WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[paged] => 135
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[paged] => 135
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] =>
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1413
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 1340, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 6931
[post_author] => 6
[post_date] => 2012-11-19 00:00:00
[post_date_gmt] => 2012-11-18 23:00:00
[post_content] => Kern
In een procedure bij de rechtbank Arnhem kwam deze vraag aan de orde. Een software ontwikkelaar zou een ondeugdelijk advies hebben gegeven en zou zijn tekortgeschoten bij de uitvoering van de overeenkomst ,onder andere door het niet halen van opleverdata.
De rechtbank wijst de vorderingen af onder andere omdat er geen deugdelijke ingebrekestelling is verstuurd aan de software ontwikkelaar.
Tips
- Leg duidelijk vast wat de aard is van de verplichting van degene die een onderzoek naar software verbetering gaat doen: een inspanningsverplichting of een resultaatsverplichting. In het eerste geval hoeft een partij alleen aan te tonen dat zij de inspanningen heeft verricht die redelijkerwijs van haar verwacht mochten worden.
- Wanneer opleverdata worden vastgelegd dan is het uitgangspunt dat dit geen fatale data zijn. Maar partijen kunnen iets anders overeenkomen! Wanneer er geen sprake is van een fatale datum dan moet er eerst een ingebrekestelling volgen voordat de andere partij in verzuim is. Alleen wanneer een partij in verzuim is kan een overeenkomst worden ontbonden, kan schadevergoeding gevorderd worden, etc.
- Een ingebrekestelling is een schriftelijke aanmaning waarbij de partij die een prestatie moet leveren nog een redelijke termijn voor nakoming wordt gegeven. In die schriftelijke aanmaning moet duidelijk worden vermeld wat er aan prestatie wordt verwacht [wat moet er nog worden opgeleverd] en wanneer. De termijn moet ook een redelijke termijn zijn. Wat redelijk is hangt af van de omstandigheden. Regelmatig gaat het mis met het formuleren van de ingebrekestelling en de termijn die daarbij wordt gesteld.
Feiten
De ene partij, PS-Tech, drijft een onderneming die zich richt op de ontwikkeling van 3D-visualisatie en 3D motion tracking. PS-tech heeft daarvoor software ontwikkeld die digitale signalen vertaalt in coördinaten en tot een beeld op een computerscherm. PS-Tech noemt het door haar ontwikkelde systeem de ‘Personal Space Tracker’ [PST]. De andere partij, Inspiro, is een onderneming die zich richt op het (mede) ontwikkelen van ‘embedded solutions’: het ontwikkelen van (computer)besturingssystemen die geïntegreerd worden in een specifiek apparaat, bijvoorbeeld een pacemaker.
Inspiro is gevraagd de diverse mogelijkheden te onderzoeken en een plan van aanpak te schrijven voor de doorontwikkeling van PST. Inspiro heeft een onderzoek verricht en een plan van aanpak gemaakt. Vervolgens is Inspiro uitgenodigd een offerte uit te brengen voor de eerste fase: “Onderzoek naar de optimalisatie mogelijkheden in de huidige PST software”. Inspiro heeft dit gedaan en biedt aan de eerste fase uit te voeren voor een fixed fee. PS-Tech gaat akkoord met de offerte.
Inspiro komt met een rapport met conclusies en aanbevelingen. PS-Tech heeft de factuur voor het door Inspiro verrichte onderzoek voldaan.
Vervolgens zijn partijen opnieuw met elkaar in gesprek gegaan. Dit heeft geresulteerd in een vervolgvoorstel van Inspiro aan PS-Tech. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
“Hierbij ons voorstel voor de gefaseerde optimalisatie van de Personal Space Tracker door middel van implementatie van het blob-detectie algoritme in programmeerbare hardware [FPGA; Field Progrmmable Gate Array]. Dit naar aanleiding van ons bezoek aan Personal Space Technologies 12 januari en telefonisch overleg 22, 25 en 26 januari 2010”. PS-Tech gaat akkoord met het voorstel.
Na discussie in de uitvoeringfase laat PS-Tech bij aangetekende brief aan Inspiro weten:
“Helaas moeten wij de conclusie trekken dat Inspiro B.V. de opdracht die Personal Space Technologies B.V. haar heeft gegund, NIET heeft uitgevoerd.
De opdracht welke accoord is bevonden op 28/1/2009 is niet gerealiseerd. Na herhaald uitstel komen wij tot de conclusie dat Inspiro niet heeft geleverd. De oplever data worden continue overschreden met daarbij de melding dat het iedere keer nog maanden gaat duren.
Na herhaaldelijke kansen tot oplevering is het resultaat op 15/7/2011 niet aanwezig.
Niet alleen wordt het project niet opgeleverd. Op basis van de adviezen van Inspiro is dit project ingezet. Nu meldt Inspiro ook dat haar eigen adviezen niet kloppen.
Bij deze wil Personal Space Technologies B.V. haar in Inspiro gestelde vertrouwen opzeggen en de tot nu toe betaalde facturen terug vorderen.
Op basis van betaalde adviezen van Inspiro is dit project gestart en het project zelf heeft geen resultaat.
Graag ontvangen wij € 145.219,12 per omgaande op Raborekening”.
Inspiro betwist de stellingen van PS-Tech en schrijft:
“Zoals u weet, zijn we het project volop aan het uitvoeren. Over tussenresultaten en planning is regelmatig gecommuniceerd. Ook ontstane vertraging is gecommuniceerd. We begrijpen dat dit teleurstellend is geweest. Aan de andere kant hopen we dat jullie beseffen dat er tal van risico’s zijn bij een dergelijk hightech R&D project.
We hebben eerder aangegeven bereid te zijn het project af te ronden. We zijn er van overtuigd dat dit technisch gezien gaat lukken. Na ontvangst van uw brief hebben we besloten de ontwikkelactiviteiten voor Personal Space Technologies tijdelijk te stoppen.
Het zal duidelijk zijn dat er geen sprake kan zijn van terugbetalen van facturen”.
Vorderingen
Nadat een minnelijke oplossing niet mogelijk bleek is PS-tech gaan procederen en legt zij aan haar vorderingen ten grondslag dat Inspiro toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de hierboven onder de feiten bedoelde overeenkomst(en). Inspiro zou een ondeugdelijk advies hebben verstrekt en verder zou zij de door haar aangenomen opdracht niet naar behoren hebben uitgevoerd. Alle betaalde facturen zouden moeten worden terugbetaald en daarnaast zou aanvullende schade moeten worden vergoed.
Inspiro voert gemotiveerd verweer.
PS-Tech vordert terugbetaling van de eerste factuur omdat het advies ondeugdelijk was en terugbetaling van de overige facturen omdat Inspiro de vervolgens door haar aangenomen opdracht niet naar behoren heeft uitgevoerd.
Ondeugdelijk advies?
De rechtbank overweegt dat Inspiro is gevraagd om in het kader van het doorontwikkelen van de PST een haalbaarheidsonderzoek te verrichten naar de optimalisatiemogelijkheden in de huidige PST-software. Belangrijke doelstellingen daarbij zijn kostenreductie en miniaturisatie.
In dit kader dient het op 5 juni 2009 door Inspiro gepresenteerde ‘Onderzoeksverslag Personal Space Tracker software’ te worden bezien.
In de inleiding daarvan herhaalt Inspiro dat het onderzoek stap 1 is uit een stappenplan van de doorontwikkeling van de PST. Ook geeft zij aan wat precies is onderzocht. In hoofdstuk 2 geeft zij vervolgens een beschrijving van de gevonden softwareoptimalisaties en een inschatting van de performancewinst op basis van deze optimalisaties. In hoofdstuk 3 beschrijft Inspiro de meest geschikte hardware architectuur om de beoogde doelen te kunnen realiseren. Ook wordt onderbouwd welk deel van de software op FPGA gerealiseerd zou kunnen worden en worden er keuzes voor het FPGA en de processor beschreven. In hoofdstuk 4 geeft Inspiro weer welke opties er zijn om met de gekozen componenten uiteindelijk tot een concreet product te komen. Hoofdstuk 5 bevat de belangrijkste conclusies en hoofdstuk 6 beschrijft de aanbevelingen en vervolgstappen.
