WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[paged] => 9
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[paged] => 9
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] =>
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1413
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 80, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 42495
[post_author] => 19
[post_date] => 2024-06-11 08:59:38
[post_date_gmt] => 2024-06-11 06:59:38
[post_content] => Inleiding
De staatsraad Advocaat-generaal Nijmeijer is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) verzocht een conclusie uit te brengen over de toepassing van artikel 6:19 Awb bij opvolgende ruimtelijke plannen. Het verzoeken van een conclusie houdt in dat de ABRvS aan een staatsraad A-G kan vragen om een rechtsvraag te onderzoeken en hierover aanbevelingen te doen. Op 29 mei 2024 heeft Nijmeijer deze conclusie uitgebracht. In dit artikel gaan wij in op de belangrijkste aspecten.
Artikel 6:19 Awb
In een bezwaar- of beroepsprocedure over een besluit kan door het bestuursorgaan een nieuw besluit worden genomen dat het bestreden besluit wijzigt. Op deze situatie ziet artikel 6:19 Awb. Het artikel regelt dat het bezwaar of beroep tegen het bestreden besluit van rechtswege ook ziet op het besluit tot intrekking, wijziging of vervanging, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben. Er ontstaat dus van rechtswege een beroep tegen het nadere besluit, dit wordt ook wel ‘fictief beroep’ genoemd.
Artikel 6:19 Awb heeft twee doelen. Als eerste biedt het rechtsbescherming. Een appellant die tegen een besluit beroep heeft ingesteld, hoeft hierdoor niet afzonderlijk beroep in te stellen tegen een besluit dat hangende het beroep wordt genomen. Ten tweede bevordert het effectieve geschilbeslechting, er wordt voorkomen dat twee instanties tegelijk oordelen over besluiten die vallen binnen één geschil.
Aanleiding voor de conclusie
Bij de ABRvS loopt een zaak die ziet op een bestemmingsplan waarmee de recreatieve verhuur van woningen is beperkt. Onder dit plan was recreatieve verhuur slechts voor bepaalde woningen nog mogelijk. Tegen dit bestemmingsplan werd beroep ingesteld, waarop de gemeenteraad het bestemmingsplan opnieuw, gewijzigd vaststelde. Tegen het gewijzigde besluit werd door een grotere groep opnieuw beroep ingesteld bij de Afdeling.
Vragen aan de staatsraad A-G
Is er aanleiding om de rechtspraak over de toepassing van artikel 6:19 Awb in bestemmingsplanzaken onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aan te passen?
Ondanks het vervallen van de Wro door de inwerkingtreding van de Omgevingswet is deze vraag nog relevant omdat het nog enige tijd zal duren voordat alle lopende bestemmingsplanprocedures zijn afgedaan. Daarnaast kan het beantwoorden van deze vraag inzicht bieden voor toekomstige toepassing van artikel 6:19 Awb in omgevingsplanzaken.
Is er aanleiding om de toepassing van artikel 6:19 Awb te veranderen in zaken die gaan over de wijziging van een omgevingsplan op grond van de Omgevingswet?
De conclusie
Bestemmingsplanzaken
In bestemmingsplanzaken wordt artikel 6:19 Awb ruim toegepast. De drempel voor het aannemen van een fictief beroep is laag, doordat er in de rechtspraak nauwelijks eisen worden gesteld aan het nieuwe besluit dat hangende beroep is genomen.
In de literatuur werd dit al eerder geconstateerd. De ruime toepassing van artikel 6:19 Awb is dus al vele jaren een bekend verschijnsel. Het brengt zowel voordelen als nadelen.
Een belangrijk nadeel dat hierdoor ontstaat is dat de omvang van het geding groter wordt, deze uitdijende werking kan volgens Nijmeijer worden beperkt door de rechtspraak op de volgende punten aan te passen:
- Fictief beroep alleen mogelijk maken voor herstel- en reparatiebesluiten.
- Voor het aannemen van een reparatiebesluit een nadrukkelijke relatie eisen met de beroepsgronden in het reële beroep (het beroep tegen het oorspronkelijke besluit). De gebiedsgewijze benadering moet worden verlaten.
- De kring van gerechtigden beperken tot degenen die door het hangende beroep genomen besluit in een nadeligere positie komen en degenen die tegen het oorspronkelijke besluit geen beroep hebben ingesteld, maar door gewijzigde feiten of omstandigheden nu wel in beroep gaan.
- Bij gecombineerde besluiten geen fictief beroep aannemen maar rechtsbescherming construeren door het instellen van reëel beroep tegen het hangende beroep genomen besluit.
Omgevingsplanzaken
Het omgevingsplan is een
geconsolideerde regeling. Dit betekent dat iedere wijziging van een omgevingsplan (een wijzigingsbesluit) plaatsvindt in dezelfde planologische regeling en op grond van dezelfde regelgevende bevoegdheid. Een wijzigingsbesluit brengt dus altijd veranderingen aan in het omgevingsplan zoals dat is vastgesteld. Dit betekent dat de gebiedsgewijze benadering geen onderscheidend vermogen heeft en dus achterwege moet blijven. De uitdijende werking van het fictief beroep op de omvang van het geding kan door de regelstructuur van het omgevingsplan toenemen. Om te beoordelen of er sprake is van een nader besluit waarop artikel 6:19 Awb van toepassing is, kan de aanpak in bestemmingsplanzaken worden gevolgd. Hierdoor wordt uitdijende werking beperkt.
Onder de Omgevingswet is het mogelijk dat de gemeenteraad de omgevingsplanbevoegdheid delegeert aan het college van B&W. Daarom adviseert Nijmeijer dat artikel 6:19 Awb moet kunnen worden toegepast wanneer een besluit dat hangende beroep wordt genomen afkomstig is van een
ander bestuursorgaan.
Afsluitende opmerkingen
Nu de conclusie is uitgebracht zullen de partijen in de procedure de mogelijkheid krijgen om op de conclusie te reageren. Daarna kan de ABRvS uitspraak doen. De conclusie is hiervoor niet bindend, maar dient als een voorlichting voor de Afdeling.
Dit artikel is geschreven door
Rutger Boogers en
Anne Verberne.
[post_title] => Conclusie staatsraad A-G over toepassing van artikel 6:19 Awb bij ruimtelijke plannen
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => conclusie-staatsraad-a-g-over-toepassing-van-artikel-619-awb-bij-ruimtelijke-plannen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-06-14 14:50:18
[post_modified_gmt] => 2024-06-14 12:50:18
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=42495
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 42454
[post_author] => 68
[post_date] => 2024-06-06 09:57:13
[post_date_gmt] => 2024-06-06 07:57:13
[post_content] => Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft op 5 juni zich uitgelaten in het langlopende geschil tussen het Ierse Supermac’s en fastfoodgigant McDonald’s over het EU-merk ‘BIG MAC’. Ditmaal ging het om het normale gebruik van
de term ‘BIG MAC’ voor kipburgers. In deze blog zet ik uiteen hoe het HvJEU heeft geoordeeld over het normale gebruik van de ‘BIG MAC’ ten aanzien van kip- en gevogelteproducten.
