Blog van medewerkers
- een minimumvergoeding van 40 euro voor invorderingskosten;
- een maximum betaaltermijn voor overheidsinstanties van in beginsel 30 dagen;
- een maximum betaaltermijn voor handelstransacties tussen ondernemingen van 60 dagen;
- een maximum verificatieperiode van in beginsel 30 dagen;
- een verhoging van de wettelijke handelsrente met 1 procentpunt;
- het stellen van grenzen aan de contractsvrijheid met de introductie van een regeling van kennelijk onbillijke contractbepalingen en kennelijk onbillijke praktijken.
Deze richtlijn is gericht op het bestrijden van betalingsachterstand bij handelstransacties, om bij te dragen tot de goede werking van de interne markt en ter versterking van de concurrentiekracht van ondernemingen in met name het MKB. De richtlijn is van toepassing op alle typen betaling die worden gedaan ter vergoeding van handelstransacties tussen overheidsdiensten en ondernemingen of tussen ondernemingen onderling.
Vaak worden betalingstermijnen geregeld in algemene voorwaarden. Die moeten van toepassing worden verklaard op overeenkomsten. Als in die algemene voorwaarden iets afwijkends van de wettelijke regeling, dan zouden die bepalingen wel eens nietig kunnen zijn. Dat geldt met name als een langere termijn dan 60 dagen overeengekomen wordt. Dat kan alleen als de contractspartij die het aangaat niet benadeeld wordt. Het is dus zaak hier in de toekomst alert op te zijn en desnoods de algemene voorwaarden er nog eens op na te slaan.
[post_title] => Standaard betalingstermijn [post_excerpt] =>Er verandert nogal wat in incassoland. Vorig jaar werd per 1 juli al de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten ingevoerd, waarmee een staffel geïntroduceerd werd voor de hoogte van buitengerechtelijke incassokosten. Deze regeling strekt in beginsel ter bescherming van consumenten, maar ook B2B wordt er gebruik van gemaakt, als er niets afwijkends geregeld is.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => standaard-betalingstermijn [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-19 11:13:27 [post_modified_gmt] => 2015-12-19 11:13:27 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/02/26/standaard-betalingstermijn/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 7019 [post_author] => 26 [post_date] => 2013-02-26 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-02-25 23:00:00 [post_content] => In de Verenigde Staten en Engeland wordt bij faillissementen veelvuldig gebruik gemaakt van de zogenaamde “pre-pack”. Dit is een insolventieprocedure waarbij voorafgaand aan het faillissement een stille bewindvoerder wordt benoemd die de mogelijkheden van een doorstart onderzoekt en – indien hij tot curator wordt benoemd – ook doorvoert. Op deze manier wordt getracht zoveel mogelijk van de waarde van de onderneming te behouden. Ook in Nederland gaan steeds meer stemmen op voor invoering van de pre-pack. Wat is de huidige stand van zaken? Op dit moment is er in Nederland geen wettelijke basis voor het benoemen van een stille bewindvoerder. Wel heeft de minister in zijn brief van 27 november 2012 aan de Tweede Kamer aangekondigd de faillissementswet te willen moderniseren. Als één van de maatregelen om het reorganiserend vermogen van bedrijven te versterken noemt hij de invoering van een vorm van stille bewindvoering. De Commissie Aanpassing Faillissementswet van INSOLAD heeft hierop gereageerd door op 13 december 2012 voorstellen aan de minister aan te bieden die deze stille bewindvoering tot stand kunnen brengen. Voorlopig is dit alles echter nog geen wet en moeten wij het in de praktijk doen met het beleid van de rechtbanken. Wat is nu het beleid van de Nederlandse rechtbanken? Dit verschilt per rechtbank. Zo heeft de Rechtbank ’s-Hertogenbosch eerder bij een faillissementsaanvraag een deskundige benoemd en deze deskundige opgedragen onderzoek te doen naar de mogelijkheden om de onderneming van de schuldenaar binnen redelijke termijn te verkopen. Tevens gaf de rechtbank reeds op voorhand aan dat de deskundige bij een eventueel volgend faillissement tot curator zou worden benoemd en vermeldde zij welk lid van de rechtbank alsdan als rechter-commissaris zou functioneren [Rb. ’s-Hertogenbosch 22 februari 2011, JOR 2011/375, m.nt. Van Hees]. Ook het Hof ’s-Hertogenbosch heeft een vergelijkbare uitspraak gedaan [vgl. Hof ’s-Hertogenbosch 4 juli 2012, JOR 2013/26, m.nt. Van Andel, Landsbanki/Vos c.s.]