WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[paged] => 136
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[paged] => 136
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] =>
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1413
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 1350, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 6876
[post_author] => 26
[post_date] => 2012-10-30 00:00:00
[post_date_gmt] => 2012-10-30 00:00:00
[post_content] => Als een onderneming in Nederland in zwaar weer zit, moet die gesaneerd worden. Als de ondernemer er op tijd bij is, kan een insolventiespecialist nog veel doen, als hij te lang door onderneemt zonder maatregelen te treffen, gaat het bedrijf reddeloos ten onder.
De mogelijkheden om te saneren zijn beperkt en variëren van een onderhands crediteurenakkoord, tot een totale liquidatie in faillissement. Een surseance van betaling is eigenlijk hét middel bij uitstek om een onderneming te saneren op basis van continuïteit maar daar komt in de praktijk niet veel van terecht. Dat komt omdat de onderneming doordraait en alle doorlopende kosten moeten worden betaald, naast een akkoord dat aan de schuldeisers moet worden aangeboden. Vaker wordt juist een faillissement gebruikt om een onderneming te saneren door middel van een doorstart, terwijl een faillissement in de basis juist bedoeld is voor liquidatie van het vermogen. Op deze paradox hebben Angelsaksische rechtssystemen een antwoord in de vorm van de pre-pack. Dat is een soort pre-faillissement, waarin al wel een administrator, zeg maar een bewindvoerder, benoemd wordt, maar nog niet de insolventie wordt uitgesproken. Op die manier kan de bewindvoerder nog voor dat de crediteuren en belanghebbenden weet hebben van de insolventie in stilte al aan de slag met de verkoop van (delen van) het bedrijf. Als de deal rond is, kan de insolventie worden uitgesproken en zal de bewindvoerder direct de verkoop uit kunnen voeren. In de huidige Nederlandse praktijk wordt eerst de insolventie uitgesproken en gaat dan pas de curator aan de slag met de verkoop van activa of de onderneming. Over het algemeen heeft dat een zeer waarde drukkend effect, zodat het maar de vraag is of de crediteuren daar mee gediend zijn. Ook in ons land gaan stemmen op om in ons gesloten stelsel van insolventieprocedures een soort pre-pack procedure te introduceren, om het doorstarten van een onderneming beter voor te kunnen bereiden en een betere waarde te kunnen genereren. De wetgever is hier echter nog niet aan toe en ook de Rechters Commissaris in Faillissementen, verenigd in de vereniging Recofa, willen nog niet aan het op voorhand benoemen van een pre-curator. Het belangrijkste bezwaar is de angst dat de pre-curator niet voldoende opgewassen zal zijn tegen het management en de gesecureerde schuldeisers, die op deze wijze voor hun eigen belang kunnen gaan, ten koste van de niet gesecureerde schuldeisers. Dat is niet het geval als een curator volledig in de openbaarheid kan treden met zijn failliete bedrijf en voor het hoogste bod kan gaan. Wat daar van zij mag in het midden blijven, de ervaringen in Amerika, Engeland en Canada zijn goed en het is jammer dat we in Nederland niet vooruitstrevender zijn op dit vlak.
Marc Heuvelmans
[post_title] => The Pre-Pack
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => the-pre-pack
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2019-07-25 10:42:12
[post_modified_gmt] => 2019-07-25 08:42:12
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/10/30/the-pre-pack/
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 6877
[post_author] => 24
[post_date] => 2012-10-30 00:00:00
[post_date_gmt] => 2012-10-30 00:00:00
[post_content] => Pensioenpremies moeten tijdig worden voldaan. In tijden van crisis kan die tijdige betaling onder druk komen te staan. Als bestuurder moet u zich realiseren dat u persoonlijk de rekening gepresenteerd kunt krijgen als de vennootschap de pensioenpremies niet tijdig betaalt.
Artikel 23 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 bepaalt dat u als bestuurder van een vennootschap hoofdelijk aansprakelijk bent voor de bijdragen ter zake van deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds.
Op grond van deze regeling moet door de vennootschap onverwijld melding worden gedaan van betalingsonmacht. Onder “onverwijld” wordt verstaan: binnen 14 dagen.
Is die melding tijdig gedaan dan heeft dat voor de bestuurder grote gevolgen ten aanzien van de bewijslast. Het pensioenfonds moet dan namelijk bewijzen dat het niet betalen van de bijdragen het gevolg is van aan hem te wijten onbehoorlijk bestuur in de periode van 3 jaar voorafgaande aan het tijdstip van de mededeling. Slaagt het pensioenfonds daar niet in, dan is de bestuurder niet aansprakelijk.
Indien de vennootschap echter niet of niet op de juiste wijze betalingsonmacht heeft gemeld dan is een bestuurder aansprakelijk voor de achterstallige pensioenpremies in die zin dat vermoed wordt dat de niet betaling aan hem te wijten is en dat de periode van drie jaar geacht wordt te zijn ingegaan op het tijdstip waarop het lichaam in gebreke is. Er is dus een omkering van de bewijslast. Echter, een bestuurder krijgt slechts de kans om dat vermoeden te weerleggen indien hij aannemelijk maakt dat het niet tijdig voldoen aan de meldingsplicht niet aan hem te wijten is. Dat is lastig, want over het algemeen wordt een bestuurder in staat geacht ervoor te zorgen dat de betalingsonmacht tijdig door of namens hem gemeld wordt. Dat betekent dus dat ook indien er inhoudelijk geen sprake is van onbehoorlijk bestuur, een bestuurder een behoorlijk risico loopt als de betalingsonmacht niet tijdig wordt gemeld.