Met betrekking tot de door Inspiro aangedragen combinatie van COTS- en maatwerk FPGA-boards – waarvan PS-Tech stelt dat hiermee niet tot miniaturisatie en kostenreductie kan worden gekomen – vermeldt het onderzoeksverslag het volgende. In hoofdstuk 4 geeft Inspiro onder meer aan dat voor wat betreft de beschikbaarheid en continuïteit een combinatie van een COTS x86 processorboard met een maatwerk FPGA-board de beste oplossing is. In hoofdstuk 6 merkt zij in dit verband op dat het mogelijk interessanter is om COTS componenten te gebruiken dan maatwerk hardware. Dit zal afhankelijk zijn van prijzen en beschikbaarheid. Een combinatie van COTS en maatwerk is ook mogelijk. Wat het meest gunstig is zal onderzocht moeten worden. Meer in het algemeen vermeldt het onderzoeksrapport in hoofdstuk 5 dat met de gevonden optimalisaties en met toepassing van een FPGA het mogelijk is om naar een minder krachtige processor over te stappen. Zeer waarschijnlijk is hiermee een lagere kostprijs voor het totaalsysteem te realiseren. Onduidelijk is nog hoeveel lager dat dan precies zal zijn. Daarvoor is nader onderzoek nodig naar de prijzen van componenten en/of beschikbare producten.
Gelet op het voorgaande overweegt de rechtbank dat Inspiro in het onderzoeksverslag geen concrete toezeggingen heeft gedaan of garanties gegeven. Dit was ook niet de bedoeling van partijen. Het ging slechts om een haalbaarheidsonderzoek. Nader onderzoek zou moeten uitwijzen of daadwerkelijk kostenreductie en miniaturisatie realiseerbaar waren.
En dus was het advies niet ondeugdelijk.
Toerekenbare tekortkoming?
Voor een toerekenbare tekortkoming is vereist dat een partij in verzuim is bij het nakomen van een contractuele verplichting. Dat betekent dat of sprake moet zijn van een fatale termijn of van een ingebrekestelling waarin een laatste termijn is gegeven voor het nakomen van de verplichtingen.
De rechtbank stelt voorop dat PS-Tech op 28 januari 2010 heeft ingestemd met het voorstel van Inspiro van 27 januari 2010 voor de gefaseerde optimalisatie van de PST door middel van implementatie van het blob-detectie algoritme in programmeerbare hardware. Dit project is opgedeeld in twee stappen, te weten 1) FPGA-implementatie van Blob-detectie op een development-board en 2) Maatwerk Blob-detectie hardware-board ontwikkeling. Per stap zijn er verschillende fasen te onderscheiden. Ook deze fasen worden in het voorstel genoemd. Zo kent stap 1 de volgende fasen: requirements, analyse, design, implementatie, simulatie, verificatie en integratie. In het voorstel is opgenomen dat na iedere fase-afronding de planning zal worden getoetst op het voortschrijdend inzicht en dat, indien noodzakelijk, in gezamenlijk overleg de planning wordt bijgesteld. Reeds hieruit kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat partijen bij aanvang van de werkzaamheden voor stap 1 - in februari 2010 - geen harde opleverdatum zijn overeengekomen.
Fatale termijn?
De rechtbank overweegt verder dat PS-Tech onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit kan worden afgeleid dat Inspiro heeft gegarandeerd dat het werk half juli 2011 af zou zijn. Tevens heeft PS-Tech onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat zij oplevering van het werk op deze of een andere datum van Inspiro heeft geëist. Als PS-Tech al de bedoeling heeft gehad om een bepaalde datum als fataal aan te merken, dan is die datum in de praktijk door haar niet als zodanig gehanteerd. Nergens blijkt immers uit dat PS-Tech op het moment van het verstrijken van de termijn hieraan (juridische) consequenties heeft verbonden. Integendeel: Inspiro is telkens met instemming en in ieder geval met medeweten van PS-Tech doorgegaan met de werkzaamheden van stap 1 van het project. Van een (mogelijk) fatale termijn is dan ook geen sprake. Aldus is Inspiro niet door overschrijding van deze termijn van rechtswege in verzuim komen te verkeren (artikel 6:83 aanhef en onder a BW).
Ingebrekestelling?
De rechtbank overweegt dat gesteld noch gebleken is dat PS-Tech Inspiro in gebreke heeft gesteld. De e-mail van 15 juli 2011 en de gelijkluidende aangetekende brief van 19 juli 2011 kunnen in ieder geval niet als een rechtsgeldige ingebrekestelling worden aangemerkt, nu in geen van beide stukken sprake is van een schriftelijke aanmaning waarbij Inspiro nog een redelijke termijn voor nakoming is gesteld, zoals artikel 6:82 lid 1 BW vereist.
Uit het vorenstaande volgt dat er geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6:83 aanhef en onder a BW en dat Inspiro niet door PS-Tech in gebreke is gesteld als bedoeld in artikel 6:82 BW. Voorts is niet gebleken dat in het onderhavige geval sprake is van één van de situaties als bedoeld in artikel 6:83 aanhef en onder b en c BW, zodat Inspiro niet in verzuim is komen te verkeren. Hierbij overweegt de rechtbank nog dat niet is komen vast te staan dat nakoming door Inspiro reeds blijvend onmogelijk was op het moment dat PS-Tech het in Inspiro gestelde vertrouwen opzegde. Op 15 juli 2011 was Inspiro immers nog bezig het project af te ronden, hetgeen bij PS-Tech bekend was. Ook ter comparitie heeft PS-Tech verklaard dat de werkzaamheden van Inspiro slechts een stap waren naar de FPGA implementatie, maar “deze is nog niet af”.
De rechtbank concludeert dan ook dat geen sprake van een toerekenbare tekortkoming en wijst de vorderingen tot terugbetaling van facturen en aanvullende schadevergoeding van PS-Tech af.
Rechtbank Arnhem, 31 oktober 2012, LJN: BY2860.
[post_title] => Wanneer is geen sprake van ondeugdelijk advies en geen tekortkoming bij ontwikkeling software?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => wanneer-is-geen-sprake-van-ondeugdelijk-advies-en-geen-tekortkoming-bij-ontwikkeling-software
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2021-12-22 14:00:08
[post_modified_gmt] => 2021-12-22 13:00:08
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/11/19/wanneer-is-geen-sprake-van-ondeugdelijk-advies-en-geen-tekortkoming-bij-ontwikkeling-software/
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 6930
[post_author] => 26
[post_date] => 2012-11-08 00:00:00
[post_date_gmt] => 2012-11-08 00:00:00
[post_content] => In zijn 40 maatregelen programma heeft de voormalig minister van financiën de Jager voorgeschreven dat provisies op hypotheken, pensioen- en levensverzekeringen moeten worden uitgebannen. Op 1 januari 2013 wordt dat verbod van kracht voor deze financiële producten. De Jager hoopte op een cultuuromslag in de financiële wereld, die consumenten meer vertrouwen zal geven in de financiële wereld.
Een onafhankelijke adviseur zal daadwerkelijk aan de kant van de consument moeten staan en zich niet laten leiden door financiële incentives van de bank of verzekeraar.
Met de afschaffing van de provisie komt een eind aan een jarenlange strijd van consumentenorganisaties tegen dit beloningssysteem. Bij het provisiesysteem sluist de verzekeraar een deel van de premie naar de adviseur als beloning voor zijn werkzaamheden. De klant krijgt hierdoor onterecht de indruk dat het advies gratis is, terwijl de kosten van het advies verborgen zitten in de prijs van de verzekering.
Naast het verbod op provisies voor adviseurs en bemiddelaars wordt geregeld dat directe aanbieders ook inzicht geven in de kosten bij de koop van een financieel product. Door maximale transparantie weet de klant bij elke aanbieder waar hij aan toe is bij de aanschaf van een belangrijk financieel product zoals een hypotheek.
