WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[paged] => 25
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[paged] => 25
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] =>
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1425
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 240, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 38629
[post_author] => 73
[post_date] => 2023-09-13 16:10:54
[post_date_gmt] => 2023-09-13 14:10:54
[post_content] => In een recente rechtszaak tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraar CZ is een belangrijke uitspraak gedaan over de zorginkooppraktijken in Nederland. De uitspraak heeft de praktijk van zorginkoop in Nederland beïnvloed. In dit artikel gaan we in op de rechtszaak en de verstrekkende gevolgen voor zorgaanbieders en cliënten in de langdurige zorgsector.
Achtergrond
De bekostiging van ggz-cliënten in de Wet langdurige zorg (Wlz) kent vanaf 2021 een integraal model en een modulair model. Integrale bekostiging in de gezondheidszorg is een benadering waarbij zorgverleners één vast tarief ontvangen voor het gehele zorgtraject van een patiënt, inclusief behandeling, medicijnen en andere diensten.
Het modulaire bekostigingsmodel is bedoeld voor zorgaanbieders die woonzorg bieden aan cliënten en waar behandeling wordt geleverd door een andere zorgaanbieder. In dit geval verzorgen meerdere zorgaanbieders gezamenlijk de zorg voor een cliënt, waarbij de zorgaanbieder die de woonzorg levert een coördinerende rol vervult.
Lees ook: woon-zorgovereenkomsten: is einde zorg ook einde huur?
Met de wijziging van de Wlz is voorzien in overgangsrecht voor die gevallen waarin zorgaanbieders al zowel woonzorg als behandeling aanbieden aan hun cliënten. De ggz-behandeling van deze cliënten komt op grond van het overgangsrecht nog niet dwingend ten laste van de Wlz maar mag nog modulair worden bekostigd, dus vanuit de Zvw.
Cliënten hebben het recht op vrije artsenkeuze. Het verplicht voorschrijven van integrale bekostiging heeft tot gevolg dat zorgaanbieders jaarlijks contracten zullen moeten sluiten met alle (huidige) behandelaars van hun cliënten. Dit is een enorme administratieve lastenverzwaring. Dit terwijl het uitgangspunt van het IZA is om naar een lastenvermindering te streven.
Beslissing modulaire bekostiging
Het geschil draaide om het zorginkoopbeleid van CZ voor de jaren 2024-2026. CZ wilde een verplichte integrale bekostiging van zorg invoeren en paste een korting van 20% toe op tarieven voor zorgprofielen Wonen 1 en 2. Deze maatregelen zouden al per 1 januari 2024 van kracht worden.
Zorgaanbieders tekenden bezwaar aan, omdat zij vonden dat CZ hun keuzevrijheid beperkte en dat de korting onredelijk was. Dit leidde tot een juridische strijd tussen de partijen.
Een cruciaal element van de uitspraak was dat CZ niet gerechtigd was om integrale bekostiging dwingend op te leggen aan alle zorgaanbieders. De rechter oordeelde dat CZ hiermee te ver vooruitliep op de beoogde beëindiging van het overgangsrecht door de overheid en daarmee buiten de grenzen van de haar toekomende beleidsvrijheid trad.
De Minister van Volksgezondheid had al aangegeven dat deze overgang complexe uitvoeringsproblemen met zich bracht en dat er geen haast was bij de beëindiging ervan. De rechter benadrukte dat zorgaanbieders de keuze moesten behouden om voor modulaire bekostiging te kiezen tot in ieder geval 1 januari 2025.
Dit betekent dat zorgaanbieders nog steeds kunnen kiezen om ggz-behandeling en algemene medische behandeling onder de Zvw te laten vallen, in plaats van het verplichte integrale bekostigingsmodel.
Dit geeft zorgaanbieders de ruimte om rekening te houden met de specifieke behoeften en wensen van hun cliënten en voorkomt een onnodige administratieve lastenverzwaring. Met het oog op hun recht op vrije artsenkeuze kunnen cliënten naar huidig recht niet worden gedwongen om – zoals bij integrale bekostiging gebruikelijk is – naar centraal aangewezen zorgverleners over te stappen.
Lees ook: De ouderenzorg in crisis
Beslissing tariefkorting
Een ander belangrijk aspect van de uitspraak was de tariefkorting die CZ wilde toepassen op de zorgprofielen Wonen 1 en 2. CZ meende dat deze korting noodzakelijk was om de uitstroom van cliënten van verblijf naar thuiszorg te stimuleren en zo de kosten van langdurige zorg te beperken.
De rechter oordeelde echter dat CZ hiermee de keuzevrijheid van cliënten belemmerde en de financiële lasten volledig bij de zorgaanbieders legde. In de Wlz staat de keuzevrijheid van cliënten namelijk voorop, en dit omvat onder andere de keuze van de woonvorm en zorgaanbieder.
CZ legde de gevolgen van deze keuzevrijheid volgens de rechter onterecht bij de zorgaanbieders neer. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat de korting daadwerkelijk zou bijdragen aan de beoogde extramuralisering van zorg.
Daarnaast oordeelde de rechter dat CZ met de tariefkorting handelde in strijd met het zogenaamde proportionaliteitsbeginsel. Dit beginsel vereist dat de tarieven gebaseerd zijn op zorgvuldig onderzoek en rekening houden met de kostprijs van de zorg. De toegepaste korting werd echter opgelegd zonder goede onderbouwing en was onevenredig.
De uitspraak betekent dat CZ verplicht is om het tariefpercentage NHC/NIC voor de zorgprofielen Wonen 1 en 2 voor het jaar 2024 te stellen op 100% van het maximumtarief zoals vastgesteld door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Dit zorgt ervoor dat zorgaanbieders hun diensten kunnen blijven aanbieden zonder een onevenredige financiële last.
Wat betekent dit voor de praktijk?
Deze uitspraak heeft belangrijke gevolgen voor de zorginkooppraktijk in Nederland:
Behoud van keuzevrijheid: Zorgaanbieders behouden de keuzevrijheid om te kiezen voor modulaire bekostiging, waardoor zij flexibeler kunnen inspelen op de behoeften van hun cliënten.
Financiële zekerheid: De tariefkorting op zorgprofielen Wonen 1 en 2 is van de baan, wat financiële zekerheid biedt aan zorgaanbieders die anders geconfronteerd zouden worden met ongedekte kosten.
Administratieve lastenverlichting: Zorgaanbieders worden beschermd tegen onnodige administratieve lasten die zouden ontstaan door de invoering van verplichte integrale bekostiging.
Cliëntgerichte zorg: De uitspraak benadrukt het belang van cliëntgerichte zorg en respect voor de keuzevrijheid van cliënten.
Overleg tussen partijen: De rechter dringt er bij zorgverzekeraars en zorgaanbieders op aan om in overleg te treden en oplossingen te vinden die zowel administratief haalbaar als in lijn zijn met de wet.
Conclusie
Met deze uitspraak is de integrale bekostiging van de langdurige zorg (voorlopig) van de baan. Op grond van het overgangsrecht hebben zorgaanbieders de keuzemogelijkheid om de kosten van ggz-behandeling en algemene medische zorg onder de Zvw te declareren. Het is niet te verwachten dat het overgangsrecht op korte termijn beëindigd wordt.
Heeft u een zorgrechtelijke vraag? Neem gerust
contact op met een van onze medewerkers!
ECLI:NL:RBDA:2023:11878
[post_title] => Zorgkantoor CZ teruggefloten door de rechter
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => zorgkantoor-cz-teruggefloten-door-de-rechter
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-09-13 16:10:54
[post_modified_gmt] => 2023-09-13 14:10:54
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=38629
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 38616
[post_author] => 46
[post_date] => 2023-09-13 09:45:57
[post_date_gmt] => 2023-09-13 07:45:57
[post_content] => Opnieuw lezen we in de media dat een penningmeester van een lokale sportvereniging geld uit de kas heeft weten te ontvreemden.
Marlies Hol leverde hierover een bijdrage aan en
artikel van het Brabants Dagblad.
In de meeste gevallen zijn de penningmeesters van een club personen die ook in hun werkende leven belangwekkende functies hebben, zoals accountant, bankier of financial controller; meestal functies waar een werkgever/ondernemer op vertrouwt. Heeft een dergelijk
fraudegeval als vrijwilliger ook gevolgen voor zijn of haar betaalde baan en wat kan de werkgever van de penningmeester doen?
