Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 124
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 124
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => all
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1472
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 1230, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 7116
                    [post_author] => 26
                    [post_date] => 2015-05-01 00:00:00
                    [post_date_gmt] => 2015-05-01 00:00:00
                    [post_content] => Het Nationaal Energieakkoord bevat de afspraak dat energiebesparing bij bedrijven een hogere prioriteit krijgt. Voor bedrijven bestaat al de wettelijke verplichting om energiebesparende maatregelen te treffen.

Uit het akkoord volgt dat bedrijven deze wettelijke verplichting niet voldoende naleven en dat het toezicht al eveneens beperkt is. Om dat aan te kunnen pakken staat het akkoord een integrale benadering toe. Daarvoor is een ondersteuningsbudget van € 3 miljoen beschikbaar gesteld voor gemeenten en omgevingsdiensten.

Uit de eerste projectplannen van deze omgevingsdiensten blijkt recent dat de omgevingsdiensten gebruik maken van het instrumentarium van het energieakkoord zoals erkende maatregellijsten en de EnergiePrestatieKeur [EPK]. Daarnaast zetten omgevingsdiensten in op het stimulerend instrumentarium zoals vrijwillige afspraken, koploperprojecten, adviesallianties en energieplatforms binnen bedrijfscollectieven. Dit alles moet ervoor zorgen dat energiebesparing ook bij bedrijven structureel onderdeel van de bedrijfsvoering gaat worden.

De uitvoeringsperiode loopt tot 2020, in 2017 vindt een eerste evaluatie van de uitvoering plaats. Met het kabinet hoop ik dat dit voldoende is om de doelstellingen te kunnen bereiken. Maar eerlijk gezegd verwacht ik dat na de eerste evaluatie geconstateerd moet worden dat een top-down benadering nodig is en dat aan de hand van regelgeving de vrijblijvendheid wordt losgelaten, of ben ik dan teveel jurist? De toekomst zal het ons leren.
                    [post_title] => Toepassing Nationaal Energieakkoord
                    [post_excerpt] => 

Het Nationaal Energieakkoord bevat de afspraak dat energiebesparing bij bedrijven een hogere prioriteit krijgt. Voor bedrijven bestaat al de wettelijke verplichting om energiebesparende maatregelen te treffen.

Uit het akkoord volgt dat bedrijven deze wettelijke verplichting niet voldoende naleven en dat het toezicht al eveneens beperkt is. Om dat aan te kunnen pakken staat het akkoord een integrale benadering toe. Daarvoor is een ondersteuningsbudget van € 3 miljoen beschikbaar gesteld voor gemeenten en omgevingsdiensten.

Uit de eerste projectplannen van deze omgevingsdiensten blijkt recent dat de omgevingsdiensten gebruik maken van het instrumentarium van het energieakkoord zoals erkende maatregellijsten en de EnergiePrestatieKeur [EPK]. Daarnaast zetten omgevingsdiensten in op het stimulerend instrumentarium zoals vrijwillige afspraken, koploperprojecten, adviesallianties en energieplatforms binnen bedrijfscollectieven. Dit alles moet ervoor zorgen dat energiebesparing ook bij bedrijven structureel onderdeel van de bedrijfsvoering gaat worden.

De uitvoeringsperiode loopt tot 2020, in 2017 vindt een eerste evaluatie van de uitvoering plaats. Met het kabinet hoop ik dat dit voldoende is om de doelstellingen te kunnen bereiken. Maar eerlijk gezegd verwacht ik dat na de eerste evaluatie geconstateerd moet worden dat een top-down benadering nodig is en dat aan de hand van regelgeving de vrijblijvendheid wordt losgelaten, of ben ik dan teveel jurist? De toekomst zal het ons leren.

 

Robert Wannink [wannink@bg.legal]

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => toepassing-nationaal-energieakkoord [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-02-11 11:33:13 [post_modified_gmt] => 2022-02-11 10:33:13 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2015/05/01/toepassing-nationaal-energieakkoord/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 7130 [post_author] => 10 [post_date] => 2015-04-29 00:00:00 [post_date_gmt] => 2015-04-29 00:00:00 [post_content] =>

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in de uitspraak van 29 april 2015 [zie Uitspraak, Raad van State] het besluit van de gemeenteraad van Veghel van 13 februari 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Foodpark” en het exploitatieplan “Bedrijventerrein Foodpark”, vernietigd. Belangrijk argument van de Afdeling om tot vernietiging over te gaan is het feit dat voor de toepassing van de milieueffectrapportage de totale ontwikkeling van het bedrijventerrein, die in twee fases wordt uitgevoerd, dient te worden bezien als één samenhangende activiteit en de gemeente door enkel een vormvrije milieueffectrapportage beoordeling te hebben gemaakt, ten onrechte alleen rekening  heeft gehouden met de in het bestemmingsplan voorziene ontwikkeling van fase 1 van het bedrijventerrein. Aangezien aldus de Afdeling, ook met de voorziene verdere ontwikkeling van fase 2 rekening had moeten worden gehouden en de totale ontwikkeling van het bedrijventerrein een oppervlakte behelst die de drempelwaarde opgenomen in het Besluit milieueffectrapportage overschrijdt, had de gemeenteraad voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan de milieueffectrapportage beoordelingsprocedure moeten volgen. Doordat de gemeente dit ten onrechte niet heeft gedaan, slaagt het beroep.

Het gevolg van de uitspraak is dat voorafgaand aan een hernieuwde vaststelling van de plannen de gemeenteraad alsnog de formele milieueffectrapportage beoordelingsprocedure moet volgen. Positief aspect aan de uitspraak is voor de gemeente wel dat onder verwijzing naar onderliggende rapportages, de Afdeling van oordeel is dat de gemeente zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het voorziene bedrijventerrein vanwege voldoende ruimtevraag van bedrijven, noodzakelijk is.

Zie ook branche AgriFood

[post_title] => Realisatie "Foodpark Veghel" loopt vertraging op [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => realisatie-foodpark-veghel%c2%9d-loopt-vertraging-op [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 06:49:15 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 06:49:15 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2015/04/29/realisatie-foodpark-veghel%c2%9d-loopt-vertraging-op/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 7138 [post_author] => 10 [post_date] => 2015-04-29 00:00:00 [post_date_gmt] => 2015-04-29 00:00:00 [post_content] =>

De Europese Commissie heeft in april van dit jaar in een publicatie met betrekking tot 7 maatregelen waarbij voor louter lokale initiatieven overheidssteun is verleend, geconcludeerd dat er geen staatssteun in de zin van de EU regels mee gemoeid is, omdat ze het handelsverkeer tussen de lidstaten waarschijnlijk niet in significante mate ongunstig zullen beïnvloeden. 

