Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 7
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 7
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1448
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 60, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 43839
                    [post_author] => 73
                    [post_date] => 2024-10-24 10:28:30
                    [post_date_gmt] => 2024-10-24 08:28:30
                    [post_content] => In de zorgsector is bestuurdersaansprakelijkheid een belangrijk en veelbesproken onderwerp. In het bijzonder rijst de vraag of bestuurders persoonlijk verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor de schade die ontstaat wegens wanprestatie door hun zorginstelling. Een recente zaak werpt licht op deze kwestie, waarbij zorgkantoor VGZ en zorgaanbieder CCC tegenover elkaar staan.

In deze zaak draait het om de vraag of de bestuurder van CCC persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld door het zorgkantoor voor een bedrag van bijna € 300.000,-. Er zou sprake zijn van onrechtmatig gefactureerde zorg, maar de zorgaanbieder stelt dat de zorg daadwerkelijk is verleend. Wat is hier aan de hand?

Achtergrond

Voordat we dieper ingaan op deze uitspraak, is het belangrijk om de context te schetsen. De Wet langdurige zorg (Wlz) is een complex stelsel dat intensieve, levenslange zorg regelt voor de meest kwetsbare burgers die 24 uur per dag zorg nodig hebben. Het systeem lijkt op het eerste gezicht overzichtelijk: het CIZ bepaalt of iemand recht heeft op zorg, het zorgkantoor regelt de uitvoering, en zorginstellingen verlenen de daadwerkelijke zorg. Maar onder deze oppervlakte gaat een wereld schuil van gedetailleerde voorschriften, strikte budgetten en uitgebreide verantwoordingseisen.

Bestuurdersaansprakelijkheid

Wanneer een rechtspersoon (in dit geval zorgaanbieder CCC) niet voldoet aan haar contractuele verplichtingen of een onrechtmatige daad pleegt, geldt in beginsel dat alleen de rechtspersoon aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade. Onder specifieke omstandigheden kunnen ook bestuurders persoonlijk aansprakelijk worden gesteld volgens artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voor aansprakelijkheid is vereist dat de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, wat een hoge drempel is. Deze hoge drempel voor persoonlijke aansprakelijkheid wordt gerechtvaardigd omdat het voornamelijk gaat om handelingen van de rechtspersoon zelf en vanwege het maatschappelijke belang om te voorkomen dat bestuurders zich bij hun handelen te veel laten leiden door defensieve overwegingen; het besturen van een onderneming brengt risico's met zich mee, waarbij niet altijd vanuit het meest negatieve scenario hoeft te worden uitgegaan.

Casus

In de recente rechtszaak zien we hoe deze complexiteit kan leiden tot ernstige problemen. Een zorginstelling had jarenlang zorg verleend aan verschillende cliënten met een Wlz-indicatie. De bestuurder, van origine zelf zorgverlener, was ervan overtuigd dat ze juist handelde - de cliënten hadden de zorg immers nodig. Maar het zorgkantoor VGZ ontdekte bij de materiële controle verschillende problemen. De zorginstelling had meer zorg gedeclareerd dan was toegewezen, schakelde onderaannemers in zonder toestemming, en kon de noodzaak van de geleverde zorg niet altijd goed onderbouwen. Diverse cruciale documentatie ontbrak of was incompleet. Deze constateringen waren in strijd met hetgeen VGZ en CCC in de onderlinge overeenkomst hadden afgesproken. De rechter oordeelde dat de bestuurder een 'persoonlijk ernstig verwijt' kon worden gemaakt. Niet alleen vanwege de geconstateerde tekortkomingen, maar vooral omdat zij als bestuurder had moeten weten dat deze handelwijze tot problemen zou leiden. De rechtbank verwees in haar uitspraak naar belangrijke jurisprudentie, waaronder het Ontvanger/Roelofsen-arrest en het RCI-arrest, die de lat voor bestuurdersaansprakelijkheid weliswaar hoog leggen, maar deze in dit geval toch bereikt achtten. De rechtbank nam het de bestuurder vooral kwalijk dat zij geen openheid van zaken gaf over de inzet van onderaannemers. Hieruit blijkt maar weer dat transparantie zeer belangrijk is.

Lessen voor de praktijk

Wat kunnen bestuurders en zorginstellingen leren van deze uitspraak? Ten eerste het belang van een professionele organisatie. Het draait namelijk niet alleen om het leveren van goede zorg, maar ook om deze zorg correct te administreren en verantwoorden. Zorgdossiers moeten volledig zijn, declaraties moeten kloppen, en alle afwijkingen van de norm dienen te worden besproken met het zorgkantoor. In dit geval zag men dat de zorginstelling het toegewezen budget overschreed omdat zij dacht dat cliënten de zorg nodig hadden. In plaats van hierover te overleggen met het zorgkantoor, werd er simpelweg gedeclareerd. Dit was ergens begrijpelijk, maar riskant om hier niet voorafgaand overleg over te voeren.

Conclusie

Deze rechtszaak onderstreept het belang van zorgvuldigheid, transparantie en goede administratie binnen zorginstellingen. Bestuurders moeten niet alleen focussen op de kwaliteit van de zorg, maar ook op het naleven van regels en voorschriften omtrent declaraties en het inzetten van onderaannemers. Door te leren van deze casus kunnen zorginstellingen toekomstige juridische problemen voorkomen en blijven voldoen aan de eisen van zorgkantoren en de wetgeving. Wilt u sparren over de implicaties van deze uitspraak voor uw organisatie? Of heeft u behoefte aan advies over het minimaliseren van risico's? Neem dan contact op met een van onze specialisten! ECLI:NL:RBZWB:2024:6346 Jody Esveldt 1 [post_title] => Bestuurdersaansprakelijkheid in de zorg [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => bestuurdersaansprakelijkheid-in-de-zorg [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-10-24 10:30:16 [post_modified_gmt] => 2024-10-24 08:30:16 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=43839 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 43820 [post_author] => 71 [post_date] => 2024-10-23 14:18:58 [post_date_gmt] => 2024-10-23 12:18:58 [post_content] => Op 27 september 2024 had de rechtbank in Hamburg een Europese primeur over het gebruik van afbeeldingen in generatieve AI en de mogelijke schending van auteursrecht. De zaak betrof een Duitse fotograaf die stelde dat zijn foto zonder toestemming was gebruikt door een organisatie die data beschikbaar stelt om AI te trainen. De fotograaf vond dat er sprake was van auteursrechtinbreuk.

Gebruik van data

De betreffende foto stond op een website waarbij in tekst een voorbehoud was gemaakt dat de website – waaronder de foto – niet gescraped of op andere manieren door generatieve AI gebruikt mocht worden. Veel organisaties van generatieve AI-programma’s gebruiken namelijk afbeeldingen en teksten (data) van het internet om hun programma’s te trainen, maar doen dit zonder toestemming te vragen.

DSM-richtlijn

Je kan als rechthebbende gebruik maken van een voorbehoud of ‘opt out’ door “op passende wijze” aan te geven dat je niet wilt dat je werk wordt gebruikt voor het trainen van AI. Dit is vastgelegd in de Europese DSM-richtlijn inzake auteursrecht en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt. In die richtlijn wordt echter niet duidelijk gemaakt wat er onder “passende wijze” wordt verstaan. De wet noemt ‘machinaal leesbaar’ als voorbeeld, maar verdere invulling van deze regel zal in de (rechts)praktijk moeten plaatsvinden. Het Hamburgse vonnis doet een eerste poging.