Ontslag in overweging
Van belang is de betaalde functie die de penningmeester bekleed. Zeker als de penningmeester een financiële positie bekleedt is er een probleem. Deze rol vereist een hoge mate van vertrouwen. Kan het gedrag als vrijwilliger van invloed zijn op zijn professionele positie?
De werkgever kan twijfelen aan de integriteit van de medewerker en zich afvragen of de organisatie ook slachtoffer is geworden van
financieel misbruik. Dit kan leiden tot de wens van werkgever om het dienstverband te beëindigen. Een ontslag is echter niet zomaar mogelijk. Werknemers worden in Nederland namelijk, ook in dit soort situaties, goed beschermd. Dat hangt, zoals wij advocaten graag zeggen, af van de omstandigheden van het geval.
Een voorbeeld. Het is niet zonder meer mogelijk een medewerker te ontslaan die is veroordeeld en gedetineerd. Dat wordt pas anders als het strafbare gedrag waarvoor een werknemer wordt veroordeeld, verband houdt met zijn of haar werk. Denk aan een veroordeling voor een zedendelict en het werken met kinderen of kwetsbare mensen.
De eerste stappen: gesprek en onderzoek
Een eerste stap is het gesprek aangaan met de medewerker. De werkgever doet er verstandig aan om een onderzoek in te zetten om te bepalen of er ook op de werkvloer misstanden hebben plaatsgevonden. Komt uit dat onderzoek naar voren dat de penningmeester ook gefraudeerd heeft bij zijn werkgever, dan kan
ontslag op staande voet worden overwogen. Tijdens het onderzoek kan de penningmeester worden geschorst om het onderzoek ook niet te frustreren.
Vertrouwen vervlogen
Een meer ingewikkelde situatie doet zich voor wanneer er geen concrete fraude op de werkvloer wordt aangetoond, maar de werkgever toch het vertrouwen in de werknemer verliest. De gelegenheid maakt de dief, toch? Hier rijst de vraag: als de werkgever geen vertrouwen heeft in de integriteit van de medewerker, is er dan nog sprake van een werkzame relatie?
Als werkgever het dienstverband wil beëindigen vanwege een gebrek aan vertrouwen, dan zal hij de werknemer hoogstwaarschijnlijk
een vergoeding verschuldigd zijn. Partijen kunnen een regeling met elkaar treffen, of de werkgever moet naar de rechter toe. Bij een rechter loopt de werkgever het risico dat er onvoldoende reden is voor ontslag. In dat geval blijft de werknemer dus in dienst. De werkgever zal dus duidelijk moeten maken dat de penningmeester als medewerker, zeker op die positie niet meer te handhaven is. Maar de penningmeester kan zich verweren en de uitkomst is zeker niet op voorhand duidelijk. Het doorlopen van de juiste stappen, ofwel het volgen van de juiste procedure, kan daarvoor doorslaggevend zijn. Bij soortgelijke ingewikkelde en vooral gevoelige kwesties kunt u contact opnemen met
Marlies Hol.
[post_title] => Fraude bij vrijwilligerswerk kan ook arbeidsrechtelijke gevolgen hebben
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => fraude-bij-vrijwilligerswerk-kan-ook-arbeidsrechtelijke-gevolgen-hebben
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-09-13 09:45:57
[post_modified_gmt] => 2023-09-13 07:45:57
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=38616
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 38550
[post_author] => 65
[post_date] => 2023-09-12 11:31:51
[post_date_gmt] => 2023-09-12 09:31:51
[post_content] => Het bedenken, creëren en lanceren van een nieuw merk gaat niet altijd zonder slag of stoot. Een
merkstrategie bedenken is een lang proces. Vooral de eerste twee stappen, namelijk het
bedenken en
creëren van een merk. Immers zal het merk de identiteit van je onderneming, product of dienst worden.
Merkstrategie
Voor het bepalen van een merkstrategie zal een marketeer, merkstrateeg of designer met jou aan tafel zitten om de kernwaarden van je product of dienst te bepalen. Het merk zal het verhaal van je product of dienst duidelijk moeten maken. Dit
creatieve proces kan leiden tot een nieuwe naam en logo.
Deze nieuwe naam en het logo zullen de identiek van je product of dienst worden. Hiermee wil jij je graag onderscheiden van alle concurrenten. Je wilt dat je merk, je identiteit, het herkenningsteken wordt voor het publiek. Wanneer het publiek je merk en logo ziet, zal er een gevoel van vertrouwen en kwaliteit moeten ontstaan. Dit zal niet lukken wanneer een derde partij hetzelfde of een overeenstemmend merk of logo gebruikt voor dezelfde producten of diensten.
Merkenrecht
De oplossing hiervoor is een
merkenrecht. Immers is het met een merkrecht mogelijk om derde partijen die een identiek of overeenstemmend merk en logo willen gebruiken voor dezelfde of overeenstemmende producten en diensten, te weren. Een merkrecht is een sterk recht waarmee je jouw nieuwe naam en logo kunt beschermen.
Belang voor marketeers
Een marketeer zal de nodige tijd besteden om in het creatieve proces een merk (en logo) te creëren dat goed aansluit bij de
kernwaarden en de
identiteit van de onderneming. Hedendaags wordt er steeds meer aandacht en waarde gehecht aan een merk. Dit kan ertoe leiden dat partijen die een nieuw merk willen lanceren tegen een ouder merk aanlopen met alle gevolgen van dien.
Voor een marketeer is het van belang om
goed onderzoek te (laten) doen om te achterhalen:
- of het nieuwe teken in aanmerking komt voor een merkregistratie; en
- of het nieuwe teken al als merk is geregistreerd; en
- of het nieuwe teken al als handelsnaam wordt gebruikt.
Door vooraf de risico’s in kaart te brengen, kan de merkstrategie hierop aangepast worden. Een merkengemachtigde kan hier meerwaarde bieden. Door een merkengemachtigde te betrekken in de creatieve fase, kan de merkengemachtigde de marketeer adviseren over de juridische haalbaarheid van een teken als merk. Hiermee kan een marketeer voorkomen dat achteraf teleurstelling ontstaat als blijkt dat het teken niet als merk geregistreerd kan worden.
Conclusie
Niet alleen ondernemers, maar ook
marketeers en designers doen er goed aan om gedurende het creatieve proces een merkgemachtigde te raadplegen om tijdig op de hoogte te zijn van eventuele risico’s. Hiermee kan een marketeer dubbel werk voorkomen en een weloverwogen keus maken om te vermijden dat zijn klant achteraf wordt teleurgesteld.
BG.legal heeft hier twee specifieke diensten voor in het leven geroepen, namelijk de
Marketinghulplijn en de
Marketing Brainstormsessie.
Interesse in het merkenrecht of de diensten van BG.legal? Neem dan contact op met
Mustafa Kahya.
[post_title] => Merkstrategie en branding
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => merkstrategie-en-branding
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-09-12 11:31:51
[post_modified_gmt] => 2023-09-12 09:31:51
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=38550
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 38576
[post_author] => 73
[post_date] => 2023-09-11 16:32:06
[post_date_gmt] => 2023-09-11 14:32:06
[post_content] => Vanaf 1 juli moeten psychologen en psychiaters de gegevens van hun patiënten delen met de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Deze informatie uit de gesprekken met patiënten worden vervolgens opgeslagen in een landelijke database. Dit gebeurt
zonder dat de patiënt hiervan weet. Dit heeft geleid tot een rechtszaak tegen de NZa. In dit artikel schijnen we licht op de situatie en de aanstaande rechtszaak.
De achtergrond van het geschil
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) is onder meer belast met het toezicht op marktontwikkelingen, tarief- en prestatieregulering, alsook het toezicht op de uitvoering van de Zorgverzekeringswet. De NZa is
bevoegd om, in het kader van haar taken, regels te stellen voor het verstrekken van gegevens en inlichtingen door zorgaanbieders.
Per 1 januari 2022 is er een nieuw bekostigingsstelsel voor geestelijke gezondheidszorg en forensische zorg ingevoerd: het
zorgprestatiemodel. Om de zorg te verbeteren wil de NZa voorspellen hoeveel zorg er ingekocht moet worden. Dit doet zij aan de hand van zorgvraagtypering.
