post_date] => 2014-07-21 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-07-21 00:00:00 [post_content] =>Uitspraak Hoge Raad 14 maart 2014, ECLI: NL: HR: 2014: 624 [Gemeente Amstelveen / J & B Vastgoed en DNC Vastgoed].
De zaak gaat over de vraag of de Gemeente Amstelveen een tweetal door haar in 2004 aan een bedrijf genaamd Rams-Yve-Terra opgelegde lasten onder dwangsom, kan innen bij J & B Vastgoed en DNC Vastgoed, rechtsopvolgers van eerstgenoemd bedrijf. De lasten waren opgelegd vanwege de met het bestemmingsplan strijdige aanwezigheid van opstallen op het perceel van Rams-Yve-Terra. Aan de lasten is niet voldaan en ook de dwangsommen zijn door Rams-Yve-Terra niet betaald. J & B en DNC hebben het perceel in een executieverkoop gekocht en kort nadien de illegale opstallen verwijderd. Dit weerhoudt de gemeente er niet van een dwangbevel [gegrond op artikel 100e [oud] Woningwet] op te leggen aan J & B en DNC tot betaling van ruim € 120.000,=.
Tegen dit besluit hebben J & B en DNC zich verzet. Het gerechtshof te Amsterdam heeft het verzet gegrond geoordeeld en het dwangbevel buiten werking gesteld. De gemeente komt tegen de uitspraak van het Hof in cassatie.
De Hoge Raad stelt het volgende voorop. Artikel 100e [oud] Woningwet, evenals zijn opvolger artikel 100e [nieuw] Woningwet heeft ten doel om beter te kunnen handhaven. Beide artikelen vormen een reactie op een praktijk waarbij men aan toepassing van bestuursdwang en last onder dwangsom weet te ontkomen door het onroerend goed over te dragen, soms herhaalde malen. Artikel 100e [oud] Woningwet kent daarom ook aan het desbetreffende dwangsombesluit of last onder dwangsom, de werking toe jegens rechtsopvolgers. Artikel 100e [nieuw] Woningwet houdt in dat burgemeester en wethouders die werking jegens rechtsopvolgers aan het besluit kunnen verbinden. Aldus kunnen bestuursdwang en lasten onder dwangsom ook ten uitvoer worden gelegd jegens rechtsopvolgers. Beide artikelen maken het mogelijk om ook al vóór de rechtsopvolging gemaakte kosten van bestuursdwang en verbeurde dwangsommen te verhalen op de rechtsopvolgers.
De Hoge Raad overweegt dat deze laatste mogelijkheid, verhaal van al gemaakte kosten en al verbeurde dwangsommen op rechtsopvolgers, niet wordt gelegitimeerd door het doel en de strekking van beide bepalingen, en dit verhaal daarom zonder nadere wettelijke basis in elk geval niet gerechtvaardigd te achten is, indien de rechtsopvolger geheel buiten de niet-naleving van de Woningwet staat, aan die niet-naleving onmiddellijk een einde heeft gemaakt na de rechtsopvolging en bovendien geen voordeel trekt uit de niet-naleving.
De Hoge Raad stelt dat sprake is van een situatie waarin het College van B&W van de Gemeente Amstelveen in redelijkheid niet tot de uitoefening van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging jegens de rechtsopvolger hier heeft kunnen komen.
advocaat te Boxtel, Den Bosch, Eindhoven en Tilburg
[post_title] => Grens aan werking dwangsombesluit op rechtsopvolger [post_excerpt] =>Uitspraak Hoge Raad 14 maart 2014, ECLI: NL: HR: 2014: 624 [Gemeente Amstelveen / J & B Vastgoed en DNC Vastgoed].
