Blog van medewerkers
- als ZCN stelt en aannemelijk maakt dat de overeenkomst op één van de drie in de Wira genoemde gronden zal worden vernietigd in een bodemgeschil,
- dan wel dat bij het verlenen van de opdracht sprake zou zijn van misbruik van bevoegdheid,
- dan wel nietigheid van de overeenkomst op grond van artikel 3:40 BW
Het betreft hier een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 28 maart 2013. In deze zaak heeft de gemeente er vrijwillig voor gekozen de onderhavige opdracht aan te besteden. Die keuze aldus de voorzieningenrechter, heeft tot gevolg dat de gemeente zich bij de aanbesteding dient te gedragen overeenkomstig de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de in de precontractuele fase geldende normen van redelijkheid en billijkheid.
De eisende partij in dit kort geding [aan wie de gemeente dus voornemens was niet te gunnen] stelt dat de door de gemeente gegeven toelichting op de afwijzing tardief is, omdat het in strijd is met het beginsel van fair play om een afwijzing nadien te motiveren met een geheel nieuwe reden die niet eerder is aangevoerd. Die nieuwe reden betrof een subgunningscriterium die niet in het aanbestedingsdocument was vermeld en evenmin bleek uit de nota van inlichtingen.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het in het aanbestedingsrecht geldende transparantiebeginsel met zich meebrengt dat een aanbestedende dienst geen subcriteria voor de gunningscriteria mag toepassen die zij niet vooraf ter kennis van de inschrijvers heeft gebracht. De gemeente heeft derhalve in strijd gehandeld met de fundamentele beginselen van het aanbestedingsrecht en derhalve is dat handelen onrechtmatig.
De gemeente heeft inmiddels met aan wie het werk zal worden gegund, een overeenkomst gesloten. De gemeente stelt dat er begonnen moet worden met de opdracht en dat het door de eisende partij gevorderde gebod tot opzegging van de overeenkomst moet worden afgewezen en dat de eisende partij het moet doen met een eventuele schadevergoeding.
Bij de afweging van belangen laat de voorzieningenrechter zwaar wegen dat de gemeente heeft gehandeld in strijd met het fair play beginsel als algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. De gemeente heeft een effectieve rechtsbescherming tegen de gunningsbeslissing in feite onmogelijk gemaakt door de opdracht al te sluiten. Omdat nog niet is begonnen aan de uitvoering van de opdracht en de overeenkomst voorziet in een mogelijkheid van opzegging door de gemeente, gebiedt de rechter de gemeente de overeenkomst op te zeggen. De voorzieningenrechter benadrukt daarbij dat anders dan de gemeente stelt, er bij een aanbesteding meerdere belangen spelen dan alleen een financieel belang dat kan worden gecompenseerd met een schadevergoeding.
[post_title] => Onderhands aanbesteden en beginsel van fair play [post_excerpt] =>Het betreft hier een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 28 maart 2013. In deze zaak heeft de gemeente er vrijwillig voor gekozen de onderhavige opdracht aan te besteden. Die keuze aldus de voorzieningenrechter, heeft tot gevolg dat de gemeente zich bij de aanbesteding dient te gedragen overeenkomstig de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de in de precontractuele fase geldende normen van redelijkheid en billijkheid.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => onderhands-aanbesteden-en-beginsel-van-fair-play [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 09:15:29 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 09:15:29 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/06/04/onderhands-aanbesteden-en-beginsel-van-fair-play/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 6962 [post_author] => 10 [post_date] => 2013-06-04 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-06-04 00:00:00 [post_content] =>Het betreft een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant van 29 maart 2013. In deze zaak heeft de Provincie de ombouw van de N261 aanbesteed. Na gunning van het werk heeft de Provincie met de aannemer in kwestie een Design Build en Maintain overeenkomst gesloten. Partijen zijn het niet eens over de mate van ontwerpvrijheid die de aannemer heeft. De aannemer heeft in haar ontwerp gekozen voor een aantal goedkopere oplossingen die afwijken van het concept Voorlopig Ontwerp dat in de aanbesteding als bindend document is aangemerkt.