Tussenpersonen staan niet enthousiast tegenover de maatregelen, maar voor de consumentenbond gaat het nog niet ver genoeg. Die bepleit nog verder gaande bevoegdheden voor de AFM om rechtstreeks in te grijpen als het verbod overtreden wordt.
Mocht u als consument na 1 januari 2013 tegen ondoorzichtige voorstellen van een financiële tussenpersoon aanlopen, spreek hem daar dan op aan en houdt rekening met het verbod. De consumentenbond staat aan uw zijde en met uw advocaat vindt u de weg naar de AFM.
Marc Heuvelmans
[post_title] => Provisieverbod
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => provisieverbod
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2019-07-25 10:46:08
[post_modified_gmt] => 2019-07-25 08:46:08
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/11/08/provisieverbod/
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 6927
[post_author] => 6
[post_date] => 2012-11-06 00:00:00
[post_date_gmt] => 2012-11-05 23:00:00
[post_content] =>
De rechtbank in ’s-Gravenhage oordeelde dat voor de verkoop van PSV merkartikelen een domeinnaam mag worden gebruikt met daarin het merk PSV zolang de website maar meteen duidelijk maakt dat dit niet een website van de merkhouder is maar van een verkoper van merkartikelen. Cruciaal is dat een bezoeker niet in verwarring kan geraken en denken dat hij te maken heeft met de merkhouder zelf.
Feiten
Een sportwinkel in Helmond verkoopt officiële PSV artikelen. Deze artikelen worden in de winkel en via verschillende webwinkels verkocht. Voor die webwinkels zijn domeinnamen geregistreerd met daarin het woord PSV.:
psvshirt.nl, psvfanpoint.nl , psvuitshirt.nl, psv-shop.nl, psvshirt.eu, psvfanpoint.eu, psvshop.be, psvshirt.net, psvfanpoint.com, psvshop.net, psvshirt.com, psvfanstore.com, psvshop.eu, psvshirt.be, psvfanstore.eu, psvshop.mobi.
Een bezoeker van de website www.psvshop.nl krijgt sinds 2010 eerst groot en in rood/wit weergegeven “PSVSHOP.NL” te zien. Daarnaast staat op de eerste pagina van deze webshop “PSV SHOP is een onderdeel van Geretti Sports Helmond. Daarbij zijn het logo en de contactgegevens van Geretti Sports opgenomen.
PSV maakt daar bezwaar tegen, stelt dat sprake is van inbreuk op de merkrechten van PSV en op de handelsnaam PSV. PSV vordert dat het gebruik wordt gestaakt en de domeinnamen worden overgedragen aan PSV.
Geretti Sports verweert zich door erop te wijzen dat de domeinnamen niet identiek zijn aan de PSV-merken en voorts met een beroep op de uitputtingsregel opgenomen in artikel 2.23 lid 3 BVIE. Deze regel houdt in dat indien goederen met toestemming van de merkhouder eenmaal in het economisch verkeer zijn gebracht, de merkhouder zich niet met een beroep op het merkrecht kan verzetten tegen de verdere verhandeling van de merkgoederen.
PSV betwist de toepasselijkheid van de uitputtingsregel niet maar stelt zich op het standpunt dat sprake is van verwarring en kielzogvaren omdat door Geretti Sports wordt geprofiteerd van de aantrekkelijkheid en reputatie van de PSV-merken.
De domeinnaamhouder beroept zich met succes op de uitputtingsregel. De domeinnaamhouder biedt artikelen aan met daarop het merk, die met toestemming van de merkhouder op de markt zijn gebracht. Van verwarring met de merkhouder is geen sprake. Ook niet door gebruik van woorden als “PSV Fanpoint” en gebruik van de “look en feel” van PSV.
De rechtbank is verder van oordeel dat indien en voor zover hier al sprake is van handelsnaamgebruik er nog geen sprake is van verwarring in handelsnaamrechtelijke zin, althans PSV heeft daarvoor onvoldoende onderbouwd aangevoerd. Philips heeft onvoldoende onderbouwd aangevoerd dat de gemiddelde internetgebruiker bij een bezoek aan de webshop van Geretti Sports zal (kunnen) denken dat hij bij de webshop van PSV is beland, of daaromtrent in verwarring kan zijn. Daarvoor is de vermelding van Geretti Sport duidelijk genoeg. Verwarring omtrent de herkomst van de van op de website aangeboden artikelen, is niet door PSV gesteld en ligt niet voor de hand aangezien de aangeboden artikelen door of met toestemming van PSV op de markt zijn gebracht. Bezoekers zullen dan ook terecht denken dat de aangeboden artikelen originele PSV-artikelen zijn, en ook dit leidt niet tot verwarring.
De vorderingen van PSV worden afgewezen en PSV wordt veroordeeld in de proceskosten.
Rechtbank s-Gravenhage 31 oktober 2012, (PSV n.v. tegen Geretti Sports b.v.)
Conclusie:
- Bij de verkoop van merkartikelen mag je de merknaam en het logo gebruiken zolang het maar niet gaat om de verkoop van namaak merkartikelen of merkartikelen die niet door of met toestemming van de merkhouder in de Europese Unie in de handel zijn gebracht.
- Voor de verkoop van merkartikelen mag een domeinnaam worden gebruikt met daarin het merk zolang de website maar meteen duidelijk maakt dat dit niet een website van de merkhouder is maar van een verkoper van merkartikelen. Cruciaal is dat een bezoeker niet in verwarring kan geraken en denken dat hij te maken heeft met de merkhouder zelf.
- Bij het bouwen van die website mag gebruik worden gemaakt van de “look en feel” van de merkhouder.
Zie vonnis.
Zie ook Fashion & Design
[post_title] => PSV heeft geen alleenrecht op domeinnaam met het woord PSV
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => psv-heeft-geen-alleenrecht-op-domeinnaam-met-het-woord-psv
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2016-05-31 13:27:01
[post_modified_gmt] => 2016-05-31 11:27:01
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/11/06/psv-heeft-geen-alleenrecht-op-domeinnaam-met-het-woord-psv/
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 6928
[post_author] => 10
[post_date] => 2012-11-06 00:00:00
[post_date_gmt] => 2012-11-06 00:00:00
[post_content] =>
De Eerste Kamer heeft op 30 oktober jl. ingestemd met het wetsvoorstel Aanbestedingswet. De kans is groot dat de nieuwe wet op 1 januari 2013 in werking zal treden.
Met de wet wordt beoogd te komen tot meer concurrentie, minder administratieve lasten, een meer uniforme aanbestedingspraktijk en eenvoudige afhandeling van klachten.
Wat met de nieuwe wet niet zozeer verandert is in welke gevallen er moet worden aanbesteed. Wel zijn er een aantal wijzigingen voorzien waarvan wordt gehoopt dat daardoor het midden- en kleinbedrijf en zzp’ers meer kansen krijgen om met succes deel te nemen aan aanbestedingen.
Zo mogen op grond van de Aanbestedingswet opdrachten niet zonder goede reden worden samengevoegd. Opdrachten moeten indien mogelijk worden opgedeeld in percelen. Verder mogen met de Aanbestedingswet voortaan alleen omzeteisen worden gesteld als daarvoor zwaarwegende argumenten zijn. Verder wordt in de Aanbestedingswet tegemoet gekomen aan een veel gehoorde klacht dat aanbesteders teveel kijken naar de [laagste] prijs. Het uitgangspunt zal zijn dat gegund wordt op basis van het criterium economisch meest voordelige inschrijving. Het criterium laagste prijs mag alleen worden gehanteerd indien dat kan worden gemotiveerd.
Bij gunning moet voortaan een proces-verbaal worden opgesteld waarin opgenomen de naam van de uitgekozen inschrijver met een motivering van de keuze alsmede de namen van de afgewezen inschrijvers met motivering van de afwijzing. Verder wordt de huidige termijn van 15 dagen om door middel van een kort gedingprocedure op te komen tegen een onwelgevallig gunningsvoornemen, opgerekt naar 20 dagen.