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => grens-aan-werking-dwangsombesluit-op-rechtsopvolger [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 07:17:45 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 07:17:45 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/07/21/grens-aan-werking-dwangsombesluit-op-rechtsopvolger/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 7078 [post_author] => 26 [post_date] => 2014-07-21 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-07-21 00:00:00 [post_content] => Inmiddels is het vaste jurisprudentie dat het opnemen van een voorwaardelijke verplichting in een bestemmingsplan in verband met artikel 3.1 lid 1 Wet ruimtelijke ordening mogelijk is. In beginsel is vereist als dat noodzakelijk is om een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling planologisch aanvaardbaar te maken. De uitspraak die ik hier in het kort bespreek is daarvan een voorbeeld en is tevens de achterliggende reden interessant. In dit geval gaat het namelijk om het voorkomen van evidente handhavingsrisico’s. Bij uitspraak van 15 januari 2014 [AB2014, 97 met een noot van F.A.G. Groothuijse] stelt de Afdeling onder meer dat niet te verwachten valt dat de in het bestemmingsplan voorziene camping een volwaardig inkomen zal opleveren en dat de camping vooralsnog moet worden beschouwd als een nevenactiviteit. Gelet daarop achtte de Afdeling het aannemelijk dat het belang van de initiatiefnemer bij realisatie van het kampeerterrein beperkt is. Onder deze omstandigheden achtte de Afdeling de vrees van appellanten dat na de realisatie van de bedrijfswoning verdere investeringen in het kampeerterrein zullen uitblijven niet zonder grond. Hoewel de gemeenteraad het gebruik van de woning als burgwoning niet wil toestaan is gelet op het voorgaande niet uitgesloten dat de bedrijfswoning als burgwoning in gebruik zal worden genomen. Gelet daarop heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling een situatie met evidente handhavingsrisico’s gecreëerd, nu hij niet heeft zeker gesteld dat met de realisatie van het kampeerterrein is aangevangen alvorens tot de bouw van de bedrijfswoning kan worden overgegaan. Naar aanleiding hiervan heeft de Afdeling de raad opgedragen dit gebrek bij het bestreden besluit te herstellen door het besluit te wijzigen in die zin dat in het plan wordt zeker gesteld dat de in het plan voorziene bedrijfswoning niet kan worden gerealiseerd, omdat een aanvang is gemaakt met de realisatie van de kampeervoorzieningen. Het herstelbesluit van de gemeenteraad strekt tot toevoeging van een planregel in het bestemmingsplan, waarin is opgenomen dat de bedrijfswoning ten behoeve van het kampeerterrein niet eerder wordt gebouwd dan dat het kampeerterrein is gerealiseerd in overeenstemming met het onderliggende bedrijfsplan. De Afdeling ziet het als een verplichting voor het bestuursorgaan om in een bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting op te nemen om evidente handhavingsrisico’s te voorkomen. De voorwaardelijke verplichting zou volgens de Afdeling moeten inhouden dat de in het plan voorziene bedrijfswoning niet kan worden gerealiseerd voordat aanvang is gemaakt met de realisatie van de camping. Het is opnieuw een stap van de Afdeling in de jurisprudentie over de voorwaardelijke verplichting. Bij evidente handhavingsrisico’s bestaat volgens deze uitspraak nu een beginselplicht om dit door middel van een voorwaardelijke verplichting zoveel mogelijk tegen te gaan. Er zal ongetwijfeld nog een stroom aan jurisprudentie gevormd worden over de term ‘evidente handhavingsrisico’s’.Is het niet de wetgever, dan is het wel de rechter die ervoor zorgt dat het [ruimtelijk] bestuursrecht in beweging blijft. [post_title] => Voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan [post_excerpt] =>Inmiddels is het vaste jurisprudentie dat het opnemen van een voorwaardelijke verplichting in een bestemmingsplan in verband met artikel 3.1 lid 1 Wet ruimtelijke ordening mogelijk is. In beginsel is vereist als dat noodzakelijk is om een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling planologisch aanvaardbaar te maken. De uitspraak die ik hier in het kort bespreek is daarvan een voorbeeld en is tevens de achterliggende reden interessant.