Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [paged] => 0
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                    [0] => 7
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1312
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND wp_posts.post_author IN (7)  AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 0, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 41155
                    [post_author] => 7
                    [post_date] => 2024-02-14 16:14:51
                    [post_date_gmt] => 2024-02-14 15:14:51
                    [post_content] => De Ondernemingskamer is een bijzondere kamer van het Gerechtshof in Amsterdam. Als hoger beroep wordt ingesteld in een procedure die verband houdt met de geschillenregeling, is de Ondernemingskamer uitsluitend bevoegd om hierover te oordelen. In september vorig jaar werd door de Ondernemingskamer een beschikking gewezen in het kader van de geschillenregeling en het instellen van samenhangende vorderingen, waardoor de reikwijdte van die vorderingen uitgebreid werd.

De geschillenregeling in het BW

Als er geschillen ontstaan tussen aandeelhouders onderling, kan de wettelijke geschillenregeling uit boek 2 BW uitkomst bieden. Zo kan middels een uitstotingsprocedure een gedwongen overdracht van aandelen bewerkstelligd worden, waarbij een van de aandeelhouders wordt uitgekocht. Een aandeelhouder die door gedragingen van één of meerdere medeaandeelhouders niet langer aandeelhouder wil/kan zijn, kan daarnaast een uittredingsprocedure in gang zetten. In deze procedure worden de aandelen van de uittredende aandeelhouder verplicht overgenomen door de overige aandeelhouders. In het BW is ook een bepaling opgenomen waaruit volgt dat de rechter tijdens een uitstotingsprocedure bevoegd is om kennis te nemen van samenhangende vorderingen tussen dezelfde partijen, of tussen een der partijen en de vennootschap. Dit geldt ook in het geval dat er een uittredingsprocedure gestart wordt, waardoor de rechter die bevoegd is om te oordelen over een uitstotings- of uittredingsvordering ook bevoegd is om te oordelen over daarmee samenhangende vorderingen. In het geval dat er hoger beroep wordt ingesteld in een procedure die verband houdt met de geschillenregeling, is de Ondernemingskamer dus uitsluitend bevoegd om hierover te oordelen.

Reikwijdte van het begrip ‘samenhangende vorderingen’

Aangezien de Ondernemingskamer in bepaalde gevallen bevoegd is om kennis te nemen van samenhangende vorderingen in het geval van een uitstotings- of uittredingsprocedure, is het belangrijk dat de reikwijdte van dit begrip vast te stellen is. Samenhangende vorderingen zijn afzonderlijke vorderingen die zo nauw met elkaar verbonden zijn, dat het wenselijk is om deze samen te behandelen. Uit de Memorie van Toelichting volgt dat in dit geval met name kan worden gedacht aan vorderingen tot schadevergoeding uit hoofde van de gedragingen die aan een uitstotingsvordering ten grondslag zijn gelegd, en samenhangen met de uittredingsvordering zelf. Door deze vorderingen gelijktijdig te behandelen wordt voorkomen dat er door afzonderlijke behandeling onverenigbare beslissingen worden gegeven. Eerder oordeelde de Ondernemingskamer daarom al dat er sprake zou zijn van samenhangende vorderingen indien deze voortvloeiden uit hetzelfde conflict tussen partijen. Het conflict diende daarbij ten grondslag te liggen aan de uittredingsvordering. Op 19 september 2023 oordeelde de Ondernemingskamer opnieuw over de manier waarop het begrip uitgelegd zou moeten worden. De Ondernemingskamer stelde hierbij dat zij op grond van het BW bevoegd is om kennis te nemen van samenhangende vorderingen tussen dezelfde partijen, of tussen een der partijen en de desbetreffende vennootschap. Deze samenhangende vorderingen dienen te worden beoordeeld met inachtneming van de omstandigheden van het geval. Volgens de Ondernemingskamer kan een vordering aanvullend ook als samenhangende vordering beschouwd worden indien deze wordt ingesteld door een andere partij dan de uittredende aandeelhouder. Het gaat in dat geval namelijk om materieel dezelfde (of gelieerde) partijen die allemaal bij de procedure betrokken zijn, waardoor ook dat soort vorderingen volgens de Ondernemingskamer onder de reikwijdte van het begrip vallen. Dit is een opvallende conclusie, aangezien uit het BW volgt dat samenhangende vorderingen in beginsel slechts zien op vorderingen tussen dezelfde partijen. De Ondernemingskamer lijkt door deze uitspraak echter van mening te zijn dat het begrip ruimer moet worden uitgelegd, waardoor ook vorderingen die zijn ingesteld door een andere partij dan de uittredende aandeelhouder onder dit begrip kunnen vallen.

Conclusie

Tijdens een uitstotings- of uittredingsprocedure is de rechter bevoegd om kennis te nemen van samenhangende vorderingen tussen partijen en de vennootschap. De Ondernemingskamer oordeelde in 2022 dat sprake is van een samenhangende vordering indien deze voortvloeit uit hetzelfde conflict tussen partijen en het conflict hierbij ten grondslag ligt aan de uittredingsvordering. Vorig jaar voegde de Ondernemingskamer hier nog aan toe dat een vordering ook als samenhangend beschouwd kan worden indien deze wordt ingesteld door een andere partij dan de uittredende aandeelhouder. Dit is een ruime interpretatie van het begrip, zeker aangezien in het BW uitsluitend gesproken wordt over samenhangende vorderingen tussen dezelfde partijen, of tussen een der partijen en de vennootschap. Heeft u zelf te maken met een uitstotings- of uittredingsprocedure of wilt u een dergelijke procedure starten en ontvangt u tevens graag advies over het instellen van samenhangende vorderingen? Neem dan contact op met een van onze specialisten van de afdeling Ondernemingsrecht! Marc juist [post_title] => Samenhangende vorderingen en de wettelijke geschillenregeling [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => samenhangende-vorderingen-en-de-wettelijke-geschillenregeling [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-02-14 16:14:51 [post_modified_gmt] => 2024-02-14 15:14:51 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41155 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 40923 [post_author] => 7 [post_date] => 2024-01-30 16:34:44 [post_date_gmt] => 2024-01-30 15:34:44 [post_content] => Het aanbod op de Nederlandse woningmarkt is al jaren krap. Door de enorme vraag naar (betaalbare) woningen is de concurrentie groot en moeten kopers snel beslissen of zij een bod uit willen brengen. Hierdoor blijft er vaak maar weinig tijd over om de woning grondig te controleren, en is de kans groter dat er een woning aangekocht wordt die later niet volledig aan de verwachtingen blijkt te voldoen. In bepaalde gevallen kan de koper dan terugvallen op het non-conformiteitsvereiste uit het BW: de verkoper is op grond van dit vereiste namelijk verplicht om een zaak over te dragen die beantwoordt aan de overeenkomst.

Het non-conformiteitsvereiste in het BW

Het non-conformiteitsvereiste is terug te vinden in artikel 7:17 van het BW. Dit artikel bepaalt dat een afgeleverde zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden. Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst als die, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper daarover heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag hierbij in ieder geval verwachten dat de woning de eigenschappen bezit die nodig zijn om deze normaal te kunnen gebruiken. Een soortgelijke bepaling is daarom ook vaak terug te vinden in de koopovereenkomst. Uit artikel 7:17 BW volgt echter dat een koper zich niet kan beroepen op de omstandigheid dat een zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, indien dit hem ten tijde van het sluiten van de overeenkomst bekend was of redelijkerwijs bekend kon zijn. Er rust dus een onderzoeksplicht op de koper: van hem wordt verwacht dat hij de aangekochte zaak goed onderzoekt of laat onderzoeken voordat hij overgaat tot het sluiten van de koop.

