Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 8
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 8
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => all
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1450
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 70, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 43666
                    [post_author] => 67
                    [post_date] => 2024-10-08 16:16:52
                    [post_date_gmt] => 2024-10-08 14:16:52
                    [post_content] => Recentelijk oordeelde de rechtbank over de aansprakelijkheid van een bestuurder voor het boedeltekort van een gefailleerde Holding. De curator stelde de bestuurder aansprakelijk, onder meer vanwege het niet afbouwen van een omvangrijke rekening-courantschuld van de bestuurder aan de Holding en het doen van een dividenduitkering, terwijl de Holding in financieel zwaar weer verkeerde.

Kennelijk onbehoorlijk bestuur

Na faillietverklaring van een vennootschap voert de curator een oorzaken- en rechtmatigheidsonderzoek uit. Als de curator meent dat de bestuurder zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat kennelijk onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak van het faillissement is, kan hij de bestuurder persoonlijk aansprakelijk stellen voor het boedeltekort. De curator wordt geholpen door bepaalde wettelijke bewijsvermoedens. Heeft een bestuurder niet voldaan aan de administratie- of publicatieplicht van de jaarrekening, dan wordt vermoed dat de bestuurder zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement.

De feiten

De gedaagde (hierna: bestuurder) in deze zaak is enig aandeelhouder en bestuurder van een Holding B.V. (hierna: Holding). De Holding hield alle aandelen in Repo-Vastgoed B.V. (hierna: Repo). Repo hield aandelen in drie werkmaatschappijen. In de periode van 2010-2014 heeft de Holding steeds een vordering uit rekeningcourant op de bestuurder gehad van ongeveer € 1.000.000,-. In 2015 is deze vordering met ruim € 542.000,- toegenomen omdat de bestuurder financiering nodig had voor de aankoop van risicovolle effecten in privé. Later in het boekjaar 2015 keerde de bestuurder zichzelf ook ruim € 745.000,- aan dividend uit. Van 2010-2013 leed de Holding jaarlijks verlies. In de daarop volgende jaren werd een beter resultaat gerealiseerd, maar dit was onvoldoende om het bestaande negatieve eigen vermogen te compenseren. In 2017 blijkt uit een financieel verslag over 2015 dat er twijfels bestaan over de continuïteit van de vennootschap. ABN AMRO beëindigt in mei 2017 de kredietfaciliteit van de Holding, vanwege een gebrek aan vertrouwen in de bestuurder. In oktober 2017 worden Repo en de drie werkmaatschappijen failliet verklaard, in januari 2018 volgt de Holding.

De vordering

De curator vordert onder meer een verklaring voor recht dat de bestuurder zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld, waardoor hij aansprakelijk is voor het boedeltekort. In 2016 heeft de Holding niet voldaan aan de publicatieplicht, waardoor wordt vermoed dat onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak van het faillissement is. Er worden daarnaast nog een aantal andere gedragingen van de bestuurder ten grondslag gelegd aan de stelling dat sprake is van onbehoorlijk bestuur. Zo leiden het in stand houden van de omvangrijke rekening-courantschuld, het ten laste van die rekening-courantrekening opnemen van een bedrag van ruim € 500.000,- voor risicovolle beleggingen en het uitkeren van een aanzienlijk bedrag aan dividend in 2015 volgens de curator ook los van het wettelijke bewijsvermoeden tot kennelijk onbehoorlijk bestuur. Geen redelijk denkend bestuurder zou onder dezelfde omstandigheden op deze wijze hebben gehandeld.

De beoordeling

Nu de bestuurder niet aan de publicatieplicht heeft voldaan, staat volgens de rechtbank vast dat de bestuurder zijn bestuurderstaak onbehoorlijk heeft vervuld. Het lukt de bestuurder niet om dit bewijsvermoeden te ontzenuwen. De rechtbank stelt daarnaast dat de bestuurder de Holding ook los van het overtreden van de publicatieplicht onbehoorlijk bestuurd heeft. De curator heeft namelijk een drietal andere gedragingen ten grondslag gelegd aan deze stelling en die gedragingen zijn tevens een belangrijke oorzaak geweest van het faillissement. Ondanks dat het al jaren niet goed ging met de Holding, is de openstaande rekening-courantvordering van ongeveer € 1.000.000,- gedurende de jaren niet gewijzigd. Totdat de Belastingdienst erom vroeg, waren er daarnaast geen afspraken gemaakt over terugbetaling, rente of zekerheden. Daarbij was de schuld in de loop van 2015 nog verder toegenomen, zodat de bestuurder in privé kon beleggen in risicovolle effecten. Volgens de rechtbank waren de belangen van de Holding hiermee niet gediend, zeker niet gezien de financiële situatie waarin zij verkeerde. De handelswijze van de bestuurder was dan ook onbegrijpelijk. Ook met het uitkeren van dividend in 2015 werden de belangen van de Holding niet gediend. Geen redelijk denkend bestuurder zou de handelingen onder deze omstandigheden hebben verricht, waardoor er sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur. De bestuurder wordt aansprakelijk gesteld voor het boedeltekort. De rechtbank oordeelt ook dat het dividendbesluit niet is genomen conform de statuten, waardoor dit besluit nietig wordt verklaard. Dat betekent dat de bestuurder de dividenduitkering onverschuldigd heeft ontvangen en moet terugbetalen.

Conclusie

In Nederland geldt een hoge drempel voor bestuurdersaansprakelijkheid. Als niet wordt voldaan aan de administratie- en/of publicatieplicht, staat vast dat sprake is van onbehoorlijk bestuur. Onbehoorlijk bestuur moet wel een belangrijke oorzaak zijn van het faillissement. Indien de administratie- en/of publicatieplicht zijn geschonden is het aan de bestuurder om aannemelijk te maken dat andere oorzaken het faillissement hebben veroorzaakt. Slaagt hij daarin, dan kan aansprakelijkheid voor het boedeltekort worden afgewend. Of sprake is van andere belangrijke oorzaken van het faillissement is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De rechter weegt alle feiten en omstandigheden af en plaatst deze in de juiste context. In deze zaak vond de rechter dat het laten voortbestaan (en oplopen) van een rekening-courantvordering en het verrichten van een dividenduitkering niet door de beugel konden, gelet op de slechte financiële positie van de Holding. De rechtbank vond dat de bestuurder zijn eigen belangen boven die van de Holding stelde. Het laten voortbestaan of verhogen van rekening-courantvorderingen kan dus tot problemen leiden. Dat geldt ook voor ongeoorloofde dividenduitkeringen. Een bestuurder dient zich daarvan tijdig bewust te zijn. Heeft u vragen over rekening-courantposities of twijfelt u over het doen van een dividenduitkering? Neem dan contact op met één van onze specialisten! Remco de Jong nieuw 1 [post_title] => Bestuurdersaansprakelijkheid vanwege dividenduitkeringen en een hoge rekening-courantschuld [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => bestuurdersaansprakelijkheid-vanwege-dividenduitkeringen-en-een-hoge-rekening-courantschuld [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-10-08 16:16:52 [post_modified_gmt] => 2024-10-08 14:16:52 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=43666 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 43668 [post_author] => 94 [post_date] => 2024-10-08 15:16:21 [post_date_gmt] => 2024-10-08 13:16:21 [post_content] => Op 4 oktober 2024 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) een belangrijke uitspraak gedaan in zaak C‑621/22, betreffende de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens door de KNLTB. Dit arrest verduidelijkt de toepassing van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) wanneer sportbonden persoonsgegevens van hun leden aan sponsoren verstrekken zonder expliciete toestemming van die leden.

Achtergrond van de zaak: de AP en de rechtbank Amsterdam

De kwestie ontstond toen de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) een boete uitschreef aan de Nederlandse tennisbond wegens ongeoorloofde verwerking van persoonsgegevens. De tennisbond deelde gegevens van 350.000 leden met sponsoren zoals TennisDirect en de Nederlandse Loterij voor commerciële doeleinden, zonder toestemming van de leden. De KNLTB verdedigde dit zich te beroepen op een "gerechtvaardigd belang" zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 sub f van de AVG. Volgens de AP kan direct marketing echter nooit als gerechtvaardigd belang worden beschouwd. De AP legde daarom de KNLTB een boete van 525.000 euro op. De KNLTB heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dat besluit bij de rechtbank Amsterdam. Daar draaide de discussie om de interpretatie van een gerechtvaardigd belang onder artikel 6 lid 1sub f van de AVG. De KNLTB stelde dat het delen van de gegevens was gebaseerd op een gerechtvaardigd belang, namelijk het versterken van de band tussen de KNLTB en haar leden en het bieden van meerwaarde aan het lidmaatschap. Daarbij betoogden zij dat elk belang in principe als gerechtvaardigd kan worden beschouwd, zonder dat dit uit een grondrecht of rechtsprincipe hoeft voort te komen, zolang het belang niet in strijd is met de wet.