Hiervoor heeft de NZa een regeling ingesteld die psychologen en psychiaters verplicht om informatie uit de gesprekken van hun patiënten te sturen. Deze informatie, die wordt opgeslagen in een landelijke database, wordt gebruikt voor een algoritme dat voor de NZa voorspellingen kan doen.
De informatie wordt aangeleverd door zogenaamde HoNOS+ lijsten (Health of Nation Outcome Scales). Het is een soort vragenlijst, die wordt ingevuld over 800.000 patiënten en gaat onder andere over zelfverwondingen, angsten, depressies, drugsgebruik en relatieproblemen.
Indien de hulpverleners deze gegevens niet aanleveren, moeten zij een dwangsom betalen. Hoe hoog deze boetes zijn, is niet bekend. De hulpverleners voelen zich echter opgejaagd door het beleid en noemen het “
een ingreep op het beroepsgeheim en op de grondrechten van patiënten”. Als gevolg daarvan hebben zij zich verenigd in een actiegroep.
De actiegroep ‘
Vertrouwen in de GGZ’ (VGZZ) heeft via de Wet open overheid stukken (Woo) opgevraagd bij de NZa. Op donderdag 31 augustus 2023 heeft
het tv-programma Argos TV aandacht besteed aan de kwestie en de fouten die zijn gemaakt.
Geen welbepaald en gerechtvaardigd doel
De gegevens van patiënten kunnen worden aangemerkt als (bijzondere) persoonsgegevens in de zin van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Persoonsgegevens moeten voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden worden verzameld en mogen vervolgens niet verder op een met die doeleinden onverenigbare wijze worden verwerkt (art. 5 lid 1 sub a AVG).
De NZa geeft aan de informatie te gebruiken voor de volgende doeleinden: “
het ijken van het algoritme ‘Zorgvraagtypering’ en voor de verdeling van zorgvraagtyperingen”. Volgens VGGZ zijn dit echter geen doelen, maar middelen om andere doelen te bereiken (e.g. het verbeteren van het algoritme biedt de mogelijkheid om zorg goedkoper in te kopen). De wijze waarop de doeleinden zijn omschreven is ook dusdanig
vaag en algemeen, dat deze – naar alle waarschijnlijkheid – niet in overeenstemming is met datgeen wat bepaald wordt in artikel 5 AVG.
Een schending van de noodzakelijkheidseis
De verwerkingsactiviteiten van NZa moeten ook noodzakelijk zijn, hetgeen moet worden onderbouwd met een belangenafweging, welke in overeenstemming moet zijn met het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel. Daarmee wordt bedoeld dat de verwerkingsactiviteiten in
verhouding staan tot het te bereiken doel én dat er geen andere, minder ingrijpende alternatieven mogelijk zijn.
VGZZ geeft echter aan dat de verwerkingsdoeleinden zo vaag en algemeen zijn geformuleerd, dat het
feitelijk onmogelijk is om deze toets uit te voeren. Tevens is niet aangetoond dat de HoNOS+ lijsten een geschikt en wetenschappelijk betrouwbaar instrument zijn om de doelen te bereiken.
In de dagvaarding van VGZZ zijn meerdere punten opgenomen waaruit blijkt dat de voordelen niet goed zijn afgewogen tegen de nadelen:
- De NZa heeft niet voldoende rekening gehouden met het feit dat het hier gaat om zeer gevoelige gegevens van een grote groep cliënten, waarbij het recht op privacy ernstig wordt beperkt.
- De NZa heeft niet genoeg overwogen dat het delen van deze gegevens in strijd is met het medisch beroepsgeheim en de daaraan gekoppelde maatschappelijke/individuele belangen.
- Er is te weinig aandacht besteed aan de negatieve impact van het schenden van het medisch beroepsgeheim op de vertrouwensrelatie tussen cliënten en behandelaars, wat de effectiviteit van de behandeling en het psychisch welzijn van cliënten kan beïnvloeden.
- De NZa heeft miskend dat het gaat om een maatregel met zeer algemene gelding: de mentale gezondheidsprofielen van iedere cliënt in de GGZ worden namelijk op structurele basis verzameld en verstrekt, zonder daarbij de individuele belangen van de cliënt mee te wegen.
- De NZa heeft te weinig gewicht toegekend aan het feit dat de gegevensverwerking plaatsvindt ten behoeve van algemene overheidsbeleidsdoelen die ver afstaan van de individuele belangen van de cliënt. Dit staat in contrast met andere wettelijke uitzonderingen, waar juist de belangen van de cliënt moeten worden meegewogen.
De privacyverklaring
In de regeling is opgenomen dat patiënten een privacyverklaring konden ondertekenen indien zij het niet eens waren met de verwerking. Een zogenaamde opt-out is echter onvoldoende om te spreken van rechtsgeldig verkregen toestemming: daarvoor is een actieve handeling nodig.
Tevens blijkt uit onderzoek dat bijna driekwart van de patiënten niet wist dat deze gegevens werden verwerkt. Er was dus ook
geen sprake van een geïnformeerde keuze wat betreft het al dan niet verlenen van toestemming voor deze verwerkingsactiviteiten.
Een schending van het beroepsgeheim
Zorgverleners worden door de regeling gedwongen hun medisch beroepsgeheim te schenden. Daarbij gaat het enerzijds om een schending van de wettelijke norm in art. 88 Wet BIG en anderzijds om een schending van de contractuele geheimhoudingsverplichting jegens cliënten, voortvloeiend uit art. 7:457 lid 1 BW.
Ook hangt hier een ethisch element aan vast. Indien een patiënt het gevoel heeft dat zijn informatie
niet vertrouwelijk blijft, kan er zorgontwijkend gedrag ontstaan. Een patiënt moet zich met een gerust hart tot een zorgverlener kunnen wenden. Dit heeft directe gevolgen voor de vrije toegang tot en de kwaliteit van de geestelijke gezondheidszorg.
Patiënten hebben de mogelijkheid om een
klacht in te dienen bij het tuchtrecht als gevolg van schending van het medisch beroepsgeheim. Deze verstrekking zou namelijk in strijd zijn met zowel de Wet BIG als met de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). Bovendien kunnen zij compensatie vragen voor immateriële schade als gevolg van schending van de AVG.
Wat nu?
Eind september zal de rechtszaak plaatsvinden. De NZa staat onder druk om aan te tonen dat de verzameling en het gebruik van deze gegevens gerechtvaardigd zijn en voldoen aan de wettelijke vereisten, met name de AVG.
Daarnaast heeft de discussie rondom deze zaak de
aandacht gevestigd op de ethische aspecten van het medisch beroepsgeheim en de vertrouwensrelatie tussen zorgverleners en patiënten. Het is van vitaal belang dat patiënten zich vrij voelen om hun zorgen en problemen te delen met hun zorgverleners zonder angst voor de schending van hun privacy.
Wij blijven deze zaak nauwlettend volgen en zullen
updates verstrekken over de uitkomst van de rechtszaak en eventuele verdere ontwikkelingen in dit belangrijke vraagstuk.
Heeft u vragen over het delen van (patiënt)gegevens of wilt u meer informatie over dit onderwerp, aarzel dan niet om
contact met ons op te nemen.
[post_title] => De NZa-rechtszaak: Schending van het medisch beroepsgeheim of een dwangsom
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => de-nza-rechtszaak-schending-van-het-medisch-beroepsgeheim-of-een-dwangsom
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-09-11 16:32:06
[post_modified_gmt] => 2023-09-11 14:32:06
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=38576
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 38547
[post_author] => 67
[post_date] => 2023-09-08 08:48:35
[post_date_gmt] => 2023-09-08 06:48:35
[post_content] => Tijdens de coronacrisis was het voor ondernemers mogelijk om voor hun fiscale verplichtingen gebruik te maken van bijzonder uitstel van betaling. Ongeveer 400.000 ondernemers hebben hier sinds het begin van de coronacrisis in maart 2020 gebruik van gemaakt. De opgebouwde
Coronabelastingschuld moet sinds 1 oktober 2022 in beginsel middels een betalingsregeling van maximaal vijf jaar afbetaald worden. Ongeveer 266.000 ondernemers hebben gebruik gemaakt van deze betalingsregeling. In de praktijk blijkt echter dat veel ondernemers moeite hebben om aan de betalingsregeling (en/of lopende fiscale verplichtingen) te voldoen. Om deze ondernemers tegemoet te komen, heeft
de Belastingdienst het saneringsbeleid versoepeld. De Belastingdienst zou deze soepele houding tot eind oktober 2023 aannemen, maar onlangs is aangekondigd dat deze wordt verlengd tot 1 april 2024. Dit geeft ondernemers meer lucht om alsnog in actie te komen.