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => voorwaardelijke-verplichting-in-het-bestemmingsplan [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-24 14:39:55 [post_modified_gmt] => 2021-12-24 13:39:55 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/07/21/voorwaardelijke-verplichting-in-het-bestemmingsplan/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 7079 [post_author] => 26 [post_date] => 2014-07-21 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-07-21 00:00:00 [post_content] => Op 17 juni 2014 heeft minister Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu het wetsvoorstel ‘Omgevingswet’ naar de Tweede Kamer gestuurd. Maar wat houdt dit wetsvoorstel eigenlijk in? In het huidige recht hebben op het gebied van leefomgeving 26 wetten, 4700 artikelen, 120 Algemene Maatregelen van Bestuur en 120 Ministeriële Regelingen. De Omgevingswet vereenvoudigt en bundelt al deze verschillende wetten en regels op het gebied van leefomgeving in één wet. Met de Omgevingswet hebben we straks 1 wet, 349 artikelen, 4 Algemene Maatregelen van Bestuur en circa 10 Ministeriële Regelingen. Een aanzienlijke vereenvoudiging. Er zijn zes instrumenten, die de kern van de Omgevingswet vormen:- Omgevingsvisie: een samenhangend, strategisch plan voor de leefomgeving dat zich richt op de fysieke leefomgeving als geheel. De Omgevingswet schrijft voor dat het rijk en de provincies elk één omgevingsvisie vaststellen. Gemeenten kunnen zelf beslissen of zij zo’n visie vaststellen of niet.
- Programma: een programma bevat concrete maatregelen voor bescherming, beheer, gebruik en ontwikkeling van de leefomgeving. Met die maatregelen moeten omgevingswaarden of doelen voor de leefomgeving worden bereikt.
- Decentrale regelgeving: één van de uitgangspunten van de wet is dat decentrale overheden al hun regels over de leefomgeving bijeenbrengen in één gebiedsdekkende regeling. Voor de gemeenten is dit het omgevingsplan, voor de waterschappen de waterschapsverordening en voor de provincies de omgevingsverordening.
- Algemene rijksregels voor activiteiten: op sommige gebieden kan het nuttig zijn om nationale regels te stellen voor de bescherming van de leefomgeving. Daar werkt het rijk, als dat kan, met algemeen geldende regels. Het voordeel hiervan is dat burgers en bedrijven niet steeds toestemming hoeven te vragen aan de overheid. Een nadeel van algemene regels is dat ze soms niet goed passen bij specifieke situaties.
- Omgevingsvergunning: de omgevingsvergunning toetst vooraf of dat een bepaald initiatief mag. Initiatiefnemers kunnen via één aanvraag bij één loket duidelijkheid krijgen voor alle activiteiten die zij willen uitvoeren.
- Projectbesluit: biedt een uniforme procedure voor besluitvorming over complexe projecten die voortvloeien uit de verantwoordelijkheid van het rijk of de provincies. Het doel van het projectbesluit is om dit soort procedures sneller en beter te laten verlopen dan in het verleden. In voorkomende gevallen kan het projectbesluit ook in de plaats komen van de omgevingsvergunning.
Op 17 juni 2014 heeft minister Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu het wetsvoorstel ‘Omgevingswet’ naar de Tweede Kamer gestuurd. Maar wat houdt dit wetsvoorstel eigenlijk in?
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wetsvoorstel-omgevingsbesluit-naar-de-tweede-kamer [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-02-09 12:09:48 [post_modified_gmt] => 2022-02-09 11:09:48 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2014/07/21/wetsvoorstel-omgevingsbesluit-naar-de-tweede-kamer/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 7080 [post_author] => 19 [post_date] => 2014-07-21 00:00:00 [post_date_gmt] => 2014-07-21 00:00:00 [post_content] =>Op 25 juni 2014 heeft minister Plasterk in een brief aan de Tweede Kamer kenbaar gemaakt dat hij de dwangsom gaat schrappen uit de Wet openbaarheid van bestuur (wob). In het najaar van dit jaar verwacht het kabinet daartoe een wetsvoorstel in te dienen.