De regeling is vergelijkbaar met de fiscale regeling inzake de melding van betalingsonmacht. Het advies aan de bestuurder is dus: houd ook de tijdige betaling van pensioenpremies in de gaten en lukt het niet tijdig te betalen, meld de betalingsonmacht dan binnen 14 dagen!
[post_title] => Let op bestuurder; zorg voor tijdige afdracht pensioenpremie of tijdige melding betalingsonmacht!
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => let-op-bestuurder-zorg-voor-tijdige-afdracht-pensioenpremie-of-tijdige-melding-betalingsonmacht
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-02-08 16:45:42
[post_modified_gmt] => 2022-02-08 15:45:42
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/10/30/let-op-bestuurder-zorg-voor-tijdige-afdracht-pensioenpremie-of-tijdige-melding-betalingsonmacht/
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 6878
[post_author] => 26
[post_date] => 2012-10-30 00:00:00
[post_date_gmt] => 2012-10-30 00:00:00
[post_content] => Als we denken aan het besturen van een vennootschap, dan komt het beeld op van één of meerdere bestuurders die de vennootschap besturen, en die eventueel onder toezicht staan van een Raad van Commissarissen. Dat is in Nederland het gebruikelijke model, dat ook verankerd is in ons Burgerlijk Wetboek. We noemen dit het zogenaamde “Two tier” model. Dat impliceert dat er ook een “One tier” model bestaat, en dat is juist. In Angelsaksische landen wordt veel met dit systeem gewerkt, waarbij zowel de bestuurder als de toezichthouder beiden binnen het bestuur van de vennootschap actief zijn. Binnenkort, en wel op 1 januari 2013, zal dit systeem ook in de Nederlandse wet worden ingevoerd, als de wet Bestuur en Toezicht van kracht wordt.
In dat nieuwe wettelijke systeem wordt gewerkt met de uitvoerende en de niet-uitvoerende bestuurder. De uitvoerende bestuurder is de klassieke bestuurder zoals we die nu ook kennen en de niet-uitvoerende bestuurder is eigenlijk de commissaris. De Raad van Commissarissen wordt afgeschaft. Voortaan zitten bestuurder en commissaris dus gebroederlijk in één bestuur met ieder een eigen taak en verantwoordelijkheid. Maar het zijn wel allebei bestuurders, die dus ook bestuursbevoegdheden hebben. Keerzij is wel dat de voormalige commissaris voortaan bestuurder is en dus ook onder de normale regels van bestuurdersaansprakelijkheid valt. We kennen al wel jurisprudentie over de aansprakelijkheid van de commissaris die zijn toezichthoudende taak veronachtzaamd heeft, maar op hem wordt in de toekomst dus ook die hele uitgebreide reeks jurisprudentie over de aansprakelijkheid van de bestuurder van toepassing. Veel commissarissen dienen zich dat goed te realiseren en eens te meer geldt: “bezint eer ge begint’ in de rol van niet-uitvoerend bestuurder.
Voor elke vennootschap die na 1 januari haar systeem wil wijzigen, zal het nodig zijn een statutenwijziging door te voeren. Dat is een uitstekend moment voor bestuurders en commissarissen om hun positie nog eens te heroverwegen. Er is wel een mogelijkheid om aan de interne aansprakelijkheid te ontkomen voor niet-uitvoerende bestuurders, namelijk door in de vennootschap goed vast te leggen hoe de taakverdeling is tussen de verschillende bestuurders. Maar daar moeten de bestuurders zich dan natuurlijk wel aan houden. Alle taken die niet aan de ene of de andere bestuurder zijn toebedeeld, horen tot de taak van de gezamenlijke bestuurders, die collegiale verantwoordelijkheid dragen, en als het mis gaat dus ook aansprakelijkheid.
Marc Heuvelmans
[post_title] => Van tweeën één?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => van-tweeen-een
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2019-07-25 10:41:21
[post_modified_gmt] => 2019-07-25 08:41:21
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/10/30/van-tweeen-een/
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 6924
[post_author] => 26
[post_date] => 2012-10-30 00:00:00
[post_date_gmt] => 2012-10-30 00:00:00
[post_content] => Het door de VVD en PvdA op 29 oktober jl. gepresenteerde regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ wijkt wat betreft het ontslagrecht en de WW verregaand af van de bestaande wetgeving op deze vlakken. Ook bevat het significante wijzigingen ten opzichte van de nog op 18 juni jl. goedgekeurde hoofdlijnennotitie aanpassing ontslagrecht en WW, die een nadere uitwerking van het zogenaamde “lente-akkoord” vormde.
Uit het regeerakkoord blijkt dat de beoogde hervorming van het ontslagrecht en de WW – die op verschillende tijdstippen in 2014 moet ingaan – de volgende hoofdelementen bevat:
- Het duaal ontslagstelsel (ontbinding via Rechter en ontslagvergunning via UWV) wordt vervangen door een enkelvoudig ontslagstelsel. Er vindt nog wel toetsing vooraf plaats door het UWV, maar behoudens enkele specifiek genoemde uitzonderingen niet meer door de Rechter.