De cijfers
Per medio augustus stond er nog 14.8 miljard euro aan Coronabelastingschulden open bij 226.000 ondernemers. Een groep van 91.000 ondernemers heeft een achterstand in
aflossing van de betalingsregeling opgelopen. Van deze groep hebben circa 43.000 ondernemers nog geen enkele termijn afgelost. Daarnaast zijn er ongeveer 46.000 ondernemers die én achterlopen met aflossen én andere belastingschulden onbetaald laten.
Intrekken betalingsregelingen
Begin juli 2023 is de Belastingdienst gestart met het intrekken van betalingsregelingen bij ongeveer 35.000 ondernemers met structurele betalingsachterstanden. In de intrekkingsbrief stond dat ondernemers vóór 29 augustus jl. hun achterstanden in moesten lopen of hulp moesten zoeken. Bij ondernemers die dit niet gedaan hebben, wordt vanaf september
invordering opgestart. In september zal de Belastingdienst daarnaast opnieuw intrekkingsbrieven versturen aan een nieuwe groep ondernemers met structurele betalingsachterstanden.
Versoepeling fiscaal saneringsbeleid
Ruim een jaar geleden, op 1 augustus 2022, kondigde de Belastingdienst aan dat het saneringsbeleid tijdelijk versoepeld werd.
Voorheen eiste de Belastingdienst bij het sluiten van een
crediteurenakkoord onder andere dat zij minstens het dubbele uitkeringspercentage zouden ontvangen ten opzichte van het percentage dat aan de andere schuldeisers aangeboden werd. Door de versoepelingen van het beleid heeft de Belastingdienst deze voorwaarde tijdelijk laten vallen, mits de Belastingdienst via executiemaatregelen niet een hoger percentage op haar vordering ontvangt. De Belastingdienst neemt in beginsel dus tijdelijk genoegen met hetzelfde percentage dat aan concurrente schuldeisers wordt aangeboden.
De Belastingdienst zou zich tot 1 oktober 2023 soepeler opstellen, maar onlangs is aangekondigd dat deze versoepeling wordt verlengd tot 1 april 2024. Dit vergroot de kans op een succesvol crediteurenakkoord.
Conclusie
Als u zelf een ondernemer bent met een problematische Coronabelastingschuld is het belangrijk om u
aan de betalingsregeling te houden. Houdt u zich niet aan de regeling, dan loopt u het risico dat de betalingsregeling wordt ingetrokken en dat de Belastingdienst de Coronabelastingschuld gaat invorderen. Lukt het u niet om de Coronabelastingschuld en eventuele andere schulden op tijd af te betalen? Of voorziet u problemen? Kom dan nu in actie. Als u tijdig hulp inschakelt, wordt de invordering tijdelijk geschorst en kan onderzocht worden op welke wijze uw onderneming toekomstbestendig kan worden gemaakt. BG.legal helpt u graag verder in deze uitdagende tijd. Neem contact op met één van onze experts
Remco de Jong,
Dirk School of
Daan Schalken.
[post_title] => Tijdelijke versoepeling saneringsbeleid Belastingdienst verlengd tot 1 april 2024
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => tijdelijke-versoepeling-saneringsbeleid-belastingdienst-verlengd-tot-1-april-2024
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-09-08 08:48:35
[post_modified_gmt] => 2023-09-08 06:48:35
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=38547
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 38534
[post_author] => 6
[post_date] => 2023-09-07 15:25:05
[post_date_gmt] => 2023-09-07 13:25:05
[post_content] =>
Grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer blijft een actueel onderwerp. Al eerder
schreven wij over de maatregelen die je als werkgever kunt treffen om problematisch gedrag op de werkvloer te voorkomen en/of (tijdig) op te sporen, waaronder het inschakelen van een extern onderzoeksbureau. Wanneer de bevindingen van het onderzoeksbureau leiden tot
het ontslag van de werknemer, zou het wel eens kunnen voorkomen dat deze persoon inzage verlangt in het onderzoeksrapport en/of de oorspronkelijke melding op grond van de geldende privacy wet- en regelgeving. In een recente
uitspraak van de rechtbank Amsterdam wordt echter bepaald dat een werkgever dit niet altijd hoeft te doen.
[1]
Benieuwd naar de redenen? Je leest er meer over in de onderstaande blog.
Wat ging eraan vooraf?
Enkele jaren geleden had een medewerker van een hogeschool melding gemaakt van grensoverschrijdend gedrag. De hogeschool heeft – na in gesprek te zijn gegaan met degene die daarvan werd beschuldigd – een extern bureau ingeschakeld om de melding te onderzoeken. Na afronding van het onderzoek, heeft het bureau een conceptversie van
het rapport met de beschuldigde werknemer gedeeld. Deze heeft daar echter niet inhoudelijk op gereageerd.
Kort daarna heeft het onderzoeksbureau de definitieve versie van het rapport met de hogeschool gedeeld, hetgeen uiteindelijk heeft geresulteerd in (het aanhangig maken van) een
ontslagprocedure tegen de werknemer.
Verzoekschriftprocedure
In het kader van deze ontslagprocedure, heeft de werknemer (o.a.) een
verzoek tot afschrift van (de verwerking van) zijn persoonsgegevens ingediend bij zowel de hogeschool als het onderzoeksbureau. De bestanden en documenten die daaropvolgend zijn verstrekt, waren volgens de werknemer echter onvolledig, aangezien een
integraal afschrift van de melding ontbrak. Dit heeft de werknemer er dan ook toe bewogen om een verzoekschrift in te dienen bij de rechtbank Amsterdam. Naast volledige afschriften van de melding én gegevens die betrekking hadden op de ontslagprocedure, verzoekt werknemer in deze procedure tevens de
vernietiging van de gegevens, alsook een
schadevergoeding van € 35.000,-.
Oordeel van de rechtbank
In het vonnis doorloopt de rechtbank stapsgewijs een aantal aspecten die relevant zijn voor het indienen/beoordelen van een
AVG-verzoek(schrift). Ieder (deel)onderwerp uit het vonnis zal hierna kort worden toegelicht.
Ontvankelijkheidsperikelen
Wanneer een betrokkene (de werknemer) zijn rechten uit hoofde van de AVG wil uitoefenen, dient deze zich eerst tot de entiteit te wenden die verantwoordelijk is voor de verwerking van zijn gegevens. Deze entiteit dient zo snel mogelijk – doch uiterlijk binnen één maand na ontvangst van het verzoek, behoudens enkele uitzonderingen – een
beslissing te nemen op het verzoek. Indien de betrokkene het daarmee oneens is, zal deze binnen zes weken na kennisname van de beslissing een procedure moeten starten bij de rechtbank.
De oud-werknemer was echter – wat betreft de beslissing van het onderzoeksbureau – te laat met het indienen van zijn verzoeken, waardoor deze
niet-ontvankelijk werden verklaard.
Het verzoek dat was ingediend tegen de beslissing van de hogeschool was echter
wél tijdig ingediend, aangezien deze beslissing iets langer op zich had laten wachten. De werknemer had destijds echter nog niet bij de hogeschool aangegeven dat hij
ook vernietiging van zijn gegevens verzocht. Aangezien de hogeschool daarover nog niet een beslissing heeft kunnen nemen, wordt ook dat verzoek niet-ontvankelijk verklaard door de rechtbank.
Wat dan nog overblijft, is het verzoek tot afschrift van de stukken dat gericht is aan de hogeschool, hetgeen door de rechtbank in behandeling wordt genomen.
Recht op inzage/afschrift van de melding?
De hogeschool heeft in haar beslissing aangegeven dat zij enkel de NAW-gegevens van de werknemer met het onderzoeksbureau heeft gedeeld. De daaropvolgende verwerkingsactiviteiten die betrekking hadden op de ontslagprocedure zijn primair verricht door het onderzoeksbureau. Volgens de hogeschool beschikt zij dan ook – naast het onderzoeksrapport, waar de oud-werknemer al over beschikt – niet over documenten waarin de persoonsgegevens van de werknemer worden genoemd, behoudens
de oorspronkelijke melding en enkele interne notities. De hogeschool stelt zich echter op het standpunt dat zij deze niet hoeft te delen.
De rechtbank gaat hierin mee: de hogeschool heeft als werkgever namelijk ook de plicht om de
rechten en vrijheden van de meldster en andere medewerkers te beschermen. Derhalve was de hogeschool niet gehouden om de inhoud van de melding (integraal) met de werknemer te delen en kon zij volstaan met het delen van de algemene strekking van de melding.
Schadevergoeding
Tot slot, wordt de vordering tot het betalen van
schadevergoeding behandeld. Voor toewijzing van deze vordering dient er sprake te zijn van een schending van de AVG, hetgeen onder meer het geval is indien de persoonsgegevens onrechtmatig zijn verwerkt.
De rechtbank constateert echter dat de hogeschool de (persoons)gegevens die zien op de ontslagprocedure rechtmatig heeft verwerkt. Het verwerken van deze gegevens was immers noodzakelijk voor de
behartiging van haar gerechtvaardigde belangen als werkgever en die van derden (e.g. de meldster). Deze belangen prevaleren boven het belang van de oud-werknemer, waardoor aan alle vereisten van artikel 6 lid 1 sub f AVG is voldaan. De verwerkingsactiviteiten van de hogeschool zijn dan ook rechtmatig, met als gevolg dat de vordering tot het betalen van een schadevergoeding door de rechtbank wordt afgewezen.
Conclusie en tips voor de praktijk
Als werkgever hoef je niet altijd de inhoud van een melding over grensoverschrijdend gedrag integraal met de beschuldigde werknemer te delen. Gelet op de belangen en rechten van (o.a.) degene die de melding heeft gedaan, kun je ook volstaan met het delen van de algemene strekking van de melding. De wijze waarop dit moet gebeuren, alsook de informatie die daar wel/niet in moet worden genoemd, zal afhankelijk zijn van de specifieke omstandigheden van het geval.
Vragen over (het delen van) meldingen die zien op grensoverschrijdend gedrag van werknemers? Neem dan gerust contact op met Marlies Hol. Wij helpen je graag bij het inventariseren van de risico’s/mogelijkheden.
[1] Rechtbank Amsterdam 3 augustus 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:5257.
[post_title] => Mag een werknemer een melding van grensoverschrijdend gedrag inzien?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => mag-een-werknemer-een-melding-van-grensoverschrijdend-gedrag-inzien-2
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-10-25 12:09:30
[post_modified_gmt] => 2023-10-25 10:09:30
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=38534
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 38407
[post_author] => 60
[post_date] => 2023-09-01 11:37:17
[post_date_gmt] => 2023-09-01 09:37:17
[post_content] => In 1981 oordeelde de Hoge Raad in het Haviltex-arrest dat bij de uitleg van een overeenkomst niet alleen naar de grammaticale betekenis van de tekst moet worden gekeken. De betekenis die partijen aan de tekst gaven in de gegeven omstandigheden en wat zij van elkaar mochten verwachten is hierbij ook van belang.
[1] Het
Haviltex-criterium wordt sindsdien regelmatig toegepast in geschillen over de uitleg van overeenkomsten. Vorige week, op 25 augustus 2023, heeft de Hoge Raad geoordeeld over de vraag of partijen kunnen afwijken van het Haviltex-criterium. In deze blog wordt dit arrest van de Hoge Raad nader besproken.
[2]
De feiten
In 2009 stellen een vrouw en een man na hun scheiding een
vaststellingsovereenkomst op met betrekking tot de partneralimentatie. In deze vaststellingsovereenkomst nemen zij op dat – in afwijking van het Haviltex-criterium – bij de uitleg van de overeenkomst alleen dient te worden gekeken naar de grammaticale betekenis van de tekst. Volgens de door partijen gesloten overeenkomst eindigt de partneralimentatie op de dag dat de vrouw de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, te weten op 24 mei 2021.
In een latere procedure verzoekt de curator van de vrouw om de partneralimentatie tot 25 mei 2022 te verlengen, de dag waarop de vrouw 65 jaar wordt. Dit verzoek wordt door de rechtbank toegewezen.
Oordeel van het Hof
De man gaat in hoger beroep. Het Hof vernietigt vervolgens de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek tot verlenging van de partneralimentatie af. Doordat partijen in hun vaststellingsovereenkomst toepassing van het Haviltex-criterium hebben uitgesloten, moet de rechter de bepaling in de vaststellingsovereenkomst alleen beoordelen op grond van de
grammaticale betekenis van de tekst. Aangezien in de oorspronkelijke overeenkomst een datum is opgenomen om het moment waarop de vrouw de pensioengerechtigde leeftijd bereikt aan te duiden, moet deze datum worden aangehouden en is een verlenging van de alimentatieverplichting niet mogelijk. Door het verzoek tot verlenging van de alimentatie toe te wijzen was de rechtbank onterecht buiten de grammaticale uitleg van de vaststellingsovereenkomst getreden.
Uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad bevestigt de eerdere uitspraak van het Hof en oordeelt dat bij het uitleggen van de vaststellingsovereenkomst uitsluitend de grammaticale betekenis van de bepaling gebruikt moet worden. Nu de overeenkomst een eigen uitlegmaatstaf bevat, is het volgens de Hoge Raad toegestaan om af te wijken van het Haviltex-criterium. Dit maakt het voor partijen
contractueel mogelijk om andere afspraken te maken over de uitlegmaatstaf van overeenkomsten.
Wat betekent dit voor de praktijk?
Het is erg waarschijnlijk dat we in de praktijk steeds vaker contracten voorbij gaan zien komen met
een eigen uitlegmaatstaf welke afwijkt van het Haviltex-criterium. Hierbij zal er vaak sprake zijn van uitlegmaatstaven waarbij enkel dient te worden gekeken naar de grammaticale betekenis van de tekst, waardoor de betekenis die partijen aan de tekst gaven in de gegeven omstandigheden zo veel mogelijk buitenspel gezet zal worden.
Heeft u nog vragen? U kunt contact opnemen met de sectie
Ondernemingsrecht.
[1] Hoge Raad 13-03-1981 ECLI:NL:HR:1981:AG4158
[2] Hoge Raad 25-08-2023 ECLI:NL:HR:2023:1131
[post_title] => Mag het Haviltex-criterium contractueel worden uitgesloten?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => mag-het-haviltex-criterium-contractueel-worden-uitgesloten-2
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-09-05 11:16:49
[post_modified_gmt] => 2023-09-05 09:16:49
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=38407
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 36170
[post_author] => 6
[post_date] => 2023-09-01 09:00:32
[post_date_gmt] => 2023-09-01 07:00:32
[post_content] => Onlangs zijn er prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (“
HvJEU”) voorgelegd over het al dan niet ontstaan van een schadevergoedingsplicht, indien een partij zijn/haar verplichtingen uit de Algemene Verordening Gegevensbescherming (“
AVG”) niet correct nakomt.
[1] Benieuwd naar wat het HvJEU ervan vindt? Je leest er meer over in de onderstaande blog.
Wat ging eraan vooraf?
Österreichische Post (“
OP”) is een handelaar in adressen en gegevens. Het bedrijf gebruikt een algoritme, waarbij verschillende sociale/demografische criteria worden gecombineerd om de
politieke voorkeuren van bepaalde groepen te bepalen. De adressen van deze personen worden vervolgens verkocht aan verschillende partijen, die daarmee
doelgerichte reclame kunnen verzenden.
Een betrokkene was erachter gekomen dat aan hem een politieke voorkeur was gekoppeld, waar deze persoon zich niet in kon vinden. Hij vorderde dan ook dat de verwerking van zijn persoonsgegevens zou worden gestaakt én een
immateriële schadevergoeding ad € 1000,-.
Het Oberste Gerichtshof heeft kort daarna de behandeling van de zaak geschorst en een aantal prejudiciële vragen aan het HvJEU voorgelegd. In deze blog zullen de onderstaande vragen worden behandeld:
- Vereist de toekenning van schadevergoeding naast een inbreuk op de bepalingen van de AVG dat de eisende partij schade heeft geleden, of volstaat een inbreuk op de AVG als zodanig voor het toekennen van schadevergoeding?
- Is een nationale bepaling verenigbaar met de AVG, indien daarin wordt bepaald dat immateriële schade enkel kan worden vergoed, wanneer de door betrokkene geleden schade een bepaalde mate van ernst bereikt.
Vergoeding bij daadwerkelijk geleden schade en/of bij inbreuk op de AVG
Volgens het HvJEU is een inbreuk op de AVG an sich onvoldoende voor het toekennen van een schadevergoeding. Men kan enkel een vergoeding ontvangen voor de schade die is ontstaan door het schenden van de AVG. Er moet dus een
causaal verband bestaan tussen de schade en de desbetreffende inbreuk.
Het HvJEU merkt daarbij op dat inbreukmakers ook op een andere manier kunnen worden aangesproken, wanneer een betrokkene door de inbreuk geen schade heeft geleden. Te denken valt aan het opleggen van
sancties en administratieve (geld)boetes. Met deze mechanismen kan het naleven van de AVG eveneens worden gewaarborgd, zonder dat daar een schadevergoeding aan te pas hoeft te komen.
Drempel voor het opleggen van een schadevergoeding
Allereerst stelt het HvJEU vast dat zowel
materiële als immateriële schade een recht kunnen geven op vergoeding van die schade. In de overwegingen van de AVG wordt bovendien bepaald dat het begrip schade
ruim moet worden uitgelegd. Het beperken van schadevergoeding tot een bepaalde mate van
ernst, zou volgens het HvJEU dan ook niet te rijmen zijn met de bedoelingen van de Uniewetgever bij het opstellen van de AVG. Geleden schade kan dan ook volgens het HvJEU worden vergoed, ongeacht de hoogte van deze schade.
Het HvJEU benadrukt echter dat het ruim uitleggen van het schadebegrip niet betekent dat een betrokkene die nadelige gevolgen heeft ondervonden, niet hoeft te
bewijzen dát deze gevolgen hebben geresulteerd in immateriële schade.
Conclusie
Het schenden van de AVG is niet voldoende om een vordering op schadevergoeding te rechtvaardigen. De betrokkene moet
bewijzen dat de door hem/haar ondervonden negatieve gevolgen hebben geresulteerd in (im)materiële schade. Deze schade hoeft echter niet aan bepaalde mate van ernst te voldoen. Mits
dekkend bewijs wordt geleverd voor het gevorderde schadebedrag, kan een vordering tot schadevergoeding worden toegewezen, ongeacht de hoogte van deze vordering.
Heeft u vragen over het vergoeden van schade bij een schending van de AVG? Neem dan gerust contact op met
Mustafa Kahya.
[1] HvJEU 4 mei 2023, ECLI:EU:C:2023:370 (
UI/Österreichische Post AG)
[post_title] => Niet altijd recht op schadevergoeding bij schending van de AVG
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => niet-altijd-recht-op-schadevergoeding-bij-schending-van-de-avg-2
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-10-25 12:10:45
[post_modified_gmt] => 2023-10-25 10:10:45
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=36170
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 38359
[post_author] => 73
[post_date] => 2023-08-31 09:16:39
[post_date_gmt] => 2023-08-31 07:16:39
[post_content] => Het Kadaster kampte deze week met een datalek waardoor het lange tijd mogelijk was om miljoenen namen en woonadressen te bekijken. Het Kadaster noemt de lek een “kwetsbaarheid in de aanmeldprocedure voor professionele gebruikers waarmee op die wijze alsnog oneigenlijk kon worden gezocht op naam”. Wat zijn de juridische gevolgen voor het Kadaster? En wat kunnen andere bedrijven doen om een datalek te voorkomen?
Inbreuk op de privacy
Het Kadaster, een openbaar register met informatie over panden en percelen, bevat
gevoelige persoonsgegevens van miljoenen Nederlandse burgers met een koopwoning. Het lek in het systeem heeft geleid tot ongeautoriseerde toegang tot deze gegevens, wat een aanzienlijke inbreuk vormt op de rechten afkomstig uit de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
De gelekte informatie omvat volledige namen, woonadressen, en zelfs paspoortnummers van personen. Dit brengt individuen in gevaar, aangezien deze gegevens kunnen worden misbruikt voor schadelijke doeleinden zoals bedreiging en stalking. Uit
het onderzoek van RTL blijkt dat zelfs iemand die op een dodenlijst van de onderwereld staat, makkelijk is te vinden via het Kadaster.
Het Kadaster, als beheerder van deze persoonsgegevens, heeft de wettelijke verplichting om adequate
beveiligingsmaatregelen te implementeren om de vertrouwelijkheid en integriteit van de gegevens te waarborgen. Door het lek is het Kadaster in gebreke gebleven in zijn verplichtingen om de persoonsgegevens te beschermen tegen ongeautoriseerde toegang en misbruik.
De Autoriteit Persoonsgegevens heeft het Kadaster terecht opgedragen het lek onmiddellijk te verhelpen om verdere schendingen van privacy te voorkomen.
Kan dit juridische gevolgen hebben?
Individuen die door dit lek zijn getroffen, kunnen in beginsel recht hebben op schadevergoeding voor de inbreuk op hun privacy en de geleden schade. Het Kadaster kan namelijk op grond van de
AVG aansprakelijk worden gesteld voor deze schade. Echter, het is niet zo dat iedere inbreuk op het
privacyrecht ervoor zorgt een vordering op schadevergoeding rechtvaardigt. Hoe dat precies zit, lees je in
deze blog.
Een grote zorg voor het Kadaster lijkt de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) te zijn. de bevoegdheid. De AP komt als toezichthoudend orgaan immers de bevoegdheid toe om boetes op te leggen voor schendingen van de AVG.
Wat kunnen bedrijven doen om een datalek te voorkomen?
Bij
het Kadaster heeft een gebrek aan identiteitsverificatie en controle over wie toegang heeft tot het besloten deel van het Kadaster bijgedragen aan het ontstaan van het lek. Een datalek kan ieder bedrijf overkomen. Eerder schreven we al
een artikel over de datalekkenrapportage van de AP. Deze casus en de rapportage benadrukken de cruciale noodzaak van het implementeren van strenge beveiligingsmaatregelen, identiteitsverificatie en controle over toegang tot gevoelige persoonsgegevens.
Het is dus belangrijk om aandacht te schenken aan het beveiligen van uw data en alle aspecten die hierbij komen kijken. Hier zijn verschillende mogelijkheden voor, waarbij BG.legal u kan helpen op het gebied van het juridisch perspectief.
Daarnaast hebben wij advocaten en juristen in ons team die ook veel van
software en
IT-omgevingen weten. Zij zijn daarmee in staat om, samen met partners van ons kantoor, u te helpen in het weerbaarder maken van uw organisatie tegen verlies van data.
Neem vandaag nog contact met ons op voor een preventiescan en ontdek hoe wij uw zorginstelling kunnen helpen weerbaarder te worden tegen cybersecurity-incidenten. Bekijk hier
de folder cybersecurity check, of neem direct contact op met
een van onze specialisten voor een vrijblijvend gesprek over cybersecurity.
[post_title] => Datalek bij het Kadaster: Wat zijn de gevolgen?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => datalek-bij-het-kadaster-wat-zijn-de-gevolgen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-08-31 09:16:39
[post_modified_gmt] => 2023-08-31 07:16:39
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=38359
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 38217
[post_author] => 74
[post_date] => 2023-08-29 16:10:28
[post_date_gmt] => 2023-08-29 14:10:28
[post_content] =>
Inleiding
Het projectbesluit is een instrument voor waterschappen, provincies en het Rijk voor het mogelijk maken van vaak complexe projecten met een publiek belang. Bijvoorbeeld de aanleg of uitbreiding van een snelweg. Ook voor private initiatieven die samenvallen met een publiek belang, zoals de uitbreiding van het stroomnet, kan het projectbesluit door het bevoegd gezag worden ingezet. Het projectbesluit als instrument
moet zorgen voor een betere belangenafweging, snellere besluitvorming, alsmede eenvoud en overzicht door het uniformeren van verschillende procedures.