Het normale gebruik van een woning

De koper mag op grond van artikel 7:17 BW verwachten dat de gekochte woning eigenschappen bezit die nodig zijn voor een normaal gebruik. Volgens de Hoge Raad houdt dit in dat een woning bewoond moet kunnen worden op een voldoende veilige manier, met een redelijke mate van duurzaamheid en zonder dat het woongenot wezenlijk wordt aangetast. Toch zal niet ieder gebrek het normale gebruik van een woning belemmeren. De Hoge Raad hanteert namelijk een uitgangspunt waarbij de koper, afhankelijk van de ouderdom en de prijs van de woning, tot op zekere hoogte rekening dient te houden met een bepaalde mate van meteen te verrichten (achterstallig) onderhoud, ook al was de noodzaak daartoe ten tijde van het sluiten van de koop niet direct zichtbaar. Een koper van een reeds bestaande woning kan en mag dus niet verwachten dat de woning de eigenschappen heeft van een nieuwe woning.

De onderzoeks- en mededelingsplicht

In het kader van artikel 7:17 BW rust er een onderzoeksplicht op de koper. Voor de kenbaarheid van gebreken geldt in zijn algemeenheid dat als een koper aanleiding heeft om te twijfelen aan de staat waarin de zaak zich bevindt, van hem verwacht mag worden dat hij daarnaar onderzoek zal laten verrichten. Als de koper nalaat onderzoek te verrichten terwijl dat redelijkerwijs wel van hem gevergd had mogen worden, en dat onderzoek het gebrek ook aan het licht zou hebben gebracht, zal in beginsel geen sprake zijn van een gebrek dat voor de koper niet kenbaar was. Uit de jurisprudentie volgt dat hier wel een mededelingsplicht van de verkoper tegenover staat. Indien de verkoper weet dat een woning bepaalde gebreken heeft waarvan de aanwezigheid en/of de ernst niet zonder nader onderzoek kenbaar is, zal hij hiervan mededeling moeten doen aan de koper. Komt de verkoper de verplichting niet na, is hij naar oordeel van het hof voor dit gebrek aansprakelijk, in de meeste gevallen ook als het gebrek voor de koper wel kenbaar was. Hierdoor bestaat de kans dat de koper en de verkoper tijdens een geschil over non-conformiteit van een woning naar elkaar blijven wijzen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad prevaleert de mededelingsplicht echter boven de onderzoeksplicht. De koper mag in beginsel namelijk vertrouwen op de juistheid van de mededelingen van de verkoper. Wel kan hier in verband met de omstandigheden van het geval een uitzondering op worden gemaakt, zoals volgt uit deze uitspraak van de Hoge Raad.

Conclusie

Bij de aankoop van een woning is het aan de verkoper om een woning af te leveren die beantwoordt aan de overeenkomst. Als de woning later niet aan de verwachtingen blijkt te voldoen, is vereist dat de ontdekte gebreken het normale gebruik van de woning in de weg staan. Het is dan ook verstandig om bij de aankoop van een woning duidelijk vast te leggen wat er bedoeld wordt met ‘normaal gebruik’. Hierbij moeten eventuele gebreken in verband met de ouderdom en de aankoopprijs van de woning in acht genomen worden. De koper heeft tijdens het aankoopproces een onderzoeksplicht. Indien hij twijfelt over de staat waarin de woning zich bevindt, mag daarom van hem verwacht worden dat hij daarnaar onderzoek zal laten verrichten. Doet de koper dit niet, kan er later in beginsel geen sprake zijn van een gebrek dat voor de koper niet kenbaar was. De verkoper heeft tijdens het aankoopproces echter ook de plicht om de koper in te lichten over de gebreken waarmee hij bekend is. Indien de verkoper deze verplichting niet nakomt, is hij in de meeste gevallen aansprakelijk. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad prevaleert deze mededelingsplicht boven de onderzoeksplicht, aangezien de koper in beginsel mag vertrouwen op de juistheid van de mededelingen van de verkoper. Hier kan in bepaalde gevallen wel een uitzondering op worden gemaakt, waardoor u als koper altijd alert moet blijven! Heeft u vragen over non-conformiteit in het kader van de aankoop van een woning? Neem dan contact op met een van onze specialisten! Marc Heuvelmans 1 [post_title] => In welke gevallen levert de aankoop van een woning non-conformiteit op? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => in-welke-gevallen-levert-de-aankoop-van-een-woning-non-conformiteit-op [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-01-30 16:34:44 [post_modified_gmt] => 2024-01-30 15:34:44 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=40923 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 40018 [post_author] => 7 [post_date] => 2023-11-30 15:53:42 [post_date_gmt] => 2023-11-30 14:53:42 [post_content] => Het komt helaas regelmatig voor dat er geschillen ontstaan tussen aandeelhouders onderling. Vaak lukt het om deze problemen in onderling overleg op te lossen, maar dit is niet altijd mogelijk. De wettelijke geschillenregeling kan in zulke gevallen een oplossing bieden. Deze regeling is van toepassing op BV’s en in bepaalde gevallen ook op NV’s. Een van de twee mogelijkheden die terug te vinden is in de wettelijke geschillenregeling is de uittredingsregeling.  

De uittredingsregeling

De uittredingsregeling kan uitkomst bieden indien een aandeelhouder van mening is dat zijn rechten of belangen door gedragingen van één of meerdere medeaandeelhouders ernstig zijn geschaad. Als de aandeelhouder hierdoor van mening is dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van hem kan worden gevergd, kan hij tegen zijn medeaandeelhouders een vordering tot uittreding instellen. Het gaat hierbij dus niet om het belang van de vennootschap zelf dat is geschaad, maar om het individuele belang van één van de aandeelhouders. De vordering tot uittreding kan daarnaast ook in worden gesteld tegen de vennootschap op grond van gedragingen van één of meer medeaandeelhouders of van de vennootschap zelf. De uittredingsvordering zet dus een gedwongen aandelenovername in gang. Iedere aandeelouder (ongeacht zijn belang) is bevoegd om deze vordering tot uittreding in te stellen. De gronden voor het instellen van deze vordering kunnen erg uiteenlopen. Er hoeft namelijk niet alleen sprake te zijn van zogenaamde ‘misdragingen’ en bij de vordering kunnen zelfs gedragingen in de privésfeer betrokken worden.

Billijke verhoging

Als een aandeelhouder uittreedt, moeten zijn aandelen overgenomen worden door de overige aandeelhouders. Om de koopprijs van deze aandelen vast te stellen wordt een deskundige benoemd. Vervolgens bepaalt de rechter hoeveel aandelen de medeaandeelhouders over moeten nemen en tegen welke prijs. In het geval dat de rechter van oordeel is dat de gedragingen van de medeaandeelhouders hebben geleid tot een vermindering van de waarde van de aandelen, kan hij een billijke verhoging op de koopprijs toepassen. De Ondernemingskamer oordeelde in 2021 dat hierbij als uitgangspunt moet worden genomen dat de peildatum voor de waardering van de aandelen gelegen is dichtbij het tijdstip waarop de overdracht plaatsvindt. Afwijking van dit uitgangspunt door het kiezen van een eerder gelegen peildatum is denkbaar in situaties waarbij aanleiding is voor het toekennen van een billijke verhoging. De afgelopen jaren is een billijke verhoging van de aandelenprijs in het kader van de uittredingsprocedure al een aantal keer gevorderd. Er is geen specifiek toetsingskader waaruit volgt wanneer een billijke verhoging al dan niet gerechtvaardigd is. Toch lijkt het voor ‘aannemelijk maken’ voldoende te zijn dat een uittredende minderheidsaandeelhouder een billijke verhoging vordert, en de gedaagde deze vordering niet betwist.

Toegewezen vorderingen

Zo stelde een uittredende minderheidsaandeelhouder in 2014 te zijn benadeeld door een emissiebesluit dat was genomen door zijn medeaandeelhouder. Door dit besluit waren zijn aandelen (20%) verwaterd, waardoor zijn belang in de vennootschap was afgenomen. De uittredende minderheidsaandeelhouder verzocht daarom om een billijke verhoging, zodat hij alsnog 20% van de waarde van de vennootschap zou verkrijgen. Dit verzoek werd toegewezen door de rechter, waardoor de uittredende minderheidsaandeelhouder op grond van deze uitspraak een prijs kreeg voor zijn aandelen waar in feite een compensatie voor de gedragingen van zijn medeaandeelhouder in was meegenomen. Een jaarrekening waarin het eigen vermogen van een vennootschap te laag wordt weergegeven kan ook leiden tot een billijke verhoging. Volgens de rechter ontstond hierdoor een nadeel voor de uittredende vennoot, waardoor een billijke verhoging van de aandelenprijs gerechtvaardigd was. De rechtbank in Den Haag paste vorig jaar een billijke verhoging toe omdat het bestuur van een vennootschap een onzakelijke transactie was aangegaan die de vennootschap schade had berokkend. Hierdoor was de uittredende minderheidsaandeelhouder ernstig in zijn belangen geschaad en was een billijke verhoging gerechtvaardigd. Een billijke verhoging kan dus ook toegepast worden wegens gedragingen van anderen dan de gedaagde, met name bestuurders.

Afgewezen vorderingen

De billijke verhoging wordt echter niet in alle gevallen toegewezen. Zo oordeelde de rechtbank eerder in 2014 dat bepaalde door een uittredende aandeelhouder gemaakte kosten niet verdisconteerd kunnen worden in de waarde van de over te nemen aandelen. Het niet uitkeren van dividend leidt daarnaast niet tot een waardevermindering van de aandelen, waardoor een billijke verhoging in die gevallen niet op zijn plaats is. Ook kunnen aandeelhouders onderling overeenkomen dat de aandelen van één van de aandeelhouders overgenomen moeten worden. Als er verder geen sprake is van gedragingen op grond waarvan de uittredende aandeelhouder zodanig in haar rechten of belangen is geschaad dat het voortduren van het aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer kan worden gevergd, kan de billijke verhoging hierop volgens de rechtbank niet worden toegepast. Er is dan nog wel een mogelijkheid dat de rechter aan die afspraken voorbij gaat als de toepassing daarvan leidt tot een kennelijk onredelijke prijs. Het deskundigenbericht kan daarnaast ook van belang zijn bij de beoordeling of een billijke verhoging toegepast moet worden.  Als uit dit bericht blijkt dat er geen sprake is van gedragingen die een negatief effect hebben gehad op de waarde van de aandelen, zal de rechter terughoudend zijn met het toestaan van een billijke verhoging.

Conclusie

Een uittredende aandeelhouder kan middels de uittredingsregeling een gedwongen aandelenovername in gang zetten. Hierbij kan hij een vergoeding vorderen voor zijn geleden schade middels een billijke verhoging van de aandelenprijs. Dit komt voor in gevallen waarbij de aandelen van de uittredende aandeelhouder door handelen van medeaandeelhouders, de vennootschap of van derden minder waard zijn geworden. Hiervoor dient door de uittredende aandeelhouder in ieder geval voldoende aannemelijk te worden gemaakt dat de waardevermindering niet toe te rekenen is aan zijn eigen gedragingen. Wil u zelf een uittredingsprocedure starten en twijfelt u of de billijke verhoging in uw situatie wellicht van toepassing is? Neem dan contact op met één van onze advocaten van de afdeling Ondernemingsrecht. Marc Heuvelmans [post_title] => Uittredingsregeling en de koopprijs van aandelen [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => uittredingsregeling-en-de-koopprijs-van-aandelen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2023-11-30 16:06:05 [post_modified_gmt] => 2023-11-30 15:06:05 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=40018 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 33806 [post_author] => 7 [post_date] => 2022-12-13 11:59:18 [post_date_gmt] => 2022-12-13 10:59:18 [post_content] => Onlangs wees de Hoge Raad een arrest over het Europese bankbeslag (HR 2-12-2022/ECLI:NL:HR:2022:1804: Hoch Capital/verweerder). Deze faciliteit biedt de mogelijkheid om in Europese landen laagdrempelig een beslag te leggen op een bankrekening van een debiteur. Het komt voort uit de Europese verordening “tot vaststelling van een procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken”, afgekort de EAPO-verordening van 15 mei 2014. De procedure, van toepassing vanaf januari 2017, is een alternatief voor bestaande beslagprocedures in EU landen. Het biedt de rechter in een EU land de mogelijkheid om een banktegoed van een debiteur in een ander EU land te bevriezen. De rechter die een bevel tot beslaglegging kan geven, is de voorzieningenrechter van de rechtbank. Dat is ook de rechter die beslist over intrekking van het bevel, als de beslagene daartegen opkomt. Dat kan alleen achteraf, omdat van het bevel en het te leggen conservatoir beslag, geen mededeling gedaan wordt aan de debiteur.

Nieuwe omstandigheden

In de kwestie die diende bij de Hoge Raad ging het om de vraag of bij de beoordeling of het bevel ingetrokken moet worden, de voorzieningenrechter ook feiten en omstandigheden mag betrekken die zich voorgedaan hebben ná het geven van het bevel. De casus was als volgt. Verweerder heeft aan Hoch Capital opdracht gegeven om voor verweerders rekening financiële transacties te verrichten. Daarmee heeft verweerder in korte tijd veel geld verloren en de schade bedraagt 3,5 ton. Daarvoor vraagt verweerder aan de voorzieningenrechter een bevel om conservatoir beslag te leggen op de buitenlandse bankrekening van Hoch Capital, wat ook gebeurt. Hoch Capital op haar beurt vraag om intrekking van het bevel en opheffing van het beslag omdat bij de beoordeling van het beslag verweerder niet voldaan heeft aan de eisen van de verordening. Verweerder zou onvoldoende aannemelijk hebben kunnen maken dat ze in een bodemprocedure gelijk zou krijgen. De voorzieningenrechter en het gerechtshof wijzen de eis van Hoch Capital af, die daartegen cassatie instelt. Een van de argumenten van Hoch Capital om de uitspraak van het gerechtshof te vernietigen, is dat het hof rekening gehouden heeft met omstandigheden die zich hebben voorgedaan ná het leggen van het beslag. Het ging om het beluisteren door het hof van opnames van telefoongesprekken ná het leggen van het beslag. Daarover doet de Hoge Raad een principiële uitspraak.

Bedoeling van de wetgever

Om een bevel voor beslaglegging te krijgen, moet een verzoeker aan zekere eisen voldoen, zoals het leveren van voldoende bewijsmateriaal en het stellen van zekerheid. Artikel 33 lid 1 van de EAPO-verordening noemt zeven gronden waarop een gegeven bevel kan worden ingetrokken. Volgens de Hoge Raad geeft de verordening zelf, bij de beoordeling of een bevel moet worden ingetrokken, op verschillende manieren de mogelijkheid om rekening te houden met omstandigheden die bij het geven van het bevel nog niet bekend waren. Bij de totstandkoming van de verordening is uitdrukkelijk onderkend dat een schuldeiser na afwijzing van een verzoek steeds opnieuw een verzoek in kan dienen als hij beschikt over nieuw bewijsmateriaal. Het ligt voor de hand dat de rechter met dergelijk nieuw materiaal ook rekening mag houden bij de beoordeling van een verzoek tot intrekking. Zowel de schuldeiser als de schuldenaar zouden niet gediend zijn met de inefficiënte gang van zaken dat een schuldeiser steeds bij het krijgen van nieuw materiaal een nieuw verzoek in moet dienen. Het is volgens de Hoge Raad niet aannemelijk dat dit beoogd is bij het maken van de verordening. Daaruit volgt dat de rechter die moet beslissen over intrekking van een bevel tot beslaglegging, rekening mag houden met omstandigheden die zich hebben voorgedaan of bekend geworden zijn nádat het bevel gegeven is. Voor vragen kunt u altijd contact opnemen. Marc Heuvelmans [post_title] => Het Europese bankbeslag onder de loep [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => het-europese-bankbeslag-onder-de-loep [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-12-13 11:59:18 [post_modified_gmt] => 2022-12-13 10:59:18 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=33806 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 33046 [post_author] => 7 [post_date] => 2022-11-15 09:00:00 [post_date_gmt] => 2022-11-15 08:00:00 [post_content] => Een financieel geschil tussen twee partijen kan alleen worden beoordeeld als opnames van Zoom-besprekingen worden vrijgegeven. Een van de partijen weigert dat te doen. Kan een partij worden gedwongen om documenten of gespreksverslagen aan een ander te geven, zodat die zijn claim beter kan onderbouwen? Dit is de zogenaamde exhibitieplicht. Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering stelt dat als iemand inzage of een afschrift wil krijgen van ‘bescheiden’ er aan vier voorwaarden moet worden voldaan. Zo moet degene die iets wil inzien daarbij een rechtmatig belang hebben, het moet gaan om ‘bepaalde’ bescheiden, de bescheiden moeten zien op een rechtsbetrekking waarin de eiser partij is, en de wederpartij moet over de bescheiden beschikken (artikel 843a Rv). Deze voorwaarden moeten ‘fishing expeditions’ voorkomen. De wet biedt niet de mogelijkheid tot het opvragen van onbeperkte hoeveelheden documenten waarvan een partij slechts het bestaan vermoedt of waarvan hij vermoedt dat de documenten wel eens steun zouden kunnen geven aan de eis in de hoofdzaak.

Digitale kopieën

Een conflict hierover speelde tussen een ontwerper van huisstijlen en logo’s en een opdrachtgever, die haar factuur niet volledig betaalde. De ontwerper stapt naar de rechtbank Gelderland om zo haar geld alsnog te innen. De opdrachtgever gaat in de tegenaanval en vordert dat de ontwerper digitale kopieën moet verstrekken van alle opnames die zij maakte van onderlinge gesprekken en Zoom-videoconferenties. Voldoet zij daar niet aan, dan moet de opdrachtgever een dwangsom verbeuren.

Alle Zoom-calls

Die eis van de opdrachtgever strandt al snel. Hij wil álle Zoom-calls, zonder enige beperking. Dat zijn niet ‘bepaalde’ bescheiden, zoals de wet stelt. Wel zijn er enkele Zoom-gesprekken waar de opdrachtgever expliciet naar verwijst: een kennismakingssessie, een teamoverleg, het afwikkelingsgesprek en de presentatie van de huisstijl en logo’s. Daarvan moet de opdrachtgever aantonen dat hij een rechtmatig belang heeft bij afgifte.

Contractspartij

De rechtbank vindt dat de Zoom-call met het kennismakingsgesprek moet worden vrijgegeven. Die call moet aantonen met wie precies de ontwerper een overeenkomst heeft gesloten, met de eigenaar van de eenmanszaak of met de besloten vennootschap waarvan die eigenaar enig aandeelhouder is. De eigenaar heeft er een rechtmatig belang bij te weten wie precies contractpartij is, en wie dus de ontwerpovereenkomst heeft verstrekt. De tweede Zoom-call, over de presentatie van de huisstijl en logo’s, moet aantonen welk lettertype en logo’s zijn gepresenteerd. De ontwerper vindt namelijk dat de opdrachtgever haar auteursrecht heeft geschonden door het lettertype en het logo openbaar te maken. Die claim kan alleen worden onderzocht als de vormgever die Zoom-bijeenkomst vrijgeeft. De andere twee Zoom-calls (teamoverleg en afwikkelingsgesprek) zijn niet van belang voor de hoofdzaak. Zodoende heeft de opdrachtgever aannemelijk gemaakt een rechtmatig belang te hebben. Een vordering tot afgifte van bepaalde bescheiden kan ingesteld worden als incident in een lopende bodemzaak, of als separate vordering in een kort geding. Voor dat laatste heeft degene die vordert dan natuurlijk, naast een rechtmatig belang, ook een spoedeisend belang nodig.

Dwangsom

De opdrachtgever vordert ook een dwangsom voor het geval de veroordeling niet nagekomen wordt. De dwangsom die de opdrachtgever eist wordt toegewezen: 2.500 euro per keer en vervolgens per dag dat de ontwerper deze twee Zoom-calls niet overhandigt. De dwangsom kent een maximum van 50.000 euro. Het financiële geschil zelf wordt later in een bodemprocedure behandeld. Wanneer u vragen heeft kunt u contact opnemen met de sectie Ondernemingsrecht. ECLI:NL:RBGEL:2022:5942 Marc Heuvelmans [post_title] => Opdrachtnemer hoeft niet alle Zoom-gesprekken vrij te geven [post_excerpt] => Een financieel geschil tussen twee partijen kan alleen worden beoordeeld als opnames van Zoom-besprekingen worden vrijgegeven. Een van de partijen weigert dat te doen. Kan een partij worden gedwongen om documenten of gespreksverslagen aan een ander [post_status] => publish [comment_status] => closed [ping_status] => closed [post_password] => [post_name] => opdrachtnemer-hoeft-niet-alle-zoom-gesprekken-vrij-te-geven [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-11-15 09:23:40 [post_modified_gmt] => 2022-11-15 08:23:40 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://im-51471 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 32912 [post_author] => 7 [post_date] => 2022-11-09 10:00:00 [post_date_gmt] => 2022-11-09 09:00:00 [post_content] => Als een aandeelhouder door de gedragingen van mede-aandeelhouders in zijn belangen wordt geschaad, kan die “beknelde aandeelhouder” de rechtbank verzoeken een veroordeling tot overname van aandelen uit te spreken. Deze uitkoopregeling is geregeld in artikel 2:343 BW. De tegenhanger hiervan is de uitstootregeling van artikel 2:336 BW. Op grond van die regeling kan een aandeelhouder gedwongen worden zijn aandelen over te dragen aan andere aandeelhouders, als hij door zijn gedragingen het belang van de vennootschap schaadt. Een andere grondslag dus. Het verzoek tot uitkoop kan gericht worden tegen de mede-aandeelhouders maar ook tegen de vennootschap zelf. Onlangs heeft de rechtbank Gelderland een verzoek tot verplichte uitkoop toegewezen[1]. De rechtbank oordeelde dat het aanblijven als aandeelhouder niet langer kon worden gevergd vanwege de gedragingen van mede-aandeelhouders. Meer recent heeft de rechtbank Den Haag, na een vergelijkbaar vonnis te hebben gewezen, geoordeeld over een verzoek van een aandeelhouder op grond van artikel 2:343a BW. Daarin is geregeld dat als die mede-aandeelhouders het vonnis tot overname niet nakomen, de rechtbank kan beslissen over de nakoming van het vonnis. De vraag welk orgaan op basis van de wet of de statuten bevoegd is tot inkoop van eigen aandelen te besluiten of welk orgaan hiervoor voorafgaande goedkeuring moet geven, is hierbij niet relevant[2].