Het tegen betaling ter beschikking stellen van aanbestedingsstukken is niet langer onder de Aanbestedingswet toegestaan. Er kan verder door inschrijvers worden volstaan met een via de Aanbestedingswet vastgesteld model eigen verklaring waarmee wordt aangegeven dat wordt voldaan aan de gestelde eisen. De bewijsstukken hiervan behoeft alleen de winnende inschrijver over te leggen. Dit verlaagt de administratieve lasten.
Kortom, of nu aanbesteder of inschrijver, u doet er goed aan zich over de komende wijzigingen in de aanbestedingsregels te laten voorlichten.
[post_title] => Nieuwe aanbestedingsregels in 2013
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => nieuwe-aanbestedingsregels-in-2013
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2015-12-23 09:37:37
[post_modified_gmt] => 2015-12-23 09:37:37
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/11/06/nieuwe-aanbestedingsregels-in-2013/
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 6929
[post_author] => 10
[post_date] => 2012-11-06 00:00:00
[post_date_gmt] => 2012-11-06 00:00:00
[post_content] => De Provincie Groningen komt tot een aanbesteding van het onderhoud van bomen. De inschrijver aan wie de opdracht is gegund maakt deels gebruik van sociale werkvoorziening-werknemers.
Een verliezende inschrijver stelt in kort geding dat door het gebruik van werknemers met een Wsw-indicatie, de winnende inschrijver een prijsvoordeel geniet dat ingevolge de Wsw en de Mededingingswet niet is toegestaan en waarmee het gelijkheidsbeginsel is geschonden en de Provincie verstoring van het “level playing field” niet heeft weten te voorkomen. Volgens eiser is de inschrijving van de winnaar ongeldig.
Ook stelt eiser dat Wsw-bedrijven gehouden zijn hun activiteiten binnen specifieke werkgebieden te verrichten waardoor het de winnende inschrijver [werkgebied regio Amersfoort] überhaupt niet is toegestaan in te schrijven op de aanbesteding van de Provincie Groningen.
Onder verwijzing naar diverse jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie oordeelt de voorzieningenrechter dat het aanbestedingsrecht in beginsel geen nadere voorwaarden stelt aan ondermeer de financiering van de entiteiten die in een aanbestedingsprocedure kunnen inschrijven. Het beginsel van gelijke behandeling wordt niet geschonden door het loutere feit dat de aanbestedende diensten tot een procedure voor het plaatsen van overheidsopdrachten lichamen toelaten die subsidie ontvangen, waardoor zij aanbiedingen kunnen doen waarvan de prijzen veel lager zijn dan die van hun mededingers die geen subsidie ontvangen.
Zowel uit de communautaire voorschriften als uit de rechtspraak van het Hof van Justitie blijkt dus dat iedere persoon of instantie mag inschrijven of zich als gegadigde mag opgeven wanneer deze zich in staat acht om de betrokken opdracht – in eigen beheer of via onderaanbesteding – uit te voeren, ongeacht zijn statuut, ongeacht de vraag of hij op systematische basis danwel slechts occasioneel actief is op de markt én ongeacht of hij met overheidsgeld wordt gesubsidieerd.
De Provincie aldus de voorzieningenrechter, heeft dan ook de winnende inschrijver die deels gebruik maakt van Wsw-werknemers mogen toelaten tot de aanbestedingsprocedure.
Dit ook omdat de Wsw noch de gemeenschappelijke regeling waar de winnende inschrijver deel van uitmaakt, steun biedt voor het standpunt van eiser dat het de winnende inschrijver niet was toegestaan in te schrijven op een werk uit te voeren in de Provincie Groningen.
De bewuste gemeenschappelijke regeling geeft slechts aan de Wsw binnen het grondgebied van de deelnemende gemeenten [in de regio Amersfoort] uit te voeren. Daaruit kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter slechts worden afgeleid dat de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de Wsw ten behoeve van de eigen ingezetenen. Dit betekent niet aldus de voorzieningenrechter, dat Wsw-bedrijven danwel ondernemingen die deels gebruik maken van werknemers met een Wsw-ingedicatie niet buiten het grondgebied van de desbetreffende gemeenten werkzaam mogen zijn.
Voor het overige oordeelt de voorzieningenrechter dat niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat de inschrijvingssom van de winnende inschrijver als abnormaal laag en niet marktconform moet worden aangemerkt en evenmin dat er sprake is van verstoorde concurrentieverhoudingen.
[post_title] => Aanbesteding en sociale werkvoorziening
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => aanbesteding-en-sociale-werkvoorziening
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2021-12-13 14:13:50
[post_modified_gmt] => 2021-12-13 13:13:50
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/11/06/aanbesteding-en-sociale-werkvoorziening/
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 6925
[post_author] => 6
[post_date] => 2012-11-05 00:00:00
[post_date_gmt] => 2012-11-05 00:00:00
[post_content] =>
Omdat in een internationale zaak de algemene voorwaarden niet tijdig beschikbaar waren gesteld, zijn ze niet van toepassing. Daarom was het Weens Koopverdrag van toepassing. Dit maakte niet zoveel uit voor de beoordeling of sprake was van wanprestatie en of de koopovereenkomst ontbonden kon worden. Wel maakte het uit voor de wettelijke rente; die kon niet worden toegewezen. De Nederlandse leverancier moet de koopsom terugbetalen maar de Nigeriaanse afnemer moet een bankgarantie stellen. Vervolgens moet in een bodemprocedure worden beslist of de Nederlandse leverancier inderdaad toerekenbaar is tekortgeschoten.
Een Nederlandse leverancier van trucks heeft een oplegger verkocht aan een afnemer in Nigeria. Nadat overeenstemming was bereikt over de verkoopprijs en de te leveren opleggen, is overeengekomen dat een bedrag van € 15.000,= zou worden aanbetaald. Vervolgens is een week later de restant koopsom van € 185.000,= met een bankoverschrijving betaald. Dezelfde dag verstuurt de Nederlandse leverancier een factuur naar de afnemer met de tekst:
(…) Deze factuur geldt tevens als koopcontract. Op alle transacties zijn van toepassing de Algemene Verkoop- en Betalingsvoorwaarden, zoals gedeponeerd bij de Arrondissementsrechtbank te Arnhem op 30 augustus 2001 onder nummer 01/63. Een uittreksel is afgedrukt op de achterzijde. (…)
Vervolgens is de oplegger verzonden naar Nigeria. Bij aankomst wordt de oplegger in gebruik genomen en beladen. Daarbij zijn 5 assen van de oplegger gebroken. De afnemer stelt dat de oplegger niet voldeed aan wat de afnemer daarvan mocht verwachten en dat er dus sprake was van wanprestatie. Na enige discussie ontbindt de advocaat van de afnemer de koopovereenkomst en vordert hij de terugbetaling van de betaalde bedragen. De leverancier weigert. Vervolgens wordt in kort geding terugbetaling gevorderd van de betaalde bedragen, vermeerderd met wettelijke [handels-]rente, buitengerechtelijke kosten en nakosten.
De eerste vraag is welk recht van toepassing is op de overeenkomst en welke rechter bevoegd is.
Omdat de gedaagde partij in Nederland is gevestigd is de Nederlandse rechter bevoegd.
De rechtbank oordeelt dat op grond van artikel 4 lid 1 onder a Rome I Verordening Nederlands recht van toepassing is op de rechtsverhouding van partijen ondanks dat de ene contractspartij in het buitenland [en buiten de EU] was gevestigd.
De volgende vraag is of het Weens Koopverdrag [CISG] van toepassing is. Dit verdrag is van toepassing indien een Nederlandse partij bij de overeenkomst is betrokken en de werking van het verdrag niet uitdrukkelijk is uitgesloten.
De Nederlandse leverancier stelde dat het verdrag niet van toepassing was omdat in haar algemene voorwaarden de werking van het Weens koopverdrag was uitgesloten.
