Voor de verpanding van vorderingen en auteursrechten geldt hetzelfde bepaaldheidsvereiste

16 apr 2020

Is een algemene omschrijving tot verpanding van alle huidige en toekomstige goederen voldoende bepaald voor de verpanding van auteursrechten? Deze vraag beantwoordde de Hoge Raad in zijn arrest van 3 april 2020.

Wat eraan voorafging

Complions B.V. hield zich bezig met het ontwikkelen van software. Zij heeft in 2008 behoefte aan krediet en klopt hiervoor aan bij ING Bank N.V. De ING Bank N.V. verstrekt krediet en krijgt op alle huidige en toekomstige Bedrijfsactiva een pandrecht, aldus de pandakte. De pandakte verwijst vervolgens voor het begrip ‘Bedrijfsactiva’ naar de Algemene Bepalingen van Pandrecht. De definitie luidt als volgt:

“Bedrijfsactiva: alle tot het bedrijf van de Pandgever behorende goederen waaronder begrepen, maar niet beperkt tot de Bedrijfsuitrusting, Tegoeden, Vorderingen en Voorraden met inbegrip van:

(I) cliëntenbestanden en de gegevensdragers waarop deze zich bevinden.

(II) goodwill, zijnde de meerwaarde van het bedrijf boven de som van vaste activa.”

 Niet alleen ING Bank N.V., maar ook BDO heeft geld tegoed van Complions B.V. Op 15 juli 2015 verpandt Complions B.V. aan BDO de haar in eigendom toebehorende (intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot de) GRC-control (ISMScontrol) software.

Op 16 mei 2017 gaat Complions B.V. failliet. De curator merkt twee partijen op die een pandrecht claimen op het auteursrecht. Ten eerste ING Bank N.V. met een heel algemene omschrijving en ten tweede BDO met een heel specifieke omschrijving, namelijk enkel het specifieke auteursrecht. De curator verkoopt met toestemming van zowel ING Bank N.V. als BDO de auteursrechten op de software, waarna zich de vraag voordoet wie het (eerste) pandrecht had op het auteursrecht.

Rechtbank

De rechtbank oordeelt in het voordeel van BDO. Volgens de rechtbank had ING Bank N.V. namelijk geen geldig pandrecht op het auteursrecht, omdat zij een te algemene omschrijving hanteert. Niet alle goederen lenen zich immers voor een pandrecht. Een uitzondering is bijvoorbeeld het registergoed waarop enkel een hypotheek kan worden gevestigd. De pandakte voldoet dus niet aan het ‘bepaaldheidsvereiste’ van artikel 3:84 lid 2 BW in verbinding met artikel 3:98 BW. De vergelijking met vorderingen op derden, die aan de hand van de boekhouding kunnen worden bepaald en waarvoor wel een generieke omschrijving volstaat[1], gaat volgens de rechtbank ook niet op. In tegenstelling tot vorderingen op derden zijn auteursrechten meestal niet op de balans terug te vinden, aangezien zij vaak onderdeel uitmaken van de goodwill.

Dat betekent dat BDO als enige een pandrecht op het auteursrecht heeft.

Hoge Raad

ING Bank N.V. is het niet eens met het vonnis en stapt direct (sprongcassatie) naar de Hoge Raad. De Hoge Raad overweegt dat, anders dan rechtbank meende, volgens vaste rechtspraak aan het bepaaldheidsvereiste is voldaan als de pandakte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welk goed het gaat.[2] Daarmee trekt de Hoge Raad juist wel de vergelijking met vorderingen op derden. Dat betekent dat onderzocht moet worden of de pandakte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld dat het auteursrecht tot de verpande goederen behoort. Dit onderzoek omvat niet alleen de administratie en balans van Complions B.V., maar kan ook uit andere objectieve gegevens worden herleid.

Het gevolg van het arrest is dat de rechtbank de zaak wederom moet behandelen. Aangezien er geen twijfel bestaat dat Complions B.V. over een auteursrecht beschikte, zal het bepaaldheidsvereiste geen obstakel vormen voor ING Bank N.V. De rechtbank zal vermoedelijk dan ook tot het oordeel komen dat het auteursrecht onder het pandrecht van ING Bank N.V. valt.

Conclusie

Het arrest van de Hoge Raad leert dat voor een rechtsgeldige verpanding van auteursrechten (en vermoedelijk ook andere intellectuele eigendomsrechten) een algemene omschrijving in de pandakte kan volstaan. Net als bij vorderingen op derden dient aan de hand van objectieve gegevens onderzocht te worden of de pandakte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld dat het auteursrecht tot de verpande goederen behoort.

Het voorgaande betekent niet dat een algemene omschrijving ook de beste optie is. Juist ter voorkoming van discussie is het raadzaam om goederen ook specifiek te duiden.

[1] HR 20 september 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE7842 (Mulder q.q.-Rabobank),

[2] HR 14 oktober 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1488 (Spaarbank Rivierenland/Gispen q.q.), rov. 4.2, en HR 22 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1841 (X Holding/Heijmans),

BG.legal