De overeenkomst is het resultaat van een Europese aanbesteding die aan strikte regels is gebonden om eerlijke concurrentie tussen de inschrijvers zo veel mogelijk te waarborgen. De aanbestedingsrechtelijke beginselen die gelden voor de gunningprocedure werken door bij de uitleg van de overeenkomst. Aldus moet worden voorkomen dat de [winnende] aannemer door een voor haar gunstige uitleg achteraf alsnog wordt bevoordeeld ten opzichte van andere inschrijvers.
De aannemer kan onvoldoende aannemelijk maken dat uit uitlatingen van de Provincie zij had mogen afleiden dat zij meer ontwerpvrijheid had. Bij het uitvoeren van het werk geldt als uitgangspunt het contract dat in verband met aanbestedingsrecht strikt moet worden uitgelegd. Daarbij moet aldus de voorzieningenrechter, aansluiting worden gezocht bij de strikte uitleg volgens de zogenaamde CAO-norm waarbij de bewoordingen, gelezen in het licht van de gehele tekst van de overeenkomst, in beginsel van doorslaggevende betekenis zijn.
Kortom, er is bij een aanbesteed contract geen ruimte om de overeenkomst uit te leggen volgens de zogenaamde Haviltex-norm die inhoudt dat er gekeken wordt naar “de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan bepalingen van het contract mogen toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mogen verwachten”.
Van een professionele speler op de markt die de aannemer is, mag worden verwacht dat zij zich er van bewust is dat een aanbesteed contract moet worden uitgevoerd overeenkomstig de eisen van het [dus bindende] concept Voorlopig Ontwerp. En dat behoudens de vrijheid om daarin verbeteringen op aan te brengen, het de aannemer dus niet vrij staat om naar eigen inzicht voor goedkopere oplossingen ten opzichte van datzelfde concept Voorlopig Ontwerp te kiezen.
[post_title] => Uitleg contract na aanbesteding [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => uitleg-contract-na-aanbesteding [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 09:15:43 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 09:15:43 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/06/04/uitleg-contract-na-aanbesteding/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 6960 [post_author] => 26 [post_date] => 2013-05-14 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-05-14 00:00:00 [post_content] => Het jaar 2012 is voor de winkelmarkt in Nederland niet geheel onbevredigend verlopen. Weliswaar gaf het aanbod van leegstaande winkelpanden een belangrijke stijging te zien, maar daar tegenover stond een sterke toename van het transactievolume. Er werd het afgelopen jaar circa 550.000 m2 winkelruimte verhuurd en verkocht. Dat is 10% meer dan in 2011. De opname viel vooral hoger uit in Utrecht en Eindhoven. Het duurde overigens wel langer om leegstaande winkelruimte opnieuw te verhuren. Daarnaast blijkt uit cijfers van NVM Business dat eind 2012 circa 2,1 miljoen m2 te koop of te huur werd aangeboden. Dat is circa 7% van de totale winkelvoorraad. Deze ontwikkelingen staan haaks op elkaar. De vraag is dan ook wat de ontwikkelingen van de Nederlandse winkelmarkt in 2013 ons gaat brengen. Om een goed inzicht te krijgen van de stand van zaken van de Nederlandse winkelmarkt in 2012 heeft NVM Business een jaaroverzicht opge-steld. [post_title] => Toename van het aantal verkochte en verhuurde m2 in 2012 ten opzichte van 2011 voor de Nederlandse winkelmarkt [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => toename-van-het-aantal-verkochte-en-verhuurde-m2-in-2012-ten-opzichte-van-2011-voor-de-nederlandse-winkelmarkt [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-22 14:33:17 [post_modified_gmt] => 2021-12-22 13:33:17 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/05/14/toename-van-het-aantal-verkochte-en-verhuurde-m2-in-2012-ten-opzichte-van-2011-voor-de-nederlandse-winkelmarkt/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 6959 [post_author] => 6 [post_date] => 2013-05-03 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-05-03 00:00:00 [post_content] =>Ook visuele kenmerken, zoals de zool van een schoen, zijn als merk te registreren. Het moet dan wel gaan om meer dan louter een decoratief element. De merkhouder moet ervoor zorgen dat het versiersel consequent wordt gebruikt zodat het publiek het meteen herkent als een product dat van die bepaalde fabrikant afkomstig is. Dan voldoet het aan de eisen van een merk. En dan kun je optreden tegen anderen die het kopiëren.