Prejudiciële vragen van de rechtbank aan het HvJ EU

De rechtbank Amsterdam heeft naar aanleiding van de discussie over het gerechtvaardigd belang de volgende vragen aan het HvJ EU gesteld:
  • Op welke wijze moet de rechtbank de term 'gerechtvaardigd belang' interpreteren volgens artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder f) van de AVG?
  • Moet die term worden geïnterpreteerd zoals de AP het omschrijft? Betreft het alleen de belangen die wettelijk zijn vastgesteld?
  • Kan elk belang een gerechtvaardigd belang zijn zolang het niet wettelijk verboden is? Kan een puur commercieel belang, zoals het verstrekken van persoonsgegevens tegen betaling zonder toestemming, als een gerechtvaardigd belang worden gezien? Zo ja, welke omstandigheden bepalen dit?

Uitspraak van het HvJ EU: hoge bescherming en drie criteria

Het HvJ EU benadrukt dat de AVG tot doel heeft een hoog niveau van bescherming van de fundamentele vrijheden en rechten van natuurlijke personen te waarborgen. Vooral hun recht op privacy volgens artikel 8 van het Handvest en artikel 16 VWEU bij de verwerking van persoonsgegevens is in dit kader van belang. In zijn arrest bespreekt het HvJ EU drie criteria waaraan moet worden voldaan om van een gerechtvaardigd belang als rechtsgrond voor gegevensverwerking te kunnen spreken. Het HvJ EU heeft ervoor gekozen om specifieke verduidelijkingen toe te passen op deze zaak, zodat duidelijk wordt wat de antwoorden concreet betekenen voor de betrokken partijen:
  1. Behartiging van een gerechtvaardigd belang: Het HvJ EU benadrukt dat een commercieel belang, zoals het verkopen van persoonsgegevens aan sponsoren, als een gerechtvaardigd belang kan worden aangemerkt, mits het niet in strijd is met de wet.
  2. Noodzakelijkheid van de verwerking: De verwerking van persoonsgegevens moet strikt noodzakelijk zijn om het gerechtvaardigde belang te behartigen. Dit betekent dat de KNLTB moet kunnen aantonen dat er geen minder ingrijpende maatregelen beschikbaar zijn om hetzelfde doel te bereiken.
  3. Afweging van belangen: Het HvJ EU stelt dat de belangen en grondrechten van de betrokkenen (de leden) niet zwaarder mogen wegen dan het commerciële belang van de verwerkingsverantwoordelijke (de KNLTB). Hierbij moet gekeken worden naar de redelijke verwachtingen van de leden op het moment dat hun gegevens werden verzameld.

Concrete toets: is de verwerking noodzakelijk en weegt het zwaarder dan de belangen van de betrokkenen?

Hoewel een commercieel belang kan worden aangemerkt als een gerechtvaardigd belang blijft het de vraag of de gegevensverwerking door de KNLTB noodzakelijk was. Volgens het HvJ EU had de KNLTB het beoogde doel kunnen bereiken met alternatieve middelen die minder inbreuk zouden maken op de grondrechten en fundamentele vrijheden van betrokkenen. Het HvJ EU suggereerde bijvoorbeeld dat de KNLTB zijn leden vooraf zou kunnen informeren en hun toestemming zou kunnen vragen voor het delen van persoonsgegevens met derden voor reclame- of marketingdoeleinden. Deze suggestie maakt helaas niet duidelijk of de KNLTB ook had kunnen volstaan met alternatieve middelen die minder ingrijpend zijn maar waarbij de toestemming van de betrokkenen (conform artikel 6 lid 1 sub a AVG) niet wordt verkregen. De vraag blijft dus of dat de KNLTB inderdaad had moeten kiezen voor het verkrijgen van de toestemming van haar leden, als minst inbreukmakend alternatief. In de belangenafweging benadrukt het HvJ EU dat het aan de verwijzende rechter is om na te gaan of het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens zwaarder kan wegen dan het commerciële belang van de KNLTB. Daarbij is het van belang in hoeverre betrokkenen daadwerkelijk konden verwachten dat hun gegevens tegen betaling aan derden zouden worden verstrekt. De Nederlandse rechter zal alle omstandigheden van het geval moeten meenemen in haar beoordeling. Het HvJ EU wijst er in ieder geval op dat de verkoop van de gegevens aan TennisDirect meer voor de hand lagen dan de verkoop van de gegevens aan de Nederlandse Loterij. Het verstrekken van de gegevens aan de Nederlandse Loterij kan namelijk nadelige gevolgen hebben voor de leden omdat zij hierdoor blootgesteld kunnen worden aan de risico’s die gepaard gaan met gokverslaving.

Conclusie

Dit arrest van 4 oktober 2024 is een belangrijke herinnering voor alle verwerkingsverantwoordelijken om aan hun verplichtingen onder de AVG te voldoen. Het behalen van commercieel voordeel kan een gerechtvaardigd belang zijn, wat als verwerkingsgrond kan dienen maar vereist een zorgvuldige belangenafweging. Bovendien moet de gegevensverwerking noodzakelijk zijn. Organisaties moeten kritischer kijken naar hun verwerkingspraktijken en nauwlettend beoordelen in hoeverre ze persoonsgegevens kunnen delen zonder de privacy van betrokkenen te schenden. Het naleven van de AVG-vereisten is zowel van belang om sancties te voorkomen als om het vertrouwen van betrokkenen te behouden. Heb je vragen over de AVG of wil je eens sparren over de verwerking van persoonsgegevens binnen jouw organisatie, neem dan contact op met één van onze privacyspecialisten. Ralf Kerkhof 1 [post_title] => Een commercieel belang als gerechtvaardigd belang onder de AVG? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => een-commercieel-belang-als-gerechtvaardigd-belang-onder-de-avg [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-10-08 15:16:21 [post_modified_gmt] => 2024-10-08 13:16:21 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=43668 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 43637 [post_author] => 6 [post_date] => 2024-09-19 11:17:00 [post_date_gmt] => 2024-09-19 09:17:00 [post_content] => De Europese Unie wil met haar digitale strategie ervoor zorgen dat zowel mensen als bedrijven optimaal profiteren van de digitale technologie die ons leven ingrijpend verandert. Deze strategie omvat meer dan honderd verschillende soorten wet- en regelgeving, die nieuw zijn, herzien of al bestaan. Deze regels hebben impact op vrijwel elke sector en elk bedrijf binnen de EU. Bedrijven ontkomen tegenwoordig niet meer aan onderwerpen zoals privacy en cybersecurity. Hieronder volgt een kort overzicht van de meest relevante regelgeving in het kader van de ‘digital decade’-strategie van de EU. Digital Decade

Artificial Intelligence Act (AIA)

  • Kern: Reguleert AI-systemen door risico’s te beoordelen van ‘minimaal risico’ tot ‘onaanvaardbaar risico’. Strenge regels voor hoog-risico toepassingen zoals gezichtsherkenning en medische apparaten.
  • Doelgroep: Ontwikkelaars, verkopers, importeurs en gebruikers van AI-systemen in sectoren zoals gezondheidszorg, transport en overheid.
  • Status: Van kracht sinds 2 augustus 2024. Gefaseerde verplichtingen: 6 maanden (verboden systemen), 12 maanden (GPAI), 24 maanden (hoog-risico Annex III).

Digital Services Act (DSA)

  • Kern: Zorgt voor een veiligere online omgeving door platformen verantwoordelijk te houden voor schadelijke inhoud en reguleert online marktplaatsen.
  • Doelgroep: Online platformen (zoals sociale media en e-commerce websites) en consumenten.
  • Status: Van kracht sinds 16 november 2022. Voor ‘erg grote platformen’ en zoekmachines al langer van kracht. Voor kleinere platformen sinds 17 februari 2024.
Zie hierbij de DSA flowchart. Zie hierbij de DSA ACM blog.

European Accessibility Act

  • Kern: Stelt eisen aan de toegankelijkheid van producten en diensten (zoals smartphones, websites, geldautomaten en e-commerce) voor mensen met een handicap.
  • Doelgroep: Bedrijven die digitale producten en diensten aanbieden en gebruikers met een handicap.
  • Status: Van kracht sinds juni 2022. Nationale wetgeving uiterlijk aan te passen op 28 juni 2025.

Data Act

  • Kern: Bevordert eerlijke toegang tot en gebruik van (vooral niet-persoonlijke) data, tussen bedrijven en overheden, wat innovatie stimuleert.
  • Doelgroep: Bedrijven die data verzamelen, delen of gebruiken, evenals overheden en consumenten.
  • Status: Van kracht sinds 11 januari 2024. Verplichtingen van kracht vanaf 12 september 2025.

NIS2 Directive

  • Kern: Verbetering van de cyberveiligheid in essentiële sectoren door striktere beveiligingsvereisten voor bedrijven en overheidsinstanties.
  • Doelgroep: Kritieke infrastructuursectoren zoals energie, transport, gezondheidszorg en digitale dienstverleners.
  • Status: Van kracht sinds 16 januari 2023. Om te zetten in nationale regelgeving voor 18 oktober 2024. Op dit moment is van de Cyberveiligheidswet alleen een ontwerptekst beschikbaar.