- De ontslagvergoeding maakt plaats voor een transitiebudget voor iedere werknemer waarvan de arbeidsrelatie onvrijwillig eindigt. Dit geldt ook voor werknemers met een tijdelijk contract (voor bepaalde tijd) van minstens 1 jaar dat door de werkgever niet wordt verlengd. Dit transitiebudget kan worden aangewend voor scholing. Een ontslagvergoeding kan nadien nog wel door de Rechter worden toegewezen indien de Rechter een ontslag onterecht vindt of in hoofdzaak aan de werkgever te wijten.
- De door werkgevers te betalen WW-premies gaan vanaf 1 januari 2014 structureel omhoog en vanaf 1 juli 2014 wordt voor nieuwe instromers de WW in duur beperkt tot maximaal 24 maanden, waarvan slechts de eerste 12 maanden loongerelateerd zijn. Voor werknemers die 55 jaar of ouder zijn op het moment dat zij werkloos worden gaat de IOW gelden.
Ad 1. Eén route voor ontslag, preventieve toetsing door het UWV
Het volledig afschaffen van de preventieve toets (toetsing vooraf), zoals was beoogd in juni 2012 gaat niet door. De toetsing vooraf blijft in de vorm van een verplichte adviesaanvraag door de werkgever bij het UWV in stand. Het UWV gaat het overgrote deel van de aanvragen binnen 4 weken afhandelen (nu 6 weken). De toetsing door de Rechter vooraf komt te vervallen. Dit behoudens voor enkele specifieke gevallen waarin opzegging niet mogelijk is. Bijvoorbeeld als er sprake is van een opzegverbod, maar er tegelijk wel omstandigheden zijn die noodzaken tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Bij ontslag wegens bedrijfseconomische redenen blijft het UWV dezelfde toetsingscriteria hanteren als tot nu toe.
Werkgevers zullen een transitiebudget moeten betalen, tenzij het ontslag is ingegeven door de slechte financiële situatie van de werkgever en de werkgever failliet zal gaan als hij aan die verplichting moet voldoen.
Bij bedrijfseconomisch ontslag blijven het afspiegelingsbeginsel en daarbinnen het anciënniteitsbeginsel gelden, maar bij CAO mag worden afgeweken van dit afspiegelingsbeginsel. Het afspiegelingsbeginsel bepaalt dat ontslagen evenwichtig moeten worden verdeeld over de leeftijdsgroepen.
De preventieve UWV-toets vervalt als in de voor de werkgever toepasselijke CAO is voorzien in een qua inhoud en snelheid vergelijkbare procedure.
Een werkgever kan zich nog wel tot de Rechter wenden, als hij iemand wil ontslaan in strijd met een opzegverbod, of indien hij een tijdelijk contract wil ontbinden terwijl de arbeidsovereenkomst die mogelijkheid niet biedt.
Als de werknemer meent dat het ontslag ten onrechte is, kan hij achteraf in beroep bij de Rechter en vragen om het ontslag ongedaan te maken. De Rechter zal het UWV-advies zwaar laten wegen. De toetsingscriteria voor de Rechter worden identiek aan de criteria die het UWV toepast voor een werkgever.
Indien de Rechter een ontslag onterecht vindt of in hoofdzaak aan de werkgever te wijten, kan hij een vergoeding toekennen. Indien de werkgever is afgeweken van het negatief ontslagadvies van het UWV, kan de rechter het ontslag ook ongedaan maken. De ontslagvergoeding bedraagt maximaal een ½ maandsalaris per dienstjaar, met een grens van 75.000 euro. Er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.
Ad 2. Transitiebudget
Werknemers hebben bij ontslag in de periode tussen twee banen recht op de volgende voorzieningen.
Allereerst wordt – in afwijking van de plannen in juni 2012 – de bestaande wettelijke opzegtermijn gehandhaafd. Deze opzegtermijn bedraagt afhankelijk van de duur van het dienstverband 1 tot 4 maanden. Daarnaast krijgt de werknemer bij onvrijwillig ontslag – bij zowel een contract voor bepaalde tijd van minstens 1 jaar als ook bij een contract voor onbepaalde tijd – een transitiebudget, dat is bedoeld voor kosten van scholing. De omvang van dit budget bedraagt een ¼ maandsalaris per dienstjaar met een maximum van 4 maanden.
Het recht geldt alleen als de arbeidsovereenkomst op initiatief van werkgever wordt beëindigd of indien werkgever voortzetting van het dienstverband voor werknemer zodanig onmogelijk heeft gemaakt dat zelf ontslag nemen het enige alternatief is.
Ad 3. WW-duur en kosten en IOW
Het in de hoofdlijnennotitie uitgewerkte plan de kosten van maximaal de eerste 6 maanden van de WW-uitkering van een werknemer door de werkgever te betalen gaat niet door.
In plaats hiervan gaan de door werkgevers te betalen WW-premies vanaf 1 januari 2014 structureel met 1,3 miljard omhoog. Met betrekking tot deze verhoging wordt de mogelijkheid nog bezien om de WW-premie per werkgever te differentiëren op basis van criteria van goed werkgeverschap.