Voorbeeld opt out

Op de website van het fotoagentschap waar de betreffende foto rechtmatig was geplaatst, stond de volgende tekst op een subpagina: “BEPERKINGEN U MAG NIET: (...)
  1. geautomatiseerde programma's, applets, bots en dergelijke gebruiken om toegang te krijgen tot de website ...com of enige inhoud daarop voor enig doel, waaronder, uitsluitend bij wijze van voorbeeld, het downloaden van inhoud, indexeren, schrapen of cachen van enige inhoud op de website.”

Duidelijk

Is dit voorbehoud duidelijk genoeg? Volgens de Duitse rechter wel. De DSM-richtlijn vereist een uitdrukkelijke verklaring voor het gebruiksvoorbehoud. Het voorbehoud moet expliciet zijn en daarnaast zo nauwkeurig (concreet en individueel) zijn, dat het betrekking heeft op specifieke inhoud en specifiek gebruik. Het hierboven getoonde voorbehoud op de website van het fotoagentschap voldoet hier volgens de rechter aan.

Machineleesbaar

Dan is het nog de vraag of het voorbehoud machineleesbaar is. In dit geval heeft de rechter de neiging om een voorbehoud dat ‘in natuurlijke taal’ is geschreven als door een machine leesbaar te beschouwen. Hierbij moet in het achterhoofd worden gehouden dat het antwoord waarschijnlijk altijd afhankelijk zal zijn van de stand van de techniek op het tijdstip van het gebruik van het werk.

Strategie

Daarom is het belang dat aanbieders van AI-modellen altijd een strategie hebben, zodat ze een voorbehoud in de zin van de DSM-richtlijn met de modernste technologieën kunnen herkennen. Uit informatie van de gedaagde in deze zaak bleek dat zij de techniek in huis hadden of konden hebben om ‘in natuurlijke taal’ gecreëerde teksten te lezen.

Intermezzo: hoe liep de zaak af?

Uiteindelijk werd de vordering van de fotograaf toch afgewezen. De gedaagde kon zich namelijk beroepen op ‘tekst- en datamining van een rechtmatig gepubliceerde afbeelding ten behoeve van niet-commerciële wetenschappelijke werkzaamheden’. Dit is een uitzondering op het voorbehoud. De teksten en afbeeldingen mogen dan wel rechtmatig gebruikt worden, ook zonder toestemming.

Conclusie

Uit bovenstaande blijkt maar weer hoe belangrijk het is om de (nieuwe) regels te kennen én op de hoogte te zijn van de rechtspraak. Als ondernemer is het daarom handig om een expert in te schakelen die voor u controleert of u voldoet aan de nieuwe regelgeving rondom AI en indien nodig u verder op weg helpt. Yvonne Vetjens 1 [post_title] => Generatieve AI en de opt out-regeling: een voorbeeld uit de rechtspraak [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => generatieve-ai-en-de-opt-out-regeling-een-voorbeeld-uit-de-rechtspraak [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-10-23 14:18:58 [post_modified_gmt] => 2024-10-23 12:18:58 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=43820 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 43809 [post_author] => 19 [post_date] => 2024-10-21 15:32:52 [post_date_gmt] => 2024-10-21 13:32:52 [post_content] => De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft een verplichting van de provincie Zuid-Holland aan de gemeenteraad van Noordwijk om meer sociale huurwoningen te bouwen vernietigd. De provincie had via een proactieve aanwijzing de gemeenteraad verplicht om minimaal 240 sociale huurwoningen aan te wijzen in een bestemmingsplan. De Afdeling oordeelde echter dat een zorgvuldige en goed gemotiveerde onderbouwing ontbrak, waardoor het besluit tot de proactieve aanwijzing diende te worden vernietigd.

Feiten [ECLI:NL:RVS:2024:3870]

Het geschil betreft een bestemmingsplan dat voorziet in de bouw van 350 nieuwe woningen in een agrarisch gebied. De gemeenteraad heeft in dat bestemmingsplan 105 woningen als sociale huurwoningen aangewezen. De provincie heeft vervolgens een verplichting opgelegd aan de gemeenteraad om minimaal 240 sociale huurwoningen aan te wijzen in het bestemmingsplan. Het doel van de verplichting is om het tekort aan sociale huurwoningen in de regio te verbeteren. Tegen deze verplichting is de gemeenteraad in beroep gegaan.

Wettelijk kader: proactieve aanwijzing

De provincie heeft gebruik gemaakt van de bevoegdheid in artikel 4.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op grond van dit artikel kan de provincie een proactieve aanwijzing geven indien provinciale belangen dit met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. De gemeenteraad moet vervolgens binnen de bepaalde termijn het bestemmingsplan herzien.

Oordeel ABRvS

Er dient te worden getoetst of de proactieve aanwijzing noodzakelijk is voor een goede ruimtelijke ordening, dit wordt in beginsel terughoudend gedaan. De Afdeling overweegt dat het geven van een proactieve aanwijzing een bevoegdheid van de provincie is, dit betekent dat de provincie een zorgvuldige belangenafweging moet maken en dat de proactieve aanwijzing geen onevenredige gevolgen mag hebben. Hoe ingrijpender de proactieve aanwijzing is, hoe meer eisen er mogen worden gesteld aan de onderbouwing van de noodzaak van de aanwijzing. Alhoewel partijen het er over eens zijn dat het realiseren van voldoende sociale woningen een provinciaal belang is, oordeelt de Afdeling dat de provincie de noodzakelijkheid van de proactieve aanwijzing onvoldoende heeft onderbouwd. Uit de onderbouwing van de provincie wordt volgens de Afdeling niet duidelijk waarom het noodzakelijk was dat de sociale huurwoningen op de locatie van het bestemmingsplan moesten worden gerealiseerd en waarom het aantal op 240 werd gezet. Zo is het bijvoorbeeld niet duidelijk gemaakt wat de precieze tekorten zijn, hierdoor is dan ook niet overtuigend vastgesteld dat de verdeling zo onevenwichtig is dat het redelijkerwijs noodzakelijk was om de proactieve aanwijzing te geven. Ook is niet duidelijk gemaakt waarom alleen de locatie van het bestemmingsplan is aangewezen en waarom de sociale huurwoningen niet binnen bestaand stedelijk gebied kunnen worden gerealiseerd. Daarnaast heeft provincie nagelaten om de consequenties van de proactieve aanwijzing voldoende mee te nemen in de belangenafweging. Zo is bijvoorbeeld niet nagegaan wat de gevolgen zouden zijn van de proactieve aanwijzing indien de gemeenteraad een geheel niet of aangepast bestemmingsplan had moeten vaststellen.

Concluderend

De uitspraak van de Afdeling heeft als gevolg dat de gemeenteraad niet langer verplicht is het bestemmingsplan te herzien. Duidelijk is geworden dat ondanks de terughoudende toetsing die in beginsel geldt, een besluit tot proactieve aanwijzing kan worden vernietigd indien de noodzakelijkheid onvoldoende is onderbouwd. Deze onderbouwing is vereist vanuit artikel 4.2 Wro en het motiveringsbeginsel dat is neergelegd in artikel 3:46 Algemene wet bestuursrecht en laat zien dat er gegronde redenen nodig zijn voordat de provincie kan ingrijpen via een proactieve aanwijzing. Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne. Rutger Boogers [post_title] => Noodzakelijkheid van proactieve aanwijzing onvoldoende onderbouwd [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => noodzakelijkheid-van-proactieve-aanwijzing-onvoldoende-onderbouwd [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-10-21 15:32:52 [post_modified_gmt] => 2024-10-21 13:32:52 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=43809 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 43771 [post_author] => 19 [post_date] => 2024-10-17 11:31:42 [post_date_gmt] => 2024-10-17 09:31:42 [post_content] =>

Inleiding

In onze jurisprudentie reeks bespreken wij maandelijks een aantal belangrijke uitspraken over de Omgevingswet. Eerder deze maand publiceerden wij al een artikel over een uitspraak die de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant deed over het niet langer bestaan van de bouwstop onder de Omgevingswet. In dit artikel komen enkele andere uitspraken uit september aan bod, onder andere is door de voorzieningenrechter bevestigd dat het onder de Omgevingswet niet langer mogelijk is een omgevingsvergunning van rechtswege te krijgen.