Het begrip ‘project’
In onderdeel A van de bijlage bij de Omgevingswet wordt het begrip ‘project’ als volgt gedefinieerd:
Project
- het bouwen van bouwwerken of de totstandbrenging van installaties of werken,
- andere activiteiten die onderdelen van de fysieke leefomgeving wijzigen, inclusief activiteiten voor de winning van delfstoffen;
Een projectbesluit heeft enkel betrekking op projecten waar een waterstaats, provinciaal of nationaal belang mee gemoeid is. Verder worden in de Omgevingswet, Elektriciteitswet 1998, Gaswet en Mijnbouwwet projecten benoemd waarvoor waterschappen, provincies en het Rijk
verplicht een projectbesluit moeten vaststellen.
[1]
Procedure: kennisgeving, verkenning en voorkeursbeslissing
Voor het vaststellen van het projectbesluit geldt de projectprocedure van afdeling 5.2 van de Omgevingswet. Deze procedure komt erop neer dat het bevoegd gezag eerst kennisgeeft van zijn voornemen om een verkenning uit te voeren naar een mogelijk bestaande of toekomstige opgave in de fysieke leefomgeving en om een projectbesluit vast te stellen met of zonder voorafgaande voorkeursbeslissing. Bij algemene maatregel van bestuur of bij besluit van het bevoegd gezag wordt bepaald wanneer een voorkeursbeslissing in ieder geval moet worden genomen [artikel 5.47, eerste lid Omgevingswet]. Uiterlijk bij aanvang van de voorgenomen verkenning moet het bevoegd gezag tevens kennisgeven van de wijze waarop burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de verkenning zullen worden
betrokken.
Na de kennisgeving, verzamelt het bevoegd gezag bij de verkenning de nodige kennis en inzichten over de aard van de opgave, de voor de fysieke leefomgeving relevante ontwikkelingen en de mogelijke oplossingen voor die opgave. Hieronder vallen tevens de oplossingen die door burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties, bestuursorganen en deskundigen zijn aangedragen. De verkenning moet uiteindelijk
voldoende informatie bieden om een voorkeursbeslissing te kunnen nemen of een projectbesluit te kunnen opstellen.
De voorkeursbeslissing is de afsluiting van de verkenning, welk het bevoegd gezag neemt als dat in de kennisgeving van het voornemen [al dan niet verplicht] is bepaald. In de voorkeursbeslissing geeft het bevoegd gezag aan welke
oplossing de voorkeur van het bevoegd gezag heeft. Ook staat hierin hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen zijn betrokken. De voorkeursbeslissing geeft als conclusie dat het project wel, niet of gewijzigd kan worden uitgevoerd.
In het uiteindelijke projectbesluit dient het bevoegd gezag in ieder geval aan te geven hoe belanghebbenden bij de voorbereiding zijn betrokken en wat de resultaten van de uitgevoerde verkenning zijn, waarbij moet worden ingegaan op de door derden aangedragen mogelijke oplossingen en daarover door deskundigen uitgebrachte adviezen. Verder moet een projectbesluit het project beschrijven en inzicht geven in de [compenserende] maatregelen en voorzieningen voor de fysieke leefomgeving die genomen moet worden om het project te realiseren.
Voor de voorkeursbeslissing en het projectbesluit volgt het bevoegd gezag de uniforme voorbereidingsprocedure waarna het volgen het projectbesluit al dan niet wordt vastgesteld. Waar het voornemen om een verkenning uit te voeren en de voorkeursbeslissing niet appellabel zijn, kan tegen een projectbesluit rechtstreeks beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Milieueffectrapportage
Aangezien het bij een projectbesluit vaak om complexe projecten in de fysieke leefomgeving gaat, zal er naar verwachting vaak een project-mer-plicht gelden. Als het project waarvoor het projectbesluit toestemming geeft in bijlage V bij het Omgevingsbesluit is opgenomen, dan geldt de regelgeving inzake van de milieueffectrapportage.
Een eventuele voorkeursbeslissing valt onder de regels voor de plan-mer-plicht. Als de voorkeursbeslissing het kader vormt voor een projectbesluit voor een project dat is aangewezen in bovenbedoelde bijlage V dan moet een milieueffectrapportage worden gemaakt 16.36, eerste en tweede lid Omgevingswet. Dit geldt tevens als het project aanzienlijke milieueffecten kan hebben. Voor het project-mer bij het projectbesluit kan de informatie uit het plan-mer voor een voorkeursbeslissing worden gebruikt. Als er geen voorkeursbeslissing is genomen, moet het project-MER ook die fase van de besluitvorming beslaan.
Coördinatie uitvoeringsbesluiten
Het projectbesluit maakt het mogelijk dat met één besluit alle [uitvoerings]besluiten voor het project
gecoördineerd worden verleend. Dit door de vergunningplichtige activiteiten meteen in het projectbesluit regelen zodat nadien in principe geen omgevingsvergunningen meer nodig zijn om het project uit te voeren. Dit vereist op grond van artikel 5.52, tweede lid onder a Omgevingswet echter wel dat dit uitdrukkelijk in het projectbesluit is bepaald:
'Voor zover dat uitdrukkelijk in het projectbesluit is bepaald, geldt het projectbesluit: a. als omgevingsvergunning voor de activiteiten ter uitvoering van het projectbesluit.'
Wanneer een projectbesluit gefaseerd wordt uitgevoerd, kunnen omgevingsvergunningen ook later door de initiatiefnemer worden aangevraagd. Op het moment van het vaststellen van het projectbesluit moet dan wel inzichtelijk zijn dat het projectbesluit uitvoerbaar is, in die zin dat dat de
vereiste omgevingsvergunningen zullen worden verleend. Aldus moet het projectbesluit als instrument zorgen voor een snellere besluitvorming, eenvoud en overzicht door het uniformeren van verschillende procedures, alsmede een betere belangenafweging door het betrekken van burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen.
Heeft u vragen neemt u dan
contact op met één van de specialisten van de sectie overheid en vastgoed.
[1] Op de website van het Informatiepunt Leefomgeving staat een overzicht met de vallen waarin een projectbesluit verplicht moet worden vastgesteld, zie
https://iplo.nl/regelgeving/instrumenten/projectbesluit/projectbesluit-verplicht/
Lees hier de artikelen uit de blogreeks:
Deel 1: De Omgevingsvisie
Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet
Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels
Deel 4: Het Omgevingsplan
Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet
Deel 6: De omgevingsplanactiviteit
Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan
Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet
Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet
Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie
Deel 11: Het projectbesluit
Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet
Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet
Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet
Deel 15: De Bruidsschat en overgangsrecht
[post_title] => Het projectbesluit
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => het-projectbesluit
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-03-27 11:32:26
[post_modified_gmt] => 2024-03-27 10:32:26
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=38217
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 38629
[post_author] => 73
[post_date] => 2023-09-13 16:10:54
[post_date_gmt] => 2023-09-13 14:10:54
[post_content] => In een recente rechtszaak tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraar CZ is een belangrijke uitspraak gedaan over de zorginkooppraktijken in Nederland. De uitspraak heeft de praktijk van
zorginkoop in Nederland beïnvloed. In dit artikel gaan we in op de rechtszaak en de verstrekkende gevolgen voor zorgaanbieders en cliënten in de langdurige zorgsector.
Achtergrond
De bekostiging van ggz-cliënten in de Wet langdurige zorg (Wlz) kent vanaf 2021 een integraal model en een modulair model. Integrale bekostiging in de gezondheidszorg is een benadering waarbij zorgverleners één vast tarief ontvangen voor het gehele zorgtraject van een patiënt, inclusief behandeling, medicijnen en andere diensten.
Het modulaire
bekostigingsmodel is bedoeld voor zorgaanbieders die woonzorg bieden aan cliënten en waar behandeling wordt geleverd door een andere zorgaanbieder. In dit geval verzorgen meerdere zorgaanbieders gezamenlijk de zorg voor een cliënt, waarbij de zorgaanbieder die de woonzorg levert een coördinerende rol vervult.
Lees ook:
woon-zorgovereenkomsten: is einde zorg ook einde huur?
Met de wijziging van de Wlz is voorzien in overgangsrecht voor die gevallen waarin zorgaanbieders al zowel woonzorg als behandeling aanbieden aan hun cliënten. De ggz-behandeling van deze cliënten komt op grond van het overgangsrecht nog niet dwingend ten laste van de Wlz maar mag nog modulair worden bekostigd, dus vanuit de Zvw.