Daarnaast wordt de maximale WW-duur per 1 juli 2014 voor nieuwe instroom in de WW beperkt tot 24 maanden. Daarvan is de hoogte bovendien in tegenstelling tot nu, nog slechts de eerste 12 maanden een percentage van het loon (loongerelateerd). De maximaal 12 maanden hierop volgende uitkering is een vervolguitkering ter hoogte van 70% van het wettelijk minimum loon.
Ook de opbouw van het arbeidsverleden wordt aangepast. De opbouw is de eerste 10 jaar is 1 maand WW per gewerkt jaar en daarna is de opbouw een halve maand WW per gewerkt jaar.
Om oudere werknemers die werkloos worden tegemoet te komen wordt voor werknemers die werkloos worden op het moment dat zij 55 jaar of ouder zijn de IOW toegankelijk. De uitkering op bijstandsniveau heeft geen vermogenstoets of inkomenstoets. Er geldt echter wel een sollicitatieplicht. Deze uitkering duurt bij blijvende werkloosheid voort tot het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. De IOAW wordt in 2014 afgeschaft.
Uit het regeerakkoord volgt tot slot dat het nieuwe kabinet streeft naar overeenstemming met de sociale partners over een sociale agenda waarvan deze plannen deel uit maken. Er gaat dus nog ‘gepolderd’ worden, waardoor wijzigingen op deelpunten mogelijk zijn als de beoogde besparing maar wordt gerealiseerd.
Samen met de sociale partners zal ook worden gekeken naar de verbetering van de wettelijke bescherming voor verschillende vormen van flexibel werken. Daarbij zullen onder andere de ketenregelingen en de concurrentiebedingen worden betrokken.
[post_title] => Aanpassing ontslagrecht en WW volgens het regeerakkoord
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => aanpassing-ontslagrecht-en-ww-volgens-het-regeerakkoord
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-02-08 16:47:13
[post_modified_gmt] => 2022-02-08 15:47:13
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/10/30/aanpassing-ontslagrecht-en-ww-volgens-het-regeerakkoord/
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 6873
[post_author] => 26
[post_date] => 2012-10-30 00:00:00
[post_date_gmt] => 2012-10-30 00:00:00
[post_content] => U voert een discussie, heeft gelijk, maar stuit op weerstand aan de andere zijde. De wederpartij beweegt geen centimeter. Dus moet u zich tot de rechtbank wenden. Daarvoor moeten kosten worden gemaakt. Vooral wanneer het belang van de zaak relatief klein is, kunnen deze kosten verhoudingsgewijs erg oplopen. Wie betaalt deze kosten?
De kosten vallen in twee categorieën uiteen: proceskosten en buitengerechtelijke incassokosten. Proceskosten zijn noodzakelijke kosten voor het voeren van een procedure. Bijvoorbeeld kosten van de deurwaarder, het griffierecht en advocaatkosten voor de proceshandelingen. Buitengerechtelijke kosten zijn kosten die de adviseur, incassogemachtigde of advocaat maakt in verband met correspondentie, eventuele onderhandelingen, etc. Het gaat daarbij om werkzaamheden die niet direct verband houden met het voeren van de procedure, maar die juist zijn of worden verricht ter voorkoming van die procedure.
Betaalt de verliezer alle buitengerechtelijke kosten? Deze vraag moet meestal ontkennend worden beantwoord. De hoogte van de buitengerechtelijke kosten wordt volgens een vast schema vastgesteld. In de praktijk zijn de toegewezen kosten vaak lager dan de daadwerkelijk gemaakte kosten.
Voorheen werd de hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten geregeld in Rapport Voorwerk II. Dit rapport is echter vervangen door een wet, de Wet Normering Vergoeding Buitengerechtelijke Kosten. De hoogte wordt op grond van deze wet berekend aan de hand van een percentage van de hoofdsom:
- 15% over de eerste € 2.500,-;
- 10% over de volgende € 2.500,-;
- 5% over de volgende € 5.000,-;
- 1% over de volgende € 190.000,-;
- 0,5% over het meerdere met een totaal maximum van € 6.775,-.
Voor consumenten is deze wet dwingendrechtelijk van aard. Dat betekent dat er niet van kan worden afgeweken door bijvoorbeeld algemene voorwaarden. Voor bedrijven onderling is deze wet van regelend recht. Dat betekent dat deze regels niet gelden, indien met een klant andere afspraken worden gemaakt.
Het is dus zinvol om in uw algemene voorwaarden, welke van toepassing [moeten] worden verklaard op de door u te sluiten overeenkomsten, afspraken te maken over de hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten. Op die manier omzeilt u deze nieuwe wet in een geschil met een ander bedrijf.
In een procedure zal een rechter overigens nog wel een oordeel vellen over de redelijkheid van de afgesproken buitengerechtelijke incassokosten en toetsen of de werkzaamheden daadwerkelijk zijn verricht, alvorens de afgesproken kosten kunnen worden toegewezen.
Dirk School
[post_title] => Wie betaalt mijn proceskosten als ik in mijn recht sta?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => wie-betaalt-mijn-proceskosten-als-ik-in-mijn-recht-sta
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2019-07-05 10:14:42
[post_modified_gmt] => 2019-07-05 08:14:42
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/10/30/wie-betaalt-mijn-proceskosten-als-ik-in-mijn-recht-sta/
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 6923
[post_author] => 24
[post_date] => 2012-10-26 00:00:00
[post_date_gmt] => 2012-10-26 00:00:00
[post_content] => Het huurrecht kent drie regimes: woning, middenstandsbedrijfsruimte en overige huurruimte. Onder welk regime valt een zogenaamde “timmerfabriek” nu? De kantonrechter in Tilburg wist het wel: een timmerfabriek kan ook een winkel zijn!
De situatie die aan de kantonrechter werd voorgelegd, was als volgt. Ergens in Brabant is een authentieke, ambachtelijke timmerfabriek gevestigd. De timmerfabriek huurt een grote bedrijfshal met daaraan gekoppeld een kantoor, kantine en spreekkamer. Klanten kunnen zich rechtstreeks vervoegen in de timmerfabriek, danwel in het vrijelijk te betreden kantoor. Met de directeur-eigenaar bespreekt de klant zijn wensen. Hij kan kozijnen, deuren, luiken, poorten of andere unieke, handgemaakte houten producten bestellen. De opdracht wordt vervolgens door geschoolde timmerlieden uitgevoerd. Als de opdracht klaar is, kan de klant het product komen ophalen. De klant kan ook opdracht geven om het product te laten afleveren, en zelfs om het product te laten plaatsen.
De verhuurder zegt op enig moment de huurovereenkomst met de timmerfabriek op. De verhuurder doet dat op grond van de bepalingen van “overige huurruimte” [7:230a BW]. Dit betreft een huurregime met de minste, zo niet geen, huurbescherming.
De timmerfabriek stelt echter dat zij een middenstandsbedrijfsruimte [in de volksmond “winkel”] huurt omdat de timmerfabriek exact voldoet aan de definitie voor middenstandsbedrijfsruimten. Die definitie is vervat in artikel 7:290 BW en luidt: “het gehuurde moet bestemd zijn voor de uitoefening van een kleinhandelsbedrijf, een restaurant- of cafébedrijf of van een ambachtsbedrijf, een en ander indien in de verhuurde ruimte een voor het publiek toegankelijk lokaal voor de rechtstreekse levering van de roerende zaken of voor dienstverlening aanwezig is”.
De timmerfabriek stelt dat zij een ambachtsbedrijf pur sang is en dat zij rechtstreeks roerende zaken, zijnde de houten producten, levert aan haar klanten. Het voor het publiek toegankelijke lokaal betreft eenvoudigweg de inloop in de bedrijfshal, danwel de kantoorruimte.
De verhuurder stelt daartegenover dat een bedrijf dat zichzelf timmerfabriek noemt, geen middenstandsbedrijfsruimte kan zijn. “Jawel!” oordeelde de kantonrechter te Tilburg in haar vonnis van 10 oktober 2012: ook een timmerfabriek kan voldoen aan de definitie voor middenstandsbedrijfsruimte en is daarmee in feite een winkel!
De moraal van dit verhaal: denk niet te snel dat een bedrijfsruimte valt onder een bepaald huurregime. Loop telkens weer de drie definities die het huurrecht kent goed na.
[post_title] => Een timmerfabriek kan ook een winkel zijn!
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => een-timmerfabriek-kan-ook-een-winkel-zijn
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2022-02-08 16:40:00
[post_modified_gmt] => 2022-02-08 15:40:00
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/10/26/een-timmerfabriek-kan-ook-een-winkel-zijn/
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 7008
[post_author] => 26
[post_date] => 2012-10-25 00:00:00
[post_date_gmt] => 2012-10-24 22:00:00
[post_content] => Een werkneemster heeft twee cosmetische operaties aan haar gezicht ondergaan. Ten behoeve van deze operaties heeft zij zich ziek gemeld. De werkgever heeft de ziekmelding echter niet geaccepteerd. De kantonrechter heeft vervolgens geoordeeld over de vragen (1) of er sprake is geweest van een ziekte als bedoeld in artikel 7:629 BW, en (2) of er een loondoorbetalingsverplichting van de werkgever bestaat.
De hoofdregel luidt dat indien de werknemer de arbeid niet heeft kunnen verrichten door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever hoort te komen, de werknemer toch recht op loon houdt. Tevens houdt de werknemer recht op loon indien hij in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is de arbeid te verrichten. Onder ziekte moet worden verstaan een lichamelijke of psychische toestand die de werknemer verhindert zijn arbeid te verrichten.
In het onderhavige geval oordeelt de kantonrechter dat een cosmetische ingreep niet voor rekening van de werkgever behoort te komen. Ook tijdens het ondergaan van een cosmetische ingreep is volgens de kantonrechter geen sprake van ziekte, ervan uitgaande dat er geen medische noodzaak aan de operatie ten grondslag lag maar een persoonlijke keuze tot verfraaiing van het uiterlijk. Wel is sprake van ziekte indien de werknemer in de herstelperiode verhinderd is de arbeid te verrichten ten gevolge van zijn lichamelijke toestand. De wet maakt immers geen onderscheid naar de aard en oorzaak van de ziekte.
Vervolgens is het van belang of de ziekte [in het onderhavige geval de herstelperiode] veroorzaakt is door opzet van de werknemer. De werkgever is immers niet verplicht het loon door te betalen indien er opzet is aan de zijde van de werknemer bij het veroorzaken van de ziekte. De kantonrechter oordeelt in dat kader dat sprake is van opzet indien de werknemer zeker weet dat hij na de ingreep een bepaalde periode niet in staat zal zijn de bedongen arbeid te verrichten. Volgens de kantonrechter is in dat geval sprake van een zogenoemd zekerheidsbewustzijn dat aan te merken is als opzet. Een uitzondering hierop kan bestaan als er complicaties optreden die niet behoren bij een normaal te verwachten herstel. Het gaat dan om niet voorziene en niet gewilde gevolgen van de operatie. Is er echter sprake van een medische noodzaak voor de operatie, dan is er geen sprake van een opzettelijk veroorzaakte ziekte.
Concluderend kan worden gesteld dat bij het ondergaan van een cosmetische behandeling door een werknemer in beginsel geen loondoorbetalingsverplichting voor de werkgever geldt, ook niet gedurende de herstelperiode. De werknemer wist immers op voorhand dat hij gedurende een bepaalde periode na de cosmetische ingreep niet in staat zou zijn werkzaamheden uit te oefenen. Dit wordt anders indien zich tijdens de herstelperiode onverwachte complicaties voordoen, of indien er een medische noodzaak is voor de operatie.
Heeft u naar aanleiding van dit artikel vragen, of heeft u vragen over de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte in het algemeen, dan staan wij uiteraard graag voor u klaar.
[post_title] => Loondoorbetaling bij cosmetische ingreep?
[post_excerpt] =>
Een werkneemster heeft twee cosmetische operaties aan haar gezicht ondergaan. Ten behoeve van deze operaties heeft zij zich ziek gemeld. De werkgever heeft de ziekmelding echter niet geaccepteerd. De kantonrechter heeft vervolgens geoordeeld over de vragen (1) of er sprake is geweest van een ziekte als bedoeld in artikel 7:629 BW, en (2) of er een loondoorbetalingsverplichting van de werkgever bestaat.
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => loondoorbetaling-bij-cosmetische-ingreep
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-10-02 10:05:57
[post_modified_gmt] => 2023-10-02 08:05:57
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/10/25/loondoorbetaling-bij-cosmetische-ingreep/
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 7009
[post_author] => 26
[post_date] => 2012-10-25 00:00:00
[post_date_gmt] => 2012-10-25 00:00:00
[post_content] =>
Een werkgever verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer wegens bedrijfseconomische reden. De werkgever voert aan dat de werkzaamheden anders gaan worden ingericht – er wordt geautomatiseerd – waardoor er minder werkzaamheden gedaan hoeven worden en de functie van de werknemer komt te vervallen. Deze werknemer is 54 jaar oud en bijna 14 jaar in dienst! De werknemer stelt dat de werkgever onvoldoende heeft onderbouwd dat de werkzaamheden echt komen te vervallen. De kantonrechter in Amsterdam moest hierover oordelen en stelt dat de werkgever het financieel moeilijk heeft en ook zal gaan automatiseren. Maar de werkgever heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt hoe de administratieve taken die de werknemer thans verricht na de automatisering worden ingevuld. Daarom is niet duidelijk gebleken dat de functie van de werknemer komt te vervallen. De arbeidsovereenkomst wordt niet ontbonden!
Conclusie:
In deze tijden van economische crisis is het van belang goed en zorgvuldig te onderbouwen hoe bepaalde taken na ontslag door de werkgever worden ingevuld. De enkele stelling dat geautomatiseerd zal worden en er dus taken vervallen is onvoldoende!
[post_title] => Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische redenen afgewezen!
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => ontbinding-arbeidsovereenkomst-wegens-bedrijfseconomische-redenen-afgewezen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2012-10-25 00:00:00
[post_modified_gmt] => 2012-10-25 00:00:00
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/10/25/ontbinding-arbeidsovereenkomst-wegens-bedrijfseconomische-redenen-afgewezen/
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 7010
[post_author] => 26
[post_date] => 2012-10-25 00:00:00
[post_date_gmt] => 2012-10-25 00:00:00
[post_content] =>
Als werkgever bent u er ongetwijfeld mee bekend dat wanneer meer dan drie voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan drie maanden, de laatste arbeidsovereenkomst [het vierde contract] geldt als aangegaan voor onbepaalde tijd.
Het enkele feit dat u als werkgever met de werknemer overeenkomt dat een werknemer na verloop van drie maanden weer in dienst wordt genomen wordt niet als ontduiking van de wet gekwalificeerd. Dit kan echter anders zijn wanneer er sprake is van een schijnhandeling. De concrete feiten en omstandigheden van het geval bepalen of van zo'n schijnhandeling sprake is.
De navolgende feiten leveren naar de mening van de Kantonrechter te Amsterdam zo'n schijnhandeling op. De werknemer heeft gedurende drie opeenvolgende arbeidscontracten [van zes maanden] goed gefunctioneerd. Voorafgaand aan het einde van het derde contract laat de werkgever weten eigenlijk met de werknemer door te willen maar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd te willen vermijden. Werkgever stelt voor dat werknemer voor drie maanden uit dienst gaat en voor die periode een WW-uitkering aanvraagt, waarna werknemer weer in dienst kan treden. Werkgever is bereid het verschil tussen het loon van de werknemer en de WW-uitkering te compenseren.
Werknemer slaat het aanbod af. Werkgever stelt daarna dat het derde arbeidscontract van rechtswege is geëindigd. Werknemer vordert in kort geding wedertewerkstelling en doorbetaling van zijn salaris en stelt dat van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd inmiddels sprake is.
De Kantonrechter tilt zwaar aan het feit dat de werkgever aan werknemer het bod heeft gedaan gedurende drie maanden het verlies aan inkomsten ten gevolge van WW, te compenseren. Dit aanbod heeft volgens de Kantonrechter een dubbel karakter. Enerzijds het vermijden van een contract voor onbepaalde tijd en anderzijds de werknemer voor het bedrijf willen behouden. Op basis hiervan en nu van een wezenlijk disfunctioneren van werknemer niet sprake is, oordeelt Kantonrechter dat de werkgever in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onredelijk heeft gehandeld en met het gedane aanbod een schijnhandeling heeft verricht. De arbeidsovereenkomst blijkt vervolgens niet te zijn geëindigd en voor onbepaalde tijd te gelden.
Gelet op deze uitspraak is onduidelijk waar de grens ligt tussen de – op zich toegestane – afspraak werknemer na verloop van drie maanden weer in dienst te nemen en de ongeoorloofde wetsontduiking die afspraak te laten vergezellen van een aanbod tot financiële compensatie in verband met lagere WW.
De juridische moraal van dit verhaal is dat u als werkgever aan het einde van een derde contract voor bepaalde tijd, een duidelijke keuze moet maken. Of u gaat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aan of het dienstverband eindigt van rechtswege en dat laatste geval neemt u het risico dat na drie maanden blijkt dat de werknemer zijn of haar heil toch elders zoekt.
En voorkom zoals deze zaak illustreert, dat de werknemer later op enigerlei wijze kan aantonen dat u als werkgever hebt geprobeerd de voor u nadelige gevolgen van die keuze uit de weg te gaan.
[post_title] => Een vierde arbeidscontract [voor onbepaalde tijd] niet gewenst? Voorkom schijnhandelingen!
[post_excerpt] =>
Als werkgever bent u er ongetwijfeld mee bekend dat wanneer meer dan drie voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan drie maanden, de laatste arbeidsovereenkomst [het vierde contract] geldt als aangegaan voor onbepaalde tijd.
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => een-vierde-arbeidscontract-voor-onbepaalde-tijd-niet-gewenst-voorkom-schijnhandelingen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2015-12-19 10:48:01
[post_modified_gmt] => 2015-12-19 10:48:01
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/10/25/een-vierde-arbeidscontract-voor-onbepaalde-tijd-niet-gewenst-voorkom-schijnhandelingen/
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 6922
[post_author] => 24
[post_date] => 2012-10-22 00:00:00
[post_date_gmt] => 2012-10-22 00:00:00
[post_content] =>
Veel vastgoedbeleggers en eigenaren van leegstaande huizen en leegstaande panden zonder woonbestemming kunnen wellicht uitzien naar een verruiming van de termijnen voor tijdelijke bewoning.
Demissionair minister Spies heeft onlangs een wijziging van de Leegstandswet naar de Tweede Kamer gezonden. Hierin stelt zij voor dat in de Leegstandswet wordt opgenomen dat de maximale termijn voor tijdelijke verhuur als woning van leegstaande gebouwen die geen woonbestemming hebben, verdubbeld naar tien jaar. Zo wordt het, in afwachting van een definitieve bestemming van het leegstaande gebouw, voor investeerders interessanter om kantoorgebouwen tijdelijk te laten bewonen.
De maximale periode voor tijdelijke verhuur van woningen die bestemd zijn voor sloop of renovatie wordt verlengd naar maximaal zeven jaar, waar dat voorheen nog maar vijf jaar was.
Huiseigenaren die met een in de verkoop staande, tweede woning zitten, kunnen straks ook hun woning beter verhuren. Er zou geen maximumhuurprijs op basis van het puntenstelsel meer gelden en de gemeente mag geen extra voorwaarden meer verbinden aan de af te geven verhuurvergunning.
Ik merk bij het bovenstaande op dat de brief van de minister nog maar een voorstel is, en dus nog niet in de wet is opgenomen. Bovendien kunnen de zaken in een nieuw gevormd kabinet heel anders komen te liggen. Ik houd u op de hoogte
[post_title] => Vereenvoudiging verhuur kantoren en huizen komt dichterbij
[post_excerpt] =>
Veel vastgoedbeleggers en eigenaren van leegstaande huizen en leegstaande panden zonder woonbestemming kunnen wellicht uitzien naar een verruiming van de termijnen voor tijdelijke bewoning.
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => vereenvoudiging-verhuur-kantoren-en-huizen-komt-dichterbij
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2015-12-23 09:41:51
[post_modified_gmt] => 2015-12-23 09:41:51
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/10/22/vereenvoudiging-verhuur-kantoren-en-huizen-komt-dichterbij/
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 6876
[post_author] => 26
[post_date] => 2012-10-30 00:00:00
[post_date_gmt] => 2012-10-30 00:00:00
[post_content] => Als een onderneming in Nederland in zwaar weer zit, moet die gesaneerd worden. Als de ondernemer er op tijd bij is, kan een insolventiespecialist nog veel doen, als hij te lang door onderneemt zonder maatregelen te treffen, gaat het bedrijf reddeloos ten onder.