De rechter oordeelde echter dat de algemene voorwaarden niet van toepassing waren. Immers, de bedragen waren betaald voordat de factuur met de verwijzing naar de algemene voorwaarden was verzonden. De Nigeriaanse afnemer had niet de gelegenheid gehad ze voor de totstandkoming van de overeenkomst te kunnen lezen. Daarnaast was ook niet, althans onvoldoende, gebleken dat de algemene voorwaarden van de Nederlandse leverancier op eerdere overeenkomsten tussen partijen van toepassing zijn verklaard, zodat daaruit een gebruikelijke handelswijze of een ontstane gewoonte tussen partijen kan worden afgeleid.
Vervolgens moet de rechter beoordelen of er sprake van een toerekenbare tekortkoming [wanprestatie] van de Nederlandse leverancier. De rechter past artikel 25 en 49 van het Weens Koopverdrag toe.
Van een toerekenbare tekortkoming is sprake wanneer de tekortkoming leidt tot zodanige schade voor de andere partij dat haar in aanmerkelijke mate wordt onthouden wat zij uit hoofde van de overeenkomst mag verwachten, tenzij de partij die tekort schiet, dit gevolg niet heeft voorzien en een redelijk persoon van dezelfde hoedanigheid in dezelfde omstandigheden het evenmin zou hebben voorzien. De voorzieningenrechter acht voldoende aannemelijk dat in beginsel een grond aanwezig is voor ontbinding van de overeenkomst op grond van artikel 49 lid 1 aanhef en onder a van het Weens Koopverdrag.
Op grond van artikel 81 lid 1 van het Weens Koopverdag worden partijen door de ontbinding bevrijd van hun verplichtingen uit de overeenkomst. Op grond van lid 2 van dit artikel kan een partij die de overeenkomst geheel of ten dele heeft uitgevoerd, van de andere partij teruggave eisen van hetgeen zij uit hoofde van de overeenkomst heeft gepresteerd. De Nigeriaanse afnemer vordert teruggave van de betaalde bedragen.
De rechter moet de belangen van partijen afwegen. Enerzijds geldt dat de Nigeriaanse afnemer een voldoende spoedeisend belang bij toewijzing van haar vordering heeft, nu zij heeft verklaard dat zij het geld financieel nodig heeft en de Nederlandse leverancier bij een veroordelend vonnis met een turboliquidatie heeft gedreigd, en anderzijds geldt dat de Nederlandse leverancier in de toekomst niet met een onevenredig groot restitutierisico behoort te worden geconfronteerd, nu de Nigeriaanse afnemer in Nigeria is gevestigd en het voor de Nederlandse leverancier – bij een veroordelend vonnis in kort geding - zeer ingewikkeld kan zijn om haar geld in de toekomst ooit weer terug te krijgen mocht een bodemrechter toch anders over de zaak oordelen.
De voorzieningenrechter oordeelt dat dit laatste belang zo zwaar dient te wegen dat het een voorbehoudsloze veroordeling in de weg staat. De voorzieningenrechter wijst de vordering van de Nigeriaanse afnemer daarom toe onder de voorwaarde dat door of namens de Nigeriaanse afnemer eerst een bankgarantie overeenkomstig het Rotterdams Model wordt gesteld voor dat door de Nederlandse leverancier terugbetaald moet worden.
Handelsrente
Aangezien de vordering van de Nigeriaanse afnemer tot betaling van een geldsom voortvloeit uit een ongedaanmakingsverbintenis kan geen wettelijke handelsrente over de hoofdsom worden toegewezen. De voorzieningenrechter wijst op grond van artikel 84 lid 1 van het Weens Koopverdrag de wettelijke rente toe vanaf het moment dat de betalingen door de Nigeriaanse afnemer zijn verricht tot aan de dag van volledige betaling.
Rechtbank Arnhem , 10-10-2012, 233787, LJN: BY2169
[post_title] => Weens koopverdrag van toepassing op geschil over levering goederen aan Nigeria
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => weens-koopverdrag-van-toepassing-op-geschil-over-levering-goederen-aan-nigeria
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2015-12-23 09:38:09
[post_modified_gmt] => 2015-12-23 09:38:09
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/11/05/weens-koopverdrag-van-toepassing-op-geschil-over-levering-goederen-aan-nigeria/
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 6926
[post_author] => 26
[post_date] => 2012-11-05 00:00:00
[post_date_gmt] => 2012-11-05 00:00:00
[post_content] =>
Azzurro, a Swiss investment company, claims in an interim injunction procedure, that Impossible BV, a Dutch company pays outstanding invoices for the amount of € 49.096,42.
The court proceedings were started in The Netherlands because the Swiss company had a pre-judgment attachment placed on bankaccounts in The Netherlands of the Dutch company. Because of that a court proceeding had to be started.
The Dutch company stated that the Dutch court was not competent to judge in this matter because of the agreement between the parties. Parties had agreed upon the exclusive competence of the Swiss courts.
The Swiss company referred to article 31 of the Council Regulation (EC) No 44/2001 of 22 December 2000 on jurisdiction and the recognition and enforcement of judgments in civil and commercial matters. The Swiss company stated that because of the attachment on goods in The Netherlands the Dutch court were competent.
The Dutch court had a different opinion. The court stated that the Dutch interim injunction procedure [kort geding] is a preliminary measure as mentioned in article 31 EEX regulation [ECJ 27 April 1999, NJ 2001, 90 Mietz/Intership Yachting Sneek].
The ECJ has set some rules for the application of article 31 EEX regulation: there has to be a direct link between the object of the requested measures and the competence of the court based on the territorial criteria [ECJ 17 November 1998, NJ 1999, 339 Van Uden/ Deco-Line].
According to this decision a debt collection interim injunction procedure [incasso kort geding] only meets these criteria when:
- It is guaranteed that the awarded amount will be repaid to the defendant when the plaintiff has been denied the claim in the procedure on the merits.
- The preliminary measures only involve certain goods that are within the territory of the other court.
The court decides that these criteria are not met because there is no guarantee offered.
Because of this the court in The Netherlands have no competence based on article 31 EEX Regulation.
The court decides that the claims have to be denied because the Dutch courts are not competent to judge in this case.
Court of Almelo, 18-10-2012, LJN: BY1528
Pre-judgment attachment [conservatoir beslag]
In The Netherlands it is often very effective to have a pre-judgment attachment [conservatoir beslag] placed on assets of the debtor.
Pre-judgment attachment is used to secure the payment of a claim. When the claim is rewarded by a judge the attachment is used to recover the claim.
All assets of the debtor are subject to [pre-judgment] attachment. In The Netherlands we have
several forms of pre-judgment attachment:
- for the collection of receivables [verhaalsbeslag];
- to attach specific goods for the purpose of surrender [beslag tot afgifte];
- to attach specific goods for the delivery of goods [beslag tot levering];
- to seize goods that are held by someone else than the debtor, e.g. a bank, [derdenbeslag];
- to seize the goods held by somebody else than your direct debtor [derdenbeslag];
- to seize goods [including electronic data] in order to preserve evidence proving the breach of intellectual property rights [bewijsbeslag].
A Dutch lawyer can ask a court to give permission to have an attachment placed on goods.
For more information: Jos van der Wijst
[post_title] => An attachment on goods in The Netherlands does not make Dutch courts competent
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => an-attachment-on-goods-in-the-netherlands-does-not-make-dutch-courts-competent
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2012-11-05 00:00:00
[post_modified_gmt] => 2012-11-05 00:00:00
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/11/05/an-attachment-on-goods-in-the-netherlands-does-not-make-dutch-courts-competent/
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 6879
[post_author] => 26
[post_date] => 2012-11-02 00:00:00
[post_date_gmt] => 2012-11-02 00:00:00
[post_content] => Het direct beschikbare aanbod van te verhuren en te verkopen winkelruimte is in de eerste zes [6] maanden van 2012 verder toegenomen. Uit cijfers van NVM Business blijkt dat halverwege 2012 circa 2 miljoen m² winkelruimte te huur of te koop werd aangeboden. Ten opzichte van begin dit jaar betekent dit een stijging van 8,7%. NVM Business verwacht dat deze leegstand verder zal toenemen.