De bewuste besluiten worden door de Commissie beschouwd als een extra leidraad om te bepalen welke maatregelen niet door de Commissie behoeven te worden goedgekeurd op grond van de EU staatssteunregels.

Staatssteun aan individuele bedrijven is in beginsel verboden, tenzij die kan worden gerechtvaardigd, omdat de gelijke mededingingsvoorwaarden in de eengemaakte markt daardoor worden vervalst. Dit verbod geldt alleen voor maatregelen die het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden.

Indien echter staatssteun wordt verleend voor een activiteit met een louter lokale impact, kan het zijn dat het handelsverkeer binnen de EU niet ongunstig wordt beïnvloed. Bijvoorbeeld wanneer een begunstigde goederen levert of diensten verricht binnen een beperkt gebied binnen een lidstaat en waarschijnlijk geen klanten uit andere lidstaten zal aantrekken. Bovendien mag de maatregel geen of hoogstens marginale voorzienbare effecten hebben op grensoverschrijdende investeringen.

Met de bewuste 7 maatregelen wordt in het kader van de door de Commissie beoogde modernisering van het staatssteunbeleid op z’n minst gesuggereerd dat er meer ruimte is voor steunmaatregelen zonder een verboden staatssteun te zijn.  Feit blijft echter wel dat in genoemde 7 zaken weliswaar is geoordeeld dat het interstatelijk handelsverkeer niet in significante mate ongunstig zal beïnvloeden, maar uit deze verschillende zaken kunnen geen harde juridische criteria worden afgeleid.

Aldus bezien valt de mogelijk wat meer pragmatische insteek van de Commissie waar het gaat om lokale steunmaatregelen te prijzen maar rechtszekerheid wordt er vooralsnog niet mee geboden. De [gemeenschappelijke] kenmerken van de bewuste 7 door de Commissie goedgekeurde lokale steunmaatregelen kunnen hoogstens een indicatie zijn voor de beoordeling door een [lokale] overheid of een beoogde [lokale] steunmaatregel geen staatssteun is of toch onder bijvoorbeeld de algemene groepsvrijstellingsverordening gemeld zal moeten worden.

Lees de bewuste perspublicatie van de Europese Commissie.

[post_title] => Europese Commissie geeft leidraad voor lokale steunmaatregelen die geen staatssteun zijn [post_excerpt] =>

De Europese Commissie heeft in april van dit jaar in een publicatie met betrekking tot 7 maatregelen waarbij voor louter lokale initiatieven overheidssteun is verleend, geconcludeerd dat er geen staatssteun in de zin van de EU regels mee gemoeid is, omdat ze het handelsverkeer tussen de lidstaten waarschijnlijk niet in significante mate ongunstig zullen beïnvloeden. 

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => europese-commissie-geeft-leidraad-voor-lokale-steunmaatregelen-die-geen-staatssteun-zijn [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 06:49:04 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 06:49:04 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2015/04/29/europese-commissie-geeft-leidraad-voor-lokale-steunmaatregelen-die-geen-staatssteun-zijn/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 7121 [post_author] => 10 [post_date] => 2015-04-25 00:00:00 [post_date_gmt] => 2015-04-25 00:00:00 [post_content] =>

In de zaak Aldi Vastgoed B.V. / verweerster heeft de Hoge Raad op 25 april 2014 uitspraak gedaan [ECLI: NL: HR: 2014: 1018]. De zaak betreft de opzegging door rechtsgevolgen van verhuurder van een huurovereenkomst 290 bedrijfsruimten die ex artikel 7:300 lid 1 BW voor onbepaalde tijd is voortgezet. De voorliggende vraag was of de wachttijdregeling ex artikel 7:296 lid 2 BW toepasselijk zou zijn. 

De rechtsgevolger van de verhuurder van 290 bedrijfsruimten, die een huurovereenkomst wil opzeggen op grond van dringend eigen gebruik [artikel 7:296 lid 1 sub B BW] en die niet is de echtgenoot, geregistreerd partner, bloed- of aanverwant in eerste graad of pleegkind, dient een wachttijd in acht te nemen van drie jaar [zie artikel 7:296 lid 2 BW].

In het arrest van 24 september 2010, NJ2010/649, WR 2011/3 [Toco Mitra / BMT] oordeelde de Hoge Raad dat deze wachttijdregeling alleen geldt voor een opzegging gedaan tegen het einde van de in artikel 7:292 lid 1 bedoelde eerste termijn, dat wil zeggen de termijn waarvoor de huurovereenkomst aanvankelijk is aangegaan [vaak voor vijf jaar]. Deze wachttijdregeling geldt niet zo heeft de Hoge Raad aangegeven, voor een opzegging gedaan tegen het einde van de tweede termijn als bedoeld in artikel 7: 292 lid 2 BW dat wil zeggen de termijn waarmee de initiële duur van de huurovereenkomst is verlengd [meestal ook met vijf jaar]. De Hoge Raad motiveerde dit oordeel binnen een tekstuele uitleg van artikel 7:296 BW: opzeggingen tegen het einde van de verleende termijn worden in de leden 3 en 4 van artikel 7:296 BW geregeld en daarin wordt in artikel 7:296 lid 2 BW bedoelde, verplichte afwijzingsgrond niet herhaald.

In de zaak Aldi Vastgoed / verweerster ging het om een opzegging gedaan door de rechtsgevolger van de oorspronkelijk verhuurder, nadat de huurovereenkomst na twee verlengingen voor onbepaalde tijd was gaan doorlopen. Zie artikel 7:300 lid 2 BW. Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch overwoog in het verlengde van het Toco Mitra / BMT arrest dat de wachttijdregeling ook niet op zo’n opzegging van toepassing is. De huurder heeft incassatie in het verlengde van haar betoog in de feitelijke instanties, de Hoge Raad verzocht om terug te komen op zijn oordeel in het arrest Toco Mitra / BMT. De Hoge Raad concludeert tot verwerping van de cassatieklachten. Het arrest Toco Mitra past in de wijze waarop thans tegen de reikwijdte van bescherming van de huurder van 290 bedrijfsruimten worden aangekeken. De Hoge Raad verwerpt het beroep en doet dat zonder nadere motivering.

[post_title] => Hoge Raad komt niet meer terug op het arrest Toko Mitra / BMT [post_excerpt] =>

In de zaak Aldi Vastgoed B.V. / verweerster heeft de Hoge Raad op 25 april 2014 uitspraak gedaan [ECLI: NL: HR: 2014: 1018]. De zaak betreft de opzegging door rechtsgevolgen van verhuurder van een huurovereenkomst 290 bedrijfsruimten die ex artikel 7:300 lid 1 BW voor onbepaalde tijd is voortgezet. De voorliggende vraag was of de wachttijdregeling ex artikel 7:296 lid 2 BW toepasselijk zou zijn. 