De mogelijkheden om te saneren zijn beperkt en variëren van een onderhands crediteurenakkoord, tot een totale liquidatie in faillissement. Een surseance van betaling is eigenlijk hét middel bij uitstek om een onderneming te saneren op basis van continuïteit maar daar komt in de praktijk niet veel van terecht. Dat komt omdat de onderneming doordraait en alle doorlopende kosten moeten worden betaald, naast een akkoord dat aan de schuldeisers moet worden aangeboden. Vaker wordt juist een faillissement gebruikt om een onderneming te saneren door middel van een doorstart, terwijl een faillissement in de basis juist bedoeld is voor liquidatie van het vermogen. Op deze paradox hebben Angelsaksische rechtssystemen een antwoord in de vorm van de pre-pack. Dat is een soort pre-faillissement, waarin al wel een administrator, zeg maar een bewindvoerder, benoemd wordt, maar nog niet de insolventie wordt uitgesproken. Op die manier kan de bewindvoerder nog voor dat de crediteuren en belanghebbenden weet hebben van de insolventie in stilte al aan de slag met de verkoop van (delen van) het bedrijf. Als de deal rond is, kan de insolventie worden uitgesproken en zal de bewindvoerder direct de verkoop uit kunnen voeren. In de huidige Nederlandse praktijk wordt eerst de insolventie uitgesproken en gaat dan pas de curator aan de slag met de verkoop van activa of de onderneming. Over het algemeen heeft dat een zeer waarde drukkend effect, zodat het maar de vraag is of de crediteuren daar mee gediend zijn. Ook in ons land gaan stemmen op om in ons gesloten stelsel van insolventieprocedures een soort pre-pack procedure te introduceren, om het doorstarten van een onderneming beter voor te kunnen bereiden en een betere waarde te kunnen genereren. De wetgever is hier echter nog niet aan toe en ook de Rechters Commissaris in Faillissementen, verenigd in de vereniging Recofa, willen nog niet aan het op voorhand benoemen van een pre-curator. Het belangrijkste bezwaar is de angst dat de pre-curator niet voldoende opgewassen zal zijn tegen het management en de gesecureerde schuldeisers, die op deze wijze voor hun eigen belang kunnen gaan, ten koste van de niet gesecureerde schuldeisers. Dat is niet het geval als een curator volledig in de openbaarheid kan treden met zijn failliete bedrijf en voor het hoogste bod kan gaan. Wat daar van zij mag in het midden blijven, de ervaringen in Amerika, Engeland en Canada zijn goed en het is jammer dat we in Nederland niet vooruitstrevender zijn op dit vlak.
Marc Heuvelmans
[post_title] => The Pre-Pack
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => the-pre-pack
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2019-07-25 10:42:12
[post_modified_gmt] => 2019-07-25 08:42:12
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/10/30/the-pre-pack/
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 1413
[max_num_pages] => 142
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] => 1
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => 4cf342b73c1ff9efddc08fb72f7e1c30
[query_vars_changed:WP_Query:private] =>
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
Als een onderneming in Nederland in zwaar weer zit, moet die gesaneerd worden. Als de ondernemer er op tijd bij is, kan een insolventiespecialist nog veel doen, als hij te...
Lees meer
Pensioenpremies moeten tijdig worden voldaan. In tijden van crisis kan die tijdige betaling onder druk komen te staan. Als bestuurder moet u zich realiseren dat u persoonlijk de rekening gepresenteerd...
Lees meer
Als we denken aan het besturen van een vennootschap, dan komt het beeld op van één of meerdere bestuurders die de vennootschap besturen, en die eventueel onder toezicht staan van...
Lees meer
Het door de VVD en PvdA op 29 oktober jl. gepresenteerde regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ wijkt wat betreft het ontslagrecht en de WW verregaand af van de bestaande wetgeving op deze...
Lees meer
U voert een discussie, heeft gelijk, maar stuit op weerstand aan de andere zijde. De wederpartij beweegt geen centimeter. Dus moet u zich tot de rechtbank wenden. Daarvoor moeten kosten...
Lees meer
Het huurrecht kent drie regimes: woning, middenstandsbedrijfsruimte en overige huurruimte. Onder welk regime valt een zogenaamde “timmerfabriek” nu? De kantonrechter in Tilburg wist het wel: een timmerfabriek kan ook een...
Lees meer
Een werkneemster heeft twee cosmetische operaties aan haar gezicht ondergaan. Ten behoeve van deze operaties heeft zij zich ziek gemeld. De werkgever heeft de ziekmelding echter niet geaccepteerd. De kantonrechter heeft vervolgens geoordeeld over de vragen (1) of er sprake is geweest van een ziekte als bedoeld in artikel 7:629 BW, en (2) of er een loondoorbetalingsverplichting van de werkgever bestaat.
Lees meer
Een werkgever verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer wegens bedrijfseconomische reden. De werkgever voert aan dat de werkzaamheden anders gaan worden ingericht – er wordt geautomatiseerd – waardoor...
Lees meer
Als werkgever bent u er ongetwijfeld mee bekend dat wanneer meer dan drie voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan drie maanden, de laatste arbeidsovereenkomst [het vierde contract] geldt als aangegaan voor onbepaalde tijd.
Lees meer
Veel vastgoedbeleggers en eigenaren van leegstaande huizen en leegstaande panden zonder woonbestemming kunnen wellicht uitzien naar een verruiming van de termijnen voor tijdelijke bewoning.
Lees meer