[post_title] => Stand van zaken Nederlandse winkelmarkt
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => stand-van-zaken-nederlandse-winkelmarkt
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2021-12-22 14:41:45
[post_modified_gmt] => 2021-12-22 13:41:45
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/11/02/stand-van-zaken-nederlandse-winkelmarkt/
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 6874
[post_author] => 26
[post_date] => 2012-10-30 00:00:00
[post_date_gmt] => 2012-10-30 00:00:00
[post_content] => Vóór 1 oktober 2012 bestond er geen wettelijke regeling inzake een uitkeringstest indien een vennootschap uitkeringen aan aandeelhouders wilde doen. Op 1 oktober jl. is hier verandering in gekomen met de inwerkingtreding van de zogenaamde Flex B.V. Onder deze nieuwe wetgeving is een expliciete regeling opgenomen met betrekking tot een uitkeringstest bij uitkeringen van een vennootschap aan haar aandeelhouders.
Op basis van jurisprudentie gold reeds voor de inwerkingtreding van de Flex B.V. dat de bestuurders van een vennootschap aansprakelijk kunnen zijn bij het doen van uitkeringen indien zij wisten dat de uitkering de continuïteit van de vennootschap ernstig in gevaar zou brengen. Bestuurders dienden voorafgaand aan het doen van de uitkering vast te stellen of de B.V. na de uitkering zal kunnen blijven voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden. Dit was echter niet in de wet geregeld.
Met de inwerkingtreding van de Flex B.V. is hier verandering in gekomen. De Flex B.V. wet bevat een expliciete regeling over de uitkeringstest. De algemene vergadering van aandeelhouders [AvA] is bevoegd tot vaststelling van uitkeringen aan aandeelhouders. Een besluit van de AvA tot uitkering heeft echter geen effect zolang het bestuur geen goedkeuring heeft verleend. Het bestuur dient deze goedkeuring te weigeren indien zij weet of redelijkerwijs kan voorzien dat de vennootschap na de uitkering niet kan doorgaan met het betalen van haar opeisbare schulden. Bij deze beoordeling dient het bestuur in beginsel één jaar vooruit te kijken. Daarbij dient zij ook rekening te houden met omstandigheden die niet uit de administratie blijken.
Indien de solvabiliteit en liquiditeit van de B.V. door de uitkering voorzienbaar in gevaar komen, zijn de bestuurders die dit voorafgaand aan de uitkering wisten of redelijkerwijs konden voorzien hoofdelijk aansprakelijk voor het tekort dat door de uitkering is ontstaan. Ook degene die de uitkering ontving terwijl hij wist of redelijkerwijs behoorde te voorzien dat de vennootschap niet zou kunnen voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden, is gehouden tot vergoeding van het tekort dat door de uitkering is ontstaan voor ten hoogste voor het bedrag of de waarde van de door hem ontvangen uitkering. De aandeelhouder die een uitkering ontvangt, heeft dus een eigen verplichting om na te gaan of de vennootschap daadwerkelijk een uitkering kon doen.
Het voorgaande zal vermoedelijk leiden tot tal van praktische problemen. Zo kunnen bestuurders in een lastige positie komen. De AvA die een uitkering uit de vennootschap wenst, is immers ook het orgaan dat bevoegd is het bestuur te ontslaan. De AvA kan deze bevoegdheid natuurlijk inzetten als het bestuur weigert in te stemmen met de uitkering. Maar als het bestuur ten onrechte goedkeuring verleent, is zij aansprakelijk voor het tekort. Mogelijk gaan bestuurders de aandeelhouders dan ook om een vrijwaring voor aansprakelijkheid vragen. Ook is niet ondenkbaar dat bestuurders zich steeds meer proberen in te dekken aan de hand van verklaringen van deskundigen zoals accountants.
[post_title] => De Flex B.V. nader bekeken; de uitkeringstest
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => de-flex-b-v-nader-bekeken-de-uitkeringstest
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-10-02 10:05:47
[post_modified_gmt] => 2023-10-02 08:05:47
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/10/30/de-flex-b-v-nader-bekeken-de-uitkeringstest/
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 6875
[post_author] => 2
[post_date] => 2012-10-30 00:00:00
[post_date_gmt] => 2012-10-30 00:00:00
[post_content] =>
In een aandeelhoudersovereenkomst worden door aandeelhouders diverse afspraken gemaakt over bijvoorbeeld verdeling van de winst, de waardebepaling van aandelen, non concurrentie en het uitoefenen van stemrechten. Dergelijke afspraken worden vaak niet in de statuten van een BV opgenomen omdat statuten voor eenieder openbaar zijn, waardoor vertrouwelijkheid niet gegarandeerd is en afspraken in een onderhandse [niet notariële] akte makkelijker gewijzigd kunnen worden.
Het structureel niet behoorlijk nakomen van afspraken uit een aandeelhoudersovereenkomst kan onder omstandigheden gekwalificeerd worden als wanbeleid. Het niet behoorlijk nakomen van afspraken door een aandeelhouder levert ook wanprestatie jegens de andere aandeelhouder op. Die aandeelhouder kan nakoming van de afspraken vorderen of bij een ernstige toerekenbare tekortkoming ontbinding van de overeenkomst en schadevergoeding. In oudere rechtspraak werd niet direct aangenomen dat besluiten in strijd met contractuele afspraken tot vernietiging van het betreffende besluit leiden. In een recente uitspraak van 1 augustus 2012 van de Rechtbank Den Haag wordt echter wel zogenaamde vennootschapsrechtelijke werking van de aandeelhoudersovereenkomst aangenomen. Dat betekent dat de aandeelhouder jegens wie wanprestatie wordt gepleegd niet alleen nakoming van de gemaakte afspraken of ontbinding en schadevergoeding kan vorderen maar ook vernietiging kan vorderen van besluiten die in strijd zijn met de in de aandeelhoudersovereenkomst gemaakte afspraak. Dat vloeit voort uit het in de wet vastgelegde beginsel dat organen van een vennootschap [dus ook aandeelhouders] zich jegens elkaar moeten gedragen naar de eisen van redelijkheid en billijkheid. Dat betekent dat niet alleen rekening gehouden mag worden met de eigen belangen, maar dat ook rekening gehouden moet worden met de gerechtvaardigde belangen van de andere bij de overeenkomst betrokken partij. Hiermee wordt aan de gepasseerde aandeelhouder een extra instrument gegeven om voor zijn recht op te komen. Hij kan zich niet alleen op wanprestatie beroepen, maar ook vernietiging van het besluit vorderen op grond van onrechtmatig handelen. Verwacht mag worden dat de door de Rechtbank Den Haag ingezette lijn door andere rechters wordt doorgetrokken.
[post_title] => Het afdwingen van afspraken in een aandeelhoudersovereenkomst
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => het-afdwingen-van-afspraken-in-een-aandeelhoudersovereenkomst
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2015-12-23 09:39:23
[post_modified_gmt] => 2015-12-23 09:39:23
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/10/30/het-afdwingen-van-afspraken-in-een-aandeelhoudersovereenkomst/
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 6931
[post_author] => 6
[post_date] => 2012-11-19 00:00:00
[post_date_gmt] => 2012-11-18 23:00:00
[post_content] =>
Kern
In een procedure bij de rechtbank Arnhem kwam deze vraag aan de orde. Een software ontwikkelaar zou een ondeugdelijk advies hebben gegeven en zou zijn tekortgeschoten bij de uitvoering van de overeenkomst ,onder andere door het niet halen van opleverdata.
De rechtbank wijst de vorderingen af onder andere omdat er geen deugdelijke ingebrekestelling is verstuurd aan de software ontwikkelaar.
Tips
- Leg duidelijk vast wat de aard is van de verplichting van degene die een onderzoek naar software verbetering gaat doen: een inspanningsverplichting of een resultaatsverplichting. In het eerste geval hoeft een partij alleen aan te tonen dat zij de inspanningen heeft verricht die redelijkerwijs van haar verwacht mochten worden.