Louboutin heeft een afbeelding van een schoen met een rode zool als merk geregistreerd voor de klasse van schoenen.
Van Haren verkoopt ook zwarte schoenen met een rode zool. Louboutin stelt dat Van Haren inbreuk maakt op het merkrecht van Louboutin.
De rechtbank ’s-Gravenhage heeft vastgesteld dat hier sprake is van een gecombineerd kleur- / vormmerk. Volgens vaste rechtspraak houdt het onderscheidend vermogen van een merk zoals het zoolmerk in dat het merk zich ertoe leent de waar waarvoor het is ingeschreven te identificeren als afkomstig van een bepaalde onderneming en dus deze waar van die van andere ondernemingen te onderscheiden.
Het zoolmerk wordt hier ingeroepen voor de waar hooggehakte damesschoenen. De voorzieningenrechter verweegt dat het zoolmerk samen valt met (een deel van) deze waar omdat het gaat om de kleurstelling van de zool. Het merk kan derhalve niet los worden gezien van de waar. Naar voorlopig oordeel is voldoende aannemelijk geworden dat het zoolmerk is ingeburgerd en in ieder geval daardoor onderscheidend vermogen heeft verkregen. De voorzieningenrechter overweegt dat Louboutin de rode zool niet puur decoratief gebruikt.
Ook andere schoenontwerpers hebben een rode zool aangebracht op bepaalde schoenen. Louboutin echter past de rode zool consequent toe op dezelfde wijze op alle hooggehakte schoenen, waardoor deze herkend kunnen worden en ook worden herkend als afkomstig van een bepaalde ontwerper.
Van Haren gebruikt een rode zool op een identieke wijze als Louboutin:, te weten modieuze hooggehakte damesschoenen.
Dat niet te verwachten is dat potentiële kopers zich zullen vergissen (omdat de schoenen van Louboutin slechts bij een beperkt aantal exclusieve winkels verkrijgbaar zijn voor een prijs die niet vergelijkbaar is met die van de schoenen van Van Haren) neemt niet weg dat verwarringsgevaar mogelijk is. Ook door het zien van anderen met hooggehakte damesschoenen met rode zolen kan sprake zijn van merkenrechtelijk relevante verwarring (de zogenoemde “post-sale confusion”) als men aan de rode zool een Louboutin-schoen meent te herkennen terwijl sprake is van een Van Haren-schoen. Dus is sprake van inbreuk op het merkrecht van Louboutin.
Kortom,
- visuele kenmerken van een product zijn als merk te registreren zolang het maar consequent wordt gebruikt. Het mag dan niet incidenteel en louter decoratief worden toegepast.
- de merkhouder moet ervoor zorgen dat de versiering door het publiek opgevat kan worden als een verwijzing naar de fabrikant. Zie bijvoorbeeld de drie strepen van Adidas.
Voorzieningenrechter Rechtbank 's-Gravenhage , 18-04-2013, LJN: BZ7844.
[post_title] => Van Haren verliest procedure over rode zool Louboutin [post_excerpt] =>Ook visuele kenmerken, zoals de zool van een schoen, zijn als merk te registreren. Het moet dan wel gaan om meer dan louter een decoratief element. De merkhouder moet ervoor zorgen dat het versiersel consequent wordt gebruikt zodat het publiek het meteen herkent als een product dat van die bepaalde fabrikant afkomstig is. Dan voldoet het aan de eisen van een merk. En dan kun je optreden tegen anderen die het kopiëren.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => van-haren-verliest-procedure-over-rode-zool-louboutin [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 09:16:26 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 09:16:26 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/05/03/van-haren-verliest-procedure-over-rode-zool-louboutin/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 6958 [post_author] => 6 [post_date] => 2013-05-02 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-05-02 00:00:00 [post_content] =>Ex werknemer zou inbreuk maken op auteursrecht op software ex werkgever en samenwerkingspartner. Hij verweert zich o.a. met de stelling dat gebruik is gemaakt van open source software. Aan de ex werkgever de bewijslast van het tegendeel.