Aandeelhouder

Een aandeelhouder stelt in mei 2022 een uittredingsvordering in, waarbij de andere aandeelhouders van de vennootschap gedwongen worden aandelen van de aandeelhouder over te nemen. De rechtbank beslist daarbij dat drie aandeelhouders ieder een derde deel van de aandelen over dienen te nemen tegen een koopprijs van 40.444 euro, exclusief rente. Een van de aandeelhouders laat dit na. Daar ziet het verzoek op. Omdat de aandeelhouders de veroordeling tot overname van de aandelen niet nakomen, stapt de aandeelhouder naar de rechtbank Den Haag. Ze wijst erop dat zij door de niet-nakoming behoefte heeft aan de mogelijkheid tot reële executie. Ze vraagt de rechtbank te bepalen dat de te nemen beschikking op basis van artikel 3:300 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek dezelfde kracht heeft als een notariële akte tot levering. Voor zover vereist wil ze dat de rechtbank bepaalt dat de beschikking in de plaats treedt van het besluit van de mede-aandeelhouders.

Rechtbank

Dit vereiste is volgens de rechtbank hier echter niet aan de orde. De wettelijke geschillenregeling geeft de rechter de bevoegdheid op basis van artikel 2:343 BW een veroordeling tot overname van aandelen uit te spreken. Die veroordeling kan ook de vennootschap zelf betreffen. De enige voorwaarde die de wetgever aan een veroordeling tot overname van aandelen van een beknelde aandeelhouder door de vennootschap zelf heeft gesteld, is dat er moet zijn voldaan aan de zogeheten uitkeringstest. Die test wordt in dit geval doorstaan, zo concludeert de rechtbank. De vraag welk orgaan op basis van de wet of statuten bevoegd is tot inkoop van eigen aandelen te besluiten of welk orgaan hiervoor voorafgaand goedkeuring moet geven, is daarom niet relevant. De rechterlijke veroordeling komt in de plaats van een door een vennootschapsorgaan vereist (goedkeurings)besluit tot inkoop, aldus de rechtbank. Nu het kennelijk niet op een andere manier lukt, heeft de vrouw volgens de rechtbank terecht een beslissing gevraagd die tot reële executie van de verplichting van de mede-aandeelhouder tot overname van de aandelen leidt. Dit verzoek wordt dan ook toegewezen. De rechtbank bepaalt dat de beschikking dezelfde kracht heeft als een notariële akte tot levering, waarbij de aandeelhouder aan mede-aandeelhouder de aandelen in het kapitaal van deze aandeelhouder levert, met de verplichting voor deze aandeelhouder 40.444.999 euro te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2021 tot de dag van algehele betaling van de koopprijs. De uitkomst van deze uitspraak maakt duidelijk dat een separaat verzoek op grond van 3:300 BW niet ingesteld hoeft te worden naast een verzoek op grond van artikel 2:343a BW, omdat de beschikking op grond van het laatste een rechtstreekse titel voor levering oplevert. Wanneer u vragen heeft kunt u contact opnemen met de sectie Ondernemingsrecht. [1] Rb Gelderland 14-9-2022/ECLI:NL:RBGEL:5344 [2] Rb Den Haag 23-9-2022/ECLI:NL:RBDHA:110571 Marc Heuvelmans [post_title] => Geschillen tussen aandeelhouders [post_excerpt] => Een rechter heeft de bevoegdheid een veroordeling tot overname van aandelen uit te spreken, ook tegen een vennootschap zelf. De vraag welk orgaan op basis van de wet of de statuten bevoegd is tot inkoop van eigen aandelen te besluiten of welk orgaan [post_status] => publish [comment_status] => closed [ping_status] => closed [post_password] => [post_name] => geschillen-tussen-aandeelhouders [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-11-09 11:06:33 [post_modified_gmt] => 2022-11-09 10:06:33 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://im-51422 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 32226 [post_author] => 7 [post_date] => 2022-09-29 04:00:00 [post_date_gmt] => 2022-09-29 02:00:00 [post_content] => Elke bestuurder van een onderneming heeft de vrijheid te beoordelen welke schuldeiser als eerste betaald wordt. Die beslisautonomie is niet onbegrensd. Als een onderneming in zwaar weer verkeert neemt die vrijheid af, naarmate het slechter gaat. Als de bestuurder de grens van zijn bevoegdheid niet goed in de gaten houdt, bestaat de kans op bestuurdersaansprakelijkheid. Onlangs deed de rechtbank Den Haag daar een uitspraak over. De zaak was aangespannen door een werkneemster die ontslagen was bij een trustkantoor. De kantonrechter bepaalde dat zij een transitievergoeding moest krijgen en een vergoeding voor het inbrengen van klanten. Ook moesten nog 68 vakantiedagen worden vergoed.

Management fee

De enige bestuurder van het trustkantoor werkte op basis van een managementovereenkomst. In de maanden voorafgaand aan het ontslag van de medewerker stuurde hij maandelijks een of twee facturen naar zijn kantoor, die allemaal werden betaald. Zo ontving hij zelf 170.000 euro. Daarin zit ook 14 keer een bedrag van 6.610 euro aan ‘management fee’ en een bonus van ruim 9.000 euro. Na de laatste betaling wordt het kantoor geliquideerd. Omdat haar werkgever niet betaalde wat de kantonrechter had bepaald, stapte de werknemer naar de rechtbank Den Haag. Ze eiste een schadevergoeding van 78.540 euro. Haar verwijt was dat de bestuurder zodanig onzorgvuldig gehandeld had, dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt gemaakt kan worden. De bestuurder zou zich schuldig gemaakt hebben aan verhaalsfrustratie door het trustkantoor leeg te trekken.

Ernstig verwijt

De vraag is of de bestuurder aansprakelijk is, nu het trustkantoor is tekortgeschoten aangezien het de medewerker niet betaalde. Hiervoor is vereist dat aan de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Daarvan is sprake als de bestuurder wist of behoorde te begrijpen dat zijn handelen ertoe zou leiden dat het kantoor zijn verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden. Deze bestuurder behoorde te weten dat hij nog met de werkneemster moest afrekenen. Hij moet ook hebben geweten dat er op het tijdstip van het liquidatiebesluit onvoldoende geld was om de werkneemster te betalen. Dat verwijt wordt de bestuurder sneller gemaakt als hij betalingen gedaan heeft aan zichzelf. Belangrijk daarbij is het onderscheid tussen de reddingsfase en de liquidatiefase. In de reddingsfase is de bestuurder nog vrij in zijn keuze van schuldeisers die betaald worden. Zodra het liquidatiebesluit genomen is, of de bestuurder er rekening mee moest houden dat aan liquidatie niet te ontkomen was, houdt die vrijheid op. Vanaf dat moment moet de bestuurder zich de belangen van alle schuldeisers aantrekken. Een betaling aan de bestuurder zelf kan dan onder omstandigheden ongeoorloofd zijn. Het moment waarop de reddingsfase overgaat in de liquidatiefase wordt het peilmoment genoemd. Per geval moet beoordeeld worden waar dat moment ligt, om het handelen van de bestuurder te beoordelen. In deze procedure stond de vraag centraal of de betalingen aan de bestuurder zelf wel waren toegestaan. Dat hij zichzelf managementvergoedingen uitkeerde, was niet onrechtmatig, aldus de rechtbank. Daar had hij recht op en de bedragen waren niet buitensporig.