General Data Protection Regulation  (GDPR) (in Nederland bekend als de AVG)

  • Kern: Beschermt persoonsgegevens met strenge regels over het verzamelen, verwerken en bewaren van data binnen de EU.
  • Doelgroep: Alle organisaties die persoonsgegevens verwerken, waaronder bedrijven, overheden en non-profitorganisaties.
  • Status: Van kracht sinds 2018.

Data Governance Act

  • Kern: Creëert een raamwerk voor datadeling en -beheer, gericht op het verbeteren van transparantie en vertrouwen in data-uitwisselingssystemen.
  • Doelgroep: Overheidsinstanties, bedrijven en data-bemiddelingsdiensten.
  • Status: Van kracht sinds 2023.

Open Data Directive

  • Kern: Stimuleert innovatie en economische groei door overheidsdata open te stellen voor hergebruik.
  • Doelgroep: Overheden, publieke instellingen en bedrijven die overheidsdata gebruiken.
  • Status: Van kracht sinds 2021 en in Nederland omgezet in de Wet Open Overheid.

Product Liability Directive

  • Kern: Richt zich op de aansprakelijkheid van producenten voor schade door gebrekkige producten, met speciale aandacht voor technologische ontwikkelingen zoals slimme producten en AI.
  • Doelgroep: Fabrikanten van consumentengoederen, inclusief AI-gedreven producten.
  • Status: Voorstel voor herziening gepresenteerd in september 2022, de onderhandelingen lopen nog.
Andere relevante regelgeving in de ‘Digital Decade Package’ zijn: Van AI tot datagebruik en van cybersecurity tot consumentenbescherming, de EU's 'digital decade'-strategie legt een breed scala aan regelgeving op die elke sector raakt. Bedrijven moeten (bij voorkeur proactief) inspelen op deze veranderingen om boetes te vermijden en hun digitale strategieën te versterken. Heeft u vragen over de impact van deze regelgeving op uw organisatie of wilt u weten hoe uw bedrijf zich kan voorbereiden op de naleving ervan? Neem dan contact op met Jos van der Wijst. Jos van der Wijst [post_title] => Digital decade-regelgeving raakt ieder bedrijf [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => digital-decade-regelgeving-raakt-ieder-bedrijf [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-02-17 14:29:30 [post_modified_gmt] => 2025-02-17 13:29:30 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=43637 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 43507 [post_author] => 86 [post_date] => 2024-09-11 11:09:11 [post_date_gmt] => 2024-09-11 09:09:11 [post_content] => Elke overeenkomst bestaat in wezen uit een selectie van woorden die een intentie tussen partijen definiëren en reguleren. Soms worden deze woorden gebruikt zonder dat zorgvuldig wordt nagedacht over de exacte betekenis en de eventuele gevolgen van de woordkeuze. Echter, het belang van een zorgvuldige overweging van de onderliggende betekenis van elk van deze woorden werd opnieuw bevestigd door de rechtbank in Rotterdam in de zaak tegen Harbour Antibodies c.s. (“Harbour”) en Erasmus MC (“Erasmus”). De identiteit van eiser is onbekend en wordt hierna aangeduid als “Eiser”.

Achtergrond

De Eiser en Erasmus hebben gezamenlijk een platform ontwikkeld voor de productie van antilichamen voor medische toepassingen. De antilichamen zijn bedoeld om te worden ontleend aan niet-menselijke zoogdieren en meer in het bijzonder van muizen. Dit platform is in de Verenigde Staten geoctrooieerd door middel van een aantal werkwijze van octrooien, die destijds werden ingediend op naam van Erasmus en/of Eiser. Erasmus en Eiser hebben een exclusieve licentie verleend aan Harbour, die later werd overgenomen door HBM Holdings Ltd. (“HBM”), om de geoctrooieerde methode verder te ontwikkelen, exploiteren en gebruiken. De licentie gaf in het bijzonder aan dat de methode moest worden gebruikt voor de ontlening van antilichamen aan transgene muizen.

Het geschil

Ten eerste was er een geschil tussen de partijen over de vraag of de term “muizen”, zoals gebruikt in de licentie, beperkt is tot alleen muizen of dat deze ook andere knaagdieren zoals ratten omvat. De Eiser betoogde dat de term “muizen” beperkt is tot alleen muizen en zocht bevestiging van de rechtbank voor deze interpretatie van “muizen”. Daarentegen betoogde Harbour dat de term “muizen” ook ratten zou moeten omvatten, en dat de licentie hen dus het recht zou geven om naast muizen ook antilichamen van ratten af te leiden. Ten tweede was er een geschil over de vraag of Harbour was toegestaan om de verleende octrooien te handhaven tegen een derde partij die inbreuk maakt op de octrooien door gebruik te maken van ratten. Dus zelfs als de licentieovereenkomst beperkt zou zijn tot het gebruik van muizen, zou Harbour toegestaan zijn om het octrooi te handhaven op basis van de in de octrooien beschermde toepassingen of alleen zoals bepaald in de licentie.

Interpretatie van de term “muizen”

Bij de interpretatie van de term “muizen” gebruikte de rechtbank de Haviltex-criterium. Dit criterium houdt in dat men bij de uitleg van een overeenkomst niet alleen rekening moet houden met de taalkundige betekenis van de tekst, maar dat ook gekeken moet worden naar de betekenis die partijen – gelet op de omstandigheden van het geval – aan die tekst mochten toekennen, wat zij daarbij over en weer van elkaar mochten verwachten. In dit geval was van belang dat de partijen professionele partijen zijn die werden bijgestaan door advocaten. Bovendien werden er verschillende conceptovereenkomsten uitgewisseld voordat de overeenkomst werd gesloten. En ten slotte waren er grote financiële belangen verbonden aan de overeenkomst. Daarom oordeelde de rechtbank dat de taalkundige betekenis die aan het gekozen woord in de overeenkomst wordt gehecht, groot gewicht draagt. De rechtbank merkte op dat, hoewel de octrooien betrekking hebben op het gebruik van niet-menselijke zoogdieren, in het bijzonder knaagdieren en meer specifiek, muizen, de licentieovereenkomst uitsluitend “muizen” vermeldt. Daarom kan de bewoording in de licentieovereenkomst alleen worden geïnterpreteerd dat de licentie bedoeld is voor het gebruik van transgene muizen, en niet voor andere knaagdieren, waaronder ratten. Daarnaast verklaarde Erasmus dat op het moment van het sluiten van de licentie, muizen het meest haalbare en winstgevende zoogdier waren om de methode op toe te passen. Echter, hoewel de licentieovereenkomst “muizen” vermeldt, is de licentie bedoeld voor de volledige reikwijdte van de octrooien, die ook andere knaagdieren en dus ratten omvat. De rechtbank oordeelde dat als muizen het meest winstgevende en haalbare zoogdier waren om op het moment van het sluiten van de licentie te gebruiken, het logisch is dat de licentie beperkt is tot het gebruik van muizen.

Handhaving van de octrooien

De licentieovereenkomst bepaalt dat Harbour de octrooien mag handhaven tegen derden die inbreuk maken op de octrooien. Echter, hoewel de licentieovereenkomst beperkt is tot het gebruik van muizen, bevat de handhavingsbepaling in de overeenkomst geen beperking van inbreukmakende toepassingen. Dienovereenkomstig kan worden begrepen dat de octrooien in hun geheel mogen worden gehandhaafd door Harbour. Dit omvat het handhaven van de octrooien tegen partijen die antilichamen ontleend aan ratten.

De beslissing

De rechtbank oordeelde dat uit de intentie tussen de partijen en de woorden die in de licentieovereenkomst zijn gebruikt, duidelijk blijkt dat de licentieovereenkomst slechts is verleend voor het gebruik van muizen. Harbour zou dus niet toegestaan zijn om de geoctrooieerde methode voor ratten te gebruiken. Echter, aangezien de licentieovereenkomst de handhavingscapaciteit van Harbour niet beperkte tot inbreukmakende toepassingen van muizen, is Harbour toegestaan om de verleende octrooien te handhaven tegen derden die ratten of andere niet-menselijke zoogdieren gebruiken.