X is na beëindiging van de arbeidsovereenkomst met zijn ex-werkgever, iSource, voor zichzelf begonnen. X had een arbeidsovereenkomst met een bepaling over geheimhouding en auteursrechten. Bij zijn vertrek heeft X een verklaring ondertekend waarbij X eraan wordt herinnerd dat alle intellectuele eigendomsrechten voortvloeiende uit zijn werk, aan iSource toehoren. Daarbij zou hij hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van software die inbreuk zou maken op het auteursrecht van iSource. iSource vraagt om een verklaring voor recht dat door X inbreuk is gemaakt op auteursrechten van iSource. iSource had al bewijsbeslag laten leggen onder X.
X voert aan dat het niet duidelijk is wie auteursrechthebbende is en welke auteursrechtelijke gevolgen verbonden zijn aan de niet nader gespecificeerde wijzigingen die zijn aangebracht aan de software. iSource zou de software hebben ingebracht in de samenwerking met een andere partij: Flexscreen. Vervolgens zou die software weer zijn aangepast waardoor onduidelijk was wie nu auteursrechthebbende zou zijn. De rechtbank concludeert dat er sprake is van een gemeenschappelijk auteursrecht. X heeft dit ook niet betwist. X wijst er op dat desbetreffende software mede bestaat uit standaardsoftware of open source software, althans software van derden.
De rechtbank overweegt verder dat overeenstemming die slechts is terug te voeren op het gebruik van software van derden buiten beschouwing dient te blijven omdat gesteld noch gebleken is dat iSource ten aanzien van die software auteursrechthebbenden zijn. Dat geldt ook voor functionaliteit aangezien het auteursrecht zich niet tot bescherming van functionaliteit uitstrekt.
Omdat het auteursrecht is betwist rust de bewijslast op iSource. Deze moet bewijzen dat de bijdrage van X aan de nieuw ontwikkelde software inbreuk maakt op de auteursrechten van iSource op de iSource software. De rechtbank benoemt een deskundige die de desbetreffende sofware moet vergelijken en de overeenkomsten en verschillen moet aangeven.
Kortom,
- De ex-werknemer slaagt er bijna in verwarring te zaaien over de vraag wie auteursrechthebbende is bij een samenwerking tussen twee ondernemingen. Het antwoord op die vraag heeft gevolgen voor de vraag wie de ex-werknemer kan aanspreken.
- Indien Flexscreen de ex-werknemer van iSource zou willen aanspreken dan kan zij zich mogelijk niet beroepen op de bepalingen in de arbeidsovereenkomst en de verklaring bij het einde van de arbeidsrelatie. Daarvoor zou het handig zijn indien daarin ook bepalingen ten behoeve van derden zouden zijn opgenomen.
- Het is de vraag of iSource zal slagen in de bewijsopdracht. Dit betekent dat zij moet kunnen aantonen wat de inhoud van de software was ten tijde van het vertrek van X.
- Indien de software inderdaad bestaat uit open source software dan is het de vraag waar het auteursrecht van iSource nog op rust. En directie doet er daarom goed aan om te weten waar en in hoeverre bij de ontwikkeling van software gebruik wordt gemaakt van open source software. Het is een grote misvatting dat open source software gelijk staat aan software die rechtenvrij gebruikt kan worden. Het gevolg van het gebruik van open source software bij de doorontwikkeling van software is soms dat de doorontwikkelde software ook open source software wordt. De stelling van de ex-werknemer is daarom niet kansloos.
Rechtbank Den Haag 24 april 2013, zaaknr. C/09/414540 / HA ZA 12-299 (iSource Flexscreen tegen X)
Ex werknemer zou inbreuk maken op auteursrecht op software ex werkgever en samenwerkingspartner. Hij verweert zich o.a. met de stelling dat gebruik is gemaakt van open source software. Aan de ex werkgever de bewijslast van het tegendeel.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => auteursrecht-en-doorontwikkeling-van-open-source-software [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 09:16:51 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 09:16:51 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/05/02/auteursrecht-en-doorontwikkeling-van-open-source-software/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 6992 [post_author] => 26 [post_date] => 2013-03-18 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-03-18 00:00:00 [post_content] => Voor het berekenen van kinderalimentatie gelden met ingang van 1 april 2013 nieuwe richtlijnen. Op 15 februari 2013 is door de Werkgroep Alimentatienormen, een werkgroep van rechters, een persbericht verspreid, waarin dit is aangekondigd. Deze richtlijnen gelden voor kinderalimentaties die vastgesteld worden of die gewijzigd worden vanaf 1 april 2013. Heeft het zin om een herberekening te laten maken van de kinderalimentatie die u ontvangt of moet betalen? Als er geen andere veranderingen in uw situatie of in die van uw ex-partner of uw kinderen is opgetreden, heeft dat waarschijnlijk geen zin. De Werkgroep Alimentatienormen heeft namelijk bepaald dat de nieuwe rekenwijze geen aanleiding is om zonder wijziging van omstandigheden de nieuwe wijze van berekening toe te passen. Als er omstandigheden zijn gewijzigd waardoor de kinderalimentatieberekening die eerder is gemaakt niet meer zou kloppen, gelden bij de herberekening wel de nieuwe berekeningsnormen. Het is dus goed om na te gaan welke wijzigingen er sinds de laatste kinderalimentatieberekening zijn opgetreden. Of het vervolgens in uw belang is om de kinderalimentatie te laten herberekenen hangt af van uw precieze situatie. Bij de nieuwe wijze van draagkrachtberekening wordt namelijk geen rekening meer gehouden met bepaalde kosten van de alimentatieplichtige. De berekening vindt plaats door middel van een formule. Daarin wordt rekening gehouden met woonlasten voor een bedrag van 30% van het netto besteedbaar inkomen van de onderhoudsplichtige, en met een standaardbedrag van € 850, voor de kosten van levensonderhoud. Stel dat u een netto besteedbaar inkomen heeft van € 2.800, per maand. U wordt geacht 30% daarvan, dus € 840, per maand, netto aan woonlasten te besteden. Daarnaast wordt u geacht € 850, aan overige kosten van levensonderhoud te besteden. Resteert € 2.800,-- - € 840, - € 850, = € 1.110, per maand. Daarvan dient u 70%, dus € 777, , te besteden aan kinderalimentatie volgens de formule. Omdat de Werkgroep Alimentatienormen een draagkrachttabel hanteert met bepaalde inkomenscategorieën, valt u in het bovengenoemde voorbeeld in de laatstgenoemde categorie in de draagkrachttabel, die van € 2.750, tot € 2.800, . In dat geval wordt uw draagkracht bepaald op € 750, . Dit bedrag moet nog verhoogd worden met het fiscale voordeel dat u heeft door het betalen van kinderalimentatie. Volgens de nieuwe richtlijnen kan eventueel een beroep worden gedaan op de zogenaamde “aanvaardbaarheidstoets”, als de onderhoudsplichtige vindt en kan onderbouwen dat de op die manier berekende bijdrage tot een onaanvaardbare uitkomst leidt vanwege een gebrek aan draagkracht. In overleg met u kunnen wij dus in uw specifieke geval bekijken of het mogelijk is, én of het in uw voordeel is, om een beroep te doen op wijziging van omstandigheden en dus op de nieuwe berekeningsnormen. [post_title] => Nieuwe berekeningsregels voor kinderalimentatie [post_excerpt] =>Voor het berekenen van kinderalimentatie gelden met ingang van 1 april 2013 nieuwe richtlijnen. Op 15 februari 2013 is door de Werkgroep Alimentatienormen, een werkgroep van rechters, een persbericht verspreid, waarin dit is aangekondigd. Deze richtlijnen gelden voor kinderalimentaties die vastgesteld worden of die gewijzigd worden vanaf 1 april 2013.
Heeft het zin om een herberekening te laten maken van de kinderalimentatie die u ontvangt of moet betalen?
In de wet staat uitdrukkelijk bepaald dat een kind recht heeft op omgang met zijn ouders.
Slechts in een beperkt aantal gevallen kan de rechter [een van] de ouders het recht op omgang ontzeggen. Een rechter zal dit niet snel doen, ook al heeft de andere ouder of het kind problemen met die omgang.
In een zaak waarin een jongen van 12 jaar lijdt aan een autistische stoornis heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 5 februari jl. echter uitdrukkelijk bepaald dat de vader een jaar lang geen omgang met zijn zoon mag hebben. Het gerechtshof vindt dat de vader niet in staat is zijn zoon te benaderen op een manier die in het belang is van zijn zoon.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => ouder-verliest-recht-op-omgang-met-autistisch-kind [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-02-09 10:41:45 [post_modified_gmt] => 2022-02-09 09:41:45 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/03/18/ouder-verliest-recht-op-omgang-met-autistisch-kind/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 6994 [post_author] => 26 [post_date] => 2013-03-18 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-03-18 00:00:00 [post_content] => Steeds meer cliënten die zich bij ons kantoor melden voor een juridische kwestie op familierechtelijk gebied, blijken voor de kosten van een familierechtelijke advocaat een rechtsbijstandverzekeringspolis te hebben afgesloten. Er zijn steeds meer rechtsbijstandverzekeraars die ook familierechtelijke kwesties verzekeren. De advocaatkosten in een familierechtelijke kwestie zijn meestal moeilijk in te schatten, omdat u ook afhankelijk bent van de wijze waarop uw [ex-]partner zich opstelt. Het is daarom de moeite waard om na te gaan of u ook verzekerd bent voor de kosten van een advocaat in familierechtelijke kwesties. Een dergelijke verzekering kan bijvoorbeeld interessant zijn indien u gescheiden bent en kinder en of partner-alimentatieverplichtingen heeft. Zowel uw ex-partner als u kunnen er belang bij hebben om wijziging van die alimentatie te vragen bij wijziging van [financiële] omstandigheden. Zo’n wijzigingsverzoek wordt bij de rechtbank ingediend, en daar heeft u een advocaat voor nodig. Dergelijke wijzigingsverzoeken komen zo vaak voor, dat u er belang bij kunt hebben u ook voor familierechtelijke kwesties te verzekeren. Heeft u daar vragen over dan kunt u contact opnemen met een van onze leden van het vakgebied Familie en Scheiding, of een van onze spreekuren bezoeken. [post_title] => Steeds meer rechtsbijstandpolissen dekken kosten van familierechtadvocaat [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => steeds-meer-rechtsbijstandpolissen-dekken-kosten-van-familierechtadvocaat [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-02-09 10:41:33 [post_modified_gmt] => 2022-02-09 09:41:33 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/03/18/steeds-meer-rechtsbijstandpolissen-dekken-kosten-van-familierechtadvocaat/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 6955 [post_author] => 10 [post_date] => 2013-03-14 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-03-14 00:00:00 [post_content] =>
De Aanbestedingswet 2012 treedt op 1 april 2013 in werking. In deze wet is voorzien in het be-vorderen van de instelling van een Commissie van Aanbestedingsexperts. Deze – onafhankelijke – commissie wordt eveneens per 1 april 2013 opgericht en gaat bemiddelen of niet-bindende adviezen geven aan ondernemers en aanbestedende diensten over klachten met betrekking tot de uitvoering van de Aanbestedingswet 2012.
De werkwijze en de inrichting van de Commissie van Aanbestedingsexperts zal worden vastgelegd in een reglement. Bij het opstellen van de dat reglement wordt als uitgangspunt genomen het inmiddels vastgestelde advies “klachtenafhandeling bij aanbesteden”.
Met de Aanbestedingswet 2012 wordt beoogd ondernemers een eerlijke kans bij aanbestedingen van overheidsopdrachten te bieden en procedures te vereenvoudigen. Bemiddeling en niet-bindende advisering van de Commissie van Aanbestedingsexperts wordt daarbij als een nuttig instrument gezien. Met de genoemde klachtenafhandeling kunnen zowel aanbestedende diensten als ondernemers gebaat zijn.
[post_title] => Update aanbesteden; klachtenafhandeling bij aanbesteden [post_excerpt] =>De Aanbestedingswet 2012 treedt op 1 april 2013 in werking. In deze wet is voorzien in het be-vorderen van de instelling van een Commissie van Aanbestedingsexperts. Deze – onafhankelijke – commissie wordt eveneens per 1 april 2013 opgericht en gaat bemiddelen of niet-bindende adviezen geven aan ondernemers en aanbestedende diensten over klachten met betrekking tot de uitvoering van de Aanbestedingswet 2012.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => update-aanbesteden-klachtenafhandeling-bij-aanbesteden [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 09:21:57 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 09:21:57 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/03/14/update-aanbesteden-klachtenafhandeling-bij-aanbesteden/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 6965 [post_author] => 6 [post_date] => 2013-06-11 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-06-10 22:00:00 [post_content] => Een groep gemeenten, waaronder de gemeente Barendrecht, hebben in september 2012 het leerlingenvervoer Europees openbaar aanbesteed. Het gunningscriterium is de economisch meest voordelige inschrijving. ZCN was een van de inschrijvers. Na haar inschrijving heeft ZCN aan de gemeenten medegedeeld dat de NMa haar bij beschikking van 20 november 2012 [uitspraak] een boete heeft opgelegd ter zake van overtreding van de Mededingingswet. Bij brief van 22 februari 2012 hebben de gemeenten ZCN meegedeeld dat zij voornemens zijn de opdracht te gunnen aan een andere inschrijver, omdat de economisch meest voordelige inschrijving heeft gedaan. ZCN heeft heeft in kort geding bij de rechtbank Rotterdam gevorderd dat de inschrijving van ZCN opnieuw moet worden beoordeeld door een nieuwe beoordelingscommissie. De andere inschrijver heeft als tussenkomende partij gevorderd dat de voorzieningenrechter ZCN niet-ontvankelijk zal verklaren, de gemeenten gebiedt ZCN van de aanbesteding uit te sluiten en hen zal gebieden de opdracht aan geen ander dan aan haar te gunnen. De andere inschrijver heeft daarbij naar voren gebracht dat de NMa de boete aan ZCN heeft opgelegd wegens het maken van verboden kartelafspraken over hetzelfde type van vervoer als waarop de onderhavige aanbesteding ziet, dat dit als een ernstige beroepsfout moet worden beschouwd en dat dat op grond van het beschrijvend document bij de aanbesteding tot uitsluiting van ZCN had moeten leiden. De voorzieningenrechter heeft de andere inschrijver in haar betoog gevolgd en heeft de vorderingen van ZCN afgewezen en die van de andere inschrijver in hoofdzaak toegewezen. ZCN komt in spoedappel van het kort geding vonnis. Tegelijkertijd vordert ZCN bij incidentele vordering als voorlopige voorziening dat het de gemeenten wordt verboden om hangende dit spoedappel tot definitieve gunning over te gaan. Deze incidentele vordering wordt behandeld voor de behandeling van het spoedappel. ZCN geeft aan dat zij wil voorkomen dat er een definitieve gunning komt. Daarnaast wil zij een onherroepelijk oordeel in hoger beroep over de vragen of de boetebeschikking van de NMa kwalificeert als een ernstige beroepsfout en of de voorzieningenrechter bevoegd is te oordelen dat uitsluiting de enige optie is. Zij vreest dat het bestreden vonnis nadelige gevolgen heeft voor haar deelname aan andere aanbestedingsprocedures en daarmee voor de continuïteit van haar onderneming. De gemeenten voeren een aantal formele argumenten aan waarom de vordering van ZCN afgewezen zou moeten worden. Als eerste is in eerste aanleg geen niet gevorderd dat het instellen van hoger beroep schorsende werking heeft. Daarom kan dat nu niet via een spoedvoorziening in hoger beroep alsnog worden bewerkstelligd. Het hof is het daar niet mee eens. In hoger beroep kun je juist “fouten” uit eerste aanleg herstellen, daaronder valt het alsnog vragen van een voorlopige voorziening voor de duur van het kort geding in hoger beroep, die erop neerkomt dat aan het appel alsnog schorsende werking wordt toegekend. Daarnaast stellen de gemeenten dat het in strijd is met het bepaalde in de Wira indien in spoedappel een incidentele vordering wordt toegewezen, strekkende tot het niet definitief mogen gunnen totdat in de hoofdzaak is beslist. De gemeenten voeren aan dat de wetgever met de in de Wira neergelegde regeling op dit punt weloverwogen een evenwicht heeft aangebracht tussen de belangen van de aanbestedende dienst tot het zo spoedig mogelijk kunnen sluiten van de overeenkomst, en de belangen van de verliezende inschrijver die meent onjuist te zijn behandeld. Zij wijzen ook op de rechtsonzekerheid die door deze gang van zaken ontstaat. Subsidiair brengen zij in het midden dat het hof alleen een voorlopige voorziening als gevorderd zou mogen geven indien feiten die zijn gebleken na het vonnis van de voorzieningenrechter, toewijzing van de incidentele vordering rechtvaardigen. Het hof is het daar niet mee eens. Noch in de Wira, noch elders in de wetgeving is uitgesloten dat in hoger beroep de in eerste aanleg in het ongelijk gestelde partij met toepassing van de artikelen 353 jo 223 Rv alsnog als voorlopige voorziening een schorsing vordert. Het stelsel van de Wira houdt in dat de voorzieningenrechter in hoger beroep, afhankelijk van de afweging van de in het geding zijnde belangen in een concreet geval alsnog het sluiten van de beoogde overeenkomst kan blokkeren. De gemeenten geven aan wat hun belang is bij het wel kunnen verstrekken van de opdracht. De tijd tot het einde van het huidige contact is kort. Degene die gegund krijgt moet tijdig de diverse voorbereidende werkzaamheden en maatregelen en investeringen kunnen plegen. Zij geven een opsomming van de aspecten die daarbij aan de orde zijn, zoals overname van personeel, opleiding van personeel, inschakeling van (medisch) begeleiders, inregelen van de regie, aanschaf en aanpassing van voertuigen, informeren van cliënten en maken en vaststellen van routeplanningen. Met betrekking tot de belangen van ZCN merken de gemeenten op dat het met andere inschrijver te sluiten contract hun uitdrukkelijk de mogelijkheid biedt de overeenkomst eenzijdig op te zeggen met een (begrensde) verrekeningsverplichting. Dat betekent dat, indien het hof daartoe in de hoofdzaak zou verplichten, de opdracht alsnog aan ZCN zou kunnen worden gegeven. Met betrekking tot de tweede door ZCN aangevoerde grond brengen de gemeenten naar voren dat voor zover bekend er nog geen aanbestedende diensten zijn geweest die ZCN in verband met de door de NMa opgelegde boete hebben uitgesloten van een aanbestedingsprocedure en dat een oordeel op dit punt van het hof in de onderhavige zaak geen onherroepelijk karakter kan hebben, enerzijds omdat het een oordeel in kort geding blijft en anderzijds omdat daartegen beroep in cassatie kan worden ingesteld. De andere inschrijver wijst nog op de beperkte mogelijkheden die het hof heeft om de incidentele vordering toe te wijzen. De vordering zou alleen kunnen toewijzen:- als ZCN stelt en aannemelijk maakt dat de overeenkomst op één van de drie in de Wira genoemde gronden zal worden vernietigd in een bodemgeschil,
- dan wel dat bij het verlenen van de opdracht sprake zou zijn van misbruik van bevoegdheid,
- dan wel nietigheid van de overeenkomst op grond van artikel 3:40 BW