Onrechtmatig

Andere betalingen, bijvoorbeeld onder de noemer ‘opslag werkgeversaandeel sociale lasten’ en de bonus, werden anders beoordeeld. Er was immers sprake van een managementovereenkomst, geen werkgeverschap. Die bedragen zijn onrechtmatig aan de vennootschap onttrokken, zeker nu de bestuurder wist dat de werkneemster nog geld te vorderen had. De vennootschap verkeerde in zwaar weer en volgens de rechtbank had het persoonlijke belang van de bestuurder niet boven het belang van de werkneemster mogen gaan. De bestuurder moet de werkneemster een schadevergoeding van € 32.211,-- betalen. ECLI:NL:RBDHA:2022:9073 Wanneer u vragen heeft kunt u contact opnemen met de sectie Ondernemingsrecht. Marc Heuvelmans [post_title] => Een bonus in de liquidatiefase, een hellend vlak! [post_excerpt] => Nadat een werknemer is ontslagen, heeft zij nog veel geld te goed van het bedrijf waar ze werkte. De bestuurder van deze onderneming heeft de vennootschap echter leeggetrokken, vooral door zichzelf management fees en bonussen toe te kennen. De [post_status] => publish [comment_status] => closed [ping_status] => closed [post_password] => [post_name] => een-bonus-in-de-liquidatiefase-een-hellend-vlak [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-09-29 11:17:16 [post_modified_gmt] => 2022-09-29 09:17:16 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://im-50980 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 31913 [post_author] => 7 [post_date] => 2022-09-06 13:50:00 [post_date_gmt] => 2022-09-06 11:50:00 [post_content] => Procederen is duur. Wie een civiele rechtszaak verliest, moet de advocaatkosten betalen van de partij die heeft gewonnen. Daarvoor geldt het zogenoemde liquidatietarief. In feite wordt dan maar een deel van de échte advocaatkosten vergoed. Is echter sprake van misbruik van procesrecht, dan kan de rechtbank onder omstandigheden tot het oordeel komen dat de werkelijke advocaatkosten moeten worden vergoed. Dat merkte een Portugese vennootschap. In deze internationale ondernemingsrechtzaak stelt een vennootschap naar Portugees recht schade te hebben geleden. Die schade is ontstaan doordat haar aandelen in een Angolees telecombedrijf in waarde zijn verminderd. Dergelijke schade wordt afgeleide schade genoemd. Het bedrijf houdt onder meer de ceo van het telecombedrijf daarvoor aansprakelijk: door zijn handelen zouden de aandelen minder waard zijn geworden. De rechtbank Amsterdam wordt gevraagd deze ceo te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding.

Misbruik van procesrecht

De rechtbank bepaalt dat op deze zaak het Angolees recht van toepassing is, wat funest blijkt voor de Portugese vennootschap. Volgens dit recht komt afgeleide schade niet voor vergoeding in aanmerking, omdat uit de algemene regels van het Angolese rechtspersonenrecht volgt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor handelingen van bestuurders, en niet de bestuurders zelf. Die gaan in feite vrijuit. Blijkbaar kent het Angolese recht niet een regeling van bestuurdersaansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad zoals we die in Nederland kennen. De vordering was dus vooraf kansloos en de Portugese vennootschap wist dat of had dit moeten weten. Zeker nu deze vennootschap in de dagvaarding ook nog eens essentiële informatie heeft achtergehouden, zo oordeelt de rechtbank. Daarom wordt misbruik van procesrecht aangenomen. Intussen heeft de ceo wel veel proces- en advocaatkosten moeten maken. De procedure heeft zes jaar geduurd en zorgde voor veel onzekerheid, ook voor zijn gezin. Zelf is hij werkloos geworden. Voor die kosten was hij niet verzekerd.

Werkelijke kosten

Normaal wordt de verliezende partij veroordeeld in het betalen van de proceskosten die de winnende partij heeft gemaakt. De winnaar krijgt niet alle kosten vergoed, hiervoor geldt het ‘liquidatietarief’. Dat is een tarief dat volgens een staffel wordt opgebouwd en door alle rechtbanken in Nederland wordt gehanteerd. De rechtbank bepaalt dan de ‘redelijke’ advocaatkosten, maar die zijn doorgaans maar een klein deel van de werkelijke kosten. De rest mag uit eigen zak worden betaald. Maar juist vanwege het misbruik van procesrecht oordeelt de rechtbank veel harder: de Portugese vennootschap moet de werkelijke kosten van de advocaat van de ceo betalen. Die zijn in die jaren opgelopen tot 260.000 Britse pond, zo’n 308.000 euro. De term “misbruik” geeft eigenlijk al wel aan wat hiermee bedoeld wordt: dit is een vorm van onrechtmatig handelen en degene die dat doet, moet de schade ervan de ander vergoeden. Het is dus zaak om voorafgaand aan een procedure niet alleen stil te staan bij de eigen kosten ervan, maar ook bij de risico’s van een proceskostenveroordeling. De procesadvocaten van BG.legal kunnen u hier alles over vertellen. ECLI:NL:RBAMS:2022:3113 Wanneer u vragen heeft kunt u contact opnemen met de sectie Ondernemingsrecht. Marc Heuvelmans [post_title] => Misbruik van procesrecht: verliezer betaalt tonnen aan advocaatkosten [post_excerpt] => Wie een civiele rechtszaak verliest, moet de advocaatkosten betalen van de partij die heeft gewonnen. Daarvoor geldt het zogenoemde liquidatietarief. In feite wordt dan maar een deel van de echte advocaatkosten vergoed. Is echter sprake van misbruik [post_status] => publish [comment_status] => closed [ping_status] => closed [post_password] => [post_name] => misbruik-van-procesrecht-verliezer-betaalt-tonnen-aan-advocaatkosten [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-09-07 09:22:39 [post_modified_gmt] => 2022-09-07 07:22:39 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://im-50508 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 29387 [post_author] => 7 [post_date] => 2022-03-08 10:15:29 [post_date_gmt] => 2022-03-08 09:15:29 [post_content] =>

Geen gelijk hebben, toch gelijk krijgen

In Zwolle is op 2 maart 2022 een mooie uitspraak gedaan door de wrakingskamer[1]. Hoewel het verzoek om wraking ongegrond verklaard is, werd de rechter niettemin van de zaak af gehaald. Met een chique oplossing wist de rechtbank iedereen in zijn waarde te laten en toch recht te doen. Wraking is het verzoek een rechter die een zaak behandelt te vervangen, als er feiten of omstandigheden zijn om aan de onpartijdigheid van een rechter te twijfelen. Je kunt daarvoor een verzoek indienen, de verdere behandeling van de zaak wordt geschorst en een speciale kamer van de rechtbank beslist erover.

De rechter

Een rechter tegen wie een verzoek tot wraking ingediend wordt, kan daar ook in berusten. De zaak wordt dan verder behandeld door een andere rechter. Het omgekeerde komt ook voor, namelijk dat een rechter zelf vindt dat hij een zaak niet onpartijdig kan behandelen. Dan kan de rechter zich verschonen, dat is het spiegelbeeld van wraking. In de zaak die diende bij de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, was een echtpaar door de toeslagenaffaire in financiële problemen gekomen, waardoor het niet langer goed voor de twee kinderen kon zorgen. Daarom werd een instelling benoemd tot voogd. Later dienden de ouders een verzoek in tot wijziging van de omgang en dat werd afgewezen. Toen in een derde zaak een uithuisplaatsing dreigde, werd ook die zaak toegewezen aan de rechter die ook de eerdere zaken behandeld had. Daar waren de ouders het niet mee eens, omdat de rechter in de eerdere zaken de ouders onheus bejegend had. Zij kregen nauwelijks het woord en voelden zich neergezet als tweederangsburgers. In de tweede zaak had de voogdijinstelling ter zitting een stuk in het geding gebracht wat de ouders niet kenden en waar ze dus niet op konden reageren. Toch was dat stuk cruciaal voor het afwijzen van het verzoek van de ouders, terwijl de ouders achteraf ook meenden dat het stuk onjuist was. Gezien die voorgeschiedenis hadden de ouders er geen vertrouwen in dat ze in de derde zaak bij dezelfde rechter wel een eerlijke kans zouden krijgen, waarop ze een wrakingsverzoek indienden. De rechter verweerde zich met de stelling dat als de ouders hun benadering als belerend of denigrerend hebben ervaren, dat niet tot wraking kan leiden omdat geen sprake is van een schijn van partijdigheid.