. Anders heeft echter de Rechtbank Maastricht geoordeeld [Rb. Maastricht 28 november 2012, JOR 2013/63, m.nt. Van Hees]. In deze uitspraak wijst de rechtbank een verzoek tot benoeming van een deskundige die voorafgaand aan het faillissement onderzoek doet naar de mogelijkheden voor een doorstart af. De Rechtbank Maastricht is van mening dat benoeming van een deskundige slechts kan plaatsvinden in het kader van een onderzoek naar de vraag of de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, zoals vereist voor de faillietverklaring. Aangezien in het onderhavige geval duidelijk was dat de schuldenaar in de toestand verkeerde dat hij heeft opgehouden te betalen, kan geen deskundige worden benoemd. Zou de rechtbank wel een deskundige benoemen die tevens de mogelijkheden van een doorstart onderzoekt, dan zou de rechter zich begeven op het terrein van beheer en vereffening van de boedel, hetgeen volgens de huidige stand van zaken van wetgeving niet mogelijk is, aldus de Rechtbank Maastricht. In tegenstelling tot in de Verenigde Staten en Engeland blijkt in Nederland de toepassing van de pre-pack dus nog niet zo vanzelfsprekend. De opvattingen van rechters over de vraag of voorafgaand aan een faillissement een deskundige kan worden benoemd, en zo ja wat dan de omvang van het onderzoek is, verschillen sterk per arrondissement. Het kan dan ook lonen om, voorafgaand aan een faillissementsaanvraag, de verschillende mogelijkheden zorgvuldig door te nemen en indien nodig door middel van zetelverplaatsing bij een andere rechtbank uit te komen. Mocht u hiermee te maken krijgen, dan kan de sectie faillissement en herstructurering van Bogaerts & Groenen advocaten u hierin adviseren. [post_title] => Pre-Pack bij faillissement; [on]mogelijk in Nederland [post_excerpt] =>In de Verenigde Staten en Engeland wordt bij faillissementen veelvuldig gebruik gemaakt van de zogenaamde “pre-pack”. Dit is een insolventieprocedure waarbij voorafgaand aan het faillissement een stille bewindvoerder wordt benoemd die de mogelijkheden van een doorstart onderzoekt en – indien hij tot curator wordt benoemd – ook doorvoert. Op deze manier wordt getracht zoveel mogelijk van de waarde van de onderneming te behouden. Ook in Nederland gaan steeds meer stemmen op voor invoering van de pre-pack. Wat is de huidige stand van zaken?
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => pre-pack-bij-faillissement-onmogelijk-in-nederland [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-10-02 10:05:35 [post_modified_gmt] => 2023-10-02 08:05:35 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/02/26/pre-pack-bij-faillissement-onmogelijk-in-nederland/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 6946 [post_author] => 26 [post_date] => 2013-02-26 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-02-26 00:00:00 [post_content] => Dat concludeert de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in haar uitspraak van 25 februari 2013. Dat geldt overigens niet voor toekomstige vorderingen. De in de toekomst [mogelijk] in te stellen vorderingen van voor-malig aandeel- en obligatiehouders kunnen niet worden onteigend. Hieronder volgt een weergave van wat er speelde en wie daarbij de belangrijkste partijen zijn. De Wet op het financieel toezicht [Wft] maakt het mogelijk voor de Minister van Financiën, indien hij van oordeel is dat “de stabiliteit van het financiële stelsel ernstig en onmiddellijk in gevaar komt”, besluiten te nemen tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen en tot onteigening van vermogensbestanddelen. Dat betekent dat de staat een bank kan nationaliseren op het moment dat deze een gevaar vormt voor [de continuïteit] van onze economie. In dat geval gaat de staat feitelijk over tot het onteigenen van de vorderingen [uit hoofde van effecten en achtergestelde leningen] van bedrijven en particulieren op de bank, om te voorkomen dat die [gelijktijdig] worden geïncas-seerd en op die manier het faillissement van de bank ontstaat. De rechthebbende op het onteigende goed heeft vervolgens recht op schadeloosstelling. Op 1 februari 2013 heeft de minister een dergelijk besluit tot onteigening genomen inzake de effecten en vermogensbestanddelen van SNS Reaal N.V. en SNS Bank N.V. Tegen dit besluit hebben de Vereniging van Effectenbezitters [VEB] en vele andere partijen beroep ingesteld bij