Feiten
Zoals gezegd zijn Supermac’s en McDonald’s al lange tijd verwikkeld in een geschil over het EU-merk ‘Big Mac’ van McDonald’s. In 1996 heeft McDonald’s het merk Big Mac geregistreerd binnen de Europese Unie. Al sinds 2017 probeert Supermac’s het merk door te halen ten aanzien van bepaalde goederen en diensten, aangezien het merk niet normaal zou zijn gebruikt in de Europese Unie voor een onafgebroken periode van vijf jaar.
Het Bureau voor
Intellectuele Eigendom van de Europese Unie (EUIPO) heeft in eerste instantie het verzoek van Supermac’s slechts deels toegewezen. McDonald’s behield het alleen recht om het merk ‘BIG MAC’ te gebruiken voor diverse waren en diensten, zoals: voedingsmiddelen bereid uit vlees en gevogelteproducten en vlees- en kipburgers, en diensten verleend of geassocieerd met het exploiteren van restaurants en andere etablissementen of faciliteiten die voedsel en drank voor consumptie leveren, inclusief drive-through faciliteiten en diensten voor het bereiden van afhaalmaaltijden.
Arrest HvJ EU
In haar arrest perkt het HvJEU
de bescherming van het ‘BIG MAC’-merk nog verder in. Het HvJEU oordeelt namelijk dat McDonald’s er niet in is geslaagd om te bewijzen dat zij het merk ‘BIG MAC’ normaal heeft gebruikt voor een onafgebroken periode van vijf jaar met betrekking tot onder meer de goederen 'kipburgers' en 'voedingsmiddelen bereid uit gevogelteproducten'.
Het bewijs dat door McDonald’s in het geding is gebracht, geeft immers geen uitsluitsel over de mate van gebruik van het merk in verband met kipburgers en gevogelteproducten, zoals het verkoopvolume, de duur van de periode waarin het merk werd gebruikt en de frequentie van het gebruik.
Conclusie
Als
merkhouder kun je geconfronteerd worden met het feit dat een ander je merk probeert door te halen op de grond dat het merk niet ‘normaal’ gebruikt is. Op dat moment is het cruciaal dat de merkhouder afdoende bewijs voor handen heeft om aan te kunnen tonen dat het merk alsnog normaal gebruikt is. Heeft u een vraag over het normaal gebruik, of een andere vraag over het merkenrecht?
Neem contact op met één van onze specialisten!
[post_title] => McDonald’s verliest merkrecht ten aanzien van Big Mac Chicken
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => mcdonalds-verliest-merkrecht-ten-aanzien-van-big-mac-chicken
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-06-06 09:57:13
[post_modified_gmt] => 2024-06-06 07:57:13
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=42454
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 42447
[post_author] => 73
[post_date] => 2024-06-05 16:52:37
[post_date_gmt] => 2024-06-05 14:52:37
[post_content] => Op 29 mei 2024 deed de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een belangrijke uitspraak in een zaak tussen een recruitmentbedrijf en
de Autoriteit Persoonsgegevens. Deze zaak draait om een opgelegde boete van €6.000 wegens overtreding van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Hier volgt een overzicht van de gebeurtenissen en de uiteindelijke uitspraak van de rechtbank.
Achtergrond van de zaak
In juli 2020 legde de Autoriteit Persoonsgegevens een boete van €6.000 op aan het recruitmentbedrijf. De boete werd opgelegd vanwege
overtreding van de AVG, specifiek artikel 17, eerste lid, in samenhang met artikel 12, derde lid. Deze artikelen betreffen het recht op gegevenswissing (het recht om vergeten te worden) en de plicht om tijdig op dergelijke verzoeken te reageren. De boete volgde op klachten van drie personen, die hadden gemeld dat het recruitmentbedrijf niet tijdig had gereageerd op hun verzoeken om hun persoonsgegevens te verwijderen.
Onderzoek en bezwaarfase
De Autoriteit Persoonsgegevens voerde
een onderzoek uit naar aanleiding van de klachten en concludeerde dat het recruitmentbedrijf inderdaad in strijd met de AVG had gehandeld. Ondanks bezwaren van het recruitmentbedrijf tegen deze bevindingen, handhaafde de Autoriteit zowel de boete als de beslissing om deze openbaar te maken.
Uitspraak van de rechtbank Amsterdam
Op 15 januari 2024 verklaarde de rechtbank Amsterdam de beroepen van het recruitmentbedrijf tegen de besluiten van de Autoriteit ongegrond. Hierop ging het recruitmentbedrijf in
hoger beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Overwegingen in hoger beroep
Tijdens de zitting van 2 mei 2024 werd de zaak uitgebreid besproken. Het recruitmentbedrijf betoogde dat de Autoriteit de overtreding ten onrechte als ernstig had aangemerkt en dat een boete onredelijk was. Zij stelde dat de overtredingen het gevolg waren van menselijke fouten en dat zij een gedegen privacybeleid hadden.
De Afdeling Bestuursrechtspraak beoordeelde de zaak op basis van de Boetebeleidsregels van de Autoriteit Persoonsgegevens. Hierin is vastgelegd dat het niet tijdig reageren op verwijderingsverzoeken een
basisboete van €310.000 rechtvaardigt, met een mogelijke bandbreedte van €120.000 tot €500.000. Gezien de omstandigheden matigde de Autoriteit de boete tot €6.000, een significant lager bedrag dan de basisboete.
Het oordeel van de afdeling
De Afdeling Bestuursrechtspraak oordeelde dat de Autoriteit juist had gehandeld. Hoewel het recruitmentbedrijf
een privacybeleid had, bleek dit in de praktijk niet effectief te zijn. De drie klachten toonden aan dat verwijderingsverzoeken niet adequaat werden afgehandeld. Bovendien was er geen sprake van een opzettelijke overtreding, maar wel van nalatigheid. De boete van €6.000 werd daarom als proportioneel en rechtvaardig beschouwd.
Openbaarmaking van de boete
Een ander punt van geschil was de openbaarmaking van de boete. Het recruitmentbedrijf stelde dat dit haar reputatie en financiële situatie zou schaden. De Autoriteit en de rechtbank meenden echter dat de publicatie van de boete een algemeen belang diende door transparantie en verantwoording te bevorderen. De Afdeling Bestuursrechtspraak bevestigde dit oordeel en wees erop dat de mogelijke
reputatieschade niet onevenredig was in verhouding tot de omzet van het recruitmentbedrijf.
Conclusie
Hoger beroep van het recruitmentbedrijf werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank Amsterdam werd bevestigd. Deze zaak onderstreept het belang van een effectief privacybeleid en de noodzaak voor bedrijven om zorgvuldig om te gaan met verzoeken om
gegevenswissing onder de AVG.