De rechtbank

De rechtbank bouwt de beslissing mooi op met als uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter vooringenomen is. De rechtbank vindt dat de wrakingsprocedure niet bedoeld is voor klachten tegen de bejegening door een rechter ter zitting, tenzij er concrete feiten en omstandigheden bestaan waaruit volgt dat in die bejegening partijdigheid besloten ligt. Omdat de twee zittingen ver uit elkaar lagen en het feit dat de rechter de onheuse bejegening betwistte, kon de rechtbank niet vaststellen dat sprake geweest is van een bejegening waarin onpartijdigheid besloten ligt. Daarom werd het wrakingsverzoek ongegrond verklaard. De rechtvaardigheid volgde in de laatste rechtsoverweging. Daarin gaf de wrakingskamer louter ten overvloede mee dat het vertrouwen van de ouders in de rechter gaandeweg was komen te vervallen omdat ze zich niet gehoord en gezien voelden en dat ze niet volwaardig deel hadden kunnen nemen aan de zittingen. De rechtbank betreurt dat en vervolgt: “Hoewel niet kan worden vastgesteld dat de rechter daarvoor verantwoordelijk kan worden gehouden, zou het – mede gezien de belangen die in deze zaak spelen – bijdragen aan het vertrouwen van verzoekers in een goede rechtspleging indien (in afwijking van het uitgangspunt dat dezelfde rechter zaken van hetzelfde gezin blijft behandelen) de zaak van verzoekers zal worden behandeld door een kamer waarvan de gewraakte rechter geen deel uitmaakt.” Met andere woorden: nee, u hebt geen gelijk, maar u krijgt het wel. Dit schept draagvlak bij de ouders voor de beslissing van de rechtbank, terwijl de rechter niet beschadigd is. Marc Heuvelmans                 [1] ECLI:NL:RBOVE:2022:621 [post_title] => Wraking van de rechter [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wraking-van-de-rechter [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-03-08 10:15:29 [post_modified_gmt] => 2022-03-08 09:15:29 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=29387 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 25900 [post_author] => 7 [post_date] => 2021-06-10 15:06:47 [post_date_gmt] => 2021-06-10 13:06:47 [post_content] => In 1985 ben ik rechten gaan studeren om advocaat te worden, dat wilde ik al heel lang. Toch begon ik mijn loopbaan bij een bank op de afdeling bijzonder beheer. Daar kwam ik voor het eerst in aanraking met de financiële problemen van ondernemers. Na ruim 2 jaar kroop het bloed waar het niet gaan kon en solliciteerde ik bij Miel Bogaerts, naamgever van ons kantoor. Miel was destijds curator en ik liep al snel in zijn spoor mee. In de jaren die volgden, werd ik zelf curator in veel faillissementen. Ik volgde de nodige opleidingen op dat vlak en werd lid van Insolad, de specialisatievereniging voor insolventieadvocaten. Dat laatste ben ik nog steeds, hoewel ik geen curator meer ben. In de 20 jaren als curator heb ik altijd gewerkt aan de zelfkant van het bedrijfsleven, midden in de financiële ellende van andere mensen en bedrijven. Zo uitgesproken lijkt dat heel onaantrekkelijk, maar ik kreeg er juist steeds meer plezier in. Wat me met name aantrok, was het zoeken van slimme oplossingen voor ingewikkelde conflicten. Dat doet een curator bij uitstek, hoewel ik merkte dat het dienen van één belang van één enkele cliënt meer voldoening geeft dan het dienen van de belangen van de gezamenlijke schuldeisers. In een situatie van een conflict worden belangen van partijen het meest duidelijk en komen ze het scherpst tegenover elkaar te staan. Dergelijke situaties doen zich voor aan de achterkant van relaties, waar het helaas vaak ruzie is. Emoties hebben doorgaans de overhand en prikkels om “er voor te gaan” zijn niet zelden irrationeel. Het is dan de kunst om nuchter te blijven, de zaak op juridische merites te bekijken, boven de partijen belangen in kaart te brengen, daarvoor een heldere strategie te bepalen en tenslotte te overtuigen. En dat alles vanuit het eigen belang van de cliënt, wat ten koste van alles gediend moet worden om voor die cliënt een optimaal resultaat te bereiken. Van het bereiken van een vooraf voorspeld, optimaal resultaat krijg ik enorm veel energie, ook al is het ruzie en word ik er meestal niet voor de gezelligheid bij gehaald. Het oplossen van een conflict kan eenvoudig met een goed gesprek. Vaak zijn partijen daar zelf nog wel toe in staat, eventueel geholpen door een goede business mediator. Wanneer die fase gepasseerd is en het conflict escaleert, is er vaak sprake van een acute situatie, waarin snel en effectief maatregelen genomen moeten worden. Dat is spannend en het bepaalt de verdere loop van een procedure. Die spanning, die dynamiek, maken mijn werk uitdagend en relevant. Ik ben advocaat geworden om de belangen van cliënten te dienen en dat kan in een conflictpraktijk bij uitstek. Procederen is immers dé kunst van een advocaat en die wil ik tot in perfectie uitoefenen, zowel juridisch als tactisch. Conflicten waarin ik mezelf helemaal kan uitleven zijn de aansprakelijk gestelde bestuurders in een failliete B.V. Anderzijds stel ik voor schuldeisers ook bestuurders aansprakelijk die onrechtmatig handelen. Voor diezelfde schuldeisers procedeer ik ook over niet betaalde facturen in een incassozaak en voor de B.V. treed ik op tegen een bank die het krediet op wil zeggen. Aandeelhouders die in conflict komen over de koop/verkoop van aandelen, franchisenemers die in conflict komen met hun franchisegever, of projectontwikkelaars die grond niet geleverd krijgen. Stuk voor stuk zijn het cliënten die een advocaat aan hun zijde willen als een betrouwbare partner, die zorgt voor de oplossing van hun conflict. Die positie past mij als een maatpak. Ik word daar blij van! Marc Heuvelmans [post_title] => Als de handschoenen uit gaan …. [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => als-de-handschoenen-uit-gaan [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-06-11 11:03:48 [post_modified_gmt] => 2021-06-11 09:03:48 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=25900 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 41155 [post_author] => 7 [post_date] => 2024-02-14 16:14:51 [post_date_gmt] => 2024-02-14 15:14:51 [post_content] => De Ondernemingskamer is een bijzondere kamer van het Gerechtshof in Amsterdam. Als hoger beroep wordt ingesteld in een procedure die verband houdt met de geschillenregeling, is de Ondernemingskamer uitsluitend bevoegd om hierover te oordelen. In september vorig jaar werd door de Ondernemingskamer een beschikking gewezen in het kader van de geschillenregeling en het instellen van samenhangende vorderingen, waardoor de reikwijdte van die vorderingen uitgebreid werd.

De geschillenregeling in het BW

Als er geschillen ontstaan tussen aandeelhouders onderling, kan de wettelijke geschillenregeling uit boek 2 BW uitkomst bieden. Zo kan middels een uitstotingsprocedure een gedwongen overdracht van aandelen bewerkstelligd worden, waarbij een van de aandeelhouders wordt uitgekocht. Een aandeelhouder die door gedragingen van één of meerdere medeaandeelhouders niet langer aandeelhouder wil/kan zijn, kan daarnaast een uittredingsprocedure in gang zetten. In deze procedure worden de aandelen van de uittredende aandeelhouder verplicht overgenomen door de overige aandeelhouders. In het BW is ook een bepaling opgenomen waaruit volgt dat de rechter tijdens een uitstotingsprocedure bevoegd is om kennis te nemen van samenhangende vorderingen tussen dezelfde partijen, of tussen een der partijen en de vennootschap. Dit geldt ook in het geval dat er een uittredingsprocedure gestart wordt, waardoor de rechter die bevoegd is om te oordelen over een uitstotings- of uittredingsvordering ook bevoegd is om te oordelen over daarmee samenhangende vorderingen. In het geval dat er hoger beroep wordt ingesteld in een procedure die verband houdt met de geschillenregeling, is de Ondernemingskamer dus uitsluitend bevoegd om hierover te oordelen.

Reikwijdte van het begrip ‘samenhangende vorderingen’

Aangezien de Ondernemingskamer in bepaalde gevallen bevoegd is om kennis te nemen van samenhangende vorderingen in het geval van een uitstotings- of uittredingsprocedure, is het belangrijk dat de reikwijdte van dit begrip vast te stellen is. Samenhangende vorderingen zijn afzonderlijke vorderingen die zo nauw met elkaar verbonden zijn, dat het wenselijk is om deze samen te behandelen. Uit de Memorie van Toelichting volgt dat in dit geval met name kan worden gedacht aan vorderingen tot schadevergoeding uit hoofde van de gedragingen die aan een uitstotingsvordering ten grondslag zijn gelegd, en samenhangen met de uittredingsvordering zelf. Door deze vorderingen gelijktijdig te behandelen wordt voorkomen dat er door afzonderlijke behandeling onverenigbare beslissingen worden gegeven. Eerder oordeelde de Ondernemingskamer daarom al dat er sprake zou zijn van samenhangende vorderingen indien deze voortvloeiden uit hetzelfde conflict tussen partijen. Het conflict diende daarbij ten grondslag te liggen aan de uittredingsvordering. Op 19 september 2023 oordeelde de Ondernemingskamer opnieuw over de manier waarop het begrip uitgelegd zou moeten worden. De Ondernemingskamer stelde hierbij dat zij op grond van het BW bevoegd is om kennis te nemen van samenhangende vorderingen tussen dezelfde partijen, of tussen een der partijen en de desbetreffende vennootschap. Deze samenhangende vorderingen dienen te worden beoordeeld met inachtneming van de omstandigheden van het geval. Volgens de Ondernemingskamer kan een vordering aanvullend ook als samenhangende vordering beschouwd worden indien deze wordt ingesteld door een andere partij dan de uittredende aandeelhouder. Het gaat in dat geval namelijk om materieel dezelfde (of gelieerde) partijen die allemaal bij de procedure betrokken zijn, waardoor ook dat soort vorderingen volgens de Ondernemingskamer onder de reikwijdte van het begrip vallen. Dit is een opvallende conclusie, aangezien uit het BW volgt dat samenhangende vorderingen in beginsel slechts zien op vorderingen tussen dezelfde partijen. De Ondernemingskamer lijkt door deze uitspraak echter van mening te zijn dat het begrip ruimer moet worden uitgelegd, waardoor ook vorderingen die zijn ingesteld door een andere partij dan de uittredende aandeelhouder onder dit begrip kunnen vallen.

Conclusie

Tijdens een uitstotings- of uittredingsprocedure is de rechter bevoegd om kennis te nemen van samenhangende vorderingen tussen partijen en de vennootschap. De Ondernemingskamer oordeelde in 2022 dat sprake is van een samenhangende vordering indien deze voortvloeit uit hetzelfde conflict tussen partijen en het conflict hierbij ten grondslag ligt aan de uittredingsvordering. Vorig jaar voegde de Ondernemingskamer hier nog aan toe dat een vordering ook als samenhangend beschouwd kan worden indien deze wordt ingesteld door een andere partij dan de uittredende aandeelhouder. Dit is een ruime interpretatie van het begrip, zeker aangezien in het BW uitsluitend gesproken wordt over samenhangende vorderingen tussen dezelfde partijen, of tussen een der partijen en de vennootschap. Heeft u zelf te maken met een uitstotings- of uittredingsprocedure of wilt u een dergelijke procedure starten en ontvangt u tevens graag advies over het instellen van samenhangende vorderingen? Neem dan contact op met een van onze specialisten van de afdeling Ondernemingsrecht! Marc juist [post_title] => Samenhangende vorderingen en de wettelijke geschillenregeling [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => samenhangende-vorderingen-en-de-wettelijke-geschillenregeling [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-02-14 16:14:51 [post_modified_gmt] => 2024-02-14 15:14:51 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41155 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 21 [max_num_pages] => 3 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => ebbf422a2ee512975de940eef0269760 [query_vars_changed:WP_Query:private] => 1 [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
De Ondernemingskamer is een bijzondere kamer van het Gerechtshof in Amsterdam. Als hoger beroep wordt ingesteld in een procedure die verband houdt met de geschillenregeling, is de Ondernemingskamer uitsluitend bevoegd...
Lees meer
Het aanbod op de Nederlandse woningmarkt is al jaren krap. Door de enorme vraag naar (betaalbare) woningen is de concurrentie groot en moeten kopers snel beslissen of zij een bod...
Lees meer
Het komt helaas regelmatig voor dat er geschillen ontstaan tussen aandeelhouders onderling. Vaak lukt het om deze problemen in onderling overleg op te lossen, maar dit is niet altijd mogelijk....
Lees meer
Onlangs wees de Hoge Raad een arrest over het Europese bankbeslag (HR 2-12-2022/ECLI:NL:HR:2022:1804: Hoch Capital/verweerder). Deze faciliteit biedt de mogelijkheid om in Europese landen laagdrempelig een beslag te leggen op...
Lees meer
Een financieel geschil tussen twee partijen kan alleen worden beoordeeld als opnames van Zoom-besprekingen worden vrijgegeven. Een van de partijen weigert dat te doen. Kan een partij worden gedwongen om documenten of gespreksverslagen aan een ander
Lees meer
Een rechter heeft de bevoegdheid een veroordeling tot overname van aandelen uit te spreken, ook tegen een vennootschap zelf. De vraag welk orgaan op basis van de wet of de statuten bevoegd is tot inkoop van eigen aandelen te besluiten of welk orgaan
Lees meer
Nadat een werknemer is ontslagen, heeft zij nog veel geld te goed van het bedrijf waar ze werkte. De bestuurder van deze onderneming heeft de vennootschap echter leeggetrokken, vooral door zichzelf management fees en bonussen toe te kennen. De
Lees meer
Wie een civiele rechtszaak verliest, moet de advocaatkosten betalen van de partij die heeft gewonnen. Daarvoor geldt het zogenoemde liquidatietarief. In feite wordt dan maar een deel van de echte advocaatkosten vergoed. Is echter sprake van misbruik
Lees meer
Geen gelijk hebben, toch gelijk krijgen In Zwolle is op 2 maart 2022 een mooie uitspraak gedaan door de wrakingskamer[1]. Hoewel het verzoek om wraking ongegrond verklaard is, werd de...
Lees meer
In 1985 ben ik rechten gaan studeren om advocaat te worden, dat wilde ik al heel lang. Toch begon ik mijn loopbaan bij een bank op de afdeling bijzonder beheer....
Lees meer