de Raad van State. Ook de heer P.T. Lakeman was van de partij bij het beroep. In totaal gaat het om circa 700 gedupeerden. In de gezamenlijk behandelde beroepschriften wordt onder andere aangevoerd dat het onteigeningsbesluit van de minister een inbreuk vormt op het recht van eigendom, dat het verboden staatssteun betreft en dat de minister zich niet had mogen baseren op de waardering van de vastgoedportefeuille uit het rapport van Cushman & Wakefield. De Raad van State schuift deze argumenten terzijde. In de uitvoerige uitspraak overweegt de Raad van State dat de minister, onder andere doordat De Nederlandsche Bank N.V. [DNB] een uitvoerig voortraject heeft verricht en doordat voldoende onderzoek is gedaan naar andere oplossingen, zich op het standpunt mocht stellen dat de stabiliteit van het financiële stelsel ernstig en onmiddellijk in gevaar was door de situatie waarin SNS Reaal N.V. en SNS Bank N.V. zich bevonden. Met andere woorden: de minister heeft terecht gekozen voor onteigening [het nationaliseren van SNS] omdat het de minst slechte oplossing is. Een faillissement van de bank zou immers veel meer schade opleveren voor onze economie. De minister heeft ook toekomstige vorderingen, waardoor mogelijk een schade-loosstelling kan worden verkregen, onteigend in zijn besluit van 1 februari 2013. Voor de Raad van State gaat dat een brug te ver; het besluit van de minister wordt vernietigd voor zover het gaat om toekomstige vorderingen. Voor de ge-dupeerden blijft de deur dus op een kier staan. Zij kunnen zich nu tot de rechter wenden om een schadevergoeding te laten vaststellen. Dirk School [post_title] => Raad van State; de Minister mocht de SNS Bank nationaliseren [post_excerpt] =>Dat concludeert de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in haar uitspraak van 25 februari 2013. Dat geldt overigens niet voor toekomstige vorderingen. De in de toekomst [mogelijk] in te stellen vorderingen van voor-malig aandeel- en obligatiehouders kunnen niet worden onteigend. Hieronder volgt een weergave van wat er speelde en wie daarbij de belangrijkste partijen zijn.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => raad-van-state-de-minister-mocht-de-sns-bank-nationaliseren [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2019-07-05 10:14:03 [post_modified_gmt] => 2019-07-05 08:14:03 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/02/26/raad-van-state-de-minister-mocht-de-sns-bank-nationaliseren/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 7015 [post_author] => 26 [post_date] => 2013-02-26 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-02-26 00:00:00 [post_content] =>Per 1 januari 2014 gaan we massaal over op SEPA. Dit staat voor Single Euro Payment Area. In de eurozone betalen we elkaar met de euro en dat doen we doorgaans per bank. Toch houden per land banken hun eigen betaalsysteem aan en het is daarom een crime om die systemen zodanig te harmoniseren dat een vlot internationaal betalingsverkeer gegarandeerd is. Om die reden hebben Europese banken het SEPA systeem uitgevonden, wat de afhandeling van betalingsverkeer gemakkelijker moet maken. Normaal gesproken zou niemand iets moeten merken van dit systeem, maar schijn bedriegt. U moet er wel degelijk voor zorgen dat u SEPA-proof bent, anders zou na 1 januari 2014 uw betalingsverkeer wel eens aardig in de soep kunnen lopen. Er is nog tijd, maar als altijd vliegt die voorbij en is het 1 januari voor u het weet. Wat moet er dan zoal gebeuren?
De komende jaren gaan bedrijven en consumenten werken met IBAN en de aangepaste overschrijvingen en incasso’s. Vanaf 1 februari 2014 werken we alleen nog maar met Europese standaarden en de IBAN. Voor een belangrijk deel zullen banken zelf de veranderingen aanbrengen. Dat is zo afgesproken in het Nationaal Forum voor Sepa-migratie [NFS] waar banken in deelnemen.
U moet rekening houden met een aantal veranderingen voor uw bedrijf. Deze brengen veel werk met zich mee. U moet nieuwe standaarden als IBAN, Europese overschrijvingen en incasso's namelijk in uw bedrijf doorvoeren, van de administratie van uw bedrijfssoftware tot uw briefpapier. Met de komst van SEPA verandert het volgende voor afnemers van betaaldiensten:
- Betaalpassen en creditcards hebben een chip in plaats van een magneetstrip ['het nieuwe pinnen'] gekregen. Ook bij het betalen met de creditcard moet een pincode worden ingetoetst.