Conclusie

Deze beslissing bevestigt opnieuw dat de rechtbank niet alleen waarde hecht aan de letter van de overeenkomst, maar ook kijkt naar de betekenis die partijen mochten toekennen, gelet op de gegeven omstandigheden van het geval. Heeft u vragen over octrooien en bijbehorende licenties? Neem contact op met een van onze specialisten. Hierbij de Engelse versie. Magdaleen Jooste 3 [post_title] => De termen die in overeenkomsten worden gebruikt, bepalen wederom de reikwijdte van de overeenkomst [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => de-termen-die-in-overeenkomsten-worden-gebruikt-bepalen-wederom-de-reikwijdte-van-de-overeenkomst [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-09-11 11:19:48 [post_modified_gmt] => 2024-09-11 09:19:48 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=43507 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 43499 [post_author] => 19 [post_date] => 2024-09-09 15:34:41 [post_date_gmt] => 2024-09-09 13:34:41 [post_content] =>

Inleiding

Staatsraad advocaat-generaal Snijders is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) gevraagd een conclusie uit te brengen over de gevolgen van een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel wanneer een toezegging is gedaan door een bestuursorgaan die niet kan worden nagekomen doordat er zwaarder wegende belangen zijn. Een conclusie is een juridisch advies aan de Afdeling. Door de uitgebreide onderbouwing en motivering kan een conclusie bijdragen aan de rechtsontwikkeling. De ABRvS is niet gebonden aan de conclusie, maar het kan de Afdeling helpen om tot een uitspraak te komen in de concrete zaak.

Vertrouwensbeginsel en dispositieschade

Het vertrouwensbeginsel houdt in dat een burger erop moet kunnen vertrouwen dat een toezegging gedaan door een bestuursorgaan ook wordt nageleefd. Wanneer een burger gerechtvaardigd heeft vertrouwd op een toezegging van een bestuursorgaan, maar het bestuursorgaan het vertrouwen niet honoreert omdat er zwaarder wegende belangen zijn, kan het zijn dat de burger schade lijdt. Deze schade wordt dispositieschade genoemd. Als grondslag voor schadevergoeding bij dispositieschade wordt in de huidige rechtspraak vaak naar het vertrouwensbeginsel in combinatie met het evenredigheidsbeginsel verwezen. In 2019 heeft de Afdeling, ook na het vragen van een conclusie, een stappenplan uiteengezet voor de toepassing van het vertrouwensbeginsel. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat er een toezegging is gedaan die kan worden toegerekend aan het bestuursorgaan. Indien het beroep geslaagd is moet er voor de gevolgen een belangenafweging plaatsvinden. Er dient te worden gekeken naar de naleving van de wet, de algemene belangen, de belangen van derden en het belang bij het honoreren van de toezegging. Er kan voor het bestuursorgaan een verplichting ontstaan om schade te vergoeden.

Aanleiding voor de conclusie

Bij de Afdeling loopt een zaak over een ingetrokken bouwvergunning. De bouwvergunning is verleend in 2002, daarna is er echter nooit gestart met de bouwwerkzaamheden. In 2017 werd het perceel door een man gekocht nadat hij had geïnformeerd naar de geldigheid van de vergunning. De gemeente heeft hem vervolgens de vergunning toegestuurd en medegedeeld dat op grond van de vergunning gebouwd mocht worden. Tot halverwege 2020 werd er gebouwd, kort daarna is de vergunning ingetrokken door het gemeentebestuur. Bij de rechtbank stelde de man dat er namens de gemeente gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat hij op grond van de vergunning kon bouwen. Op grond van dit vertrouwen heeft hij het perceel gekocht en uitgaven gedaan om de bouw te realiseren. De rechtbank heeft de man in het gelijk gesteld. Er was volgens de rechtbank sprake van gerechtvaardigd toerekenbaar vertrouwen dat de vergunning niet zou worden ingetrokken. Tegen deze uitspraak is de gemeente in hoger beroep gegaan.

De vraag van de ABRvS

De Afdeling heeft de staatsraad advocaat-generaal Snijders gevraagd te adviseren wanneer schadevergoeding dient te worden betaald en wat de omvang hiervan zou moeten zijn. Ook is hem gevraagd in te gaan op de mogelijke grondslagen voor schadevergoeding, hoe de omvang van de schade en vergoeding kan worden bepaald en de normatieve afwegingen en gezichtspunten die een rol spelen.

De conclusie

Het advies van de advocaat-generaal bevat de volgende punten:
  • Als grondslag voor schadevergoeding bij dispositieschade moet uitsluitend het vertrouwensbeginsel worden gehanteerd. Het vertrouwensbeginsel moet niet worden gecombineerd met het evenredigheidsbeginsel als grondslag. Het evenredigheidsbeginsel is minder geschikt als grondslag en zorgt niet voor meer duidelijkheid of begrijpelijkheid.
  • Dispositieschade moet volledig worden vergoed. Het gaat dan dus om de schade die belanghebbende lijdt door dat hij gebaseerd op het vertrouwen een bepaalde gedragslijn heeft gekozen. Hierdoor lijdt hij schade die niet zou zijn ontstaan was er geen vertrouwen gewekt.
  • Geen vergoeding van positief belang. Vergoeding van positief belang zou betekenen dat de belanghebbende financieel gezien in de positie zou worden gebracht dat de toezegging wel zou zijn nagekomen, bijvoorbeeld door de verwachte inkomsten te vergoeden.
  • Het is niet van belang of het bestuursorgaan kan worden verweten dat er ten onrechte vertrouwen is gewekt.
  • De gewone schadevergoedingsregels zijn in beginsel van toepassing om de omvang van de dispositieschade vast te stellen.

Concluderend

Belangrijk om mee te nemen uit de conclusie is dat volgens de staatsraad dispositieschade volledig dient te worden vergoed en dat de grondslag hiervoor uitsluitend het vertrouwensbeginsel is. Indien de Afdeling dit advies volgt, betekent dat dat de huidige lijn in de rechtspraak om ook het evenredigheidsbeginsel als grondslag te gebruiken zal worden verlaten. De conclusie van staatsraad advocaat-generaal Snijders is niet bindend voor de Afdeling, maar zal wel zwaar wegen. Voor de concrete zaak concludeert de staatsraad dat er sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen en dat de man dus aanspraak kan maken op de geleden dispositieschade. De betrokken partijen krijgen de gelegenheid om op de conclusie te reageren, daarna zal de Afdeling uitspraak doen in de zaak. Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne. Rutger Boogers [post_title] => Conclusie staatsraad advocaat-generaal Snijders over dispositieschade [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => conclusie-staatsraad-advocaat-generaal-snijders-over-dispositieschade [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-09-09 15:42:19 [post_modified_gmt] => 2024-09-09 13:42:19 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=43499 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 43488 [post_author] => 19 [post_date] => 2024-09-05 16:24:07 [post_date_gmt] => 2024-09-05 14:24:07 [post_content] =>

Inleiding

Voor de maand augustus bespreken wij weer een aantal belangrijke uitspraken gedaan onder de Omgevingswet. Onder andere aan bod komen enkele overgangsrechtelijke uitspraken, verschillende inhoudelijke uitspraken over de buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) en een duidelijk praktijkvoorbeeld van de ‘knip’ onder de Omgevingswet.

Overgangsrecht

  • Overgangsrecht bij de inhoudelijke beoordeling van een ingetrokken bestuurlijke sanctie [ECLI:NL:RBZWB:2024:5402]
Deze zaak draait om beroep dat is ingesteld tegen een besluit van het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland. Het besluit zag op het onmiddellijk toepassen van spoedeisende bestuursdwang, met als doel dat de werkzaamheden met onmiddellijke ingang stil moesten worden gelegd. De sanctie is daarna ingetrokken en de werkzaamheden zijn succesvol afgerond. De eisers hebben echter procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van de handhavingssanctie omdat zij schade hebben geleden als gevolg. De bestuurlijke sanctie is opgelegd vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet, maar ook vóór 1 januari 2024 weer ingetrokken. Onder het overgangsrecht is bepaald dat oude recht van toepassing is totdat een beschikking is ingetrokken. In deze zaak is echter procesbelang vastgesteld voor een inhoudelijke beoordeling van het besluit, omdat op het besluit het oude recht van toepassing is volgt de rechtbank ook voor de inhoudelijke beoordeling het oude recht. In deze uitspraak wordt duidelijk hoe regels uit het tijdelijke deel van het omgevingsplan geïnterpreteerd moeten worden wanneer ze niet helemaal duidelijk zijn. Vaste jurisprudentie van vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt hiervoor gevolgd. Hieruit volgt dat wanneer een planregel niet helemaal duidelijk is, er gekeken dient te worden naar de samenhang met de andere planregels en moet worden beoordeeld of de regel dan wel duidelijk is.