- Wanneer opleverdata worden vastgelegd dan is het uitgangspunt dat dit geen fatale data zijn. Maar partijen kunnen iets anders overeenkomen! Wanneer er geen sprake is van een fatale datum dan moet er eerst een ingebrekestelling volgen voordat de andere partij in verzuim is. Alleen wanneer een partij in verzuim is kan een overeenkomst worden ontbonden, kan schadevergoeding gevorderd worden, etc.
- Een ingebrekestelling is een schriftelijke aanmaning waarbij de partij die een prestatie moet leveren nog een redelijke termijn voor nakoming wordt gegeven. In die schriftelijke aanmaning moet duidelijk worden vermeld wat er aan prestatie wordt verwacht [wat moet er nog worden opgeleverd] en wanneer. De termijn moet ook een redelijke termijn zijn. Wat redelijk is hangt af van de omstandigheden. Regelmatig gaat het mis met het formuleren van de ingebrekestelling en de termijn die daarbij wordt gesteld.
Feiten
De ene partij, PS-Tech, drijft een onderneming die zich richt op de ontwikkeling van 3D-visualisatie en 3D motion tracking. PS-tech heeft daarvoor software ontwikkeld die digitale signalen vertaalt in coördinaten en tot een beeld op een computerscherm. PS-Tech noemt het door haar ontwikkelde systeem de ‘Personal Space Tracker’ [PST]. De andere partij, Inspiro, is een onderneming die zich richt op het (mede) ontwikkelen van ‘embedded solutions’: het ontwikkelen van (computer)besturingssystemen die geïntegreerd worden in een specifiek apparaat, bijvoorbeeld een pacemaker.
Inspiro is gevraagd de diverse mogelijkheden te onderzoeken en een plan van aanpak te schrijven voor de doorontwikkeling van PST. Inspiro heeft een onderzoek verricht en een plan van aanpak gemaakt. Vervolgens is Inspiro uitgenodigd een offerte uit te brengen voor de eerste fase: “Onderzoek naar de optimalisatie mogelijkheden in de huidige PST software”. Inspiro heeft dit gedaan en biedt aan de eerste fase uit te voeren voor een fixed fee. PS-Tech gaat akkoord met de offerte.
Inspiro komt met een rapport met conclusies en aanbevelingen. PS-Tech heeft de factuur voor het door Inspiro verrichte onderzoek voldaan.
Vervolgens zijn partijen opnieuw met elkaar in gesprek gegaan. Dit heeft geresulteerd in een vervolgvoorstel van Inspiro aan PS-Tech. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
“Hierbij ons voorstel voor de gefaseerde optimalisatie van de Personal Space Tracker door middel van implementatie van het blob-detectie algoritme in programmeerbare hardware [FPGA; Field Progrmmable Gate Array]. Dit naar aanleiding van ons bezoek aan Personal Space Technologies 12 januari en telefonisch overleg 22, 25 en 26 januari 2010”. PS-Tech gaat akkoord met het voorstel.
Na discussie in de uitvoeringfase laat PS-Tech bij aangetekende brief aan Inspiro weten:
“Helaas moeten wij de conclusie trekken dat Inspiro B.V. de opdracht die Personal Space Technologies B.V. haar heeft gegund, NIET heeft uitgevoerd.
De opdracht welke accoord is bevonden op 28/1/2009 is niet gerealiseerd. Na herhaald uitstel komen wij tot de conclusie dat Inspiro niet heeft geleverd. De oplever data worden continue overschreden met daarbij de melding dat het iedere keer nog maanden gaat duren.
Na herhaaldelijke kansen tot oplevering is het resultaat op 15/7/2011 niet aanwezig.
Niet alleen wordt het project niet opgeleverd. Op basis van de adviezen van Inspiro is dit project ingezet. Nu meldt Inspiro ook dat haar eigen adviezen niet kloppen.
Bij deze wil Personal Space Technologies B.V. haar in Inspiro gestelde vertrouwen opzeggen en de tot nu toe betaalde facturen terug vorderen.
Op basis van betaalde adviezen van Inspiro is dit project gestart en het project zelf heeft geen resultaat.
Graag ontvangen wij € 145.219,12 per omgaande op Raborekening”.
Inspiro betwist de stellingen van PS-Tech en schrijft:
“Zoals u weet, zijn we het project volop aan het uitvoeren. Over tussenresultaten en planning is regelmatig gecommuniceerd. Ook ontstane vertraging is gecommuniceerd. We begrijpen dat dit teleurstellend is geweest. Aan de andere kant hopen we dat jullie beseffen dat er tal van risico’s zijn bij een dergelijk hightech R&D project.
We hebben eerder aangegeven bereid te zijn het project af te ronden. We zijn er van overtuigd dat dit technisch gezien gaat lukken. Na ontvangst van uw brief hebben we besloten de ontwikkelactiviteiten voor Personal Space Technologies tijdelijk te stoppen.
Het zal duidelijk zijn dat er geen sprake kan zijn van terugbetalen van facturen”.
Vorderingen
Nadat een minnelijke oplossing niet mogelijk bleek is PS-tech gaan procederen en legt zij aan haar vorderingen ten grondslag dat Inspiro toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de hierboven onder de feiten bedoelde overeenkomst(en). Inspiro zou een ondeugdelijk advies hebben verstrekt en verder zou zij de door haar aangenomen opdracht niet naar behoren hebben uitgevoerd. Alle betaalde facturen zouden moeten worden terugbetaald en daarnaast zou aanvullende schade moeten worden vergoed.
Inspiro voert gemotiveerd verweer.
PS-Tech vordert terugbetaling van de eerste factuur omdat het advies ondeugdelijk was en terugbetaling van de overige facturen omdat Inspiro de vervolgens door haar aangenomen opdracht niet naar behoren heeft uitgevoerd.
Ondeugdelijk advies?
De rechtbank overweegt dat Inspiro is gevraagd om in het kader van het doorontwikkelen van de PST een haalbaarheidsonderzoek te verrichten naar de optimalisatiemogelijkheden in de huidige PST-software. Belangrijke doelstellingen daarbij zijn kostenreductie en miniaturisatie.
In dit kader dient het op 5 juni 2009 door Inspiro gepresenteerde ‘Onderzoeksverslag Personal Space Tracker software’ te worden bezien.
In de inleiding daarvan herhaalt Inspiro dat het onderzoek stap 1 is uit een stappenplan van de doorontwikkeling van de PST. Ook geeft zij aan wat precies is onderzocht. In hoofdstuk 2 geeft zij vervolgens een beschrijving van de gevonden softwareoptimalisaties en een inschatting van de performancewinst op basis van deze optimalisaties. In hoofdstuk 3 beschrijft Inspiro de meest geschikte hardware architectuur om de beoogde doelen te kunnen realiseren. Ook wordt onderbouwd welk deel van de software op FPGA gerealiseerd zou kunnen worden en worden er keuzes voor het FPGA en de processor beschreven. In hoofdstuk 4 geeft Inspiro weer welke opties er zijn om met de gekozen componenten uiteindelijk tot een concreet product te komen. Hoofdstuk 5 bevat de belangrijkste conclusies en hoofdstuk 6 beschrijft de aanbevelingen en vervolgstappen.
Met betrekking tot de door Inspiro aangedragen combinatie van COTS- en maatwerk FPGA-boards – waarvan PS-Tech stelt dat hiermee niet tot miniaturisatie en kostenreductie kan worden gekomen – vermeldt het onderzoeksverslag het volgende. In hoofdstuk 4 geeft Inspiro onder meer aan dat voor wat betreft de beschikbaarheid en continuïteit een combinatie van een COTS x86 processorboard met een maatwerk FPGA-board de beste oplossing is. In hoofdstuk 6 merkt zij in dit verband op dat het mogelijk interessanter is om COTS componenten te gebruiken dan maatwerk hardware. Dit zal afhankelijk zijn van prijzen en beschikbaarheid. Een combinatie van COTS en maatwerk is ook mogelijk. Wat het meest gunstig is zal onderzocht moeten worden. Meer in het algemeen vermeldt het onderzoeksrapport in hoofdstuk 5 dat met de gevonden optimalisaties en met toepassing van een FPGA het mogelijk is om naar een minder krachtige processor over te stappen. Zeer waarschijnlijk is hiermee een lagere kostprijs voor het totaalsysteem te realiseren. Onduidelijk is nog hoeveel lager dat dan precies zal zijn. Daarvoor is nader onderzoek nodig naar de prijzen van componenten en/of beschikbare producten.
Gelet op het voorgaande overweegt de rechtbank dat Inspiro in het onderzoeksverslag geen concrete toezeggingen heeft gedaan of garanties gegeven. Dit was ook niet de bedoeling van partijen. Het ging slechts om een haalbaarheidsonderzoek. Nader onderzoek zou moeten uitwijzen of daadwerkelijk kostenreductie en miniaturisatie realiseerbaar waren.
En dus was het advies niet ondeugdelijk.
Toerekenbare tekortkoming?
Voor een toerekenbare tekortkoming is vereist dat een partij in verzuim is bij het nakomen van een contractuele verplichting. Dat betekent dat of sprake moet zijn van een fatale termijn of van een ingebrekestelling waarin een laatste termijn is gegeven voor het nakomen van de verplichtingen.
De rechtbank stelt voorop dat PS-Tech op 28 januari 2010 heeft ingestemd met het voorstel van Inspiro van 27 januari 2010 voor de gefaseerde optimalisatie van de PST door middel van implementatie van het blob-detectie algoritme in programmeerbare hardware. Dit project is opgedeeld in twee stappen, te weten 1) FPGA-implementatie van Blob-detectie op een development-board en 2) Maatwerk Blob-detectie hardware-board ontwikkeling. Per stap zijn er verschillende fasen te onderscheiden. Ook deze fasen worden in het voorstel genoemd. Zo kent stap 1 de volgende fasen: requirements, analyse, design, implementatie, simulatie, verificatie en integratie. In het voorstel is opgenomen dat na iedere fase-afronding de planning zal worden getoetst op het voortschrijdend inzicht en dat, indien noodzakelijk, in gezamenlijk overleg de planning wordt bijgesteld. Reeds hieruit kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat partijen bij aanvang van de werkzaamheden voor stap 1 - in februari 2010 - geen harde opleverdatum zijn overeengekomen.
Fatale termijn?
De rechtbank overweegt verder dat PS-Tech onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit kan worden afgeleid dat Inspiro heeft gegarandeerd dat het werk half juli 2011 af zou zijn. Tevens heeft PS-Tech onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat zij oplevering van het werk op deze of een andere datum van Inspiro heeft geëist. Als PS-Tech al de bedoeling heeft gehad om een bepaalde datum als fataal aan te merken, dan is die datum in de praktijk door haar niet als zodanig gehanteerd. Nergens blijkt immers uit dat PS-Tech op het moment van het verstrijken van de termijn hieraan (juridische) consequenties heeft verbonden. Integendeel: Inspiro is telkens met instemming en in ieder geval met medeweten van PS-Tech doorgegaan met de werkzaamheden van stap 1 van het project. Van een (mogelijk) fatale termijn is dan ook geen sprake. Aldus is Inspiro niet door overschrijding van deze termijn van rechtswege in verzuim komen te verkeren (artikel 6:83 aanhef en onder a BW).
Ingebrekestelling?
De rechtbank overweegt dat gesteld noch gebleken is dat PS-Tech Inspiro in gebreke heeft gesteld. De e-mail van 15 juli 2011 en de gelijkluidende aangetekende brief van 19 juli 2011 kunnen in ieder geval niet als een rechtsgeldige ingebrekestelling worden aangemerkt, nu in geen van beide stukken sprake is van een schriftelijke aanmaning waarbij Inspiro nog een redelijke termijn voor nakoming is gesteld, zoals artikel 6:82 lid 1 BW vereist.
Uit het vorenstaande volgt dat er geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6:83 aanhef en onder a BW en dat Inspiro niet door PS-Tech in gebreke is gesteld als bedoeld in artikel 6:82 BW. Voorts is niet gebleken dat in het onderhavige geval sprake is van één van de situaties als bedoeld in artikel 6:83 aanhef en onder b en c BW, zodat Inspiro niet in verzuim is komen te verkeren. Hierbij overweegt de rechtbank nog dat niet is komen vast te staan dat nakoming door Inspiro reeds blijvend onmogelijk was op het moment dat PS-Tech het in Inspiro gestelde vertrouwen opzegde. Op 15 juli 2011 was Inspiro immers nog bezig het project af te ronden, hetgeen bij PS-Tech bekend was. Ook ter comparitie heeft PS-Tech verklaard dat de werkzaamheden van Inspiro slechts een stap waren naar de FPGA implementatie, maar “deze is nog niet af”.
De rechtbank concludeert dan ook dat geen sprake van een toerekenbare tekortkoming en wijst de vorderingen tot terugbetaling van facturen en aanvullende schadevergoeding van PS-Tech af.
Rechtbank Arnhem, 31 oktober 2012, LJN: BY2860.
[post_title] => Wanneer is geen sprake van ondeugdelijk advies en geen tekortkoming bij ontwikkeling software?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => wanneer-is-geen-sprake-van-ondeugdelijk-advies-en-geen-tekortkoming-bij-ontwikkeling-software
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2021-12-22 14:00:08
[post_modified_gmt] => 2021-12-22 13:00:08
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/11/19/wanneer-is-geen-sprake-van-ondeugdelijk-advies-en-geen-tekortkoming-bij-ontwikkeling-software/
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 1413
[max_num_pages] => 142
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] => 1
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => a2020ef9c0c5e931cb359a5244405135
[query_vars_changed:WP_Query:private] =>
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
Kern In een procedure bij de rechtbank Arnhem kwam deze vraag aan de orde. Een software ontwikkelaar zou een ondeugdelijk advies hebben gegeven en zou zijn tekortgeschoten bij de uitvoering...
Lees meer
In zijn 40 maatregelen programma heeft de voormalig minister van financiën de Jager voorgeschreven dat provisies op hypotheken, pensioen- en levensverzekeringen moeten worden uitgebannen. Op 1 januari 2013 wordt dat...
Lees meer
De rechtbank in ’s-Gravenhage oordeelde dat voor de verkoop van PSV merkartikelen een domeinnaam mag worden gebruikt met daarin het merk PSV zolang de website maar meteen duidelijk maakt...
Lees meer
De Eerste Kamer heeft op 30 oktober jl. ingestemd met het wetsvoorstel Aanbestedingswet. De kans is groot dat de nieuwe wet op 1 januari 2013 in werking zal treden. Met...
Lees meer
De Provincie Groningen komt tot een aanbesteding van het onderhoud van bomen. De inschrijver aan wie de opdracht is gegund maakt deels gebruik van sociale werkvoorziening-werknemers. Een verliezende inschrijver stelt...
Lees meer
Omdat in een internationale zaak de algemene voorwaarden niet tijdig beschikbaar waren gesteld, zijn ze niet van toepassing. Daarom was het Weens Koopverdrag van toepassing. Dit maakte niet zoveel uit...
Lees meer
Azzurro, a Swiss investment company, claims in an interim injunction procedure, that Impossible BV, a Dutch company pays outstanding invoices for the amount of € 49.096,42. The court proceedings were...
Lees meer
Het direct beschikbare aanbod van te verhuren en te verkopen winkelruimte is in de eerste zes [6] maanden van 2012 verder toegenomen. Uit cijfers van NVM Business blijkt dat halverwege...
Lees meer
Vóór 1 oktober 2012 bestond er geen wettelijke regeling inzake een uitkeringstest indien een vennootschap uitkeringen aan aandeelhouders wilde doen. Op 1 oktober jl. is hier verandering in gekomen met...
Lees meer
In een aandeelhoudersovereenkomst worden door aandeelhouders diverse afspraken gemaakt over bijvoorbeeld verdeling van de winst, de waardebepaling van aandelen, non concurrentie en het uitoefenen van stemrechten. Dergelijke afspraken worden vaak...
Lees meer