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => hoge-raad-komt-niet-meer-terug-op-het-arrest-toko-mitra-bmt [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 06:49:32 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 06:49:32 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2015/04/25/hoge-raad-komt-niet-meer-terug-op-het-arrest-toko-mitra-bmt/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 7122 [post_author] => 10 [post_date] => 2015-04-21 00:00:00 [post_date_gmt] => 2015-04-21 00:00:00 [post_content] =>

De hoogste bestuursrechter in ons land, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State  [RvS] heeft bij herhaling geoordeeld dat de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht [Awb] ingevolge artikel 4:21 lid 4 Awb van overeenkomstig toepassing is op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek. Dat betekent kort gezegd dat bezwaar en beroep volgens de algemene bestuursrecht openstaat als het gaat om bijvoorbeeld een verlaging van de bekostiging van een school. 

Laatstelijk heeft de RvS op 30 juli 2014 [BA 2014/179] deze lijn bevestigd. Op deze wijze wordt volgens de RvS enerzijds recht gedaan aan de bijzondere constitutionele positie van het onderwijs en anderzijds aan de doelstelling van de Awb om de bestuursrechtelijke wetgeving zoveel mogelijk te harmoniseren. De wettelijke systematiek van de onderwijsbekostiging laat zich zonder problemen naar de uitgangspunten en regels van de Awb–subsidietitel ordenen. Hieruit volgt dat onder meer de artikelen 4:49 en 4:57 Awb in beginsel gelden bij een lagere vaststelling van de bekostiging en de terugvordering daarvan, tenzij de onderwijswetgeving bij wege van een specifieke en uitputtende bepaling daarop een uitzondering maakt. In de hiervoor aangehaalde uitspraak betoogt de minister volgens de RvS terecht dat niet het college van B&W maar hijzelf bevoegd is tot lagere vaststelling van de bekostiging, indien het zogeheten overschrijdingsbedrag niet ten behoeve van het onderwijs aan een school is aangewend.

Voor de praktijk is dit belangrijk. Als bijvoorbeeld de schooldirectie een lagere bekostiging wil aanvechten kan dat. De minister moet een besluit wel goed onderbouwen en inrichten. Zo bepaalt artikel 4:49 Awb dat het bestuursorgaan [in dit geval de miniser] de subsidievaststelling kan intrekken of ten nadele van de ontvanger kan wijzigen op een drietal gronden. Het kan dan gaan om feiten of omstandigheden waarvan het bestuursorgaan bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn, dan wel de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit had behoren te weten of indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de subsidie.

De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij anders is bepaald. Er geldt wel een beperking: als vijf jaren zijn verstreken na de dag waarop de subsidievaststelling is bekend gemaakt kan de vaststelling niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd.

In artikel 4:57 Awb is bepaald dat het bestuursorgaan onverschuldigd betaalde subsidiebedragen kan terugvorderen. Dat kan desnoods bij dwangbevel. In het derde lid is een verrekeningsbevoegdheid opgenomen. En geldt ook hier weer de beperking van de termijn van vijf jaren waarbij na het verloop ervan geen terugvordering kan plaatsvinden. Maar de minister moet dan wel kunnen aantonen dat de subsidie onverschuldigd is betaald. Vaak geen makkelijke opgave en dus de moeite waard om dit kritisch te onderzoeken.

Als het gaat om een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, bijvoorbeeld de intrekking of wijziging van een subsidiebesluit, dan wordt dit ook wel geduid als een besluit op grond van de Awb. Tegen een besluit kan een belanghebbende bezwaar en/of beroep instellen. Een belanghebbende moet zich wel onderscheiden van de grote massa. Voor een willekeurige derde heeft het derhalve geen zin om bezwaar of beroep in te stellen.  

[post_title] => Bekostiging onderwijs is subsidie [post_excerpt] =>

De hoogste bestuursrechter in ons land, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State  [RvS] heeft bij herhaling geoordeeld dat de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht [Awb] ingevolge artikel 4:21 lid 4 Awb van overeenkomstig toepassing is op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek. Dat betekent kort gezegd dat bezwaar en beroep volgens de algemene bestuursrecht openstaat als het gaat om bijvoorbeeld een verlaging van de bekostiging van een school. 

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => bekostiging-onderwijs-is-subsidie [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 06:49:48 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 06:49:48 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2015/04/21/bekostiging-onderwijs-is-subsidie/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 7115 [post_author] => 26 [post_date] => 2015-04-20 00:00:00 [post_date_gmt] => 2015-04-20 00:00:00 [post_content] => Recent heeft de minister de Tweede Kamer laten weten dat het antwoord op de vragen van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu over het ontwerpbesluit tot wijziging van het besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009 en het waterbesluit [implementatie EU wijzigingsrichtlijnen prioritiaire stoffen en grondwater] wordt aangehouden in verband met het grote aantal vragen en de benodigde afstemming ten behoeve van de beantwoording. De bepalingen van het besluit houden verband met implementatie van Europese regelgeving. Daarmee wordt invulling gegeven aan beleidsruimte die de Europese regelgeving de lidstaten geeft om rekening te houden met de verschillende omstandigheden die zich tussen lidstaten voordoen. Het houdt kort gezegd in de uitvoering van de milieudoelstellingen van de Kaderrichtlijn water. In het besluit worden eisen gesteld waaraan de kwaliteit van het oppervlakte– en grondwater in Nederland in beginsel moet voldoen. De door de richtlijn vereiste kwaliteit is de zogenaamde goede watertoestand die eind 2015 moet zijn gehaald. Deze wordt bepaald volgens wetenschappelijke criteria, zonder dat bij de bepaling daarvan rekening mag worden gehouden met maatschappelijke afwegingen. In het onderhavige besluit zijn de milieukwaliteitseisen opgenomen die de goede watertoestand weergeven. De milieukwaliteitseisen richten zich op de stroomgebied beheerplannen en maatregelenprogramma’s die volgens de Kaderrichtlijn water voor elk stroomgebied moeten worden opgesteld. In Nederland zijn dit de waterplannen op grond van de Waterwet. Dit betekent dat in deze plannen alle maatregelen moeten worden opgenomen die nodig zijn om de vereiste waterkwaliteit te realiseren. Als bij de opstelling van de waterplannen blijkt dat de goede watertoestand zoals door het besluit wordt vereist, niet kan worden gerealiseerd omdat bepaalde maatregelen niet haalbaar of betaalbaar zijn, kan in het waterplan een gemotiveerd beroep worden gedaan op een uitzonderingsmogelijkheid van de genoemde Kaderrichtlijn water. [post_title] => Wijziging Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009 [post_excerpt] =>

Recent heeft de minister de Tweede Kamer laten weten dat het antwoord op de vragen van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu over het ontwerpbesluit tot wijziging van het besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009 en het waterbesluit [implementatie EU wijzigingsrichtlijnen prioritiaire stoffen en grondwater] wordt aangehouden in verband met het grote aantal vragen en de benodigde afstemming ten behoeve van de beantwoording.

De bepalingen van het besluit houden verband met implementatie van Europese regelgeving. Daarmee wordt invulling gegeven aan beleidsruimte die de Europese regelgeving de lidstaten geeft om rekening te houden met de verschillende omstandigheden die zich tussen lidstaten voordoen.

Het houdt kort gezegd in de uitvoering van de milieudoelstellingen van de Kaderrichtlijn water. In het besluit worden eisen gesteld waaraan de kwaliteit van het oppervlakte– en grondwater in Nederland in beginsel moet voldoen. De door de richtlijn vereiste kwaliteit is de zogenaamde goede watertoestand die eind 2015 moet zijn gehaald. Deze wordt bepaald volgens wetenschappelijke criteria, zonder dat bij de bepaling daarvan rekening mag worden gehouden met maatschappelijke afwegingen. In het onderhavige besluit zijn de milieukwaliteitseisen opgenomen die de goede watertoestand weergeven.

De milieukwaliteitseisen richten zich op de stroomgebied beheerplannen en maatregelenprogramma’s die volgens de Kaderrichtlijn water voor elk stroomgebied moeten worden opgesteld. In Nederland zijn dit de waterplannen op grond van de Waterwet. Dit betekent dat in deze plannen alle maatregelen moeten worden opgenomen die nodig zijn om de vereiste waterkwaliteit te realiseren. Als bij de opstelling van de waterplannen blijkt dat de goede watertoestand zoals door het besluit wordt vereist, niet kan worden gerealiseerd omdat bepaalde maatregelen niet haalbaar of betaalbaar zijn, kan in het waterplan een gemotiveerd beroep worden gedaan op een uitzonderingsmogelijkheid van de genoemde Kaderrichtlijn water.

 

Voor meer informatie: Robert Wannink [wannink@bg.legal]

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wijziging-besluit-kwaliteitseisen-en-monitoring-water-2009 [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-02-11 11:29:53 [post_modified_gmt] => 2022-02-11 10:29:53 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2015/04/20/wijziging-besluit-kwaliteitseisen-en-monitoring-water-2009/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 7157 [post_author] => 26 [post_date] => 2015-04-10 00:00:00 [post_date_gmt] => 2015-04-10 00:00:00 [post_content] =>

De per 1 januari 2013 ingevoerde Wet Normering Topinkomens (WNT) was pas 2 jaar oud en niet bepaald onomstreden, maar is desondanks per 1 januari 2015 opnieuw aangescherpt door een verlaging van de maximale wettelijke bezoldigingsnorm voor topfunctionarissen van 130% naar 100% van een ministersalaris.

Vanaf 2013 worden de bezoldiging en ontslagvergoedingen (maximaal jaarsalaris, afgetopt tot Euro 75.000) van topfunctionarissen in de publieke sector en bepaalde semipublieke sectoren aan banden gelegd in de WNT. Topfunctionarissen zijn personen die behoren tot het hoogste uitvoerende of toezichthoudende orgaan, of de laag daaronder, en in die rol verantwoordelijk zijn voor de gehele instelling of rechtspersoon. Ook extern ingehuurde (interim) topfunctionarissen vallen onder de WNT zodra zij in een aaneengesloten periode van 18 maanden, 6 maanden of langer de functie van een topfunctionaris vervullen.

Verlaging bezoldigingsnorm topfunctionarissen

Door de per 1 januari 2015 ingevoerde Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT (WNT-2)

geldt als nieuw maximuminkomen voor deze topfunctionarissen de norm van Euro 178.000. Een verlaging van ongeveer Euro 50.000 ten opzichte van de tot dat moment geldende norm. Deze maximumnorm omvat alle belastbare delen van de bezoldiging van de topfunctionaris, zoals salaris, vakantietoeslag, eindejaarsuitkering, belastbare onkostenvergoeding, pensioenbijdrage, fiscale bijtelling van de dienstauto enz.

Deze verlaagde norm is direct van toepassing voor de gehele publieke sector: het Rijk, de zelfstandige bestuursorganen, de provincies, de gemeenten, de waterschappen en de vele door deze decentrale overheden ingestelde publieke instellingen. Directe toepassing is er ook voor een zeer groot deel van de semipublieke sector. Dit zijn o.a. door het Rijk, gemeenten en provincies gesubsidieerde instellingen op zeer diverse terreinen, de landelijke en regionale publieke media-instellingen, instellingen voor beroepsonderwijs, drinkwaterbedrijven en regionale energienetbeheerders.

Voor zittende topfunctionarissen van wie de bezoldiging boven deze nieuwe norm ligt, geldt een overgangsperiode. Op grond van de per 1 januari 2013 ingevoerde WNT mochten bestaande bezoldigingsafspraken die de per die datum geldende 130%-norm van een ministersalaris overstegen, éénmalig gedurende een periode van vier jaar – dus tot en met 2016 – worden gehandhaafd. Daarna moet de bezoldiging in drie jaar (2017, 2018 en 2019) worden afgebouwd tot de 130%-norm. Als gevolg van WNT 2 zal de bezoldiging van voor 1 januari 2013 al zittende topfunctionarissen vervolgens in twee jaren (2020 en 2021) worden teruggebracht naar de 100% norm. Met ingang van 2022 moet hun bezoldiging voldoen aan de 100%-norm. Voor zittende topfunctionarissen van na 1 januari 2013, van wie de bezoldiging onder de 130% ligt maar boven de 100%, geldt dat de bezoldiging met ingang van 1 januari 2015 gedurende 4 jaar wordt gerespecteerd –  dus tot en met 2018 –  en vervolgens in drie jaar (2019, 2020 en 2021) moet worden teruggebracht naar de nieuwe 100%-norm. Ook bij deze categorie zal de bezoldiging van de topfunctionarissen dus per 2022 zijn aangepast aan deze verlaagde norm van 100%.  

Overgangsjaar zorg- en welzijnssector, woningcorporaties en wetenschappelijk onderwijs

Voor de zorg- en welzijnssector, woningcorporaties en het onderwijs waren en zijn er, naast de WNT-norm, al andere lagere normen op grond van ministeriële regelingen. Voor het onderwijs zijn dit gedifferentieerde maxima per (deel)sector. Voor de zorg- en welzijnssector en woningcorporaties golden en gelden voor kleinere instellingen afhankelijk van een aantal criteria gestaffelde normen aflopend tot 46% van de WNT-norm.

Gebruik makend van de ook in het WNT-2 daartoe geboden mogelijkheid is echter voor de sector zorg en welzijn opnieuw gekozen voor het toepassen van een overgangsjaar. Dit betekent dat er in 2015 geen verdere aftopping zal plaatsvinden van de in 2014 op grond van Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen zorg- en welzijn geldende staffels. Hetzelfde geldt voor de woningcorporaties (de op 28 november 2014 voor deze sector voor 2015 vastgestelde staffel blijft van toepassing) en het wetenschappelijk onderwijs.  Voor alle overige onderwijssectoren geldt dat er door de minister van OCW voor is gekozen, om de sectorale beloningsmaxima die uitstegen boven het maximum van WNT-2 direct per 1 januari 2015 af te toppen.

Per 1 januari 2016 gaat vervolgens de verlaagde WNT-2 norm (en in diverse sectoren ook de lagere norm voor kleinere instellingen) ook voor de sectoren die nu nog het overgangsjaar hanteren, gelden. De enige uitzondering hierop is de sector zorgverzekeraars.

Het overgangsrecht in de sectoren waar sprake is van het overgangsjaar –  sector zorg en welzijn, woningcorporaties en wetenschappelijk onderwijs –  luidt als volgt. Voor topfunctionarissen van wie de bestaande bezoldigingsafspraken binnen het `oude` toepasselijke staffelbedrag vallen, maar boven het met ingang van 1 januari 2016 voor hen geldende staffelbedrag, gaat het overgangsrecht met ingang van die datum in.  Indien topfunctionarissen al voor 2015 onder het overgangsrecht vielen omdat hun bezoldiging al lag boven de WNT-1 norm, respectievelijk het (lagere) toepasselijk staffelbedrag, blijft de overgangsregeling identiek aan die van topfunctionarissen in sectoren zonder overgangsjaar.

Verhoging bezoldigingsnorm toezichthouders/commissarissen

Het bezoldigingsmaximum voor de voorzitter van de RvT of RvC is per 1 januari 2015 verhoogd van 7,5% naar 15% van het bezoldigingsmaximum dat geldt voor de instelling waar hij of zij voorzitter is van het toezichthoudend orgaan. De leden van de RvT of RvC mogen vanaf deze datum 10% in plaats van 5% van dit bezoldigingsmaximum verdienen. Deze nieuwe normen gelden voor alle publieke en semipublieke sectoren die onder de WNT vallen.

Graag adviseren wij u bij eventuele verdere concrete vragen omtrent de gevolgen van de WNT-2 voor uw instelling of uw eigen rechtspositie.

[post_title] => De WNT, wat is er per 1 januari 2015 veranderd? [post_excerpt] =>

De per 1 januari 2013 ingevoerde Wet Normering Topinkomens (WNT) was pas 2 jaar oud en niet bepaald onomstreden, maar is desondanks per 1 januari 2015 opnieuw aangescherpt door een verlaging van de maximale wettelijke bezoldigingsnorm voor topfunctionarissen van 130% naar 100% van een ministersalaris.

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => de-wnt-wat-is-er-per-1-januari-2015-veranderd [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 06:50:08 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 06:50:08 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2015/04/10/de-wnt-wat-is-er-per-1-januari-2015-veranderd/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 7124 [post_author] => 26 [post_date] => 2015-04-08 00:00:00 [post_date_gmt] => 2015-04-08 00:00:00 [post_content] => Allereerst ga ik in op de provinciale verordening en tenslotte sta ik stil bij op deze verordening gebaseerde beleidsregels. Verordening stikstof Noord-Brabant getoetst Onderstaand ga ik in op uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [kortweg: ‘Afdeling’] waarbij de Beleidsregel stikstof en beschermde natuurmonumenten Noord-Brabant is getoetst aan de Natuurbeschermingswet 1998 [artikel 16]. Maar eerst bespreek ik hier de Verordening stikstof van de provincie Noord-Brabant. In dit geval had het College van B&W van de gemeente Reusel-De Mierden de door de agrariër gevraagde saldering op grond van de genoemde verordening voor het uitbreiden van de varkenshouderij geweigerd. Uiteindelijk kwam deze zaak bij de Raad van State. De agrariër merkte onder meer op dat hij weliswaar niet voldoet aan bepaalde nadere eisen die zijn gesteld in de verordening maar is het uitsluiten van saldering voor de groep van de zogenaamde interim-uitbreiders [waartoe hij behoort] in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Ook doet hij een beroep op de zogenaamde hardheidsclausule uit de verordening. De Afdeling overweegt onder meer dat de stikstofverordening geen saldering toelaat voor categorie B bedrijven waarbij een bepaalde periode [zogenaamde interim-periode] op grond van de Wabo een hogere ammoniak emissie is toegestaan. De ratio van uitsluiting van interim-uitbreiders van saldering via de depositiebank is dat zij anders dan bedrijven die niet hebben uitgebreid, reeds hebben kunnen uitbreiden in de voor hen geldende interim-periode. De veroorzaakte toename van stikstofdepositie door een interim-uitbreider is bovendien dusdanig dat toekenning van saldo uit de depositiebank aan deze bedrijven de beschikbare ontwikkelingsruimte teniet zou doen. De Afdeling vindt op grond hiervan dat er geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat het onderscheid tussen interim-uitbreiders en andere bedrijven in de stikstofverordening niet gerechtvaardigd is. Er bestaat daarom geen aanleiding om de stikstofverordening buiten toepassing te laten. Ook een beroep op de hardheidsclausule gaat hier niet op. De agrariër had namelijk een en ander aangevoerd wat betrekking heeft op alle interim-uitbreiders en niet specifiek op zijn individuele situatie. Uit dit alles volgt dat de regeling en toelichting van de verordening dusdanig is dat op het punt van de interim-uitbreiders de stikstofverordening van de provincie Noord-Brabant geen schipbreuk lijdt. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat de stikstofverordening in andere gevallen ook overeind blijft. En niet zonder belang is dat als een beroep wordt gedaan op een hardheidsclausule dan ook specifiek aandacht moet worden besteed aan de individuele situatie in het beroepschrift en het betoog ter zitting. Beleidsregel stikstof en beschermde natuurmonumenten Noord-Brabant onderuit De Provincie Noord-Brabant kent een Beleidsregel stikstof en beschermde natuurmonumenten Noord-Brabant, waarin is aangegeven hoe het College van Gedeputeerde Staten omgaat met de bevoegdheid om op grond van artikel 16 van de Natuurbeschermingswet 1988 een vergunning te verlenen, waar het gaat om de invloed van de stikstofdeposities afkomstig van veehouderijen op beschermde natuurmonumenten. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 25 maart 2015 een drietal uitspraken gewezen waarin de beleidsregel wegens strijd van artikel 16 van deze Natuurbeschermingswet buiten toepassing worden verklaard. In alle zaken nam de stikstofdepositie in de nieuwe situatie af ten opzichte van de vergunde oude situatie. Het College van Gedeputeerde Staten meende daarom dat er geen vergunning volgens artikel 16 van genoemde Natuurbeschermingswet was vereist. In de genoemde beleidsregel staat in artikel 4 namelijk dat voor zover de verandering van een bedrijf een toename van stikstofdepositie van het beschermd natuurmonument tot gevolg heeft van minder dan een bepaald aantal mol N/ha/jaar ten opzichte van de referentiesituatie als bedoeld in artikel 3 van genoemde beleidsregel, er dan geen sprake is van een handeling die schadelijk is voor het beschermde natuurmonument. De Afdeling overweegt dat weliswaar geen beroep open staat tegen de beleidsregel maar daaraan staat niet in de weg dat er een exceptieve toetsing kan plaatsvinden van een beleidsregel. Dit houdt in dat de beleidsregel buiten toepassing blijft indien deze in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel indien deze in strijd is met een algemeen rechtsbeginsel, bij toetsing van een besluit die is gebaseerd op de beleidsregel. De Afdeling oordeelt dat exploitatie van een veehouderij een handeling is als bedoeld in artikel 16 van de genoemde Natuurbeschermingswet. Gelet op de reikwijdte van de in deze bepaling opgenomen vergunningplicht is ook voor een ongewijzigde voortzetting van de exploitatie van een bestaande veehouderij, waarvoor nog niet eerder een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is verleend, in beginsel een dergelijke vergunning vereist. Dit brengt volgens de Afdeling met zich mee dat indien in zo’n geval het bedrijf wordt uitgebreid of gewijzigd, de aanvraag betrekking dient te hebben op de exploitatie van het hele bedrijf na de uitbreiding en/of wijziging daarvan. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 8 april 2009 [zaaknummer 200808611/1]. De toepassing van de beleidsregel brengt in dit geval met zich mee dat alleen wordt beoordeeld wat de effecten zijn van de exploitatie van het gehele bedrijf na uitbreiding of wijziging ten opzichte van de effecten van de krachtens geldende vergunning toegestane exploitatie. Daarmee wordt echter voorbijgegaan aan het feit dat bij de beantwoording van de vraag of de uitbreiding van de veehouderij vergunningplichtig is op grond van artikel 16 van de genoemde Natuurbeschermingswet, de uitbreiding op zichzelf moet worden beoordeeld, zodat de effecten van de bedoelde wijzigingen waardoor ten gevolge van de beoogde uitbreiding van het beschermde natuurmonument worden verminderd, erbij niet kunnen worden betrokken. De rechter vindt daarom dat het College van Gedeputeerde Staten de betreffende artikelen uit de beleidsregel niet aan de besluiten ten grondslag had mogen leggen en dat deze bij de toepassing moet blijven. Dat betekent dat het College van Gedeputeerde Staten opnieuw aan de slag kan. Zij moeten op basis van een afweging tussen enerzijds de ernst van de aantasting van de natuurwaarden door de exploitatie van de gehele veehouderij na de wijziging daarvan, en anderzijds de belangen die gemoeid zijn met het uitvoeren van de aangevraagde handeling bezien of al dan niet onder nadere voorschriften een vergunning op grond van artikel 16 van de Natuurbeschermingswet kan worden verleend, een nieuw besluit nemen. Een flinke klus die voor de betrokken veehouders voor een aanzienlijke vertraging zorgt. Ben benieuwd welk staartje deze zaak krijgt. [post_title] => De provincie en stikstof. Een pas de deux in recente uitspraken [post_excerpt] =>

Allereerst ga ik in op de provinciale verordening en tenslotte sta ik stil bij op deze verordening gebaseerde beleidsregels.

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => de-provincie-en-stikstof-een-pas-de-deux-in-recente-uitspraken [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-02-11 11:29:42 [post_modified_gmt] => 2022-02-11 10:29:42 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2015/04/08/de-provincie-en-stikstof-een-pas-de-deux-in-recente-uitspraken/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 7123 [post_author] => 10 [post_date] => 2015-04-03 00:00:00 [post_date_gmt] => 2015-04-03 00:00:00 [post_content] =>

Het concept wetsvoorstel Aanbestedingswet 2012 is op vrijdag 3 april jl. gepubliceerd. Het wetsvoorstel bevat wijzigingen van de Aanbestedingswet teneinde de nieuwe Europese aanbestedingsrichtlijnen die vorig jaar van kracht zijn geworden, in de Aanbestedingswet te implementeren. 

Hier volgt een opsomming van enkele belangrijke wijzigingen:

  • De mogelijkheid wordt geboden om meerdere percelen aan 1 inschrijver te gunnen of het aantal percelen dat aan 1 inschrijver wordt gegund te beperken. Daarnaast heeft een inschrijver de mogelijkheid een inschrijving voor een combinatie van percelen in te dienen, maar uitsluitend als de aanbestedende dienst die mogelijkheid biedt. Het is in die situatie aan de aanbestedende dienst om een gunningssystematiek te hanteren op basis waarvan een inschrijving voor een combinatie van percelen kan worden vergeleken met een inschrijving voor één enkel perceel.
  • Het (quasi-)inbesteden [waarbij de aanbestedende dienst een opdracht aan een gelieerde rechtspersoon kan verlenen] wordt geregeld. Een belangrijke voorwaarde daarbij is dat de derde aan wie de opdracht wordt gegund (de gecontroleerde rechtspersoon) ten minste 80% van haar werkzaamheden moet uitvoeren voor de aanbestedende dienst. Ook voornoemde derde die tevens een aanbestedende dienst is, kan aan de controlerende aanbestedende dienst een opdracht gunnen zonder aanbesteding.
  • In een constructie van (quasi-)inbesteding mag privaat kapitaal deelnemen, mits aan dit privaat kapitaal geen controlerende en/of blokkerende (stem)rechten zijn verbonden.
  • Er wordt  geregeld dat aanbestedende diensten opdrachten aan elkaar kunnen gunnen zonder aanbestedingsprocedure.
  • Aanbestedingsprocedures moeten digitaal/ elektronisch worden uitgevoerd. De termijnen zijn daarom standaard verkort.
  • Er komt een nieuw Model Eigen Verklaring.
  • De dwingende en facultatieve uitsluitingsgronden worden uitgebreid.
  • Bij de beoordeling van de uitsluitingsgronden mag slechts tot drie jaar worden teruggekeken.
  • Het enige gunningscriterium is EMVI zij het dat EMVI ook kan worden bepaald op basis van uitsluitend de laagste prijs of de laagste kosteneffectiviteit.
  • Er wordt geregeld aan welke voorwaarden een wijziging van een overeenkomst moet voldoen, wil er niet sprake zijn van een – tot aanbestedingsplicht leidende - wezenlijke wijziging van de overeenkomst.

Via een internetconsultatie kunnen geïnteresseerde partijen zienswijzen over het wetsvoorstel indienen. Hiervoor is ook een geconsolideerd concept wetsvoorstel gepubliceerd waarin de wijzigingen zijn opgenomen naast de oorspronkelijke tekst van de Aanbestedingswet. De nieuwe Aanbestedingswet zal uiterlijk 18 april 2016 in werking moeten treden.

[post_title] => Concept wetsvoorstel Aanbestedingswet [post_excerpt] =>

Het concept wetsvoorstel Aanbestedingswet 2012 is op vrijdag 3 april jl. gepubliceerd. Het wetsvoorstel bevat wijzigingen van de Aanbestedingswet teneinde de nieuwe Europese aanbestedingsrichtlijnen die vorig jaar van kracht zijn geworden, in de Aanbestedingswet te implementeren. 

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => concept-wetsvoorstel-aanbestedingswet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 06:52:06 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 06:52:06 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2015/04/03/concept-wetsvoorstel-aanbestedingswet/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 7110 [post_author] => 6 [post_date] => 2015-04-01 00:00:00 [post_date_gmt] => 2015-04-01 00:00:00 [post_content] =>

Traditioneel staat/stond de software waar kantoren gebruik van maken voor hun dossier en/of financiële administratie, op een server die zich fysiek op het advocatenkantoor bevond. Steeds meer kantoren kiezen voor oplossingen waarbij de software en/of data of nog meer niet meer op de eigen servers staat maar in een datacenter elders. Dit wordt ook wel “de Cloud” genoemd.

In bijgaand artikel schetst mr. Jos van der Wijst, specialist ie/it-recht de risico’s en geeft hij aanbevelingen hoe deze te beperken.

[post_title] => Mogen advocaten hun data in de Cloud bewaren? [post_excerpt] =>

Traditioneel staat/stond de software waar kantoren gebruik van maken voor hun dossier en/of financiële administratie, op een server die zich fysiek op het advocatenkantoor bevond. Steeds meer kantoren kiezen voor oplossingen waarbij de software en/of data of nog meer niet meer op de eigen servers staat maar in een datacenter elders. Dit wordt ook wel “de Cloud” genoemd.

In bijgaand artikel schetst mr. Jos van der Wijst, specialist ie/it-recht de risico’s en geeft hij aanbevelingen hoe deze te beperken.

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => mogen-advocaten-hun-data-in-de-cloud-bewaren [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 06:54:42 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 06:54:42 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2015/04/01/mogen-advocaten-hun-data-in-de-cloud-bewaren/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 7116 [post_author] => 26 [post_date] => 2015-05-01 00:00:00 [post_date_gmt] => 2015-05-01 00:00:00 [post_content] => Het Nationaal Energieakkoord bevat de afspraak dat energiebesparing bij bedrijven een hogere prioriteit krijgt. Voor bedrijven bestaat al de wettelijke verplichting om energiebesparende maatregelen te treffen. Uit het akkoord volgt dat bedrijven deze wettelijke verplichting niet voldoende naleven en dat het toezicht al eveneens beperkt is. Om dat aan te kunnen pakken staat het akkoord een integrale benadering toe. Daarvoor is een ondersteuningsbudget van € 3 miljoen beschikbaar gesteld voor gemeenten en omgevingsdiensten. Uit de eerste projectplannen van deze omgevingsdiensten blijkt recent dat de omgevingsdiensten gebruik maken van het instrumentarium van het energieakkoord zoals erkende maatregellijsten en de EnergiePrestatieKeur [EPK]. Daarnaast zetten omgevingsdiensten in op het stimulerend instrumentarium zoals vrijwillige afspraken, koploperprojecten, adviesallianties en energieplatforms binnen bedrijfscollectieven. Dit alles moet ervoor zorgen dat energiebesparing ook bij bedrijven structureel onderdeel van de bedrijfsvoering gaat worden. De uitvoeringsperiode loopt tot 2020, in 2017 vindt een eerste evaluatie van de uitvoering plaats. Met het kabinet hoop ik dat dit voldoende is om de doelstellingen te kunnen bereiken. Maar eerlijk gezegd verwacht ik dat na de eerste evaluatie geconstateerd moet worden dat een top-down benadering nodig is en dat aan de hand van regelgeving de vrijblijvendheid wordt losgelaten, of ben ik dan teveel jurist? De toekomst zal het ons leren. [post_title] => Toepassing Nationaal Energieakkoord [post_excerpt] =>

Het Nationaal Energieakkoord bevat de afspraak dat energiebesparing bij bedrijven een hogere prioriteit krijgt. Voor bedrijven bestaat al de wettelijke verplichting om energiebesparende maatregelen te treffen.

Uit het akkoord volgt dat bedrijven deze wettelijke verplichting niet voldoende naleven en dat het toezicht al eveneens beperkt is. Om dat aan te kunnen pakken staat het akkoord een integrale benadering toe. Daarvoor is een ondersteuningsbudget van € 3 miljoen beschikbaar gesteld voor gemeenten en omgevingsdiensten.

Uit de eerste projectplannen van deze omgevingsdiensten blijkt recent dat de omgevingsdiensten gebruik maken van het instrumentarium van het energieakkoord zoals erkende maatregellijsten en de EnergiePrestatieKeur [EPK]. Daarnaast zetten omgevingsdiensten in op het stimulerend instrumentarium zoals vrijwillige afspraken, koploperprojecten, adviesallianties en energieplatforms binnen bedrijfscollectieven. Dit alles moet ervoor zorgen dat energiebesparing ook bij bedrijven structureel onderdeel van de bedrijfsvoering gaat worden.

De uitvoeringsperiode loopt tot 2020, in 2017 vindt een eerste evaluatie van de uitvoering plaats. Met het kabinet hoop ik dat dit voldoende is om de doelstellingen te kunnen bereiken. Maar eerlijk gezegd verwacht ik dat na de eerste evaluatie geconstateerd moet worden dat een top-down benadering nodig is en dat aan de hand van regelgeving de vrijblijvendheid wordt losgelaten, of ben ik dan teveel jurist? De toekomst zal het ons leren.

 

Robert Wannink [wannink@bg.legal]

[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => toepassing-nationaal-energieakkoord [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-02-11 11:33:13 [post_modified_gmt] => 2022-02-11 10:33:13 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2015/05/01/toepassing-nationaal-energieakkoord/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1472 [max_num_pages] => 148 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 771ab2940acc93049ab6ec8eee891e2d [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [query_cache_key:WP_Query:private] => wp_query:78dfb1e921869ea77a6d507f1a36cb69:0.01612800 17540580760.30860100 1754058076 [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
Het Nationaal Energieakkoord bevat de afspraak dat energiebesparing bij bedrijven een hogere prioriteit krijgt. Voor bedrijven bestaat al de wettelijke verplichting om energiebesparende maatregelen te treffen. Uit het akkoord volgt dat bedrijven deze wettelijke verplichting niet voldoende naleven en dat het toezicht al eveneens beperkt is. Om dat aan te kunnen pakken staat het akkoord een integrale benadering toe. Daarvoor is een ondersteuningsbudget van € 3 miljoen beschikbaar gesteld voor gemeenten en omgevingsdiensten. Uit de eerste projectplannen van deze omgevingsdiensten blijkt recent dat de omgevingsdiensten gebruik maken van het instrumentarium van het energieakkoord zoals erkende maatregellijsten en de EnergiePrestatieKeur [EPK]. Daarnaast zetten omgevingsdiensten in op het stimulerend instrumentarium zoals vrijwillige afspraken, koploperprojecten, adviesallianties en energieplatforms binnen bedrijfscollectieven. Dit alles moet ervoor zorgen dat energiebesparing ook bij bedrijven structureel onderdeel van de bedrijfsvoering gaat worden. De uitvoeringsperiode loopt tot 2020, in 2017 vindt een eerste evaluatie van de uitvoering plaats. Met het kabinet hoop ik dat dit voldoende is om de doelstellingen te kunnen bereiken. Maar eerlijk gezegd verwacht ik dat na de eerste evaluatie geconstateerd moet worden dat een top-down benadering nodig is en dat aan de hand van regelgeving de vrijblijvendheid wordt losgelaten, of ben ik dan teveel jurist? De toekomst zal het ons leren.   Robert Wannink [wannink@bg.legal]
Lees meer
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in de uitspraak van 29 april 2015 [zie Uitspraak, Raad van State] het besluit van de gemeenteraad van Veghel van 13...
Lees meer
De Europese Commissie heeft in april van dit jaar in een publicatie met betrekking tot 7 maatregelen waarbij voor louter lokale initiatieven overheidssteun is verleend, geconcludeerd dat er geen staatssteun in de zin van de EU regels mee gemoeid is, omdat ze het handelsverkeer tussen de lidstaten waarschijnlijk niet in significante mate ongunstig zullen beïnvloeden. 
Lees meer
In de zaak Aldi Vastgoed B.V. / verweerster heeft de Hoge Raad op 25 april 2014 uitspraak gedaan [ECLI: NL: HR: 2014: 1018]. De zaak betreft de opzegging door rechtsgevolgen van verhuurder van een huurovereenkomst 290 bedrijfsruimten die ex artikel 7:300 lid 1 BW voor onbepaalde tijd is voortgezet. De voorliggende vraag was of de wachttijdregeling ex artikel 7:296 lid 2 BW toepasselijk zou zijn. 
Lees meer
De hoogste bestuursrechter in ons land, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State  [RvS] heeft bij herhaling geoordeeld dat de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht [Awb] ingevolge artikel 4:21 lid 4 Awb van overeenkomstig toepassing is op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek. Dat betekent kort gezegd dat bezwaar en beroep volgens de algemene bestuursrecht openstaat als het gaat om bijvoorbeeld een verlaging van de bekostiging van een school. 
Lees meer
Recent heeft de minister de Tweede Kamer laten weten dat het antwoord op de vragen van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu over het ontwerpbesluit tot wijziging van het besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009 en het waterbesluit [implementatie EU wijzigingsrichtlijnen prioritiaire stoffen en grondwater] wordt aangehouden in verband met het grote aantal vragen en de benodigde afstemming ten behoeve van de beantwoording. De bepalingen van het besluit houden verband met implementatie van Europese regelgeving. Daarmee wordt invulling gegeven aan beleidsruimte die de Europese regelgeving de lidstaten geeft om rekening te houden met de verschillende omstandigheden die zich tussen lidstaten voordoen. Het houdt kort gezegd in de uitvoering van de milieudoelstellingen van de Kaderrichtlijn water. In het besluit worden eisen gesteld waaraan de kwaliteit van het oppervlakte– en grondwater in Nederland in beginsel moet voldoen. De door de richtlijn vereiste kwaliteit is de zogenaamde goede watertoestand die eind 2015 moet zijn gehaald. Deze wordt bepaald volgens wetenschappelijke criteria, zonder dat bij de bepaling daarvan rekening mag worden gehouden met maatschappelijke afwegingen. In het onderhavige besluit zijn de milieukwaliteitseisen opgenomen die de goede watertoestand weergeven. De milieukwaliteitseisen richten zich op de stroomgebied beheerplannen en maatregelenprogramma’s die volgens de Kaderrichtlijn water voor elk stroomgebied moeten worden opgesteld. In Nederland zijn dit de waterplannen op grond van de Waterwet. Dit betekent dat in deze plannen alle maatregelen moeten worden opgenomen die nodig zijn om de vereiste waterkwaliteit te realiseren. Als bij de opstelling van de waterplannen blijkt dat de goede watertoestand zoals door het besluit wordt vereist, niet kan worden gerealiseerd omdat bepaalde maatregelen niet haalbaar of betaalbaar zijn, kan in het waterplan een gemotiveerd beroep worden gedaan op een uitzonderingsmogelijkheid van de genoemde Kaderrichtlijn water.   Voor meer informatie: Robert Wannink [wannink@bg.legal]
Lees meer
De per 1 januari 2013 ingevoerde Wet Normering Topinkomens (WNT) was pas 2 jaar oud en niet bepaald onomstreden, maar is desondanks per 1 januari 2015 opnieuw aangescherpt door een verlaging van de maximale wettelijke bezoldigingsnorm voor topfunctionarissen van 130% naar 100% van een ministersalaris.
Lees meer
Allereerst ga ik in op de provinciale verordening en tenslotte sta ik stil bij op deze verordening gebaseerde beleidsregels.
Lees meer
Het concept wetsvoorstel Aanbestedingswet 2012 is op vrijdag 3 april jl. gepubliceerd. Het wetsvoorstel bevat wijzigingen van de Aanbestedingswet teneinde de nieuwe Europese aanbestedingsrichtlijnen die vorig jaar van kracht zijn geworden, in de Aanbestedingswet te implementeren. 
Lees meer
Traditioneel staat/stond de software waar kantoren gebruik van maken voor hun dossier en/of financiële administratie, op een server die zich fysiek op het advocatenkantoor bevond. Steeds meer kantoren kiezen voor oplossingen waarbij de software en/of data of nog meer niet meer op de eigen servers staat maar in een datacenter elders. Dit wordt ook wel “de Cloud” genoemd.

In bijgaand artikel schetst mr. Jos van der Wijst, specialist ie/it-recht de risico’s en geeft hij aanbevelingen hoe deze te beperken.
Lees meer