Inhoudelijk

Uit artikel 16.55, zevende lid, van de Omgevingswet volgt dat participatie bij omgevingsvergunningen voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) in beginsel vrijwillig is, maar dat de gemeenteraad gevallen kan aanwijzen waarbij participatie verplicht is. In deze zaak is dit het geval, de gemeenteraad van Amsterdam heeft namelijk bepaald dat voor alle BOPA omgevingsvergunningen participatie verplicht is. Verzoekster in de zaak stelt dat er onvoldoende participatie was bij de verlening van een vergunning waartegen zij bezwaar had ingediend. De voorzieningenrechter oordeelt daarover het volgende. Wanneer participatie verplicht is moet dit enige betekenis hebben om daadwerkelijk zinvol te zijn. Wat er in redelijkheid mag worden verwacht bij participatie is afhankelijk van de aard van het project en de impact die het project op de omgeving heeft. De beoordeling of er voldoende participatie is ligt volgens de voorzieningenrechter in de eerste plaats bij het college van burgemeester en wethouders. In dit geval heeft het college volgens de voorzieningenrechter in redelijkheid kunnen beslissen dat er sprake is van voldoende participatie. Er was een participatieplan, er is contact gezocht met omwonenden en verzoekster is op de hoogte gesteld. Daarnaast is van belang dat participatie niet betekent dat de participant gelijk krijgt. Wanneer een besluit wordt genomen op grond van de Omgevingswet mag er altijd gebruik worden gemaakt van onderzoeksgegevens die minder dan 2 jaar oud zijn, als onderzoekgegevens ouder dan 2 jaar zijn dient te worden onderbouwd dat de gegevens actueel zijn, dit volgt uit artikel 16.5 Omgevingswet. Verzoekers in deze zaak stellen dat er geen gebruik had mogen worden gemaakt van een bodemonderzoek uit 2019, dit onderzoek is ten grondslag gelegd aan het besluit waartegen verzoekers een voorlopige voorziening hebben gevraagd. Het college van burgemeester en wethouders stelt dat de gegevens uit het rapport voldoende actueel zijn en dat dit dus wel is toegestaan op grond van artikel 16.5, tweede lid, van de Omgevingswet. De voorzieningenrechter oordeelt dat het enkele feit dat het bodemonderzoek al 5 jaar oud is niet betekent dat het niet gebruikt had mogen worden, het college heeft ter zitting namelijk voldoende overtuigend beredeneerd dat de onderzoeksgegevens voldoende actueel zijn. In deze zaak gaat het om een mevrouw die een omgevingsvergunning heeft aangevraagd voor het plaatsen van kozijnen in een zijgevel. Deze aanvraag is echter niet behandeling genomen omdat er op grond van de Omgevingswet géén omgevingsvergunning vereist is. Het oordeel dat er geen vergunningplicht is moet worden gezien als een besluit, wat betekent dat het ook vatbaar is voor bezwaar en beroep. De rechtbank oordeelt dat dit besluit moet worden gepubliceerd op grond van artikel 16.64a, lid 1, van de Omgevingswet. Dit zorgt namelijk voor rechtszekerheid en maakt het mogelijk ook voor derde-belanghebbenden om een rechtsmiddel aan te wenden. Onder de Omgevingswet wordt er bij het bouwen van een bouwwerk onderscheid gemaakt tussen een technisch aspect en een ruimtelijk aspect. Dit wordt de ‘knip’ genoemd. Voor het technische deel kan een bouwtechnische omgevingsvergunning zijn vereist, voor het ruimtelijke deel kan een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit vereist zijn. In deze zaak draait het om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA). Omdat het enkel gaat om een BOPA betekent dit dat er niet getoetst hoeft te worden of ook aan technische eisen is voldaan, er dient alleen te worden gekeken of er sprake is van een evenwichtige toedeling aan locaties (dus toetsing van het ruimtelijke aspect). Het beroep van appellanten dat doelt op het niet voldoen aan technische eisen valt dus volgens de voorzieningenrechter niet onder het besluit. Deze zaak draait om een verleende omgevingsvergunning waartegen verzoeker een voorlopige voorziening tot schorsing heeft ingediend. Verzoeker betoogt onder andere dat niet is gebleken dat er onderzoek is gedaan naar alternatieve locaties voordat de vergunning is verleend. De voorzieningenrechter oordeelt hierover dat op grond van vaste rechtspraak geldt dat wanneer een project op zichzelf aanvaardbaar is, het bestaan van alternatieven alleen tot het onthouden van medewerking dwingt indien vooraf blijkt dat het alternatief een gelijkwaardig resultaat behaalt met aanzienlijk minder bezwaren. De voorzieningenrechter verklaart hierbij de vaste rechtspraak gebaseerd op het oude recht (de Wabo) onverkort van toepassing onder de Omgevingswet. Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne. Rutger Boogers [post_title] => Jurisprudentieoverzicht achtste maand Omgevingswet [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => jurisprudentieoverzicht-achtste-maand-omgevingswet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-09-05 16:24:07 [post_modified_gmt] => 2024-09-05 14:24:07 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=43488 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 43475 [post_author] => 78 [post_date] => 2024-09-02 10:10:15 [post_date_gmt] => 2024-09-02 08:10:15 [post_content] => Muziekuitgeverij Violent Publishing raakte in een geschil met een van haar artiesten, over de vraag of de artiest de overeenkomsten met de uitgeverij mocht beëindigen. Voor zowel uitgevers als artiesten die hun rechten willen beschermen en exploiteren is het goed om de beslissing in deze zaak te kennen.

Wat is er gebeurd?

Meer dan twintig jaar geleden sloot de artiest drie overeenkomsten met Violent Publishing voor de exploitatie van zijn muziek. Het gaat hier om overeenkomsten om de muziek uit te mogen uitgeven voor onbepaalde tijd, zogenaamde duurovereenkomsten. Dit betekende in dit geval dat de uitgeverij het recht kreeg om de muziek van de artiest te promoten en te verkopen, in ruil voor een vergoeding. Echter, na twee decennia vond de artiest dat de uitgeverij niet voldeed aan haar verplichtingen. Hij beweerde dat Violent Publishing onvoldoende had gedaan om zijn muziek te exploiteren en besloot de overeenkomsten te beëindigen. Dit leidde tot een conflict. De uitgeverij vond dat er geen reden was voor beëindiging, omdat zij naar eigen zeggen haar werk goed had gedaan. Beide partijen stapten naar de rechter en eisten een uitspraak over de vraag of de beëindiging van de overeenkomsten wel of niet rechtsgeldig was.

De uitspraak van de rechtbank

De rechtbank in Den Haag moest beslissen of de artiest de overeenkomsten daadwerkelijk kon beëindigen. Er waren twee belangrijke punten in het geschil: de ontbinding en de opzegging van de overeenkomsten.
  1. Ontbinding: De rechtbank oordeelde dat de artiest de overeenkomsten niet kon ontbinden. Er was namelijk geen bewijs dat Violent Publishing onvoldoende had gedaan om zijn muziek te promoten en te verkopen. Bovendien had de artiest de uitgeverij niet officieel in gebreke gesteld, wat een vereiste is om een overeenkomst te ontbinden vanwege een tekortkoming.
  2. Opzegging: Hier komt het interessante deel. De rechtbank oordeelde dat de artiest de overeenkomsten wèl mocht opzeggen. Dit was gebaseerd op een eerder arrest van de Hoge Raad, bekend als het Nanada/Golden Earring-arrest. Hieruit blijkt dat muziekuitgave-overeenkomsten voor onbepaalde tijd in principe opzegbaar zijn, zelfs als deze overeenkomsten lijken op een definitieve overdracht van rechten. De rechtbank stelde dat de overdracht van muziekuitgaverechten weliswaar permanent lijkt, maar dat dit niet in de weg staat van een opzegging; de rechten kunnen immers weer terug worden overgedragen.

Conclusie: belang voor de muziekindustrie

Deze uitspraak is belangrijk omdat het voor het eerst sinds het Nanada/Golden Earring-arrest is dat een artiest met succes een muziek-exploitatieovereenkomst heeft kunnen opzeggen. Voor artiesten en uitgevers betekent dit dat het afsluiten van een overeenkomst voor de exploitatie van muziek niet altijd voor eeuwig bindend is. Er bestaat een mogelijkheid tot opzegging, zelfs na een lange tijd, wat artiesten meer controle geeft over hun eigen werk. Voor uitgevers is het belangrijker om proactief en transparant te zijn in de exploitatie van artiestenrechten om mogelijke geschillen en opzeggingen te voorkomen. Voor zowel uitgevers als artiesten is het goed om te begrijpen dat, hoewel het moeilijk kan zijn om een overeenkomst te ontbinden zonder duidelijke tekortkoming, het opzeggen van een overeenkomst onder bepaalde omstandigheden wel mogelijk is. Heb je naar aanleiding van bovenstaande vragen? Neem contact op met onze specialisten! [post_title] => Muziekrechten en duurovereenkomsten: een rechtszaak tussen uitgeverij en artiest [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => muziekrechten-en-duurovereenkomsten-een-rechtszaak-tussen-uitgeverij-en-artiest [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-05-01 09:48:45 [post_modified_gmt] => 2025-05-01 07:48:45 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=43475 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 43445 [post_author] => 94 [post_date] => 2024-08-26 16:32:38 [post_date_gmt] => 2024-08-26 14:32:38 [post_content] => Op 26 augustus 2024 heeft de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) een recordboete van 290 miljoen euro opgelegd aan Uber vanwege het gedurende 2 jaar onrechtmatig doorgeven van persoonsgegevens van Europese taxichauffeurs naar de Verenigde Staten (VS) zonder de vereiste beschermingsmaatregelen. Onder de gegevens bevonden zich onder meer locatiegegevens, betaalgegevens, identiteitsbewijzen en in sommige gevallen ook strafrechtelijke en medische gegevens. De recordboete benadrukt de strikte eisen van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en de risico’s die bedrijven lopen bij internationale gegevensdoorvoer.

Betrokkenheid van derde landen

Op grond van de AVG is het verboden dat persoonsgegevens naar derde landen buiten de Europese Economische Ruimte (EER) over te dragen, tenzij er een adequaat beschermingsniveau is. De VS had geen adequaatheidsbesluit na de ongeldigverklaring van het EU-VS Privacy Shield. - Inmiddels geldt het adequaatheidsbesluit voor de Verenigde Staten (voor organisaties die meedoen aan het Data Privacy Framework). - Voor doorgifte van persoonsgegevens aan een Amerikaanse partij als Uber moest gebruik worden gemaakt van passende waarborgen, zoals een modelcontract dat door de Europese Commissie is vastgesteld of binding corporate rules (BCR). In het geval van Uber werd vastgesteld dat deze waarborgen niet waren toegepast.

Waar moet een bedrijf op letten bij doorgifte van persoonsgegevens?

De recordboete van Uber leert ons dat bedrijven die betrokken zijn bij de doorgifte van persoonsgegevens naar derde landen actie moeten ondernemen. Dit houdt in dat zij:
  • Een grondige beoordeling van hun huidige gegevensverwerkingen moeten uitvoeren om te identificeren welke persoonsgegevens internationaal worden doorgegeven, BG Legal kan u hierbij helpen met de AVG-compliance check of AVG Startpakket.
  • Moeten bepalen of er adequaatheidsbesluiten bestaan voor de betrokken derde landen dan wel bedrijven en, indien dit niet het geval is, passende waarborgen opzetten.
  • Juridische en technische maatregelen nemen om de persoonsgegevens te beschermen, zoals het implementeren van modelcontracten of gedragscodes.
  • Educatie en training aanbieden aan het personeel omtrent de AVG en de verplichtingen die voortvloeien uit deze regelgeving.
  • Instructies en richtlijnen opstellen die voldoen aan de AVG voor alle medewerkers die betrokken zijn bij het verwerken van persoonsgegevens.
BG.Legal is beschikbaar voor het geven van trainingen en presentaties inzake de toepassing en naleving van de AVG.

Conclusie

De recordboete van 290 miljoen euro aan Uber door de Autoriteit Persoonsgegevens benadrukt de noodzaak van strikte naleving van de AVG, met name met betrekking tot de internationale doorgifte van persoonsgegevens. Het feit dat Uber geen gebruik heeft gemaakt van een geldig doorgifte-instrument toont aan dat bedrijven scherp moeten zijn in hun verplichtingen onder de AVG. Deze zaak zal ongetwijfeld dienen als een precedent en een waarschuwing voor andere organisaties die internationaal opereren en persoonsgegevens van Europese burgers verwerken.

Heeft u vragen?

Heeft uw bedrijf vragen over de AVG-naleving of wilt u weten hoe u de risico’s bij internationale gegevensdoorvoer kunt minimaliseren? Neem dan contact op met BG.Legal. Onze advocaten gespecialiseerd in het privacyrecht staan klaar om u te helpen bij het navigeren door deze complexe regelgeving en uw organisatie compliant te maken. Ralf Kerkhof [post_title] => Uber ontvangt recordboete van €290 miljoen van de Autoriteit Persoonsgegevens [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => uber-ontvangt-recordboete-van-e290-miljoen-van-de-autoriteit-persoonsgegevens [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-08-26 16:47:40 [post_modified_gmt] => 2024-08-26 14:47:40 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=43445 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 43355 [post_author] => 19 [post_date] => 2024-08-26 11:10:20 [post_date_gmt] => 2024-08-26 09:10:20 [post_content] =>

Inleiding

Ook voor de maand juli bespreken wij weer een aantal uitspraken van de afgelopen weken. Onder andere aan bod gekomen zijn uitspraken over de rechterlijke toetsing van een omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit en het overgangsrecht van handhavingsbesluiten waarvoor de ABRvS een stroomschema heeft gepubliceerd. Ook schreven wij eerder een blog over de eerste uitspraak over concreet zicht op legalisering onder de Omgevingswet.

Overgangsrecht

  • Overgangsrecht handhavingsbesluiten [ECLI:NL:RVS:2024:2645]Met het oog op de rechtsvorming en de rechtspraktijk heeft de Afdeling in deze uitspraak veelvoorkomende situaties uiteengezet waarvoor extra uitleg gewenst is over het overgangsrecht van de artikelen 4.22 en 4.23 Invoeringswet Omgevingswet (handhavingszaken). Onder andere de situatie wanneer een materiële normstelling na 1 januari 2024 is gewijzigd en de situatie wanneer er concreet zicht is op legalisatie komen aan bod. Een stroomschema is gepubliceerd waarin het overgangsrecht voor handhavingsbesluiten is uitgewerkt. Daarnaast is de Afdeling in deze uitspraak ingegaan op ex tunc toetsing van handhavingsbesluiten in bezwaar in relatie tot de Omgevingswet. Wanneer er een nieuw besluit moet worden genomen op bezwaar is in beginsel het oude recht van toepassing als de bestuurlijke sanctie is opgelegd vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
  • Toetsing overtreding onder oud recht én onder de Omgevingswet [ECLI:NL:RBOBR:2024:3341]In ECLI:NL:RVS:2024:2645 (hierboven besproken) bevestigt de Afdeling ook dat wanneer oud recht op een zaak van toepassing is, er alsnog getoetst moet worden of er onder het nieuwe recht ook sprake is van een overtreding. Indien er onder het nieuw recht geen sprake is van een overtreding betekent dit dat handhavend optreden onevenredig is en dat het bestuursorgaan het primaire besluit moet herroepen. Dit is in deze uitspraak van 15 juli dan ook getoetst door de Rechtbank Oost-Brabant. Het gaat hier om de toets of een kassa-unit bij een parkeerterrein onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) en Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) (oud recht) vergunningvrij kan worden gerealiseerd, daarnaast wordt er dus gekeken hoe dit zit onder de Omgevingswet. Onder het oude recht is de kassa-unit géén vergunningvrij bouwwerk, en ook onder de Omgevingswet is dit het geval.
  • Geen zorgplichten Omgevingswet indien overgangsrecht van toepassing is [ECLI:NL:RBNHO:2024:7505] Deze uitspraak ziet op een geschil waarop volgens het overgangsrecht het oude recht van toepassing is, omdat het gaat om een aanvraag voor een natuurvergunning die vóór 1 januari 2024 is ingediend. Ter zitting stellen eisers dat er strijd is met specifieke geldende zorgplichten die onder de Omgevingswet gelden. De rechtbank oordeelt echter dat de zorgplichten van de Omgevingswet niet gelden omdat het oude recht van toepassing is, de zorgplichten onder de Omgevingswet zijn hierdoor ook niet van toepassing.