Overgangsrecht

  • Uitzondering op de eerbiedigende werking van het overgangsrecht bij aanvraag natuurvergunning [ECLI:NL:RVS:2024:3356]
Deze zaak draait om een verleende natuurvergunning om een varkenshouderij uit te breiden en de uitstoot van emissie uit de stalsystemen van deze varkenshouderij. Op grond van het overgangsrecht geldt dat wanneer een aanvraag voor een natuurvergunning vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is gedaan, het oude recht (Wet natuurbescherming) van toepassing blijft (art. 2.9, lid 1, sub a Aanvullingswet natuur Omgevingswet). In dit geval gaat het om een aanvraag die is ingediend in 2019, wat betekent dat het oude recht van toepassing is. Nadat een natuurstichting is opgekomen tegen de verleende natuurvergunning wordt het besluit waarbij de vergunning is verleend vernietigd door de ABRvS en oordeelt de ABRvS dat het college van burgermeester er wethouders een nieuw besluit dient te nemen. Het college dient hiervoor de relevante bepalingen voor het verlenen van een natuurvergunning uit het oude recht te gebruiken (Wet natuurbescherming, Besluit natuurbescherming en Regeling natuurbescherming). Om een natuurvergunning te verlenen moet de hoeveelheid emissie uit het stalsysteem worden vastgesteld. Op grond van het oude recht (Regeling natuurbescherming) dient dit te gebeuren met de AERIUS Calculator 2023, ook wanneer er al een nieuwere versie beschikbaar is (art. 2.1 Regeling natuurbescherming). Het gebruiken van een oudere versie sluit echter niet aan bij het uitgangspunt dat dient te worden gekeken naar de best beschikbare wetenschappelijke kennis. Wanneer het overgangsrecht strikt gevolgd zou worden zou dit volgens de ABRvS niet in overeenstemming zijn met de Europese rechtspraak van het Hof van Justitie. De ABRvS oordeelt daarom dat er voor de toepassing van artikel 2.1 Regeling natuurbescherming een uitzondering dient te worden gemaakt op de eerbiedigende werking van het overgangsrecht. De eerbiedigende werking houdt in dat oud recht van toepassing blijft tot een al lopende procedure is afgerond, hierdoor geldt het nieuwe recht alleen voor nieuwe gevallen. De uitspraak van de ABRvS heeft als gevolg dat wanneer er een besluit dient te worden genomen over een aanvraag voor een natuurvergunning die is ingediend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet, de versie van de AERIUS Calculator dient te worden gebruikt die geldt op grond van artikel 1.4, eerste lid, van de Omgevingsregeling in samenhang gelezen met Bijlage II van de Omgevingsregeling.

Inhoudelijk

Onder de Wabo kon een omgevingsvergunning van rechtswege worden verkregen indien er niet tijdig werd besloten op een aanvraag. Dit rechtsfiguur bestaat niet meer onder de Omgevingswet. De vergunning van rechtswege vormde onder de Wabo een belangrijk instrument dat zorgde voor de versnelling van besluitvorming, maar is door vernieuwingen onder de Omgevingswet niet meer mogelijk zonder complicaties te veroorzaken. In deze uitspraak werd door verzoeker ondanks het niet meer bestaan van het rechtsfiguur toch betoogd dat er een omgevingsvergunning van rechtswege was verleend. De voorzieningenrechter oordeelt dat dit niet langer wettelijk is bepaald en bevestigt daarmee expliciet in de rechtspraak dat de omgevingsvergunning van rechtswege niet langer mogelijk is. In deze zaak draait het om een verleende omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA). Hiertegen hebben verzoekers bezwaar gemaakt en hebben ze de voorzieningenrechter verzocht om het bestreden besluit bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen. Verzoekers betogen onder andere dat er niet voldoende onderzoek is gedaan naar geschikte alternatieven. De voorzieningenrechter trekt de rechtspraak van voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet door. Hieruit volgt dat als een bouwplan op zichzelf aanvaardbaar is, het bestaan van alternatieven alleen tot medewerking dwingt indien op voorhand duidelijk is dat het alternatief een gelijkwaardig resultaat bereikt met minder bezwaren. Dit is volgens de voorzieningenrechter niet aannemelijk gemaakt door verzoekers. In het omgevingsplan van elke gemeente worden de waarden voor geluid door een activiteit op geluidgevoelige gebouwen of in geluidgevoelige ruimten vastgesteld. Uit artikel 5.73 Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) volgt dat deze waarden niet van toepassing is op onversterkt menselijk stemgeluid. Dit is in deze zaak bevestigd door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. Op 6 september 2024 deed de Rechtbank Zeeland-West-Brabant de eerste uitspraak waarbij een omgevingsvergunning werd ingetrokken als sanctie onder de Omgevingswet. Op grond van artikel 18.10 van de Omgevingswet kan een omgevingsvergunning worden ingetrokken door het bevoegd gezag, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een onjuiste opgave van gegevens. In deze zaak stond onder andere ter discussie of het college bevoegd was om de vergunning in te trekken. De voorzieningenrechter sluit aan bij de jurisprudentie van de ABRvS van vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Hieruit volgt dat voor de intrekking van een omgevingsvergunning wegens een onjuiste of onvolledige opgave van gegevens noodzakelijk is dat vast staat dat de omgevingsvergunning wegens de onjuistheid in de overgelegde gegevens is verleend. De bewijslast hiervoor ligt bij het bevoegd gezag. Deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland is interessant omdat er wordt ingegaan op de wettelijke systematiek van een goedkeuringsbesluit van een faunabeheerplan onder de Omgevingswet. In juli 2024 heeft de provincie een Faunabeheerplan bij besluit goedgekeurd, dit is verplicht op grond van artikel 8.1, tweede lid, van de Omgevingswet. Tegen dit goedkeuringsbesluit is door verzoeksters verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, in het geschil is of het Faunabeheerplan terecht is goedgekeurd. De voorzieningenrechter heeft gerede twijfel of de toelichting en onderbouwing van vergunningsvrije gevallen in het Faunabeheerplan deugdelijk is. Dit betekent volgens de voorzieningenrechter dat er mogelijk een gebrek kleeft aan het bestreden besluit. Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne. Rutger Boogers [post_title] => Jurisprudentieoverzicht negende maand Omgevingswet [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => jurisprudentieoverzicht-negende-maand-omgevingswet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-10-17 11:31:42 [post_modified_gmt] => 2024-10-17 09:31:42 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=43771 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 43763 [post_author] => 71 [post_date] => 2024-10-16 11:35:51 [post_date_gmt] => 2024-10-16 09:35:51 [post_content] => Op 5 augustus 2024 wees de rechtbank van Amsterdam een vonnis dat van belang kan zijn voor ondernemers die gebruikmaken van online platforms. In deze rechtszaak van Erasmus Universiteit Rotterdam tegen Studeersnel en Tentamentrainingen werd de Digital Services Act (DSA) toegepast. Dit is de nieuwe Europese wetgeving die de verantwoordelijkheden van digitale platforms reguleert. Wat houdt deze nieuwe regelgeving kort gezegd in en hoe uit zich dat in de praktijk, zoals in dit recente vonnis?