Cliënten hebben het recht op vrije artsenkeuze. Het verplicht voorschrijven van integrale bekostiging heeft tot gevolg dat zorgaanbieders jaarlijks contracten zullen moeten sluiten met alle (huidige) behandelaars van hun cliënten. Dit is een enorme administratieve lastenverzwaring. Dit terwijl het uitgangspunt van het IZA is om naar een lastenvermindering te streven.
Beslissing modulaire bekostiging
Het geschil draaide om het
zorginkoopbeleid van CZ voor de jaren 2024-2026. CZ wilde een verplichte integrale bekostiging van zorg invoeren en paste een korting van 20% toe op tarieven voor zorgprofielen Wonen 1 en 2. Deze maatregelen zouden al per 1 januari 2024 van kracht worden.
Zorgaanbieders tekenden bezwaar aan, omdat zij vonden dat CZ hun keuzevrijheid beperkte en dat de korting onredelijk was. Dit leidde tot een juridische strijd tussen de partijen.
Een cruciaal element van de uitspraak was dat CZ niet gerechtigd was om integrale bekostiging dwingend op te leggen aan alle zorgaanbieders. De rechter oordeelde dat CZ hiermee te ver vooruitliep op de beoogde beëindiging van het overgangsrecht door de overheid en daarmee buiten de grenzen van de haar toekomende beleidsvrijheid trad.
De Minister van Volksgezondheid had al aangegeven dat deze overgang complexe uitvoeringsproblemen met zich bracht en dat er geen haast was bij de beëindiging ervan. De rechter benadrukte dat zorgaanbieders de keuze moesten behouden om voor modulaire bekostiging te kiezen tot in ieder geval 1 januari 2025.
Dit betekent dat zorgaanbieders nog steeds kunnen kiezen om ggz-behandeling en algemene medische behandeling onder de Zvw te laten vallen, in plaats van het verplichte integrale bekostigingsmodel.
Dit geeft zorgaanbieders de ruimte om rekening te houden met de specifieke behoeften en wensen van hun cliënten en voorkomt een onnodige administratieve lastenverzwaring. Met het oog op hun recht op vrije artsenkeuze kunnen cliënten naar huidig recht niet worden gedwongen om – zoals bij integrale bekostiging gebruikelijk is – naar centraal aangewezen zorgverleners over te stappen.
Lees ook:
De ouderenzorg in crisis
Beslissing tariefkorting
Een ander belangrijk aspect van de uitspraak was de tariefkorting die
CZ wilde toepassen op de zorgprofielen Wonen 1 en 2. CZ meende dat deze korting noodzakelijk was om de uitstroom van cliënten van verblijf naar thuiszorg te stimuleren en zo de kosten van langdurige zorg te beperken.
De rechter oordeelde echter dat CZ hiermee de keuzevrijheid van cliënten belemmerde en de financiële lasten volledig bij de zorgaanbieders legde. In de Wlz staat de keuzevrijheid van cliënten namelijk voorop, en dit omvat onder andere de keuze van de woonvorm en zorgaanbieder.
CZ legde de gevolgen van deze keuzevrijheid volgens de rechter onterecht bij de zorgaanbieders neer. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat de korting daadwerkelijk zou bijdragen aan de beoogde extramuralisering van zorg.
Daarnaast oordeelde de rechter dat CZ met de tariefkorting handelde in strijd met het zogenaamde proportionaliteitsbeginsel. Dit beginsel vereist dat de tarieven gebaseerd zijn op zorgvuldig onderzoek en rekening houden met de kostprijs van de zorg. De toegepaste korting werd echter opgelegd zonder goede onderbouwing en was onevenredig.
De uitspraak betekent dat CZ verplicht is om het tariefpercentage NHC/NIC voor de zorgprofielen Wonen 1 en 2 voor het jaar 2024 te stellen op 100% van het maximumtarief zoals vastgesteld door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Dit zorgt ervoor dat zorgaanbieders hun diensten kunnen blijven aanbieden zonder een onevenredige financiële last.
Wat betekent dit voor de praktijk?
Deze uitspraak heeft belangrijke gevolgen voor de zorginkooppraktijk in Nederland:
Behoud van keuzevrijheid: Zorgaanbieders behouden de keuzevrijheid om te kiezen voor modulaire bekostiging, waardoor zij flexibeler kunnen inspelen op de behoeften van hun cliënten.
Financiële zekerheid: De tariefkorting op zorgprofielen Wonen 1 en 2 is van de baan, wat financiële zekerheid biedt aan zorgaanbieders die anders geconfronteerd zouden worden met ongedekte kosten.
Administratieve lastenverlichting: Zorgaanbieders worden beschermd tegen onnodige administratieve lasten die zouden ontstaan door de invoering van verplichte integrale bekostiging.
Cliëntgerichte zorg: De uitspraak benadrukt het belang van cliëntgerichte zorg en respect voor de keuzevrijheid van cliënten.
Overleg tussen partijen: De rechter dringt er bij zorgverzekeraars en zorgaanbieders op aan om in overleg te treden en oplossingen te vinden die zowel administratief haalbaar als in lijn zijn met de wet.
Conclusie
Met deze uitspraak is de integrale bekostiging van de langdurige zorg (voorlopig) van de baan. Op grond van het overgangsrecht hebben zorgaanbieders de keuzemogelijkheid om de kosten van ggz-behandeling en algemene medische zorg onder de Zvw te declareren. Het is niet te verwachten dat het overgangsrecht op korte termijn beëindigd wordt.
Heeft u een zorgrechtelijke vraag? Neem gerust
contact op met een van onze medewerkers!
ECLI:NL:RBDA:2023:11878
[post_title] => Zorgkantoor CZ teruggefloten door de rechter
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => zorgkantoor-cz-teruggefloten-door-de-rechter
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2023-09-13 16:10:54
[post_modified_gmt] => 2023-09-13 14:10:54
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=38629
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 1425
[max_num_pages] => 143
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] => 1
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => 2c1d380e1489168dfb075bb98958376d
[query_vars_changed:WP_Query:private] =>
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
In een recente rechtszaak tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraar CZ is een belangrijke uitspraak gedaan over de zorginkooppraktijken in Nederland. De uitspraak heeft de praktijk van zorginkoop in Nederland beïnvloed. In...
Lees meer
Opnieuw lezen we in de media dat een penningmeester van een lokale sportvereniging geld uit de kas heeft weten te ontvreemden. Marlies Hol leverde hierover een bijdrage aan en artikel...
Lees meer
Het bedenken, creëren en lanceren van een nieuw merk gaat niet altijd zonder slag of stoot. Een merkstrategie bedenken is een lang proces. Vooral de eerste twee stappen, namelijk het...
Lees meer
Vanaf 1 juli moeten psychologen en psychiaters de gegevens van hun patiënten delen met de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Deze informatie uit de gesprekken met patiënten worden vervolgens opgeslagen in een...
Lees meer
Tijdens de coronacrisis was het voor ondernemers mogelijk om voor hun fiscale verplichtingen gebruik te maken van bijzonder uitstel van betaling. Ongeveer 400.000 ondernemers hebben hier sinds het begin van...
Lees meer
Grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer blijft een actueel onderwerp. Al eerder schreven wij over de maatregelen die je als werkgever kunt treffen om problematisch gedrag op de werkvloer te voorkomen...
Lees meer
In 1981 oordeelde de Hoge Raad in het Haviltex-arrest dat bij de uitleg van een overeenkomst niet alleen naar de grammaticale betekenis van de tekst moet worden gekeken. De betekenis...
Lees meer
Onlangs zijn er prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (“HvJEU”) voorgelegd over het al dan niet ontstaan van een schadevergoedingsplicht, indien een partij zijn/haar verplichtingen...
Lees meer
Het Kadaster kampte deze week met een datalek waardoor het lange tijd mogelijk was om miljoenen namen en woonadressen te bekijken. Het Kadaster noemt de lek een “kwetsbaarheid in de...
Lees meer
Inleiding Het projectbesluit is een instrument voor waterschappen, provincies en het Rijk voor het mogelijk maken van vaak complexe projecten met een publiek belang. Bijvoorbeeld de aanleg of uitbreiding van...
Lees meer