Inhoudelijk

  • Omgevingsvergunningvrij [ECLI:NL:RBNHO:2024:6906]In deze zaak gaat het om een verleende omgevingsvergunning om een mestsilo te bouwen. In het geding is of de mestsilo vergunningvrij gebouwd kan worden. Volgens de voorzieningenrechter kan de mestsilo zowel voor de omgevingsplanactiviteit en de technische bouwactiviteit vergunningvrij gerealiseerd worden. Het verzoek tot schorsing van de omgevingsvergunning heeft dus geen effect, het zal de bouw van mestsilo niet stoppen omdat deze vergunningvrij is. Dit betekent ook dat er geen ruimte is voor belangenafweging en dat er geen verplichting is tot participatie.
  • Te veel gebouwen en dieren op bestemming ‘wonen’ [ECLI:NL:RBLIM:2024:4218]Deze uitspraak gaat over lasten onder dwangsom die zijn opgelegd wegens overtreding van artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet. Er is sprake van een overtreding doordat op gronden waarop een woonbestemming rust verschillende bouwwerken worden gebruikt, ook is er een buitenopslag en zijn er hekwerken aanwezig, daarnaast worden er meer dan 50 dieren gehouden van verschillende soorten. Hiervoor is geen omgevingsvergunning verleend. Om te voldoen aan de lasten onder dwangsom moeten bijna alle bouwwerken worden verwijderd en moeten alle dieren weg. De voorzieningenrechter oordeelt dat deze lasten te ver strekken. Er is niet duidelijk gemotiveerd waarom alle bouwwerken verwijderd dienen te worden, aan de bestemming ‘wonen’ kan namelijk worden voldaan ook wanneer er bijbehorende gebouwen zijn, zolang het gebruik daarvan in overeenstemming is met de woonbestemming. Daarnaast mogen er wel een aantal dieren op het perceel worden gehouden om aan de bestemming ‘wonen’ te voldoen, in de last onder dwangsom had daarom het aantal en soort dieren moeten worden gespecificeerd.
  • Handhaving van een Apv-bepaling onder de Omgevingswet [ECLI:NL:RBGEL:2024:4351]Onder de Omgevingswet is het verboden om zonder een omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten [art. 5.1 lid 1 onder a Ow]. Het geschil betreft een verleende omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit om een tweede uitweg realiseren op een perceel. Dat er om een uitweg te realiseren een vergunning vereist is volgt uit de Algemene plaatselijke verordening (Apv). Uit artikel 2.7, eerste lid, Omgevingswet volgt echter dat deze regel moet zijn opgenomen in het omgevingsplan. In casu is dit nog niet het geval. Op grond van artikel 22.8 van de Omgevingswet geldt de bepaling in de Apv wel als een verbod om zonder een omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit uit te voeren.
  • Rechterlijke toetsing intrekking omgevingsvergunning jachtgeweeractiviteit [ECLI:NL:RBMNE:2024:4486]Onder de Omgevingswet is de term jachtakte uit de Wet natuurbescherming veranderd in de term ‘jachtweeractiviteit’. De rechtbank toetst in deze zaak of een omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit terecht is ingetrokken op grond van de Omgevingswet en het Besluit kwaliteit leefomgeving. De omgevingsvergunning is ingetrokken omdat bij een controle is gebleken dat het jachtgeweer onverpakt en met munitie in een horecagelegenheid lag, hierdoor kan het hebben van een wapen volgens de korpschef niet langer aan de persoon worden toevertrouwd. Volgens de korpschef veroorzaakte dit een potentieel onveilige situatie, het ging namelijk om een publiekelijk toegankelijke plaats waardoor onbevoegden mogelijk de beschikking hadden over het wapen. Verzoeker is het hier niet mee eens. Uit het toetsingskader volgt dat de vergunning wordt ingetrokken indien er misbruik is gemaakt van het in bezit hebben van een wapen of het bezit niet langer kan worden toevertrouwd, geringe twijfel is hiervoor voldoende. De voorzieningenrechter oordeelt dat de korpschef terecht de vergunning heeft ingetrokken.
Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne. Rutger Boogers [post_title] => Jurisprudentieoverzicht zevende maand Omgevingswet [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => jurisprudentieoverzicht-zevende-maand-omgevingswet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-08-26 11:10:20 [post_modified_gmt] => 2024-08-26 09:10:20 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=43355 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 43339 [post_author] => 19 [post_date] => 2024-08-23 12:06:55 [post_date_gmt] => 2024-08-23 10:06:55 [post_content] =>

Inleiding

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 17 juli 2024 een overzichtsuitspraak gepubliceerd waarin duidelijk uiteen wordt gezet wat de mogelijkheden zijn voor het inbrengen van nieuwe bewijsmiddelen en het aanvoeren van nieuwe gronden tijdens een bestuursrechtelijke procedure. In dit artikel bespreken wij de zaak en de belangrijkste punten uit de overzichtsuitspraak.

Feiten

Deze zaak draait om een hekwerk op een perceel. Voor dit hekwerk is door het college van een omgevingsvergunning verleend. Hiertegen is appellante in bezwaar en beroep gegaan. Het beroep is door de rechtbank ongegrond verklaard. Hiertegen heeft appellante hoger beroep ingesteld. In hoger beroep verwijst appellante naar een civiel vonnis Dit civiele vonnis is door de rechtbank in beroep buiten beschouwing gelaten wegens strijd met de goede procesorde. Dit gaf voor de Afdeling aanleiding om een overzicht te creëren van de mogelijkheden om tijdens een bestuursrechtelijke procedure bewijsmiddelen en beroepsgronden in te brengen.

Overzicht van de ABRvS

Het inbrengen van nieuwe bewijsmiddelen Hoofdregel Gedurende een procedure mogen partijen nieuwe bewijsmiddelen indienen. Dit betekent bijvoorbeeld dat in hoger beroep een bewijsmiddel mag worden ingediend dat in bezwaar en beroep niet naar voren is gekomen. Deze hoofdregel beschermt het recht op gelijke proceskansen en sluit aan bij het belang van materiële waarheidsvinding. Oude rechtspraak waarin de Afdeling oordeelde dat onder bepaalde omstandigheden geen bewijsstukken mochten worden ingediend omdat deze al in de bestuurlijke fase naar voren hadden moeten worden gebracht, verlaat de Afdeling hiermee expliciet. Begrenzing van het inbrengen van nieuwe bewijsmiddelen door de eis van goede procesorde Twee oriëntatiepunten zijn van belang om te beoordelen of het indienen van een nieuw bewijsmiddel in strijd is met de goede procesorde. Ten eerste moet er voor de overige partijen voldoende tijd zijn om zich inhoudelijk over het nieuwe bewijs uit te kunnen laten. Ten tweede is van belang of de zaak door het nieuwe bewijsmiddel moet worden aangehouden, waardoor een onwenselijke of onaanvaardbare vertraging van de procedure in het licht van de belangen van de overige partijen en een goede rechtspleging kan ontstaan. Hierbij is van belang of het bewijsmiddel eerder had kunnen worden ingediend, de omvang en complexiteit van het bewijsmiddel en de benodigde deskundigheid. Beperkte mogelijkheid om later nieuw bewijs in te brengen door de aard van de procedure, procedurevoorschriften of wettelijke voorschriften In deze gevallen kunnen bewijsmiddelen slechts worden aangebracht tot aan de aanvraag- of bezwaarfase, dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het gaat om een tenderprocedure in een subsidieregeling. Het aanvoeren van nieuwe gronden Een nieuwe grond in de beroepsfase (grond is niet aangevoerd tijdens bestuurlijke fase) In de beroepsfase mogen nieuwe gronden worden aangevoerd die niet tijdens bezwaar of zienswijze naar voren zijn gekomen. Een nieuwe grond kan ook worden aangevoerd nadat de beroepstermijn is verstreken, maar dit mag niet strijdig zijn met de goede procesorde of wettelijke voorschriften. Hiervoor gelden dezelfde oriëntatiepunten als hierboven uiteengezet. Een nieuwe grond in de hoger beroepsfase (grond is niet aangevoerd tijdens beroepsfase) In het omgevingsrecht geldt een grondentrechter, dit houdt in dat er in hoger beroep géén nieuwe gronden mogen worden aangevoerd. Uitzondering op deze regel is mogelijk wanneer de nieuwe grond geen nadeel brengt aan derde-belanghebbenden. Belangrijk om te weten is dat het grondentrechter expliciet ziet op het aanvoeren van nieuwe gronden. Wat wel is toegestaan is het aanvoeren van nadere argumenten om eerder ingebrachte gronden te onderbouwen. Het grondentrechter geldt niet voor geschillen die niet van omgevingsrechtelijke aard zijn. Buiten het omgevingsrecht mogen dus wel nieuwe gronden worden aangevoerd. Er gelden wel enkele beperkingen. Indien een grond na afloop van de hoger beroepstermijn wordt aangedragen en dit strijdig is met de goede procesorde wordt deze buiten beschouwing gelaten. Ook geldt de mogelijke beperking door wettelijke voorschriften. Daarnaast blijven gronden die in beroep uitdrukkelijk zijn prijsgegeven en opnieuw worden aangevoerd in hoger beroep buiten beschouwing.

Oordeel ABRvS in ECLI:NL:RVS:2024:2853

De rechtbank liet het civiele vonnis buiten beschouwing omdat het in strijd met de goede procesorde zou zijn om tijdens de zitting het vonnis pas te overhandigen. Volgens de ABRvS kon de rechtbank deze keuze terecht maken. Omdat het vonnis pas tijdens de zitting werd overhandigd hadden de andere partijen slechts kort de tijd om zich over het bewijsmiddel uit te laten. Appellante beschikte al langer over het vonnis en had dus de mogelijkheid om het bewijsmiddel eerder in te dienen. De Afdeling neemt het vonnis echter wel in beschouwing. Het civiele vonnis dient ter ondersteuning voor het betoog dat appellante belanghebbende is. Dit heeft zij in elke fase van proces aangevoerd, hierdoor kan het civiele vonnis worden gezien als een ondersteuning van een eerder aangevoerde grond. Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne. ECLI:NL:RVS:2024:2853 Rutger Boogers [post_title] => ABRvS overzichtsuitspraak over het inbrengen van nieuwe bewijsmiddelen en gronden [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => abrvs-overzichtsuitspraak-over-het-inbrengen-van-nieuwe-bewijsmiddelen-en-gronden [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-08-23 12:12:43 [post_modified_gmt] => 2024-08-23 10:12:43 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=43339 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 43666 [post_author] => 67 [post_date] => 2024-10-08 16:16:52 [post_date_gmt] => 2024-10-08 14:16:52 [post_content] => Recentelijk oordeelde de rechtbank over de aansprakelijkheid van een bestuurder voor het boedeltekort van een gefailleerde Holding. De curator stelde de bestuurder aansprakelijk, onder meer vanwege het niet afbouwen van een omvangrijke rekening-courantschuld van de bestuurder aan de Holding en het doen van een dividenduitkering, terwijl de Holding in financieel zwaar weer verkeerde.