Wat is de Digital Services Act (DSA)?

De DSA is een Europese richtlijn die regels vaststelt voor de verantwoordelijkheden van online tussenpersonen, zoals marktplaatsen, zoekmachines en social media platforms. Het is de bedoeling dat de richtlijn geïmplementeerd wordt in de Nederlandse wet, een proces dat nogal traag verloopt. De richtlijn zelf is echter al sinds 16 november 2022 in werking. De regels zijn ontworpen om gebruikers te beschermen tegen illegale inhoud en producten en zorgen ervoor dat platforms transparanter zijn over hun beleid en besluitvorming. De DSA maakt onderscheid tussen verschillende soorten online platforms, met specifieke verplichtingen voor "zeer grote platforms" (zoals Facebook en Amazon) en "kleinere platforms". Voor ondernemers die platforms beheren en/of platforms gebruiken om producten of diensten te verkopen, is het belangrijk om te weten dat de DSA platforms verplicht stelt om sneller actie te ondernemen tegen illegale inhoud en om transparanter te zijn over hun moderatiebeleid.

Aansprakelijkheid van het platform

In het recente vonnis speelde onder andere de vraag of een groot online platform aansprakelijk kon worden gesteld voor studiemateriaal dat op onrechtmatige wijze door derden op het platform werden aangeboden. De rechter keek naar verschillende aspecten van deze vraag, waaronder het nemen van passende technische maatregelen vooraf én achteraf, om op doeltreffende wijze inbreuken op het platform tegen te gaan. De rechtbank oordeelde dat grote platforms op grond van de DSA niet direct verplicht zijn om vooraf te filteren, monitoren of actief te onderzoeken. Maar ze moeten op grond van de DSA wél een ‘kennisgevings- en actiemechanisme’ hebben waarmee kan worden aangegeven dat er (mogelijk) illegale of onrechtmatige activiteiten op het betreffende platform plaatsvinden. Ook moeten ze iets doen aan gebruikers die herhaaldelijk op kennelijk illegale wijze gebruik maken van het platform. Dit vonnis benadrukt dat platforms niet meer weg kunnen komen met een passieve houding ten aanzien van wat op hun platform gebeurt.

Gevolgen voor ondernemers

Hoewel de vorderingen ten aanzien van Studeersnel waren afgewezen, moest Tentamentrainingen stoppen met het aanbieden van delen van of beperkt bewerkte auteursrechtelijk beschermde (digitale) onderwijsmaterialen van Erasmus, zoals tentamenvragen en door Erasmus opgestelde standaard tentamenantwoorden. Voor ondernemers betekent dit vonnis dat ze hun afhankelijkheid van grote platforms goed moeten evalueren. Waarborg de compliance van je platforms met de DSA. Check of je de platforms op zodanige wijze gebruikt dat je niet onnodige risico’s loopt. Als je bijvoorbeeld een online marktplaats runt, wees je dan bewust van de nieuwe verplichtingen op het gebied van toezicht, transparantie en consumentenbescherming.

Conclusie

Bovengenoemd vonnis markeert een belangrijke stap in de toepassing van de DSA. Voor ondernemers is het essentieel om de nieuwe regels te begrijpen en te anticiperen op mogelijke veranderingen in de manier waarop platforms opereren. Wil je weten of je compliant bent of risico loopt? Wij kunnen je hiermee helpen! Neem contact op met onze specialisten voor meer informatie. Yvonne Vetjens [post_title] => Voldoet jouw online platform aan de Digital Services Act? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => voldoet-jouw-online-platform-aan-de-digital-services-act [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-10-16 11:35:51 [post_modified_gmt] => 2024-10-16 09:35:51 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=43763 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 43760 [post_author] => 71 [post_date] => 2024-10-16 10:17:46 [post_date_gmt] => 2024-10-16 08:17:46 [post_content] => Met (behulp van) AI gegenereerde werken lijken steeds vaker auteursrechtelijk beschermd te worden. Zo ook in Oekraïne. Dit land behoort (nog) niet tot de EU en dat is ook te merken aan het auteursrecht, dat daar net anders in elkaar steekt. Zo heeft Oekraïne een IP-bureau waar ook werken met bewijs van auteursrechtelijke bescherming kunnen worden geregistreerd. Dat kennen we niet in Nederland. Oekraïne heeft tevens een nieuw, apart sui generis recht voor door computers gecreëerde content, iets wat wij niet kennen. Op 1 oktober kondigde het IP-bureau aan dat het voor de eerste keer werken heeft geregistreerd die gedeeltelijk met kunstmatige intelligentie (AI) zijn gemaakt. Het gaat om een collectie ‘easter cards’, gemaakt door Margarita Boyko, waar beelden op staan die met een computer zijn gegenereerd. Ook de met behulp van AI gemaakte boeken “The Enchanted Adventures of Rufus” door Anna Khorolska en “Poems of an Unfinished War” door Andriy Sitnikov hebben een certificaat gekregen van het Oekraïense IP-bureau. Belangrijk is dat de werken niet alleen door een computer gegenereerd zijn. Er kan in Oekraïne slechts auteursrecht rusten op door mensen gemaakte werken, wat in lijn is met hoe het auteursrecht wereldwijd wordt toegekend. Maar afbeeldingen en boeken gemaakt door een mens met behulp van een computer kunnen in Oekraïne dus wel in aanmerking komen voor auteursrecht. Dit is een interessant nieuw hoofdstuk in de saga over AI en het auteursrecht. Hoewel de tendens eerder leek te zijn dat met AI gecreëerde werken niet door auteursrecht beschermd konden worden, zijn er wereldwijd langzaam aan toch andere geluiden te horen. Yvonne Vetjens 1 [post_title] => Oekraïne registreert voor de eerste keer auteursrecht op met AI gegenereerde werken [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => oekraine-registreert-voor-de-eerste-keer-auteursrecht-op-met-ai-gegenereerde-werken [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-10-16 10:17:46 [post_modified_gmt] => 2024-10-16 08:17:46 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=43760 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 43717 [post_author] => 19 [post_date] => 2024-10-14 11:07:37 [post_date_gmt] => 2024-10-14 09:07:37 [post_content] => Op 3 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan over de bouwstop onder de Omgevingswet. Deze uitspraak was voor ons aanleiding om te kijken naar de mogelijkheden voor het onmiddellijk stilleggen van bouw- of sloopwerkzaamheden onder de Omgevingswet en vooruit te blikken op de toekomstige rechtspraak over de bouwstop op grond van artikel 5:2 Algemene wet bestuursrecht.

Feiten

De zaak draait om een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een schuur. Aan de omgevingsvergunning werd een voorschrift verbonden waarin stond dat voordat de bouwwerkzaamheden konden starten een andere schuur op het perceel moest worden gesloopt. Tegen dit voorschrift is vervolgens bezwaar en beroep ingesteld. De rechtbank oordeelde dat het voorschrift niet aan de omgevingsvergunning verbonden had mogen worden. Hierna zijn de bouwwerkzaamheden van start gegaan. Daarna is de omgevingsvergunning ingetrokken door het college omdat er sprake zou zijn van een onjuiste of onvolledige opgave van gegevens. Door een toezichthouder is daarna tijdens een controle vastgesteld dat er toch door gebouwd werd. Op dat moment is er door de toezichthouder (namens het college van burgemeester en wethouders) mondeling een bouwstop met daaraan verbonden een last onder dwangsom opgelegd. Drie dagen later is dit schriftelijk bevestigd.

Bouwstop

Op grond van artikel 5:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen herstelsancties worden opgelegd: de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom. Door het opleggen van een herstelsanctie kan een rechtmatige toestand worden hersteld of kan een overtreding worden beëindigd. Daarnaast was in artikel 5.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de ‘bouwstop’ opgenomen. Uit dit artikel volgde de bevoegdheid om mondeling een bouwstop op te leggen. De bouwstop kan ervoor zorgen dat bouw- of sloopwerkzaamheden direct worden stilgelegd, dit kan nodig zijn wanneer er een onveilige situatie ontstaat door de werkzaamheden of wanneer het gaat om situaties die niet teruggedraaid kunnen worden. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 is de Wabo komen te vervallen. Onder de Omgevingswet bestaat de mogelijkheid tot het opleggen van een bouwstop niet meer. Uit de Memorie van Toelichting volgt dat de wetgever een specifieke bevoegdheid tot het opleggen van een bouwstop als overbodig beschouwt. Door de ruime definitie van artikel 5:2 Awb is er volgens de wetgever geen specifiek artikel nodig voor het treffen van beheersmaatregelen [Memorie van Toelichting (Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 962, nr. 3).

Beoordeling rechtbank

Bij de behandeling van de zaak is door het college erkend dat het niet langer mogelijk is om een bouwstop op te leggen onder de Omgevingswet. Daarom stelt het college dat de bouwstop moet worden gezien als een opgelegde last onder dwangsom. Een belangrijk verschil tussen de last onder dwangsom en de bouwstop is dat de last onder dwangsom niet mondeling kan worden opgelegd [ECLI:NL:RVS:2014:3698]. Dat heeft als gevolg dat in deze zaak de last onder dwangsom (die dus een bouwstop inhield) pas drie dagen later bij de schriftelijke bevestiging is ingegaan. Het college stelt dat deze gebreken in de bezwaarprocedure kunnen worden hersteld, deze mogelijkheid wordt door de rechtbank niet uitgesloten.

Onmiddellijk de bouw stilleggen onder de Omgevingswet?

In deze zaak heeft de rechtbank bevestigd dat de bouwstop niet meer als zelfstandig rechtsfiguur is opgenomen in de Omgevingswet, maar dat door middel van een bestuurlijke sanctie op grond van artikel 5:2 Awb de “bouwstop” alsnog kan worden opgelegd. Voor de situatie waarbij het onmiddellijk nodig is dat er gestopt wordt met bouwen of slopen is de last onder dwangsom, zoals in dit geval gebeurde, echter niet geschikt aangezien deze schriftelijk dient te worden opgelegd [ECLI:NL:RVS:2014:3698]. Daarnaast is de bouwstop een effectief instrument doordat er andere rechtspraak wordt gehanteerd door de ABRvS vergeleken met andere vormen van bestuurlijke sancties. Voor het opleggen van een bouwstop op grond van de Wabo hoeft geen legalisatieonderzoek te worden gedaan en is slechts een beperkte belangenafweging aan de orde [ECLI:NL:RVS:2024:1064].

Concluderend

In deze zaak werd de bouwstop gekwalificeerd als een last onder dwangsom, wat als gevolg had dat deze pas drie dagen later bij schriftelijke bevestiging is ingegaan, dus niet op het moment dat deze mondeling is opgelegd. De implicaties die deze uitspraak heeft voor gevallen waarin onmiddellijke stillegging noodzakelijk is en dit dus mondeling dient te gebeuren zijn nog onduidelijk. Uit de praktijk en de rechtspraak zal blijken wat de mogelijkheden onder de Omgevingswet via artikel 5:2 Awb zijn om effectief en met directe ingang de bouw stil te leggen. Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne. Rutger Boogers [post_title] => Bouwstop onder de Omgevingswet [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => bouwstop-onder-de-omgevingswet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-02-18 14:08:15 [post_modified_gmt] => 2025-02-18 13:08:15 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=43717 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 43721 [post_author] => 19 [post_date] => 2024-10-11 10:46:04 [post_date_gmt] => 2024-10-11 08:46:04 [post_content] => Op 28 augustus 2024 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) een uitspraak gepubliceerd waarin een algemeen beoordelingskader wordt gegeven voor de vergunningplicht bij het omzetten van een woonruimte van zelfstandig naar onzelfstandig. In dit artikel bespreken wij de aanleiding voor het beoordelingskader en de punten waarop vergunningplicht dient te worden beoordeeld.

Aanleiding

Deze zaak draait om een omzettingsvergunning voor het omzetten van een zelfstandige woonruimte in een onzelfstandige woonruimte die in 2020 is verleend. Nadat de vergunning was verleend is door belanghebbenden bezwaar ingediend en is de vergunning ingetrokken op grond van gewijzigd inzicht. Dit heeft geleid tot verschillende procedures over deze vergunningplicht. Voor vier verschillende procedures, waarbij vergelijkbare rechtsvragen spelen, geeft de ABRvS in deze uitspraak een algemeen beoordelingskader.

Vergunningplicht

In Nederland wordt er onderscheid gemaakt tussen zelfstandige en onzelfstandige woonruimtes. Een zelfstandige woning heeft een eigen toegang, keuken, toilet en wasgelegenheid. Onzelfstandige woonruimtes daarentegen zijn woonruimtes waar bijvoorbeeld de toegang of de keuken worden gedeeld. Op grond van de Huisvestingswet (Hvw) kan de gemeenteraad een vergunningplicht voor het omzetten van een zelfstandige woonruimte in een onzelfstandige woonruimte opnemen in de Huisvestingsverordening (Hv) wanneer dat noodzakelijk en geschikt is om onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan woonruimte te bestrijden (art. 2 en 21 Hvw).

Beoordelingskader

De vergunningplicht opgenomen in een Huisvestingsverordening is een algemeen verbindend voorschrift (avv). Een besluit dat op een avv is gebaseerd kan door de rechter worden getoetst op rechtmatigheid, dit wordt exceptieve toetsing genoemd. De rechter kijkt dan of het avv niet in strijd is met hogere regelgeving, ook kan de rechter kijken of het avv voldoende deugdelijke grondslag geeft voor het genomen besluit. De hogere regelgeving in dit geval is de Huisvestingswet, er moet dus worden gekeken of de vergunningplicht in de Huisvestingsverordening in strijd is met de Huisvestingswet. Op grond van de Hvw mag een vergunningplicht pas worden ingezet indien die noodzakelijk en geschikt is. Dit betekent dat de noodzakelijkheid moet zijn onderbouwd (ECLI:NL:RVS:2020:1157). Er dient bij de onderbouwing van de noodzakelijkheid onderscheid te worden gemaakt in woningtypes en prijssegmenten. Hiermee kan schaarste op wijkniveau worden vastgesteld. Indien voldoende is onderbouwd dat er in de gehele gemeente schaarste is van bepaalde woningtypes of prijssegmenten hoeft dit niet verder te worden onderbouwd voor een specifieke wijk (ECLI:NL:RVS:2023:484). De grenzen van verschillende prijssegmenten kunnen per gemeente verschillen, daarom is het aan de gemeenteraden zelf om de segmenten af te bakenen. Voor de onderbouwing is geen onafhankelijk onderzoek verricht door een externe partij vereist (ECLI:NL:RVS:2020:2646), maar onderbouwing dient wel te zijn gebaseerd op objectieve gegevens (ECLI:NL:RVS:2022:3753).