Deze uitspraak benadrukt het belang van naleving van de AVG en de consequenties van nalatigheid. Voor bedrijven is het cruciaal om te zorgen voor een robuust en effectief
privacybeleid om dergelijke boetes en reputatieschade te voorkomen.
[post_title] => Gebrekkig privacybeleid afgestraft
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => gebrekkig-privacybeleid-afgestraft
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-06-05 16:52:37
[post_modified_gmt] => 2024-06-05 14:52:37
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=42447
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 42288
[post_author] => 73
[post_date] => 2024-05-31 11:49:16
[post_date_gmt] => 2024-05-31 09:49:16
[post_content] => In een recent arrest heeft de Procureur-Generaal van de Hoge Raad duidelijkheid gegeven over de reikwijdte van het
inzagerecht onder artikel 15 AVG. In dit artikel gaan we in op dit arrest en hoe organisaties inzageverzoeken moeten afhandelen.
Achtergrond
De rechtszaak ging over een verzoekster die een inzageverzoek had gedaan bij haar voormalig werkgever. Bij haar bestond de veronderstelling dat collega’s tijdens een arbeidsconflict negatief over haar hadden uitgelaten. Na dit arbeidsgeschil is zij uit dienst gegaan.
Om inzicht te krijgen in deze informatie had zij een inzageverzoek ingediend op grond van artikel 15 AVG. Dit verzoek kwam vervolgens bij de voormalig werkgever als verwerkingsverantwoordelijke terecht. De voormalig werkgever had vervolgens een overzicht gegeven van de categorieën persoonsgegevens die zij over haar verwerkte. Verder waren er kopieën van sommige stukken aan haar verstrekt.
Haar voormalig werkgever had geweigerd om een adviesaanvraag en het daaropvolgende advies omtrent het arbeidsconflict te overleggen. Volgens de voormalig werkgever maakten deze stukken deel uit van het vertrouwelijke onderhandelingsproces.
De verzoekster vond deze reactie ontoereikend en startte een procedure op grond van artikel 35 UAVG. Haar verzoeken werden zowel bij de rechtbank als later het gerechtshof afgewezen. De procureur-generaal heeft nu geadviseerd om ook de
cassatieverzoeken af te wijzen.
Wanneer moet een organisatie aan een inzageverzoek voldoen?
Artikel 15 lid 1 AVG geeft iedere betrokkene het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over:
- Of zijn/haar
persoonsgegevens al dan niet worden verwerkt;
- En zo ja, om inzage te verkrijgen in die persoonsgegevens.
Krijgt een organisatie een inzageverzoek, dan moet zij eerst vaststellen of er inderdaad sprake is van verwerking van persoonsgegevens van de betrokkene. Zo ja, dan dient de betrokkene in beginsel volledig inzage te worden gegeven, tenzij een wettelijke uitzondering van toepassing is. Uitzonderingen op het inzagerecht, moeten terughoudend worden toegepast.
Aan welke eisen moet een inzageverzoek voldoen?
De organisatie voldoet aan artikel 15
AVG door de betrokkene een overzicht te geven van de categorieën persoonsgegevens die van hem/haar worden verwerkt, aangevuld met de in artikel 15 lid 1 sub a-h AVG genoemde informatie zoals de verwerkingsdoeleinden. Je hoeft dus geen uitputtende lijst te geven van elke specifieke verwerkte datum, documentnaam, afzender etc.
De organisatie moet wel daadwerkelijk inzage geven in de verwerkte persoonsgegevens zelf, tenzij een uitzondering van toepassing is. Hierbij mag volstaan worden met ter beschikking stelling van de gehele bronnen/documenten waarin die gegevens zijn opgenomen.
Wanneer kun je een inzageverzoek weigeren?
Uit jurisprudentie blijkt dat organisaties in bepaalde gevallen het inzagerecht mogen inperken. Zo kunnen zij inzage weigeren in documenten die inzicht geven in de onderhandelingspositie van de organisatie bij een juridisch geschil met de betrokkene. Het belang van een ongestoorde gedachtewisseling kan prevaleren boven het inzagerecht.
Uit het arrest volgt ook dat in het
verwerkingsregister zelf geen inzage hoeft te worden gegeven, omdat dit geen persoonsgegevens bevat. Ten slotte hoeft geen inzage te worden gegeven in de wijze van verwijdering van persoonsgegevens - het inzagerecht ziet immers op de verwerkte gegevens zelf.
Transparantie is key
Een andere belangrijke les is dat organisaties transparant moeten zijn over de uitvoering van een zoekslag naar persoonsgegevens van de betrokkene. De enkele mededeling dat er niets meer is gevonden, is in beginsel voldoende. Wel moet die mededeling geloofwaardig zijn.
Concluderend biedt dit arrest duidelijke handvatten voor organisaties bij de behandeling van inzageverzoeken. Zorg voor een deugdelijke respons waarin je aangeeft welke gegevens je verwerkt en verstrek inzage daarin. Wees daarbij transparant over eventuele weigeringsgronden. Een goede vastlegging van de verwerkingen is daarom cruciaal voor organisaties om aan hun verplichtingen te kunnen voldoen.
Goede voorbereiding is het halve werk!
Vragen? Neem
contact op met een van onze medewerkers.
[post_title] => Het inzageverzoek onder de AVG
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => het-inzageverzoek-onder-de-avg
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-05-31 11:49:16
[post_modified_gmt] => 2024-05-31 09:49:16
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=42288
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 42219
[post_author] => 6
[post_date] => 2024-05-29 11:13:04
[post_date_gmt] => 2024-05-29 09:13:04
[post_content] => Wat zijn de mogelijkheden van een
merkhouder om op te treden tegen de verkoop van (bewerkte) merkproducten? In hoeverre mogen merkproducten worden aangepast voor verdere verkoop?Deze vragen kwamen aan de orde in een procedure waar
NU.nl over berichtte met de kop “Nederlander mag geen zelfgebouwde LEGO-treinen meer verkopen”
[1]. Ook volwassenen bouwen LEGO speelgoed. Die volwassenen, die zich Adult Fan of LEGO (“AFOL”) noemen, ontwerpen en bouwen constructies met LEGO-bouwstenen. Sommige handelen daar zelfs (professioneel) in. Dan gaat om het constructies zoals:
[gallery size="full" link="file" ids="42226,42228"]
Deze
LEGO-bouwstenen worden dan rechtmatig ingekocht. Soms worden deze bewerkt. Bijvoorbeeld doordat er een logo van een derde partij op wordt afgebeeld. Zoals hierboven het NS logo op de trein. Soms worden LEGO-bouwstenen daarbij bewerkt, zoals onderstaand voorbeeld waarbij een metalen kogellager is aangebracht.
[gallery size="full" link="file" ids="42230,42232"]
Uitputting?
Centraal stond in deze procedure de vraag of het recht van LEGO om zich te verzetten tegen deze verkoop was “
uitgeput”. LEGO verzette zich daartegen met als argument dat de toestand van de LEGO-bouwstenen was aangetast en zonder toestemming van LEGO. En dat zou komen doordat er (een metalen) kogellager in de LEGO-bouwstenen was aangebracht. En daar had LEGO geen toestemming voor verleend. En dat leidde ook tot post-sales klachten.
LEGO beriep zich daarbij op haar
merkrechten. LEGO heeft het woord LEGO als merk geregistreerd. Dit LEGO-woordmerk is op alle bouwstenen aangebracht. Het LEGO blokje zelf is
niet als merk geregistreerd omdat de vorm technisch is bepaald. LEGO heeft wel de vorm van de minifiguurtjes als (vorm)merk geregistreerd:
Oordeel rechter
In dit
kort geding[2] moest de voorzieningenrechter oordelen of inbreuk werd gemaakt op de merkrechten van LEGO. De voorzieningenrechter oordeelde dat sprake was van inbreuk op de merkrechten. Daarbij speelde een rol dat:
- de voorzieningenrechter van belang vond dat de kwaliteit van het plastic van de LEGO-bouwstenen waaraan een (metalen) kogellager is toegevoegd was aangetast en daardoor niet (meer) voldeed aan de (hoge) kwaliteitseisen die daaraan, ook vanuit de voor (kinder)speelgoed geldende eisen voor productveiligheid, worden gesteld;
- tijdens de zitting de voorzieningenrechter zelf heeft kunnen waarnemen dat “de LEGO-bouwstenen waaraan een metalen kogellager is toegevoegd, zogenaamde stress whitening vertonen”.
- er onder meer lood was gedetecteerd in de aangebrachte metalen kogellager, hetgeen LEGO problematisch acht.
- het bedrukken van LEGO-bouwstenen ook kan leiden tot aantasting van de herkomstfunctie van de LEGO-merken;
Dit alles betekende dat degene die deze
LEGO producten aanbood:
- het aanbieden van deze producten moest staken;
- opgave moest doen van de professionele partijen aan wie hij deze producten had verkocht
- een rectificatie moest sturen naar zijn klanten
- een product recall moest uitvoeren onder zijn professionele afnemers (niet zijnde consumenten)
- een dwangsom verschuldigd werd wanneer hij nogmaals inbreuk zou maken
- een kostenvergoeding moest betalen (ruim € 16.000,=).
LEGO had ook gevorderd dat er een opgave gedaan moest worden van de gemaakte winst. Die vordering wordt afgewezen omdat daar, in het kader van dit kort geding, geen spoedeisend belang voor bestond.
Wat betekent dit voor merkhouders
In Nederland kunnen merkhouders zich verzetten tegen de verdere verhandeling van hun
merkproducten wanneer iets aan de toestand van het product is aangepast.
Dat kan zijn:
- dat er iets aan het product is toegevoegd of aangebracht, zoals in dit geval een (metalen) kogellager.
- Of dat er een logo van een derde partij op het product is aangebracht, zoals in dit geval het logo van NS op het treinstel.
Ben je merkhouder en wil je optreden tegen de verdere verhandeling van je (gewijzigd) merkproduct, neem dan contact op met mij om je mogelijkheden tot
handhaving van je merkrecht (of ander
Intellectueel Eigendomsrecht) te bespreken.
Word je hierop aangesproken door een merkhouder, ook dan kunnen wij je adviseren over je juridische positie en mogelijkheden. Neem contact op met mij (
wijst@bg.legal).
[1] NU.nl 28 mei 2024 https://www.nu.nl/economie/6314601/nederlander-mag-geen-zelfgebouwde-lego-treinen-meer-verkopen.html
[2] Rechtbank Den Haag, 28 mei 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:7992
[post_title] => LEGO kan optreden tegen verhandeling van LEGO-bouwstenen en minifiguren
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => lego-kan-optreden-tegen-verhandeling-van-lego-bouwstenen-en-minifiguren
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-05-29 14:26:36
[post_modified_gmt] => 2024-05-29 12:26:36
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=42219
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 42203
[post_author] => 86
[post_date] => 2024-05-27 15:19:22
[post_date_gmt] => 2024-05-27 13:19:22
[post_content] =>
Handhaven van het WobbleWorks octrooi
WobbleWorks ontwikkelt 3D-print pennen en heeft een aantal
octrooien geregistreerd over de hele wereld met betrekking daartoe. Als een van de pioniers op het gebied van 3D-print pennen, hebben zij deze
octrooirechten actief gehandhaafd, vooral in de Verenigde Staten.
Sinds de verlening van hun
Europese octrooi nummer EP2928672 (hierna aangeduid als EP’672) lijkt WobbleWorks haar focus naar Europa te hebben verlegd. In februari rapporteerde
JUVE Patent dat WobbleWorks een voorlopige voorziening tegen een concurrent had verkregen die aanwezig was bij een beurs in Neurenberg. Dit had tot gevolg dat de concurrent zijn product van de beurs moest verwijderen. Een effectieve manier van het handhaven van een
intellectueel eigendomsrecht.
[caption id="attachment_42204" align="alignnone" width="300"]
Figuur 1 Een uitvoeringsvorm van de WobbleWorks 3D-pen in EP'672[/caption]
Wapperen met het octrooi
Octrooihouders doen er verstandig aan om hun octrooirechten actief te handhaven. Niet alleen omdat het meestal veel investeringen kost om dergelijke octrooirechten te verkrijgen en geregistreerd te houden. Maar ook omdat het
niet-handhaven ertoe kan leiden dat later handhaven moeilijker wordt. Echter, bij het handhaven moet men voorzichtig zijn om niet te hard op te treden jegens concurrenten en daarbij het risico te lopen onrechtmatig met een octrooi te “wapperen”.
Octrooi “
wapperen” betekent dat een octrooihouder een octrooi handhaaft terwijl hij weet, of redelijkerwijs zou moeten weten, dat het betreffende octrooi niet geldig is of dat er geen sprake is van inbreuk. De octrooihouder zal dan de schade, waaronder de juridische kosten, moeten vergoeden die de vermeende inbreukmaker heeft gemaakt om de beschuldigingen te weerleggen. Dit geldt niet alleen bij octrooien, het geldt ook bij andere intellectuele eigendomsrechten zoals auteursrecht.
Een voorbeeld van
onrechtmatig wapperen is wanneer er een oppositieprocedure loopt met betrekking tot het octrooi en er een redelijke kans bestaat dat het octrooi door deze oppositieprocedure wordt herroepen. In een oppositie geeft een opposant redenen aan waarom het octrooi niet geldig is, bijvoorbeeld dat de uitvinding niet nieuw is. In zo'n geval van oppositie zou de octrooihouder aansprakelijk kunnen worden gesteld voor octrooiwapperen wanneer hij het octrooi toch actief handhaaft en het octrooi wordt herroepen.
De consequenties van octrooi wapperen maken het van belang om, alvorens
octrooi-inbreuk wordt aangekaart, zeker te zijn dat dit inderdaad het geval is en dat het octrooi niet doorgehaald kan worden.
In het geval van
WobbleWorks zijn er al twee opposities ingediend tegen EP’672 (link naar het
Europese octrooiregister). Mocht EP’672 worden herroepen door deze oppositieprocedures, dan kan WobbleWorks aansprakelijk worden gesteld voor onrechtmatig octrooi wapperen. Dit staat uiteraard los van de vraag of de mogelijk inbreukmakende pen daadwerkelijk inbreuk maakt op EP’672 of niet.
Bepalen van octrooi-inbreuk
Een octrooi-inbreukanalyse kan vrij makkelijk inzicht geven van of er inbreuk is of niet. Mocht het duidelijk zijn dat er geen sprake was van inbreuk, en worden er inbreukacties ondernomen, dan kan sprake zijn van onrechtmatig octrooi wapperen. Aan de andere kant, wanneer uit een octrooi-inbreukanalyse volgt dat er waarschijnlijk wel sprake is van octrooi-inbreuk, dan is het zaak de inbreuk te staken en afspraken te maken met de octrooihouder. Dat kan bijvoorbeeld een gebruikslicentie zijn. Of zelfs een schadevergoeding voor de octrooi-inbreuk in het verleden.
Mocht je vragen hebben over octrooi-inbreuk, een inbreukanalyse, al dan niet onrechtmatig wapperen, neem dan contact met me op.
[post_title] => Wappert WobbleWorks onrechtmatig met octrooi-inbreuk?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => wappert-wobbleworks-onrechtmatig-met-octrooi-inbreuk
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-05-27 15:19:22
[post_modified_gmt] => 2024-05-27 13:19:22
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=42203
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 42189
[post_author] => 71
[post_date] => 2024-05-27 09:29:01
[post_date_gmt] => 2024-05-27 07:29:01
[post_content] =>
UPDATE 12 augustus 2024: inmiddels is de procedure waar deze blog over gaat, ingetrokken door Da Showstoppaz. De reden is niet duidelijk – er is geen schikking bekend gemaakt -, maar het lijkt er wel op dat Da Showstoppaz zich vrijwillig hebben teruggetrokken.
Da Showstoppaz vs Beyoncé
In een
recente rechtszaak wordt Beyoncé aangeklaagd door de muziekgroep Da Showstoppaz. De groep beweert dat de wereldberoemde zangeres
zonder toestemming een sample van hun nummer heeft gebruikt in haar hit "Break My Soul" uit 2022. Deze zaak werpt een belangrijk licht op de complexiteit van auteursrechten in de muziekwereld. Het is er een in vele soortgelijke rechtszaken waarin artiesten elkaar beschuldigen van auteursrechtinbreuk door het gebruik – vaak zonder toestemming – van muzieksamples.
Break My Soul, Explode, Release a Wiggle
Het nummer "Break My Soul", van Beyoncés album "RENAISSANCE", werd een grote hit en bereikte in de Verenigde Staten de eerste plaats in hitlijsten. Het bevat een sample van "Explode" van Big Freedia. Echter, "Explode" is op zijn beurt gebaseerd op "Release a Wiggle" van Da Showstoppaz. Dit heeft ertoe geleid dat Da Showstoppaz nu zowel Big Freedia als de platenmaatschappij Sony Music hebben aangeklaagd. Een belangrijk twistpunt in de zaak is dat Beyoncé zou hebben geweigerd om Da Showstoppaz als
medeschrijvers te erkennen, wat volgens deze groep een inbreuk op hun auteursrecht inhoudt.
Auteursrecht en samples
Auteursrecht in de muziekwereld is een complex en vaak betwist terrein. Het recht beschermt namelijk de oorspronkelijke makers van creatieve werken, maar in de praktijk is het niet altijd eenvoudig te bepalen wie de rechtmatige eigenaar is van bepaalde muzikale elementen. In het geval van
samples, waarbij een deel van een bestaand nummer wordt gebruikt in een nieuw nummer, moet doorgaans toestemming worden verkregen van de oorspronkelijke rechthebbenden. Die toestemming kan worden gegeven in de vorm van een licentie.
Vragen over auteursrecht?
Het gebruik van samples kan bijdragen aan de creativiteit en vernieuwing in muziek, maar het is essentieel dat de oorspronkelijke makers correct worden genoemd en gecompenseerd. Hoe de zaak tussen Da Showstoppaz en Beyoncé zich verder zal ontwikkelen, blijft afwachten, maar het benadrukt eens te meer het belang van
auteursrecht in de steeds evoluerende muziekindustrie.
Ben je een artiest en heb je vragen over het auteursrecht? Neem contact op met
Yvonne Vetjens: 088-1410832.
[post_title] => Beyoncé vs. Da Showstoppaz: gebruikt een ander jouw muzieksamples zonder toestemming?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => beyonce-vs-da-showstoppaz-gebruikt-een-ander-jouw-muzieksamples-zonder-toestemming
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-08-12 14:40:12
[post_modified_gmt] => 2024-08-12 12:40:12
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=42189
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 42183
[post_author] => 6
[post_date] => 2024-05-24 13:46:51
[post_date_gmt] => 2024-05-24 11:46:51
[post_content] => Na een voorstel voor een tekst van de
AI Act, wijzigingsvoorstellen van de EU lidstaten en het Europees Parlement en een akkoord op een compromistekst, is de tekst nog een keer nagelopen. Dat heeft geleid tot een tekst die op onderdelen nog is aangepast. Die tekst is nu
goedgekeurd.
Wat moet er nu nog gebeuren?
Deze finale tekst moet nog worden gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Tijdslijn
De dag van publicatie is het moment waarop de
termijnen gaan lopen:
- na 20 dagen: de AI Act treedt in werking;
- na 6 maanden: de verboden AI toepassingen mogen niet (meer) op de EU markt beschikbaar zijn;
- na 9 maanden: de Europese Commissie publiceert Codes of Practices voor General Purpose AI models;
- na 12 maanden: verplichtingen voor General Purpose AI Models gelden, Europese Commissie komt met richtlijnen voor het melden van incidenten met hoog risico AI systemen;
- na 18 maanden: de Europese Commissie komt met praktische richtlijnen voor het classificeren van AI systemen;
- na 24 maanden: de Annex III hoog-risico AI systemen moeten aan hun verplichtingen voldoen, de transparantieverplichtingen gelden, de codes of conduct verplichtingen gelden.
- na 36 maanden: de Annex II hoog-risico AI systemen moeten aan hun verplichtingen voldoen.
Wat te doen?
Nu de
tekst van de AI Act definitief is, zal iedereen zich moeten gaan voorbereiden. Natuurlijk is dit het meest urgent voor ontwikkelaars van AI systemen. Maar ook andere partijen moeten zich hierin gaan verdiepen; degene die een AI systeem integreren in hun hardware/software, degene die AI systemen gaan distribueren en degene die AI systemen gaan gebruiken.
AI ontwikkelaars
Zij zullen zich af moeten vragen:
- valt het door mij ontwikkelde
AI systeem onder de definitie van AI (of hoe voorkom ik dat)
- wanneer het er onder valt: in welke risico-categorie valt mijn AI systeem
- voldoe ik aan de vereisten voor die klasse of wat moet ik doen om hieraan te voldoen.
AI gebruikers
Dit zal bijna iedereen zijn. Iedereen zal moeten onderzoeken of zijn/haar organisatie (geïntegreerde) AI systemen gebruikt. En dan zal de leverancier moeten aangeven wat de
risico-categorie is en of aan de vereisten van die risico-categorie is voldaan.
Voor wie gaat dit werk opleveren
De verwachting is dat voor veruit de meeste AI systemen geen of beperkte gevolgen voortvloeien uit de AI Act. Of er gevolgen zijn blijkt na inventarisatie (
AI mapping). Wanneer er wel verboden of hoog-risico AI systemen worden ontwikkeld of gebruikt, dan is er werk aan de winkel. En dan kan 6/24 maanden sneller voorbij zijn dan je denkt.
Hulp?
Mail (
wijst@bg.legal) wanneer je hulp wilt bij:
- onderzoek of naar de classificatie van een AI systeem
- onderzoek of een AI systeem compliant is met
wet- en regelgeving
- de vragen die je moet stellen aan (potentiële) leveranciers van software
[post_title] => Tekst AI Act definitief
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => tekst-ai-act-definitief
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-05-24 14:05:37
[post_modified_gmt] => 2024-05-24 12:05:37
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=42183
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 42165
[post_author] => 16
[post_date] => 2024-05-21 09:38:48
[post_date_gmt] => 2024-05-21 07:38:48
[post_content] =>
Patiënt stopt met het cholesterolverlagende middel Simvastatine en krijgt een herseninfarct. De huisarts had dit als stoprecept voorgeschreven. Een stoprecept wordt voorgeschreven wanneer een arts besluit een bepaald medicijn te stoppen of niet langer voor te schrijven om verschillende redenen.
Het gebeuren
Op 16 november 2016 schrijft de huisarts een stoprecept voor op Simvastatine. Op 18 september 2017 overkomt de patiënt een herseninfarct. Patiënt stelt dat door het stoppen van de Simvastatine het herseninfarct is ontstaan. Patiënt stelt dat de huisarts onzorgvuldig heeft gehandeld en claimt de kosten die hij heeft opgelopen ten gevolge van het herseninfarct.
De [verzekeraar] van de huisarts erkent geen aansprakelijkheid. Patiënt stapt naar de rechter.
Onzorgvuldigheid huisarts volgens patiënt:
- Simvastatine had huisarts niet mogen stoppen
- Huisarts had hem niet voldoende op de hoogte gebracht v.w.b. de risico’s van het stoppen met het medicijn
- De huisarts had onvoldoende controle gehouden na het stoppen met het medicijn.
Verweer huisarts
Er is niet onzorgvuldig gehandeld;
- Huisarts werd geconfronteerd met voldongen feit dat patiënt zelf was gestopt met het medicijn
- Huisarts heeft stoprecept uitgeschreven om aansluiting te zoeken bij deze feitelijke situatie, op dat moment had patiënt ook geen hoog cholesterol
- Focus werd ten tijde van het consult gelegd op gezonde levensstijl en hervatting bloed verlagende medicatie
- Het causaal verband tussen het gestelde onzorgvuldig handelen en herseninfarct ontbreekt.
Beoordeling rechter
De hamvraag is of de huisarts heeft gehandeld als een goed hulpverlener.
Op initiatief van huisarts gestopt met medicatie?
In het huisartsenjournaal is gerapporteerd dat patiënt zelf is gestopt met het innemen van Simvastatine. De rechtbank gaat uit van de juistheid van het huisartsenjournaal. Dat de aantekeningen niet juist zouden zijn is niet aannemelijk gemaakt door de patiënt.
Dat patiënt zelf is gestopt met Simvastatine paste ook in het gedrag van de patiënt. Uit het huisartsenjournaal blijkt diverse keren dat hij niet verschijnt op controles of anderszins ‘zijn eigen weg gaat’.
De rechtbank houdt het erop dat de patiënt op eigen initiatief is gestopt met Simvastatine.
Uitschrijven van het stoprecept
Patiënt was al meer dan een maand gestopt met Simvastatine en ook het bloeddrukverlagende middel. Uit controle vlak voor het consult bleek dat de cholesterolwaarden normaal zijn. Het stoppen van Simvastatine was dan ook niet problematisch. De bloeddruk bleek echter niet goed te zijn. Op aandringen van de arts is weer begonnen met het bloeddrukverlagende medicijn.
Volgens de rechter heeft de huisarts in de gegeven omstandigheden dan ook niet onzorgvuldig gehandeld.
Onvoldoende houden van toezicht en controle
De rechter stelt vast dat uit het huisartsenjournaal blijkt dat in de periode na het consult diverse afspraken zijn gemaakt. Patiënt is echter zelf, zonder opgave van reden, niet verschenen.
Onder die omstandigheden kan de huisarts niet verweten worden dat zij onvoldoende toezicht en controle heeft gehouden op zijn gezondheidssituatie na afgifte van het stoprecept.
Er is geen sprake van onzorgvuldig handelen en de vorderingen van de patiënt worden afgewezen.
Conclusie
In deze zaak oordeelt de rechter dat er niet onzorgvuldig is gehandeld door de huisarts. De rechter komt hiermee nog niet eens toe aan de juridische vraag of er wel causaal verband is tussen het gestelde onzorgvuldig handelen en het herseninfarct. Hetgeen ook nog maar de vraag is.
Uit deze uitspraak blijkt verder maar weer eens hoe belangrijk het is voor hulpverleners om het medisch dossier goed op orde te hebben.
[post_title] => Is de huisarts aansprakelijk voor een herseninfarct na stoppen medicijnen?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => is-de-huisarts-aansprakelijk-voor-een-herseninfarct-na-stoppen-medicijnen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-05-21 09:56:25
[post_modified_gmt] => 2024-05-21 07:56:25
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=42165
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 42144
[post_author] => 39
[post_date] => 2024-05-17 11:21:59
[post_date_gmt] => 2024-05-17 09:21:59
[post_content] => Mogelijk houden huurverhogingen in de vrije sector geen stand bij de rechter. Dit zou kunnen betekenen dat verhuurders geld moeten terugbetalen aan huurders, dit gaat dan om bedragen die zouden kunnen oplopen tot miljarden euro’s, zo wordt in de media gemeld. In dit artikel gaan we in op het jarenlang gevolgde uitgangspunt van
huurverhogingsberekeningen en de potentiële gevolgen wanneer de Hoge Raad dit aanmerkt als een oneerlijk beding op grond van Europees recht.