Kennelijk onbehoorlijk bestuur

Na faillietverklaring van een vennootschap voert de curator een oorzaken- en rechtmatigheidsonderzoek uit. Als de curator meent dat de bestuurder zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat kennelijk onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak van het faillissement is, kan hij de bestuurder persoonlijk aansprakelijk stellen voor het boedeltekort. De curator wordt geholpen door bepaalde wettelijke bewijsvermoedens. Heeft een bestuurder niet voldaan aan de administratie- of publicatieplicht van de jaarrekening, dan wordt vermoed dat de bestuurder zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement.

De feiten

De gedaagde (hierna: bestuurder) in deze zaak is enig aandeelhouder en bestuurder van een Holding B.V. (hierna: Holding). De Holding hield alle aandelen in Repo-Vastgoed B.V. (hierna: Repo). Repo hield aandelen in drie werkmaatschappijen. In de periode van 2010-2014 heeft de Holding steeds een vordering uit rekeningcourant op de bestuurder gehad van ongeveer € 1.000.000,-. In 2015 is deze vordering met ruim € 542.000,- toegenomen omdat de bestuurder financiering nodig had voor de aankoop van risicovolle effecten in privé. Later in het boekjaar 2015 keerde de bestuurder zichzelf ook ruim € 745.000,- aan dividend uit. Van 2010-2013 leed de Holding jaarlijks verlies. In de daarop volgende jaren werd een beter resultaat gerealiseerd, maar dit was onvoldoende om het bestaande negatieve eigen vermogen te compenseren. In 2017 blijkt uit een financieel verslag over 2015 dat er twijfels bestaan over de continuïteit van de vennootschap. ABN AMRO beëindigt in mei 2017 de kredietfaciliteit van de Holding, vanwege een gebrek aan vertrouwen in de bestuurder. In oktober 2017 worden Repo en de drie werkmaatschappijen failliet verklaard, in januari 2018 volgt de Holding.

De vordering

De curator vordert onder meer een verklaring voor recht dat de bestuurder zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld, waardoor hij aansprakelijk is voor het boedeltekort. In 2016 heeft de Holding niet voldaan aan de publicatieplicht, waardoor wordt vermoed dat onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak van het faillissement is. Er worden daarnaast nog een aantal andere gedragingen van de bestuurder ten grondslag gelegd aan de stelling dat sprake is van onbehoorlijk bestuur. Zo leiden het in stand houden van de omvangrijke rekening-courantschuld, het ten laste van die rekening-courantrekening opnemen van een bedrag van ruim € 500.000,- voor risicovolle beleggingen en het uitkeren van een aanzienlijk bedrag aan dividend in 2015 volgens de curator ook los van het wettelijke bewijsvermoeden tot kennelijk onbehoorlijk bestuur. Geen redelijk denkend bestuurder zou onder dezelfde omstandigheden op deze wijze hebben gehandeld.

De beoordeling

Nu de bestuurder niet aan de publicatieplicht heeft voldaan, staat volgens de rechtbank vast dat de bestuurder zijn bestuurderstaak onbehoorlijk heeft vervuld. Het lukt de bestuurder niet om dit bewijsvermoeden te ontzenuwen. De rechtbank stelt daarnaast dat de bestuurder de Holding ook los van het overtreden van de publicatieplicht onbehoorlijk bestuurd heeft. De curator heeft namelijk een drietal andere gedragingen ten grondslag gelegd aan deze stelling en die gedragingen zijn tevens een belangrijke oorzaak geweest van het faillissement. Ondanks dat het al jaren niet goed ging met de Holding, is de openstaande rekening-courantvordering van ongeveer € 1.000.000,- gedurende de jaren niet gewijzigd. Totdat de Belastingdienst erom vroeg, waren er daarnaast geen afspraken gemaakt over terugbetaling, rente of zekerheden. Daarbij was de schuld in de loop van 2015 nog verder toegenomen, zodat de bestuurder in privé kon beleggen in risicovolle effecten. Volgens de rechtbank waren de belangen van de Holding hiermee niet gediend, zeker niet gezien de financiële situatie waarin zij verkeerde. De handelswijze van de bestuurder was dan ook onbegrijpelijk. Ook met het uitkeren van dividend in 2015 werden de belangen van de Holding niet gediend. Geen redelijk denkend bestuurder zou de handelingen onder deze omstandigheden hebben verricht, waardoor er sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur. De bestuurder wordt aansprakelijk gesteld voor het boedeltekort. De rechtbank oordeelt ook dat het dividendbesluit niet is genomen conform de statuten, waardoor dit besluit nietig wordt verklaard. Dat betekent dat de bestuurder de dividenduitkering onverschuldigd heeft ontvangen en moet terugbetalen.

Conclusie

In Nederland geldt een hoge drempel voor bestuurdersaansprakelijkheid. Als niet wordt voldaan aan de administratie- en/of publicatieplicht, staat vast dat sprake is van onbehoorlijk bestuur. Onbehoorlijk bestuur moet wel een belangrijke oorzaak zijn van het faillissement. Indien de administratie- en/of publicatieplicht zijn geschonden is het aan de bestuurder om aannemelijk te maken dat andere oorzaken het faillissement hebben veroorzaakt. Slaagt hij daarin, dan kan aansprakelijkheid voor het boedeltekort worden afgewend. Of sprake is van andere belangrijke oorzaken van het faillissement is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De rechter weegt alle feiten en omstandigheden af en plaatst deze in de juiste context. In deze zaak vond de rechter dat het laten voortbestaan (en oplopen) van een rekening-courantvordering en het verrichten van een dividenduitkering niet door de beugel konden, gelet op de slechte financiële positie van de Holding. De rechtbank vond dat de bestuurder zijn eigen belangen boven die van de Holding stelde. Het laten voortbestaan of verhogen van rekening-courantvorderingen kan dus tot problemen leiden. Dat geldt ook voor ongeoorloofde dividenduitkeringen. Een bestuurder dient zich daarvan tijdig bewust te zijn. Heeft u vragen over rekening-courantposities of twijfelt u over het doen van een dividenduitkering? Neem dan contact op met één van onze specialisten! Remco de Jong nieuw 1 [post_title] => Bestuurdersaansprakelijkheid vanwege dividenduitkeringen en een hoge rekening-courantschuld [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => bestuurdersaansprakelijkheid-vanwege-dividenduitkeringen-en-een-hoge-rekening-courantschuld [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-10-08 16:16:52 [post_modified_gmt] => 2024-10-08 14:16:52 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=43666 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1450 [max_num_pages] => 145 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 237f7d8208772a5ad3fd861c0114c28e [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [query_cache_key:WP_Query:private] => wp_query:6ae7fd67b504869c352922672c774cc8:0.79768100 17467712680.19521400 1746771269 [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
Recentelijk oordeelde de rechtbank over de aansprakelijkheid van een bestuurder voor het boedeltekort van een gefailleerde Holding. De curator stelde de bestuurder aansprakelijk, onder meer vanwege het niet afbouwen van...
Lees meer
Op 4 oktober 2024 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) een belangrijke uitspraak gedaan in zaak C‑621/22, betreffende de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens...
Lees meer
De Europese Unie wil met haar digitale strategie ervoor zorgen dat zowel mensen als bedrijven optimaal profiteren van de digitale technologie die ons leven ingrijpend verandert. Deze strategie omvat meer...
Lees meer
Elke overeenkomst bestaat in wezen uit een selectie van woorden die een intentie tussen partijen definiëren en reguleren. Soms worden deze woorden gebruikt zonder dat zorgvuldig wordt nagedacht over de...
Lees meer
Inleiding Staatsraad advocaat-generaal Snijders is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) gevraagd een conclusie uit te brengen over de gevolgen van een geslaagd beroep op het...
Lees meer
Inleiding Voor de maand augustus bespreken wij weer een aantal belangrijke uitspraken gedaan onder de Omgevingswet. Onder andere aan bod komen enkele overgangsrechtelijke uitspraken, verschillende inhoudelijke uitspraken over de buitenplanse...
Lees meer
Muziekuitgeverij Violent Publishing raakte in een geschil met een van haar artiesten, over de vraag of de artiest de overeenkomsten met de uitgeverij mocht beëindigen. Voor zowel uitgevers als artiesten...
Lees meer
Op 26 augustus 2024 heeft de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) een recordboete van 290 miljoen euro opgelegd aan Uber vanwege het gedurende 2 jaar onrechtmatig doorgeven van persoonsgegevens van Europese taxichauffeurs...
Lees meer
Inleiding Ook voor de maand juli bespreken wij weer een aantal uitspraken van de afgelopen weken. Onder andere aan bod gekomen zijn uitspraken over de rechterlijke toetsing van een omgevingsvergunning...
Lees meer
Inleiding De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 17 juli 2024 een overzichtsuitspraak gepubliceerd waarin duidelijk uiteen wordt gezet wat de mogelijkheden zijn voor het inbrengen van...
Lees meer