- Voor het overboeken van geld wordt, ook bij binnenlandse betalingen, het zogenaamde International Bank Account Number [IBAN] gebruikt. Uiterlijk 1 februari 2014 maakt iedereen gebruik van IBAN. Het IBAN bestaat uit een landcode [2 letters], een controlegetal [2 cijfers] en het [voor bepaalde landen aangevuld] nationaal rekeningnummer. Het nummer staat al vermeld op bankafschriften.
- Er is al een Europese incasso, voorlopig nog naast de binnenlandse incasso. Consumenten en bedrijven kunnen een machtiging afgeven aan een bedrijf of overheidsinstelling in een ander euroland om geautomatiseerd betalingen te doen. Deze incasso lijkt qua verschijningsvorm een beetje op het documentair krediet, behalve de stroom documenten die daarvoor vereist is.
- De terugboektermijn van een incassobetaling is verruimd van 30 dagen naar 8 weken. Dit is geregeld in de Payment Services Directive [PSD], een richtlijn voor betaaldiensten.
Een groot deel van de betaalproducten die wij op dit moment gebruiken, komen te vervallen en zijn per bovengenoemde datum dan ook niet meer te gebruiken. Uw organisatie moet een nieuwe set SEPA betaalproducten gaan gebruiken. Hetzelfde geldt voor uw klanten en leveranciers. Aanpassen van uw huidige IBAN en BIC codes is niet voldoende om de continuïteit in uw inkomende en uitgaande geldstromen te waarborgen. Het is dus niet onverstandig om in de komende maanden een bezoekje te brengen aan uw bank, die samen met u alle voorbereidingen kan treffen voor de overgang naar SEPA.
[post_title] => Bent u al SEPA-proof? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => bent-u-al-sepa-proof [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-19 11:15:23 [post_modified_gmt] => 2015-12-19 11:15:23 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/02/26/bent-u-al-sepa-proof/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 7016 [post_author] => 26 [post_date] => 2013-02-26 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-02-26 00:00:00 [post_content] =>Banken plegen kapitaalintensieve bedrijven nogal eens te financieren op de zekerheid die geboden kan worden in de vorm van een pandrecht op de machines. Vrijwel altijd zijn die machines te kwalificeren als bodemzaken. De fiscus heeft daarop een bodemvoorrecht en als de fiscus vóór een faillissement bodembeslag gelegd heeft gaat dat voor het pandrecht van de bank. Dat maakt het voor banken niet interessant om dergelijke financieringen aan te bieden, maar daar heeft de praktijk iets op gevonden in de vorm van de bodemverhuurconstructie. Daarmee kan de bank de bodem van de belastingplichtige onder de zaken vandaan trekken en kan ze zich bij voorrang boven de fiscus verhalen op de opbrengst. Deze oplossing werd door de Hoge Raad gedoogd maar was het Ministerie van Financiën natuurlijk een doorn in het oog.
Daarom is in het Belastingplan 2013 de Invorderingswet 1990 aangepast met een nieuw artikel 22 bis. In lid 2 van dat artikel is opgenomen dat houders van pandrechten of overige derden, die geheel of gedeeltelijk recht hebben op een bodemzaak, gehouden zijn de belastingdienst mededeling te doen van het voornemen hun rechten met betrekking tot deze bodemzaak uit te oefenen, dan wel van het voornemen enigerlei andere handelingen te verrichten of te laten verrichten waardoor die zaak niet meer kwalificeert als bodemzaak. Daarna heeft de fiscus vier weken de tijd om te beslissen of hij al dan niet overgaat tot uitoefening van zijn bodemrecht. Pandhouders, leasemaatschappijen en leveranciers onder eigendomsvoorbehoud dienen zich gedurende die periode te onthouden van het uitoefenen van hun rechten. Doen zij geen melding dan zijn ze verplicht de executiewaarde van de bodemzaak af te dragen aan de fiscus, tot maximaal het bedrag van de belastingschuld van de belastingschuldige. De regeling is al vanaf 1 januari 2013 van toepassing op nieuwe gevallen, maar voor bestaande gevallen geldt een overgangstermijn van drie maanden.
Vóór 1 april mag de zekerheidsgerechtigde dus nog rechten uitoefenen zonder de verplichte melding aan de fiscus.