Concluderend

Met dit algemene beoordelingskader heeft de ABRvS toelichting gegeven over de beoordeling van een opgenomen vergunningplicht om zelfstandige woonruimtes in onzelfstandige woonruimtes te zetten. Hiermee is duidelijkheid geschept voor verschillende procedures en rechtsvragen over de omzettingsvergunningplicht. Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne. Rutger Boogers [post_title] => Vergunningplicht voor omzetten zelfstandige woonruimte naar onzelfstandige woonruimte [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => vergunningplicht-voor-omzetten-zelfstandige-woonruimte-naar-onzelfstandige-woonruimte [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-10-11 10:46:04 [post_modified_gmt] => 2024-10-11 08:46:04 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=43721 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 43666 [post_author] => 67 [post_date] => 2024-10-08 16:16:52 [post_date_gmt] => 2024-10-08 14:16:52 [post_content] => Recentelijk oordeelde de rechtbank over de aansprakelijkheid van een bestuurder voor het boedeltekort van een gefailleerde Holding. De curator stelde de bestuurder aansprakelijk, onder meer vanwege het niet afbouwen van een omvangrijke rekening-courantschuld van de bestuurder aan de Holding en het doen van een dividenduitkering, terwijl de Holding in financieel zwaar weer verkeerde.

Kennelijk onbehoorlijk bestuur

Na faillietverklaring van een vennootschap voert de curator een oorzaken- en rechtmatigheidsonderzoek uit. Als de curator meent dat de bestuurder zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat kennelijk onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak van het faillissement is, kan hij de bestuurder persoonlijk aansprakelijk stellen voor het boedeltekort. De curator wordt geholpen door bepaalde wettelijke bewijsvermoedens. Heeft een bestuurder niet voldaan aan de administratie- of publicatieplicht van de jaarrekening, dan wordt vermoed dat de bestuurder zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement.

De feiten

De gedaagde (hierna: bestuurder) in deze zaak is enig aandeelhouder en bestuurder van een Holding B.V. (hierna: Holding). De Holding hield alle aandelen in Repo-Vastgoed B.V. (hierna: Repo). Repo hield aandelen in drie werkmaatschappijen. In de periode van 2010-2014 heeft de Holding steeds een vordering uit rekeningcourant op de bestuurder gehad van ongeveer € 1.000.000,-. In 2015 is deze vordering met ruim € 542.000,- toegenomen omdat de bestuurder financiering nodig had voor de aankoop van risicovolle effecten in privé. Later in het boekjaar 2015 keerde de bestuurder zichzelf ook ruim € 745.000,- aan dividend uit. Van 2010-2013 leed de Holding jaarlijks verlies. In de daarop volgende jaren werd een beter resultaat gerealiseerd, maar dit was onvoldoende om het bestaande negatieve eigen vermogen te compenseren. In 2017 blijkt uit een financieel verslag over 2015 dat er twijfels bestaan over de continuïteit van de vennootschap. ABN AMRO beëindigt in mei 2017 de kredietfaciliteit van de Holding, vanwege een gebrek aan vertrouwen in de bestuurder. In oktober 2017 worden Repo en de drie werkmaatschappijen failliet verklaard, in januari 2018 volgt de Holding.

De vordering

De curator vordert onder meer een verklaring voor recht dat de bestuurder zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld, waardoor hij aansprakelijk is voor het boedeltekort. In 2016 heeft de Holding niet voldaan aan de publicatieplicht, waardoor wordt vermoed dat onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak van het faillissement is. Er worden daarnaast nog een aantal andere gedragingen van de bestuurder ten grondslag gelegd aan de stelling dat sprake is van onbehoorlijk bestuur. Zo leiden het in stand houden van de omvangrijke rekening-courantschuld, het ten laste van die rekening-courantrekening opnemen van een bedrag van ruim € 500.000,- voor risicovolle beleggingen en het uitkeren van een aanzienlijk bedrag aan dividend in 2015 volgens de curator ook los van het wettelijke bewijsvermoeden tot kennelijk onbehoorlijk bestuur. Geen redelijk denkend bestuurder zou onder dezelfde omstandigheden op deze wijze hebben gehandeld.

De beoordeling

Nu de bestuurder niet aan de publicatieplicht heeft voldaan, staat volgens de rechtbank vast dat de bestuurder zijn bestuurderstaak onbehoorlijk heeft vervuld. Het lukt de bestuurder niet om dit bewijsvermoeden te ontzenuwen. De rechtbank stelt daarnaast dat de bestuurder de Holding ook los van het overtreden van de publicatieplicht onbehoorlijk bestuurd heeft. De curator heeft namelijk een drietal andere gedragingen ten grondslag gelegd aan deze stelling en die gedragingen zijn tevens een belangrijke oorzaak geweest van het faillissement. Ondanks dat het al jaren niet goed ging met de Holding, is de openstaande rekening-courantvordering van ongeveer € 1.000.000,- gedurende de jaren niet gewijzigd. Totdat de Belastingdienst erom vroeg, waren er daarnaast geen afspraken gemaakt over terugbetaling, rente of zekerheden. Daarbij was de schuld in de loop van 2015 nog verder toegenomen, zodat de bestuurder in privé kon beleggen in risicovolle effecten. Volgens de rechtbank waren de belangen van de Holding hiermee niet gediend, zeker niet gezien de financiële situatie waarin zij verkeerde. De handelswijze van de bestuurder was dan ook onbegrijpelijk. Ook met het uitkeren van dividend in 2015 werden de belangen van de Holding niet gediend. Geen redelijk denkend bestuurder zou de handelingen onder deze omstandigheden hebben verricht, waardoor er sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur. De bestuurder wordt aansprakelijk gesteld voor het boedeltekort. De rechtbank oordeelt ook dat het dividendbesluit niet is genomen conform de statuten, waardoor dit besluit nietig wordt verklaard. Dat betekent dat de bestuurder de dividenduitkering onverschuldigd heeft ontvangen en moet terugbetalen.

Conclusie

In Nederland geldt een hoge drempel voor bestuurdersaansprakelijkheid. Als niet wordt voldaan aan de administratie- en/of publicatieplicht, staat vast dat sprake is van onbehoorlijk bestuur. Onbehoorlijk bestuur moet wel een belangrijke oorzaak zijn van het faillissement. Indien de administratie- en/of publicatieplicht zijn geschonden is het aan de bestuurder om aannemelijk te maken dat andere oorzaken het faillissement hebben veroorzaakt. Slaagt hij daarin, dan kan aansprakelijkheid voor het boedeltekort worden afgewend. Of sprake is van andere belangrijke oorzaken van het faillissement is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De rechter weegt alle feiten en omstandigheden af en plaatst deze in de juiste context. In deze zaak vond de rechter dat het laten voortbestaan (en oplopen) van een rekening-courantvordering en het verrichten van een dividenduitkering niet door de beugel konden, gelet op de slechte financiële positie van de Holding. De rechtbank vond dat de bestuurder zijn eigen belangen boven die van de Holding stelde. Het laten voortbestaan of verhogen van rekening-courantvorderingen kan dus tot problemen leiden. Dat geldt ook voor ongeoorloofde dividenduitkeringen. Een bestuurder dient zich daarvan tijdig bewust te zijn. Heeft u vragen over rekening-courantposities of twijfelt u over het doen van een dividenduitkering? Neem dan contact op met één van onze specialisten! Remco de Jong nieuw 1 [post_title] => Bestuurdersaansprakelijkheid vanwege dividenduitkeringen en een hoge rekening-courantschuld [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => bestuurdersaansprakelijkheid-vanwege-dividenduitkeringen-en-een-hoge-rekening-courantschuld [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-10-08 16:16:52 [post_modified_gmt] => 2024-10-08 14:16:52 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=43666 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 43668 [post_author] => 94 [post_date] => 2024-10-08 15:16:21 [post_date_gmt] => 2024-10-08 13:16:21 [post_content] => Op 4 oktober 2024 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) een belangrijke uitspraak gedaan in zaak C‑621/22, betreffende de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens door de KNLTB. Dit arrest verduidelijkt de toepassing van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) wanneer sportbonden persoonsgegevens van hun leden aan sponsoren verstrekken zonder expliciete toestemming van die leden.

Achtergrond van de zaak: de AP en de rechtbank Amsterdam

De kwestie ontstond toen de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) een boete uitschreef aan de Nederlandse tennisbond wegens ongeoorloofde verwerking van persoonsgegevens. De tennisbond deelde gegevens van 350.000 leden met sponsoren zoals TennisDirect en de Nederlandse Loterij voor commerciële doeleinden, zonder toestemming van de leden. De KNLTB verdedigde dit zich te beroepen op een "gerechtvaardigd belang" zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 sub f van de AVG. Volgens de AP kan direct marketing echter nooit als gerechtvaardigd belang worden beschouwd. De AP legde daarom de KNLTB een boete van 525.000 euro op. De KNLTB heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dat besluit bij de rechtbank Amsterdam. Daar draaide de discussie om de interpretatie van een gerechtvaardigd belang onder artikel 6 lid 1sub f van de AVG. De KNLTB stelde dat het delen van de gegevens was gebaseerd op een gerechtvaardigd belang, namelijk het versterken van de band tussen de KNLTB en haar leden en het bieden van meerwaarde aan het lidmaatschap. Daarbij betoogden zij dat elk belang in principe als gerechtvaardigd kan worden beschouwd, zonder dat dit uit een grondrecht of rechtsprincipe hoeft voort te komen, zolang het belang niet in strijd is met de wet.

Prejudiciële vragen van de rechtbank aan het HvJ EU

De rechtbank Amsterdam heeft naar aanleiding van de discussie over het gerechtvaardigd belang de volgende vragen aan het HvJ EU gesteld:
  • Op welke wijze moet de rechtbank de term 'gerechtvaardigd belang' interpreteren volgens artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f) van de AVG?
  • Moet die term worden geïnterpreteerd zoals de AP het omschrijft? Betreft het alleen de belangen die wettelijk zijn vastgesteld?
  • Kan elk belang een gerechtvaardigd belang zijn zolang het niet wettelijk verboden is? Kan een puur commercieel belang, zoals het verstrekken van persoonsgegevens tegen betaling zonder toestemming, als een gerechtvaardigd belang worden gezien? Zo ja, welke omstandigheden bepalen dit?

Uitspraak van het HvJ EU: hoge bescherming en drie criteria

Het HvJ EU benadrukt dat de AVG tot doel heeft een hoog niveau van bescherming van de fundamentele vrijheden en rechten van natuurlijke personen te waarborgen. Vooral hun recht op privacy volgens artikel 8 van het Handvest en artikel 16 VWEU bij de verwerking van persoonsgegevens is in dit kader van belang. In zijn arrest bespreekt het HvJ EU drie criteria waaraan moet worden voldaan om van een gerechtvaardigd belang als rechtsgrond voor gegevensverwerking te kunnen spreken. Het HvJ EU heeft ervoor gekozen om specifieke verduidelijkingen toe te passen op deze zaak, zodat duidelijk wordt wat de antwoorden concreet betekenen voor de betrokken partijen:
  1. Behartiging van een gerechtvaardigd belang: Het HvJ EU benadrukt dat een commercieel belang, zoals het verkopen van persoonsgegevens aan sponsoren, als een gerechtvaardigd belang kan worden aangemerkt, mits het niet in strijd is met de wet.
  2. Noodzakelijkheid van de verwerking: De verwerking van persoonsgegevens moet strikt noodzakelijk zijn om het gerechtvaardigde belang te behartigen. Dit betekent dat de KNLTB moet kunnen aantonen dat er geen minder ingrijpende maatregelen beschikbaar zijn om hetzelfde doel te bereiken.
  3. Afweging van belangen: Het HvJ EU stelt dat de belangen en grondrechten van de betrokkenen (de leden) niet zwaarder mogen wegen dan het commerciële belang van de verwerkingsverantwoordelijke (de KNLTB). Hierbij moet gekeken worden naar de redelijke verwachtingen van de leden op het moment dat hun gegevens werden verzameld.

Concrete toets: is de verwerking noodzakelijk en weegt het zwaarder dan de belangen van de betrokkenen?

Hoewel een commercieel belang kan worden aangemerkt als een gerechtvaardigd belang blijft het de vraag of de gegevensverwerking door de KNLTB noodzakelijk was. Volgens het HvJ EU had de KNLTB het beoogde doel kunnen bereiken met alternatieve middelen die minder inbreuk zouden maken op de grondrechten en fundamentele vrijheden van betrokkenen. Het HvJ EU suggereerde bijvoorbeeld dat de KNLTB zijn leden vooraf zou kunnen informeren en hun toestemming zou kunnen vragen voor het delen van persoonsgegevens met derden voor reclame- of marketingdoeleinden. Deze suggestie maakt helaas niet duidelijk of de KNLTB ook had kunnen volstaan met alternatieve middelen die minder ingrijpend zijn maar waarbij de toestemming van de betrokkenen (conform artikel 6 lid 1 sub a AVG) niet wordt verkregen. De vraag blijft dus of dat de KNLTB inderdaad had moeten kiezen voor het verkrijgen van de toestemming van haar leden, als minst inbreukmakend alternatief. In de belangenafweging benadrukt het HvJ EU dat het aan de verwijzende rechter is om na te gaan of het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens zwaarder kan wegen dan het commerciële belang van de KNLTB. Daarbij is het van belang in hoeverre betrokkenen daadwerkelijk konden verwachten dat hun gegevens tegen betaling aan derden zouden worden verstrekt. De Nederlandse rechter zal alle omstandigheden van het geval moeten meenemen in haar beoordeling. Het HvJ EU wijst er in ieder geval op dat de verkoop van de gegevens aan TennisDirect meer voor de hand lagen dan de verkoop van de gegevens aan de Nederlandse Loterij. Het verstrekken van de gegevens aan de Nederlandse Loterij kan namelijk nadelige gevolgen hebben voor de leden omdat zij hierdoor blootgesteld kunnen worden aan de risico’s die gepaard gaan met gokverslaving.

Conclusie

Dit arrest van 4 oktober 2024 is een belangrijke herinnering voor alle verwerkingsverantwoordelijken om aan hun verplichtingen onder de AVG te voldoen. Het behalen van commercieel voordeel kan een gerechtvaardigd belang zijn, wat als verwerkingsgrond kan dienen maar vereist een zorgvuldige belangenafweging. Bovendien moet de gegevensverwerking noodzakelijk zijn. Organisaties moeten kritischer kijken naar hun verwerkingspraktijken en nauwlettend beoordelen in hoeverre ze persoonsgegevens kunnen delen zonder de privacy van betrokkenen te schenden. Het naleven van de AVG-vereisten is zowel van belang om sancties te voorkomen als om het vertrouwen van betrokkenen te behouden. Heb je vragen over de AVG of wil je eens sparren over de verwerking van persoonsgegevens binnen jouw organisatie, neem dan contact op met één van onze privacyspecialisten. Ralf Kerkhof 1 [post_title] => Een commercieel belang als gerechtvaardigd belang onder de AVG? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => een-commercieel-belang-als-gerechtvaardigd-belang-onder-de-avg [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-10-08 15:16:21 [post_modified_gmt] => 2024-10-08 13:16:21 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=43668 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 43839 [post_author] => 73 [post_date] => 2024-10-24 10:28:30 [post_date_gmt] => 2024-10-24 08:28:30 [post_content] => In de zorgsector is bestuurdersaansprakelijkheid een belangrijk en veelbesproken onderwerp. In het bijzonder rijst de vraag of bestuurders persoonlijk verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor de schade die ontstaat wegens wanprestatie door hun zorginstelling. Een recente zaak werpt licht op deze kwestie, waarbij zorgkantoor VGZ en zorgaanbieder CCC tegenover elkaar staan. In deze zaak draait het om de vraag of de bestuurder van CCC persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld door het zorgkantoor voor een bedrag van bijna € 300.000,-. Er zou sprake zijn van onrechtmatig gefactureerde zorg, maar de zorgaanbieder stelt dat de zorg daadwerkelijk is verleend. Wat is hier aan de hand?

Achtergrond

Voordat we dieper ingaan op deze uitspraak, is het belangrijk om de context te schetsen. De Wet langdurige zorg (Wlz) is een complex stelsel dat intensieve, levenslange zorg regelt voor de meest kwetsbare burgers die 24 uur per dag zorg nodig hebben. Het systeem lijkt op het eerste gezicht overzichtelijk: het CIZ bepaalt of iemand recht heeft op zorg, het zorgkantoor regelt de uitvoering, en zorginstellingen verlenen de daadwerkelijke zorg. Maar onder deze oppervlakte gaat een wereld schuil van gedetailleerde voorschriften, strikte budgetten en uitgebreide verantwoordingseisen.

Bestuurdersaansprakelijkheid

Wanneer een rechtspersoon (in dit geval zorgaanbieder CCC) niet voldoet aan haar contractuele verplichtingen of een onrechtmatige daad pleegt, geldt in beginsel dat alleen de rechtspersoon aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade. Onder specifieke omstandigheden kunnen ook bestuurders persoonlijk aansprakelijk worden gesteld volgens artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voor aansprakelijkheid is vereist dat de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, wat een hoge drempel is. Deze hoge drempel voor persoonlijke aansprakelijkheid wordt gerechtvaardigd omdat het voornamelijk gaat om handelingen van de rechtspersoon zelf en vanwege het maatschappelijke belang om te voorkomen dat bestuurders zich bij hun handelen te veel laten leiden door defensieve overwegingen; het besturen van een onderneming brengt risico's met zich mee, waarbij niet altijd vanuit het meest negatieve scenario hoeft te worden uitgegaan.

Casus

In de recente rechtszaak zien we hoe deze complexiteit kan leiden tot ernstige problemen. Een zorginstelling had jarenlang zorg verleend aan verschillende cliënten met een Wlz-indicatie. De bestuurder, van origine zelf zorgverlener, was ervan overtuigd dat ze juist handelde - de cliënten hadden de zorg immers nodig. Maar het zorgkantoor VGZ ontdekte bij de materiële controle verschillende problemen. De zorginstelling had meer zorg gedeclareerd dan was toegewezen, schakelde onderaannemers in zonder toestemming, en kon de noodzaak van de geleverde zorg niet altijd goed onderbouwen. Diverse cruciale documentatie ontbrak of was incompleet. Deze constateringen waren in strijd met hetgeen VGZ en CCC in de onderlinge overeenkomst hadden afgesproken. De rechter oordeelde dat de bestuurder een 'persoonlijk ernstig verwijt' kon worden gemaakt. Niet alleen vanwege de geconstateerde tekortkomingen, maar vooral omdat zij als bestuurder had moeten weten dat deze handelwijze tot problemen zou leiden. De rechtbank verwees in haar uitspraak naar belangrijke jurisprudentie, waaronder het Ontvanger/Roelofsen-arrest en het RCI-arrest, die de lat voor bestuurdersaansprakelijkheid weliswaar hoog leggen, maar deze in dit geval toch bereikt achtten. De rechtbank nam het de bestuurder vooral kwalijk dat zij geen openheid van zaken gaf over de inzet van onderaannemers. Hieruit blijkt maar weer dat transparantie zeer belangrijk is.

Lessen voor de praktijk

Wat kunnen bestuurders en zorginstellingen leren van deze uitspraak? Ten eerste het belang van een professionele organisatie. Het draait namelijk niet alleen om het leveren van goede zorg, maar ook om deze zorg correct te administreren en verantwoorden. Zorgdossiers moeten volledig zijn, declaraties moeten kloppen, en alle afwijkingen van de norm dienen te worden besproken met het zorgkantoor. In dit geval zag men dat de zorginstelling het toegewezen budget overschreed omdat zij dacht dat cliënten de zorg nodig hadden. In plaats van hierover te overleggen met het zorgkantoor, werd er simpelweg gedeclareerd. Dit was ergens begrijpelijk, maar riskant om hier niet voorafgaand overleg over te voeren.

Conclusie

Deze rechtszaak onderstreept het belang van zorgvuldigheid, transparantie en goede administratie binnen zorginstellingen. Bestuurders moeten niet alleen focussen op de kwaliteit van de zorg, maar ook op het naleven van regels en voorschriften omtrent declaraties en het inzetten van onderaannemers. Door te leren van deze casus kunnen zorginstellingen toekomstige juridische problemen voorkomen en blijven voldoen aan de eisen van zorgkantoren en de wetgeving. Wilt u sparren over de implicaties van deze uitspraak voor uw organisatie? Of heeft u behoefte aan advies over het minimaliseren van risico's? Neem dan contact op met een van onze specialisten! ECLI:NL:RBZWB:2024:6346 Jody Esveldt 1 [post_title] => Bestuurdersaansprakelijkheid in de zorg [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => bestuurdersaansprakelijkheid-in-de-zorg [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-10-24 10:30:16 [post_modified_gmt] => 2024-10-24 08:30:16 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=43839 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1448 [max_num_pages] => 145 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 46046a2997558118ded8dea7a512e057 [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
In de zorgsector is bestuurdersaansprakelijkheid een belangrijk en veelbesproken onderwerp. In het bijzonder rijst de vraag of bestuurders persoonlijk verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor de schade die ontstaat wegens wanprestatie...
Lees meer
Op 27 september 2024 had de rechtbank in Hamburg een Europese primeur over het gebruik van afbeeldingen in generatieve AI en de mogelijke schending van auteursrecht. De zaak betrof een...
Lees meer
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft een verplichting van de provincie Zuid-Holland aan de gemeenteraad van Noordwijk om meer sociale huurwoningen te bouwen vernietigd. De provincie had...
Lees meer
Inleiding In onze jurisprudentie reeks bespreken wij maandelijks een aantal belangrijke uitspraken over de Omgevingswet. Eerder deze maand publiceerden wij al een artikel over een uitspraak die de voorzieningenrechter van...
Lees meer
Op 5 augustus 2024 wees de rechtbank van Amsterdam een vonnis dat van belang kan zijn voor ondernemers die gebruikmaken van online platforms. In deze rechtszaak van Erasmus Universiteit Rotterdam...
Lees meer
Met (behulp van) AI gegenereerde werken lijken steeds vaker auteursrechtelijk beschermd te worden. Zo ook in Oekraïne. Dit land behoort (nog) niet tot de EU en dat is ook te...
Lees meer
Op 3 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan over de bouwstop onder de Omgevingswet. Deze uitspraak was voor ons aanleiding om te kijken naar de...
Lees meer
Op 28 augustus 2024 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) een uitspraak gepubliceerd waarin een algemeen beoordelingskader wordt gegeven voor de vergunningplicht bij het omzetten van...
Lees meer
Recentelijk oordeelde de rechtbank over de aansprakelijkheid van een bestuurder voor het boedeltekort van een gefailleerde Holding. De curator stelde de bestuurder aansprakelijk, onder meer vanwege het niet afbouwen van...
Lees meer
Op 4 oktober 2024 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) een belangrijke uitspraak gedaan in zaak C‑621/22, betreffende de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens...
Lees meer