Huurverhogingsberekening
Al jarenlang is het uitgangspunt om de jaarlijkse huurverhoging in de vrije sector te berekenen met een optelsom van de inflatie met daarbovenop een percentage opslag. Dit is het ‘
huurverhogingsbeding’ dat kan worden opgenomen in de huurovereenkomst.
In verschillende uitspraken werd echter door kantonrechters geoordeeld dat deze berekening in strijd is met de Europese Richtlijn die ziet op de bescherming van de consumenten tegen oneerlijke bedingen in overeenkomsten.
Dit betrof tot nu steeds individuele zaken, waarbij er steeds eigen afwegingen werden gemaakt door de behandelende rechter. In januari heeft de
Rechtbank Amsterdam echter prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad. Een prejudiciële vraag is een rechtsvraag van een rechter aan de Hoge Raad. Dit is mogelijk wanneer hetzelfde vraagstuk aan orde is in een groot aantal zaken. Het antwoord van de Hoge Raad is vervolgens richtinggevend en zal dus invloed hebben op de lopende en toekomstige zaken. De Hoge Raad buigt zich daarom nu over de vraag hoe de berekening van huurverhoging zich verhoudt tot
de Europese Richtlijn.
Prejudiciële vragen
De volgende vragen zijn gesteld aan de Hoge Raad:
- Kan een huurverhogingsbeding op grond waarvan de huurder bovenop de inflatie een opslag van maximaal 3 procent mag rekenen worden aangemerkt als een oneerlijk beding? Welke maatstaven gelden bij de beoordeling?
- Wanneer een deel van het huurverhogingsbeding als oneerlijk is aan te merken, moet het beding dan in zijn geheel vernietigd worden, of is alleen het oneerlijke deel vernietigbaar?
- Moet de rechter ingeval van een oneerlijk beding ook ambtshalve nagaan wat er vanaf het begin van de huurovereenkomst teveel is betaald en dat bedrag aftrekken van de gevorderde huurachterstand?
- Kan de verhuurder zich beroepen op
verjaring, wanneer de huurder de te veel betaalde huurverhogingen terugvordert?
- Is er een andere beperking ten aanzien van de periode waarover de huurder de ten onrechte betaalde huurverhogingen kan terugvorderen?
Oneerlijk beding
Volgens de rechters was er om de volgende redenen sprake van een oneerlijk beding:
- Een percentage opslag bovenop jaarlijkse inflatie kan het evenwicht tussen de huurder en de verhuurder verstoren.
- Voor de opslag bestaat geen redelijke grond.
- Er bestaat voor huurders geen reële mogelijkheid om over te stappen van leverancier van huurgenot door het huidige woningtekort.
Volgens vertegenwoordigers van huurders is het belangrijk dat huurovereenkomsten nu worden bekeken door de Hoge Raad. Dit is noodzakelijk voor transparante en eerlijke huurovereenkomsten en het tegengaan van willekeur bij huurverhoging.
Zorgen bij verhuurders
Het antwoord van de Hoge Raad kan betekenen dat verhuurders mogelijk jarenlang oneerlijke huurverhogingen rekenden, zij vrezen nu dan ook voor groot financieel nadeel. Wanneer een beding namelijk oneerlijk is kan dit worden vernietigd. Vernietiging houdt in dat er geen recht tot verhoging bestond, waardoor de te veel betaalde huur mogelijk kan worden teruggevorderd. Een vastgoedadviesbureau heeft het potentiële verbod op huurverhogingsbedingen zoals ze nu worden berekend en het terugdraaien van huurverhogingen met terugwerkende kracht doorgerekend. Dit komt uit op miljarden euro’s.
Volgens vertegenwoordigers van
verhuurders kan dit grote, nadelige impact hebben op de maatschappij. De combinatie van het verbod op een huurverhogingsbeding met als gevolg lagere huurinkomsten en de waardedaling van vastgoed zal volgens verhuurders directe gevolgen hebben voor de verduurzaming van de huurwoningen. Ook zal de vernietiging volgens hen leiden tot terughoudendheid van kapitaalverstrekkers die nodig zijn om nieuwe bouw te realiseren.
Concluderend
Het is onduidelijk wanneer de Hoge Raad met een uitspraak komt, pas wanneer dit zover is zal er meer duidelijkheid zijn over de toepassing van de Richtlijn en zal de eventuele impact van mogelijke terugbetalingsvorderingen en verjaringstermijnen blijken. Wij houden u natuurlijk op de hoogte van verdere ontwikkelingen.
Dit artikel is mede geschreven door
Anne Verberne.
[post_title] => Prejudiciële vragen aan de Hoge Raad over huurverhogingen
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => prejudiciele-vragen-aan-de-hoge-raad-over-huurverhogingen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-05-17 11:24:29
[post_modified_gmt] => 2024-05-17 09:24:29
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=42144
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 42495
[post_author] => 19
[post_date] => 2024-06-11 08:59:38
[post_date_gmt] => 2024-06-11 06:59:38
[post_content] =>
Inleiding
De staatsraad Advocaat-generaal Nijmeijer is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (
ABRvS) verzocht een conclusie uit te brengen over de toepassing van artikel 6:19 Awb bij opvolgende ruimtelijke plannen. Het verzoeken van een conclusie houdt in dat de ABRvS aan een staatsraad A-G kan vragen om een rechtsvraag te onderzoeken en hierover
aanbevelingen te doen. Op 29 mei 2024 heeft Nijmeijer deze conclusie uitgebracht. In dit artikel gaan wij in op de belangrijkste aspecten.
Artikel 6:19 Awb
In een bezwaar- of beroepsprocedure over een besluit kan door het bestuursorgaan een nieuw besluit worden genomen dat het bestreden besluit wijzigt. Op deze situatie ziet artikel 6:19 Awb. Het artikel regelt dat het bezwaar of beroep tegen het bestreden besluit van rechtswege ook ziet op het besluit tot intrekking, wijziging of vervanging, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben. Er ontstaat dus van rechtswege een beroep tegen het nadere besluit, dit wordt ook wel ‘
fictief beroep’ genoemd.
Artikel 6:19 Awb heeft twee doelen. Als eerste biedt het
rechtsbescherming. Een appellant die tegen een besluit beroep heeft ingesteld, hoeft hierdoor niet afzonderlijk beroep in te stellen tegen een besluit dat hangende het beroep wordt genomen. Ten tweede bevordert het
effectieve geschilbeslechting, er wordt voorkomen dat twee instanties tegelijk oordelen over besluiten die vallen binnen één geschil.
Aanleiding voor de conclusie
Bij de ABRvS loopt een zaak die ziet op een bestemmingsplan waarmee de recreatieve verhuur van woningen is beperkt. Onder dit plan was recreatieve verhuur slechts voor bepaalde woningen nog mogelijk. Tegen dit bestemmingsplan werd beroep ingesteld, waarop de gemeenteraad het bestemmingsplan opnieuw, gewijzigd vaststelde. Tegen het gewijzigde besluit werd door een grotere groep
opnieuw beroep ingesteld bij de Afdeling.
Vragen aan de staatsraad A-G
Is er aanleiding om de rechtspraak over de toepassing van artikel 6:19 Awb in bestemmingsplanzaken onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aan te passen?
Ondanks het vervallen van de Wro door de inwerkingtreding van de Omgevingswet is deze vraag nog relevant omdat het nog enige tijd zal duren voordat alle lopende bestemmingsplanprocedures zijn afgedaan. Daarnaast kan het beantwoorden van deze vraag inzicht bieden voor toekomstige toepassing van artikel 6:19 Awb in omgevingsplanzaken.
Is er aanleiding om de toepassing van artikel 6:19 Awb te veranderen in zaken die gaan over de wijziging van een omgevingsplan op grond van de Omgevingswet?
De conclusie
Bestemmingsplanzaken
In bestemmingsplanzaken wordt artikel 6:19 Awb ruim toegepast. De drempel voor het aannemen van een fictief beroep is laag, doordat er in de rechtspraak
nauwelijks eisen worden gesteld aan het nieuwe besluit dat hangende beroep is genomen.
In de literatuur werd dit al eerder geconstateerd. De ruime toepassing van artikel 6:19 Awb is dus al vele jaren een bekend verschijnsel. Het brengt zowel voordelen als nadelen.
Een belangrijk nadeel dat hierdoor ontstaat is dat de omvang van het geding groter wordt, deze uitdijende werking kan volgens Nijmeijer worden beperkt door de rechtspraak op de
volgende punten aan te passen:
- Fictief beroep alleen mogelijk maken voor herstel- en reparatiebesluiten.
- Voor het aannemen van een reparatiebesluit een nadrukkelijke relatie eisen met de beroepsgronden in het reële beroep (het beroep tegen het oorspronkelijke besluit). De gebiedsgewijze benadering moet worden verlaten.
- De kring van gerechtigden beperken tot degenen die door het hangende beroep genomen besluit in een nadeligere positie komen en degenen die tegen het oorspronkelijke besluit geen beroep hebben ingesteld, maar door gewijzigde feiten of omstandigheden nu wel in beroep gaan.
- Bij gecombineerde besluiten geen fictief beroep aannemen maar rechtsbescherming construeren door het instellen van reëel beroep tegen het hangende beroep genomen besluit.
Omgevingsplanzaken
Het omgevingsplan is een
geconsolideerde regeling. Dit betekent dat iedere wijziging van een omgevingsplan (een wijzigingsbesluit) plaatsvindt in dezelfde planologische regeling en op grond van dezelfde regelgevende bevoegdheid. Een wijzigingsbesluit brengt dus altijd veranderingen aan in het omgevingsplan zoals dat is vastgesteld. Dit betekent dat de gebiedsgewijze benadering geen onderscheidend vermogen heeft en dus achterwege moet blijven. De uitdijende werking van het fictief beroep op de omvang van het geding kan door de regelstructuur van het omgevingsplan toenemen. Om te beoordelen of er sprake is van een nader besluit waarop artikel 6:19 Awb van toepassing is, kan de aanpak in bestemmingsplanzaken worden gevolgd. Hierdoor wordt uitdijende werking beperkt.
Onder de Omgevingswet is het mogelijk dat de gemeenteraad de omgevingsplanbevoegdheid delegeert aan het college van B&W. Daarom adviseert Nijmeijer dat artikel 6:19 Awb moet kunnen worden toegepast wanneer een besluit dat hangende beroep wordt genomen afkomstig is van een
ander bestuursorgaan.
Afsluitende opmerkingen
Nu de conclusie is uitgebracht zullen de partijen in de procedure de mogelijkheid krijgen om op de conclusie te reageren. Daarna kan de ABRvS uitspraak doen. De conclusie is hiervoor niet bindend, maar dient als een voorlichting voor de Afdeling.
Dit artikel is geschreven door
Rutger Boogers en
Anne Verberne.
[post_title] => Conclusie staatsraad A-G over toepassing van artikel 6:19 Awb bij ruimtelijke plannen
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => conclusie-staatsraad-a-g-over-toepassing-van-artikel-619-awb-bij-ruimtelijke-plannen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-06-14 14:50:18
[post_modified_gmt] => 2024-06-14 12:50:18
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=42495
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 1413
[max_num_pages] => 142
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] => 1
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => fd1f1030f361e2181f86fd244dbd118c
[query_vars_changed:WP_Query:private] =>
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
Inleiding De staatsraad Advocaat-generaal Nijmeijer is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) verzocht een conclusie uit te brengen over de toepassing van artikel 6:19 Awb bij...
Lees meer
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft op 5 juni zich uitgelaten in het langlopende geschil tussen het Ierse Supermac’s en fastfoodgigant McDonald’s over het EU-merk ‘BIG MAC’....
Lees meer
Op 29 mei 2024 deed de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een belangrijke uitspraak in een zaak tussen een recruitmentbedrijf en de Autoriteit Persoonsgegevens. Deze zaak draait om...
Lees meer
In een recent arrest heeft de Procureur-Generaal van de Hoge Raad duidelijkheid gegeven over de reikwijdte van het inzagerecht onder artikel 15 AVG. In dit artikel gaan we in op...
Lees meer
Wat zijn de mogelijkheden van een merkhouder om op te treden tegen de verkoop van (bewerkte) merkproducten? In hoeverre mogen merkproducten worden aangepast voor verdere verkoop?Deze vragen kwamen aan de...
Lees meer
Handhaven van het WobbleWorks octrooi WobbleWorks ontwikkelt 3D-print pennen en heeft een aantal octrooien geregistreerd over de hele wereld met betrekking daartoe. Als een van de pioniers op het gebied...
Lees meer
UPDATE 12 augustus 2024: inmiddels is de procedure waar deze blog over gaat, ingetrokken door Da Showstoppaz. De reden is niet duidelijk – er is geen schikking bekend gemaakt -,...
Lees meer
Na een voorstel voor een tekst van de AI Act, wijzigingsvoorstellen van de EU lidstaten en het Europees Parlement en een akkoord op een compromistekst, is de tekst nog een...
Lees meer
Patiënt stopt met het cholesterolverlagende middel Simvastatine en krijgt een herseninfarct. De huisarts had dit als stoprecept voorgeschreven. Een stoprecept wordt voorgeschreven wanneer een arts besluit een bepaald medicijn te...
Lees meer
Mogelijk houden huurverhogingen in de vrije sector geen stand bij de rechter. Dit zou kunnen betekenen dat verhuurders geld moeten terugbetalen aan huurders, dit gaat dan om bedragen die zouden...
Lees meer