Op de nieuwe regeling is veel kritiek gekomen, ondermeer door van Raad van State. Hij is van mening dat dergelijke ingrijpende regelingen voorafgegaan moeten worden door een inhoudelijk debat over het bodemvoorrecht. Dit klemt te meer omdat de regeling haastwerk is geweest met het oog op het binnen halen van meer belasting. Desondanks is de regeling per 1 januari 2013 van kracht. Maatschappelijke organisaties als de Nederlandse Vereniging van Banken, VNO/NCW, de Nederlandse Vereniging van Leasemaatschappijen en MKB Nederland vrezen dat de verdere versterking van het bodemrecht negatieve gevolgen zal hebben voor de financiering van vooral industriële ondernemingen. Dat is logisch, omdat de regeling de verhaalspositie van banken uitholt.
Banken maar ook particuliere financiers die zich van pandrechten bedienen zullen dus op zoek moeten naar nieuwe ontsnappingsmogelijkheden, wat weer een nieuw kat en muis spel zal ontketenen. Als financiers al iets willen, dan is het verstandig dat nog vóór 1 april te doen, zolang nog geen meldingsplicht geldt. Welke mogelijkheden er zijn verschilt per geval, maar dat het net zich rond de bodemverhuurconstructie aan het sluiten is moge duidelijk zijn.
[post_title] => De bodemverhuurconstructie heeft zijn langste tijd gehad [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => de-bodemverhuurconstructie-heeft-zijn-langste-tijd-gehad [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-19 11:15:07 [post_modified_gmt] => 2015-12-19 11:15:07 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/02/26/de-bodemverhuurconstructie-heeft-zijn-langste-tijd-gehad/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 6880 [post_author] => 6 [post_date] => 2013-02-06 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-02-06 00:00:00 [post_content] => De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) heeft op 4 januari 2013 bekend gemaakt dat zij zeven ondernemingen die eerstejaars plantuien telen, verwerken en verhandelen heeft beboet voor verboden kartelafspraken over het vernietigen van delen van al ingezaaide akkers met plantuien in 2009. Volgens de NMa probeerden deze ondernemers door het aanbod te verkleinen een hogere prijs voor de plantuien te krijgen. De mededingingswet verbiedt een onderneming om met andere ondernemingen afspraken te maken over prijzen of over een gebied waar de onderneming goederen of diensten levert. Dit soort afspraken zijn kartelafspraken. De gedachte is dat een kartel nadelig is voor de consument, omdat de prijs erdoor omhoog gaat of omdat de consument minder keuzevrijheid heeft. Een kartel verhindert om die reden de concurrentie. Daarom is een kartel verboden. Bedrijven mogen wel met elkaar samenwerken. Als maximaal acht bedrijven samenwerken en voor goederen in totaal € 5,5 miljoen of voor diensten EUR 1,1 miljoen omzetten, is samenwerken toegestaan. Ook als het gezamenlijke marktaandeel minder dan 10% is en de afspraak geen ongunstig effect heeft op de handel tussen de lidstaten van de EU, mogen bedrijven samenwerken. Om het eens te worden over die vernietiging van plantuien en om er zeker van te zijn dat de karteldeelnemers zich aan de afspraken hielden, hadden de uientelers concurrentiegevoelige informatie uitgewisseld. Volgens de bekendmaking van de NMa gaat het om Triumfus Onion Products Onion Sets B.V., TOP Cultures France s.a.r.l., M. Maas Kruiningen B.V., Steketee Yerseke B.V., A.C. Mosselman B.V., Handelmaatschappij Kesselaar B.V., Agpro Onions B.V. en Rijk Onion Sets B.V. Deze ondernemingen zijn samen goed voor zo’n 80 procent van het aanbod van eerstejaars plantuien dat Nederlandse ondernemingen laten telen. In totaal krijgen zij voor ruim vier miljoen euro aan boetes opgelegd. Eerstejaars plantuien worden gebruikt als pootmateriaal voor tweedejaars plantuien die voor consumptie geschikt zijn. Van de totale omzet van de betrokken bedrijven wordt 60 procent behaald binnen de Europese Unie. De hoogte van de boete is op deze Europese omzet gebaseerd. In Nederland wordt jaarlijks zo’n vijftig duizend ton plantuien geproduceerd. Het kartel zou aan het licht zijn gekomen door anonieme tips bij NMa. In juni 2012 heeft NMa vijf uientelers een boete opgelegd voor een kartel dat zij gevormd zouden hebben van 1998 tot en met 2010. In het kartel zouden afspraken zijn gemaakt over het maximaal in te zaaien areaal aan zilveruien. De bedrijven hebben met de afspraken het aanbod aan zilveruien beperkt. [post_title] => Uientelers door NMa beboet voor kartelafspraken [post_excerpt] =>