Het probleem van misbruik van de Wob bestaat al geruime tijd. Met een beroep op de Wob kunnen bij een bestuursorgaan documenten worden opgevraagd. Een wob-verzoek kan mondeling of schriftelijk worden ingediend en de enige eis die de wet stelt is dat informatie waarom verzocht wordt een ‘bestuurlijke aangelegenheid betreft’ en is neergelegd in een document. Een verzoek is dus snel gedaan. Indien een bestuursorgaan niet tijdig reageert op een dergelijk verzoek, kan het bestuursorgaan een dwangsom verbeuren (op basis van de Wet dwangsom). Bij het misbruik van de Wet dwangsom gaat het om Wob-verzoeken die niet ingediend worden om informatie te verkrijgen, maar om geld te verdienen aan de Wob door middel van inning van een dwangsom bij niet tijdig beslissen.
Een probleem dat in de loop der tijd steeds groter is geworden en de overheid niet alleen veel geld kost, maar ook veel beslag legt op de tijd van de betreffende overheidsmedewerkers. Er zijn zelfs kleine ondernemingen opgericht die uitsluitend Wob-verzoeken indienen met als doel het innen van dwangsommen. Zo is er een situatie bekend waarin een gemachtigde 1000 verzoeken voor 300 cliënten had ingediend bij Centrale Verwerking Openbaar Ministerie in het kader van opgelegde verkeersboetes. Blijkens de website van de gemachtigde zou de gemachtigde erin gespecialiseerd zijn ontvangers van verkeersboetes (op no cure no pay basis) bij te staan en alle daarvoor benodigde werkzaamheden uit te voeren, waaronder het opvragen van informatie en het starten van bezwaar- en beroepsprocedures. Deze ‘core business’ van de gemachtigde speelde in de uitkomst van deze zaak (voor zijn cliënt) een belangrijke, zo niet een doorslaggevende rol. De rechtbank oordeelt namelijk dat gelet op de (proces)houding en handelswijze van gemachtigde in deze én andere beroepszaken, sprake is van ontwrichtend gedrag jegens het CVOM. De grote hoeveelheid aan correspondentie van de gemachtigde zou bij het CVOM tot vertraging in de verwerking en afdoening van inkomende post hebben geleid, als gevolg waarvan het CVOM betaling van dwangsommen aan gemachtigde verschuldigd was.
Zoals de rechter eerder overwoog kan niet de bedoeling van de wetgever zijn geweest dat een dergelijke niet te rechtvaardigen handelwijze wordt beloond met het innen van grote hoeveelheden dwangsommen uit de publieke kas. De minister vindt dat nu dus ook en zal daartoe een wetsvoorstel indienen. Het ziet er naar uit dat de Wob-verzoeken van de dwangsomregeling worden uitgezonderd. Daar kleeft natuurlijk ook een zeker nadeel aan. Goedbedoelde verzoekers hebben immers geen instrument meer om aan te zetten tot versnelling. De minister pareert die stelling met verwijzing naar artikel 8:55b e.v. van de Algemene wet bestuursrecht waarin de mogelijk wordt geboden rechtstreeks in beroep te gaan tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Deze rechtsgang is voor een verzoeker een beduidend hogere drempel en minder aantrekkelijk alternatief dan de mogelijkheid die de Wet dwangsom bood, maar de goeden moeten – kennelijk – onder de kwaden lijden.
Op 25 juni 2014 heeft minister Plasterk in een brief aan de Tweede Kamer kenbaar gemaakt dat hij de dwangsom gaat schrappen uit de Wet openbaarheid van bestuur (wob). In het najaar van dit jaar verwacht het kabinet daartoe een wetsvoorstel in te dienen. Karen Millen Fashion (KMF) ontwerpt in 2005 een gestreepte bloes en een zwart topje. Dunes Stores, een Ierse kledingketen, koopt een exemplaar en laat deze namaken. Dunes verkoopt de bloes vervolgens in haar winkels. KMF stelt dat Dunes inbreuk maakt op haar niet-ingeschreven gemeenschapsmodel. Dunes betwist niet dat zij het model heeft nagemaakt. Zij stelt dat KMF geen gemeenschapsmodel heeft omdat de kleding geen eigen karakter heeft en dat KMF moet bewijzen dat de kleding een eigen karakter heeft. Eigen karakter Bewijs niet-ingeschreven gemeenschapsmodel Er wordt uitgegaan van een vermoeden van rechtsgeldigheid van een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel. Het hof overweegt dat dat de houder van een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel niet hoeft te bewijzen dat dit model een eigen karakter heeft, maar enkel moet aangeven in welk opzicht dat model een eigen karakter heeft, dat wil zeggen dat hij moet aangeven welk kenmerk of welke kenmerken van het betrokken model, volgens hem, dat model een eigen karakter geven. Met deze uitspraak is het arrest van de Hoge Raad van 31 mei 2013 in de zaak Apple/Samsung (over het modelrecht op de iPad) [ECLI:NL:HR:2013:BZ1983] is op het belangrijkste punt achterhaald door dit arrest van het HvJ EU. De Hoge Raad was van oordeel dat bij de bepaling van het ‘eigen karakter’ van een model gekeken mag/moet worden naar alle oudere modellen tezamen (het vormgevingserfgoed). HvJ EU 19 juni 2014, zaak C-345/13 (Karen Millen Fashions) Zie Arrest Wat betekent dit voor de praktijk: advocaat te Boxtel, Den Bosch, Eindhoven en Tilburg Karen Millen Fashion (KMF) ontwerpt in 2005 een gestreepte bloes en een zwart topje. Dunes Stores, een Ierse kledingketen, koopt een exemplaar en laat deze namaken. Dunes verkoopt de bloes vervolgens in haar winkels. KMF stelt dat Dunes inbreuk maakt op haar niet-ingeschreven gemeenschapsmodel. Dunes betwist niet dat zij het model heeft nagemaakt. Zij stelt dat KMF geen gemeenschapsmodel heeft omdat de kleding geen eigen karakter heeft en dat KMF moet bewijzen dat de kleding een eigen karakter heeft.
De vraag was waar een model mee moet worden vergeleken: de fictieve indruk die gebaseerd is op een combinatie van alle oudere modellen tezamen die dan het vormgevingserfgoed vormen of steeds één of één met oudere modellen. Het hof kiest voor het laatste en overweegt dat ‘bij de beoordeling van het eigen karakter van een model moet worden uitgegaan van een of meer precieze, individueel beschouwde, welbepaalde en omschreven modellen binnen het geheel van eerder voor het publiek beschikbaar gestelde modellen’. Een gebruiker zal modellen zo mogelijk rechtstreeks vergelijken. Een dergelijke vergelijking ziet op ‘de indruk die bij deze gebruiker wordt gewekt niet door een geheel van specifieke kenmerken of onderdelen van oudere modellen, maar door individueel beschouwde en welbepaalde oudere modellen’. En dus een één op één vergelijking.
Omdat een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel niet is ingeschreven is de beschermingsomvang minder. De beschermingsduur is beperkt tot drie jaar met ingang van de datum waarop het model voor het eerst binnen de Europese Unie voor het publiek beschikbaar is gesteld. Een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel wordt als rechtsgeldig beschouwd indien de houder ervan het bewijs levert dat is voldaan aan de voorwaarden om een gemeenschapsmodel te kunnen zijn en bovendien aangeeft in welk opzicht dit model een eigen karakter heeft.