De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) heeft op 4 januari 2013 bekend gemaakt dat zij zeven ondernemingen die eerstejaars plantuien telen, verwerken en verhandelen heeft beboet voor verboden kartelafspraken over het vernietigen van delen van al ingezaaide akkers met plantuien in 2009. Volgens de NMa probeerden deze ondernemers door het aanbod te verkleinen een hogere prijs voor de plantuien te krijgen.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => uientelers-door-nma-beboet-voor-kartelafspraken [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-12-22 14:14:23 [post_modified_gmt] => 2021-12-22 13:14:23 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/02/06/uientelers-door-nma-beboet-voor-kartelafspraken/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 7000 [post_author] => 26 [post_date] => 2013-02-27 00:00:00 [post_date_gmt] => 2013-02-27 00:00:00 [post_content] => Het is mogelijk dat werkgever en werknemer bij het aangaan van de arbeidsrelatie in de arbeidsovereenkomst opnemen dat de werknemer recht heeft op een bepaalde ontslagvergoeding indien ontslag zou volgen. Het is ook mogelijk dat een werkgever daar spijt van krijgt, bijvoorbeeld door het verslechteren van de onderlinge verhouding. Kan een werkgever nog onder deze overeengekomen betalingsverplichting uit komen? Een schriftelijke arbeidsovereenkomst wordt niet voor niets opgesteld. Hierin worden de afspraken die tussen werkgever en werknemer gelden op een duidelijke wijze vastgelegd. Het uitgangspunt is dan ook dat de inhoud van de arbeidsovereenkomst geldig is; afspraak is afspraak. Toch heeft de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Arnhem op 10 december jl. aanleiding gezien om van dit uitgangspunt af te wijken [vindplaats: LJN: BY8265]. Ondanks dat de arbeidsovereenkomst van deze technisch directeur van een bouwbedrijf een duidelijke formule bevat ter berekening van de hoogte van de ontslagvergoeding [in casu een bedrag van € 365.256,=], oordeelde de Voorzieningenrechter dat er sprake is van onvoorziene omstandigheden die met zich meebrengen dat de werknemer naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet mag verwachten dat de gemaakte afspraken in stand zouden blijven. De onvoorziene omstandigheden laten zich raden. De algehele crisis in de bouw en het afscheid moeten nemen van 250 werknemers, die een zeer beperkte vergoeding ontvangen. In deze kwestie heeft zwaar meegewogen dat het bouwbedrijf bij de uitbetaling van een vergoeding conform afspraak [van € 365.256,=] in serieuze financiële problemen zou zijn gekomen. Het uitgangspunt is dat de ontslagvergoeding moet worden betaald. Indien echter een eenzijdig wijzigingsbeding in de arbeidsovereenkomst is opgenomen, kan het onder omstandigheden dus gerechtvaardigd zijn om niet tot uitbetaling over te gaan. Let op met het vooraf opnemen van een ontslagvergoeding; het ontheven worden van deze betalingsverplichting is een absolute uitzondering. Dirk School [post_title] => Het niet betalen van een ontslagvergoeding uit de arbeidsovereenkomst [post_excerpt] =>Het is mogelijk dat werkgever en werknemer bij het aangaan van de arbeidsrelatie in de arbeidsovereenkomst opnemen dat de werknemer recht heeft op een bepaalde ontslagvergoeding indien ontslag zou volgen. Het is ook mogelijk dat een werkgever daar spijt van krijgt, bijvoorbeeld door het verslechteren van de onderlinge verhouding. Kan een werkgever nog onder deze overeengekomen betalingsverplichting uit komen?
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => het-niet-betalen-van-een-ontslagvergoeding-uit-de-arbeidsovereenkomst [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2019-07-05 10:12:47 [post_modified_gmt] => 2019-07-05 08:12:47 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2013/02/27/het-niet-betalen-van-een-ontslagvergoeding-uit-de-arbeidsovereenkomst/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1469 [max_num_pages] => 147 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => e2b27dd1b16f5c8aaf06ab947eeb98a2 [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [query_cache_key:WP_Query:private] => wp_query:c24959ad4e8f7a57fc1393f22a75ea59:0.56081100 17538574580.93825600 1753857458 [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )