Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 110
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 110
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1437
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 1090, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 10014
                    [post_author] => 10
                    [post_date] => 2016-10-21 16:25:36
                    [post_date_gmt] => 2016-10-21 14:25:36
                    [post_content] =>  

In  de uitspraak van 23 september 2016 legt de Hoge Raad het begrip “onderneming” uit van de tot en met 30 juli 2013 geldende CAO voor de gemaksvoedingindustrie. In deze zaak staat de vraag centraal of bij een groep van ondernemingen in een concern, de toepasselijkheid van de cao voor elke vennootschap afzonderlijk moet worden beoordeeld. Het antwoord van de Hoge Raad op deze vraag is bevestigend. Indien zoals in onderhavige zaak, sprake is van een groep of concern door verscheidene rechtspersonen, moet voor iedere rechtspersoon afzonderlijk worden bezien of een cao van toepassing is. Een en ander volgt volgens de Hoge Raad uit de tekst en systematiek van de bewuste cao waarin de werkingssfeer toeziet op “[onderdelen van] ondernemingen”.

In het cao-recht geldt als uitgangspunt de objectieve norm [ook wel genoemd de “cao-norm”] waarbij de rechter zoekt naar objectieve gezichtspunten bij de uitleg van de cao-bepaling. Deze gezichtspunten dienen voor derden kenbaar te zijn. Voornoemde definitie van “[onderdelen van] ondernemingen” ziet naar objectieve maatstaven uitgelegd, op het geval dat onderdelen van ondernemingen zijn ondergebracht in verschillende rechtspersonen en een andersluidende uitleg zou aldus de Hoge Raad tot gevolg hebben dat de bewuste werkingssfeerbepaling “[onderdelen van] ondernemingen” geen begrijpelijke betekenis zou hebben.

De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtszekerheid. Het bevestigt de praktijk dat voor de vraag of een onderneming onder een bepaalde werkingssfeer van de cao valt, beoordeeld moet worden per juridische entiteit. De Hoge Raad gaat hierin dus mee door in deze zaak het begrip “onderneming” eng te interpreteren.

Tot slot, het door een rechter moeten zoeken naar de correcte uitleg van een werkingssfeerbepaling van een cao zoals in onderhavige zaak, kan voorkomen worden door in een cao een meer duidelijke definitie van het begrip “onderneming” op te nemen en in dat opzicht biedt de nieuwe cao voor de gemaksvoedingindustrie waarvan bepalingen in maart 2014 algemeen verbindend zijn verklaard, een duidelijke verbetering waardoor het makkelijker is om de cao te toetsen. In deze nieuwe cao is het begrip “ondernemingen” aangeduid als: “iedere natuurlijke persoon, rechtspersoon of niet rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschap in Nederland”. Evenwel, voor het geval voor cao’s van andere sectoren nog zou gelden dat de definiëring van de werkingssfeer in de cao minder eenduidig is, biedt de hier aangehaalde uitspraak wel de nodige argumentatie om alsnog tot een werkbare uitleg te komen.

Zie ook branche Agrifood
                    [post_title] => CAO voor de gemaksvoedingindustrie; uitleg van het begrip “onderneming”
                    [post_excerpt] => 
                    [post_status] => publish
                    [comment_status] => open
                    [ping_status] => open
                    [post_password] => 
                    [post_name] => cao-gemaksvoedingindustrie-uitleg-begrip-onderneming
                    [to_ping] => 
                    [pinged] => 
                    [post_modified] => 2016-10-25 16:45:49
                    [post_modified_gmt] => 2016-10-25 14:45:49
                    [post_content_filtered] => 
                    [post_parent] => 0
                    [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=10014
                    [menu_order] => 0
                    [post_type] => post
                    [post_mime_type] => 
                    [comment_count] => 0
                    [filter] => raw
                )

            [1] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 10012
                    [post_author] => 19
                    [post_date] => 2016-10-21 16:18:15
                    [post_date_gmt] => 2016-10-21 14:18:15
                    [post_content] =>  

In veel splitsingsakten is de bestemming ‘winkel-annex-woonruimte’ opgenomen. Een behoorlijk brede bestemming. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er met regelmaat discussie ontstaat over de vraag of een bepaalde bedrijfsuitoefening onder die bestemming valt. Vaak wordt dan verwezen naar de bestemming in het bestemmingsplan. Of soms naar een vergunning die een afwijkend gebruik mogelijk maakt. Een dergelijke discussie over de bestemming speelde ook in het vonnis van de rechtbank Den Haag van 14 september jl[1].

De casus
De appartementseigenaar is zelf niet woonachtig in het appartement. Hij heeft een aannemersbedrijf en voor aangenomen bouwprojecten laat hij geregeld arbeidskrachten uit zijn geboorteland Slowakije naar Nederland komen. Telkens voor de duur van twee tot drie weken. In het appartement werd dus geen winkel gedreven. De vraag is of het gebruik wel overeenkomstig de bestemming van ‘woonruimte’ is. De rechtbank overweegt vervolgens:

“De onderhavige wijze van gebruik van het appartement, waarbij (1) de eigenaren zelf nooit in het appartement verblijven, (2) er sprake is van het telkens weer voor korte tijd aan (steeds wisselende) derden in gebruik geven van het appartement en (3) er sprake is van commerciële exploitatie van het appartement, overschrijdt naar het oordeel van de rechtbank de grenzen van hetgeen valt onder “gebruik overeenkomstig de bestemming woonruimte”. Dat klemt te meer daar feitelijk sprake is van een situatie die vergelijkbaar is met die van een pension.(…)”

In het splitsingsreglement was een pensionverbod opgenomen. Dat er wel een omgevingsvergunning was verleend voor het gebruik, leidt niet tot de conclusie dat strijdigheid op basis van de Splitsingsakte wordt opgeheven. Dit laat immers de verplichtingen van de appartementseigenaar jegens de VvE onverlet. Het gebruik is dus in strijd met de Splitsingsakte. Dat betekent dat de appartementseigenaar het strijdige gebruik moet staken.

Commentaar
Bij de uitleg van bestemming in de Splitsingsakte mag geen acht mag worden geslagen op de publiekrechtelijke bestemming. Dat geldt ook voor een verleende omgevingsvergunning die afwijkend gebruik toestaat. De Splitsingsakte is leidend[2] en de publiekrechtelijke bestemming doet in dit verband niet ter zake. Indien de definitie mede zou afhangen van het bepaalde in het bestemmingsplan, dan zou de definitie in de splitsingsakte telkens een andere invulling [kunnen] krijgen, hetgeen ook niet past bij een objectieve uitleg van de akte. Het Gerechtshof Amsterdam oordeelde eerder als:

Dat zij inmiddels beschikken over een bouw- en sloopvergunning laat onverlet dat zij privaatrechtelijk gebonden zijn aan de verplichting het benedenappartement tot bedrijfsruimte te bestemmen en als zodanig te gebruiken. Dat zij bestuursrechtelijk de bevoegdheid hebben gekregen om aan dit appartement een andere bestemming te verbinden, is voor de vraag of appellant hen kan houden aan de bestemmingsverplichting zoals die oorspronkelijk in de splitsingsakte is weergegeven, niet van belang.[3]

Daar komt bij dat de Hoge Raad al eerder heeft bepaald dat op andere stukken dan de Splitsingsakte bij de uitleg van de Splitsingsakte geen acht mag worden geslagen.[4] Een bestemmingsplan is een dergelijk ‘ander stuk’.

Dat betekent dat de vraag of een bepaalde bedrijfsuitoefening binnen de bestemming valt, enkel gekeken moet worden naar tekst van de Splitsingsakte en de bedoeling daarvan.

 

[1] Rb. Den Haag 14 september 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:11580.
[2] Rb. ’s-Gravenhage 4 augustus 2010, ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3224, r.o. 3.2.
[3] Rb. Noord-Nederland 31 januari 2014, NJF 2013/135 en Rb. Arnhem 14 september 2009, ECLI:NL:RBARN:2005:AU4920.
[4] HR 1 november 2014, ECLI:NL:HR:2013:1078.
                    [post_title] => De bestemming in de Splitsingsakte: publiekrechtelijke bestemming relevant?
                    [post_excerpt] => 
                    [post_status] => publish
                    [comment_status] => open
                    [ping_status] => open
                    [post_password] => 
                    [post_name] => bestemming-splitsingsakte-publiekrechtelijke-bestemming-relevant
                    [to_ping] => 
                    [pinged] => 
                    [post_modified] => 2016-10-25 16:20:26
                    [post_modified_gmt] => 2016-10-25 14:20:26
                    [post_content_filtered] => 
                    [post_parent] => 0
                    [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=10012
                    [menu_order] => 0
                    [post_type] => post
                    [post_mime_type] => 
                    [comment_count] => 0
                    [filter] => raw
                )

            [2] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 9990
                    [post_author] => 26
                    [post_date] => 2016-10-20 11:18:43
                    [post_date_gmt] => 2016-10-20 09:18:43
                    [post_content] =>  

Bogaerts & Groenen advocaten houdt elke donderdag inloopspreekuur in Vught.

Elke donderdagochtend is advocaat en scheidingsmediator Liedeke Floris te vinden in Villa Oldenburg  in Vught. Iedereen kan dan vrijblijvend bij haar binnenlopen voor vragen over echtscheiding, alimentatie of andere juridische kwesties. Liedeke werkt bij Bogaerts & Groenen advocaten, gevestigd  in Boxtel en Tilburg. Ze woont in Vught en wil met dit spreekuur haar werkgebied naar Vught en ’s-Hertogenbosch uitbreiden: “Daarmee maken we het voor rechtzoekenden makkelijker om vroegtijdig een goede advocaat in te huren”, aldus Liedeke,  die ook maandelijks een column voor 073 Magazine schrijft.

liedeke_073_magazine_oktober_2016

Samenwerking tussen specialisten
Liedeke is één van de drieëntwintig advocaten van Bogaerts & Groenen advocaten die zich dagelijks inzetten om hun cliënten van het juiste advies te voorzien en hun belangen optimaal te behartigen. Dat doen ze al meer dan veertig jaar vanuit diverse specialismen, zoals arbeidsrecht, familierecht, erfrecht, ondernemingsrecht, intellectueel eigendom en ICT, aansprakelijkheidsrecht, vastgoedrecht et cetera. “Vroeger waagde iedere advocaat zich aan elk vakgebied. Dat kan niet meer, er zijn te veel ontwikkelingen en te veel disciplines. Daarom werken we alleen met specialisten en dat is in het belang van de cliënt”, vertelt Liedeke Floris. Haar specialisme ligt bij familierecht. Zij is zowel advocaat als echtscheidingsmediator en is lid van de specialisatievereniging Vfas (Vereniging voor Familierechtadvocaten en mediators). “Vaak raken vakgebieden elkaar. Als een ondernemer gaat scheiden van zijn/haar echtgenoot, komt daar niet alleen familierecht bij kijken, maar moeten er ook beslissingen genomen worden op het gebied van vastgoed of onderneming.” Daarom maken de advocaten van Bogaerts & Groenen gebruik van elkaars kennis en kunde. “We hebben allemaal een brede basis, dus we weten hoe het zit. Toch is het fijn om bij een collega aan te kunnen kloppen. We zijn allemaal lid van onze eigen specialistenvereniging waardoor we altijd op de hoogte zijn van de laatste ontwikkelingen in het betreffende rechtsgebied.”

Lage drempel
“De sfeer op ons kantoor is open en informeel. Met onze spreekuren op locatie halen we voor rechtzoekenden de drempel weg om vroegtijdig een goede advocaat in te huren”, vertelt Liedeke. “Veel mensen willen in eerste instantie een goedkopere of andere oplossing, maar komen vaak bedrogen uit door gebrek aan deskundigheid. Wij bieden onze cliënten totaaloplossingen. We treden bijvoorbeeld ook op als mediator bij scheidingen. Je bent dan geen advocaat van één partij, maar treedt op als advocaat-mediator, waarbij de belangen van beide partijen voorop staan. Samen gaan we op zoek naar de juiste oplossing. Als advocaat-mediator kunnen wij ook juridische informatie geven waarna we de zaak ook daadwerkelijk afronden bij de rechtbank en hoef je daarvoor niet naar iemand anders, zoals bij veel scheidingsbemiddelaars wél het geval is”, legt Liedeke uit. “Omdat we ook procederen, weten we wat een rechter wel of niet accepteert en kunnen we inschatten wat de risico’s zijn wanneer een convenant bijvoorbeeld niet duidelijk geformuleerd is. Dat is allemaal in het voordeel van onze cliënt.”

Een juiste oplossing op korte én lange termijn
De advocatuur is een behoorlijk pittig vak. Dagelijks komen er zaken voorbij die niet in de koude kleren gaan zitten. Liedeke: “Vaak is er sprake van een rouwproces (scheiding, faillissement, ongeval) waarbij het veelal draait om emotie. Mensen zijn geneigd om alles snel op te lossen, maar vergeten vaak aan de lange termijn te denken. Wij helpen cliënten door het proces op zakelijk én emotioneel gebied, op korte én lange termijn. Je helpt mensen bij het op de rit krijgen van hun leven.”

Lees hier het gehele artikel.

Dit artikel is gepubliceerd in “073 Magazine” 19 oktober 2016.
                    [post_title] => We helpen mensen zakelijk én emotioneel
                    [post_excerpt] => 
                    [post_status] => publish
                    [comment_status] => open
                    [ping_status] => open
                    [post_password] => 
                    [post_name] => we-helpen-mensen-zakelijk-en-emotioneel
                    [to_ping] => 
                    [pinged] => 
                    [post_modified] => 2016-10-20 11:20:04
                    [post_modified_gmt] => 2016-10-20 09:20:04
                    [post_content_filtered] => 
                    [post_parent] => 0
                    [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=9990
                    [menu_order] => 0
                    [post_type] => post
                    [post_mime_type] => 
                    [comment_count] => 0
                    [filter] => raw
                )

            [3] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 9976
                    [post_author] => 26
                    [post_date] => 2016-10-18 16:06:38
                    [post_date_gmt] => 2016-10-18 14:06:38
                    [post_content] => Donderdag 29 september jl. hebben de bedrijvenparken Vossenberg en Kraaiven het certificaat voor het Keurmerk Veilig Ondernemen in ontvangst mogen nemen van Burgemeester Peter Noordanus en MKB voorzitter Michaël van Straalen. Dit certificaat hebben zij behaald door structurele maatregelen op het gebied van veiligheid te treffen. Samenwerking tussen verschillende organisaties staat hierbij centraal. Het certificaat werd uitgereikt tijdens de themabijeenkomst ‘Samen Veilig Ondernemen’. De bijeenkomst werd georganiseerd op gezamenlijk initiatief van de Vitaal verenigingen Het Laar, Katsbogten, Kanaalzone, Kraaiven en Vossenberg.

Ook op úw terrein is inmiddels een werkgroep actief, waarbij ondernemers, gemeente, politie, brandweer en het Parkmanagement intensief samen met als doel de veiligheid op de bedrijvenparken verder te vergroten. Veiligheid en het gevoel van veiligheid zijn essentieel voor een goede leefbaarheid en plezierig wonen en werken. Een veilige omgeving maakt het gebied aantrekkelijker om te verblijven. Hierdoor komen meer potentiële klanten naar het gebied en is er sprake van een versterking van de economische structuur. De ervaring leert dat collectieve maatregelen effectief zijn. De themabijeenkomst is slechts één van de diverse maatregelen vanuit het Keurmerk Veilig Ondernemen die de komende periode worden ingezet. Zodra het terrein het keurmerk ontvangt kunnen de ondernemers gebruik maken van interessante kortingen op de verzekeringspremies (o.a. inboedel/bedrijfsschade).

Tijdens deze avond werden ondernemers geïnformeerd over met name ondermijnende criminaliteit en hoe dit te herkennen, een probleem wat ook op de Tilburgse bedrijvenparken speelt. Diverse presentaties met praktische voorbeelden en tips van o.a. de Politie en gemeente gaven de aanwezigen direct meer inzicht in deze problematiek en hoe iedereen een steentje bij kan dragen het terrein veiliger en leefbaarder te maken.

Klik hieronder voor de presentatie:

presentatie_themabijeenkomst_nieuwsbrief-page0-1

 

 

 

 

 

Marc Heuvelmans
                    [post_title] => Geslaagde Themabijeenkomst: Samen Veilig Ondernemen
                    [post_excerpt] => 
                    [post_status] => publish
                    [comment_status] => open
                    [ping_status] => open
                    [post_password] => 
                    [post_name] => geslaagde-themabijeenkomst-samen-veilig-ondernemen
                    [to_ping] => 
                    [pinged] => 
                    [post_modified] => 2019-07-25 10:48:55
                    [post_modified_gmt] => 2019-07-25 08:48:55
                    [post_content_filtered] => 
                    [post_parent] => 0
                    [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=9976
                    [menu_order] => 0
                    [post_type] => post
                    [post_mime_type] => 
                    [comment_count] => 0
                    [filter] => raw
                )

            [4] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 9952
                    [post_author] => 26
                    [post_date] => 2016-10-18 10:43:24
                    [post_date_gmt] => 2016-10-18 08:43:24
                    [post_content] =>  

Dit najaar maakt Robert Wannink een grand tour langs overheden, instellingen en bedrijven die regelmatig van doen zullen hebben met de nieuwe Omgevingswet en de daarmee samenhangende regelgeving.

De eerste workshop heeft inmiddels plaats gevonden, de komende maanden volgen er nog meerdere “in house”. Hij maakt in overleg de presentatie op maat en geeft alle ruimte voor interactie. Kortom: praktijkgericht

Robert is naast advocaat alweer ruim 15 jaar docent omgevingsrecht voor advocaten, adviseurs en ambtenaren. Tevens is hij voorzitter van een tweetal bezwaarschriftencommissies en redacteur van het vakblad ‘Praktisch bestuursrecht’.

Indien u interesse heeft in een workshop of seminar op maat over de Omgevingswet, dan kunt u contact opnemen met ondergetekende.

Denise Linnenbank
E-mail: webmaster@bg.legal
                    [post_title] => Omgevingswet ‘in house’ op maat gepresenteerd
                    [post_excerpt] => 
                    [post_status] => publish
                    [comment_status] => open
                    [ping_status] => open
                    [post_password] => 
                    [post_name] => omgevingswet-house-op-maat-gepresenteerd
                    [to_ping] => 
                    [pinged] => 
                    [post_modified] => 2016-10-18 12:12:14
                    [post_modified_gmt] => 2016-10-18 10:12:14
                    [post_content_filtered] => 
                    [post_parent] => 0
                    [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=9952
                    [menu_order] => 0
                    [post_type] => post
                    [post_mime_type] => 
                    [comment_count] => 0
                    [filter] => raw
                )

            [5] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 9947
                    [post_author] => 26
                    [post_date] => 2016-10-07 14:24:49
                    [post_date_gmt] => 2016-10-07 12:24:49
                    [post_content] =>  

Beeldt u zich de volgende situatie eens in. U bent verantwoordelijk voor medewerkers die bij hun dagelijkse werkzaamheden veelvuldig gebruik maken [ingewikkelde] software. Deze software is vaak ook duur en om die reden is het aantal licenties dat aan medewerkers wordt verleend doorgaans beperkt. Wat nu als een van uw medewerkers zelf een illegale kopie van die software downloadt?

Wat zou u als werkgever dan doen?

Ik stel u deze vragen, omdat het meer en meer voorkomt dat medewerkers dusdanig handig zijn, dan wel beschikken over dusdanige connecties dat zij eenvoudig illegale versies van [dure] softwaretoepassingen in handen krijgen. Een dergelijk geval speelde ook in een recente zaak bij de Rechtbank Rotterdam[1]. De rechter moest oordelen over de aansprakelijkheid van een werkgever, wiens medewerker gebruik had gemaakt van een illegale versie van Siemens software. Siemens stelde de werkgever aansprakelijk en betoogde dat de werkgever op moest draaien voor de schade door het illegale gebruik van de Siemens software. Dat klinkt wellicht raar, maar een werkgever is aansprakelijk voor fouten die een medewerker in de uitoefening van zijn werkzaamheden maakt.

De Rechtbank Rotterdam stelde Siemens in het gelijk en veroordeelde de werkgever om de door Siemens gevorderde schadevergoeding te betalen. Daarbij werd de werkgever veroordeeld om een bedrag ter hoogte van € 13.750,-- te betalen, hetgeen correspondeerde met de waarde van de licentievergoeding, indien de software wel legaal was gebruikt.

Doorslaggevend in kwesties als deze is de vraag of de kans op de fout die de medewerker heeft gemaakt is vergroot door de opdracht tot het verrichten van de opgedragen werkzaamheden. In de situatie bij de Rechtbank Rotterdam was daarvan sprake aangezien de medewerker administratorrechten had, waarmee hij de mogelijkheid had gekregen om het illegale softwareprogramma op zijn laptop te installeren. Daarnaast speelde mee dat een deel van het softwareprogramma ook legaal door andere medewerkers van de werkgever werd gebruikt en dat de illegale kopie van de software werd gebruikt op een laptop die door de werkgever aan de medewerker ter beschikking was gesteld. Dat de medewerker het programma niet nodig had voor zijn eigen werkzaamheden, doet daar overigens niet aan af.

Uit deze uitspraak zijn voor ICT werkgevers twee belangrijke lessen te trekken. Enerzijds is het zo dat de risico aansprakelijkheid van werkgevers zich volgens deze uitspraak dus ook kan uitstrekken tot het illegale downloaden en gebruik van software. Anderzijds is het belangrijk dat de werkgever steeds zo goed mogelijk bijhoudt of de in zijn bedrijf gebruikte software ook daadwerkelijk legaal is. Dan is ook aan te raden aan werkgevers dat zij hun personeel op niet mis te verstane wijze duidelijk maken dat het gebruik van illegale software binnen de onderneming absoluut niet is toegestaan.

Overigens laat de veroordeling van de werkgever in de kwestie bij de Rechtbank Rotterdam natuurlijk niet onverlet dat de werkgever zijn schade op zijn beurt mogelijk weer zal kunnen verhalen op de, inmiddels ex, medewerker. Dat zal ontegenzeggelijk leiden tot extra juridisch getouwtrek en dus was voorkomen, ook hier, beter dan genezen.

[1] Rechtbank Rotterdam 10 augustus 2016, JAR 2016/227
                    [post_title] => Een medewerker downloadt illegaal, werkgever betaalt de rekening
                    [post_excerpt] => 
                    [post_status] => publish
                    [comment_status] => open
                    [ping_status] => open
                    [post_password] => 
                    [post_name] => medewerker-downloadt-illegaal-werkgever-betaalt-rekening
                    [to_ping] => 
                    [pinged] => 
                    [post_modified] => 2020-02-12 16:56:30
                    [post_modified_gmt] => 2020-02-12 15:56:30
                    [post_content_filtered] => 
                    [post_parent] => 0
                    [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=9947
                    [menu_order] => 0
                    [post_type] => post
                    [post_mime_type] => 
                    [comment_count] => 0
                    [filter] => raw
                )

            [6] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 9940
                    [post_author] => 10
                    [post_date] => 2016-10-06 10:57:27
                    [post_date_gmt] => 2016-10-06 08:57:27
                    [post_content] =>  

De  titel van dit artikel behoeft wat nuancering. De voorliggende vraag is of een aanbestedende dienst een loting als ultimum remedium mag gebruiken om een keuze te maken tussen inschrijvingen die dezelfde [hoogste] score hebben behaald op de toepasselijke gunningscriteria. Anders gezegd, een methodiek waarmee loting eigenlijk als aanvullend gunningscriterium fungeert en waardoor de gunningsbeslissing uiteindelijk [ook] wordt gebaseerd op de uitkomst van de loting.

De Commissie van Aanbestedingsexperts [CvAE] heeft in een advies in oktober vorig jaar aangegeven dat de loting als aanvullende wijze van verdeling [en waarbij de loting onderdeel is van een meer omvattende vergelijkende toets] in strijd is met het aanbestedingsrecht als niet sprake is van het bijzondere geval dat beloning voor bepaalde diensten of de prijzen voor bepaalde leveringen in de nationale wet- en regelgeving zijn vastgelegd. Als zo’n ‘bijzonder geval’ niet aan de orde is moet de aanbestedende dienst op grond van artikel 2.114 en 2.115 Aanbestedingswet 2012 een vergelijkende toets uitvoeren, aldus de CvAE.

De voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage heeft in december 2012 in de zaak waarover de CvAE genoemd advies had gegeven, echter een andere oordeel geveld, namelijk dat genoemde artikelen uit de Aanbestedingswet 2012 niet verbieden dat de loting wordt toegepast als onderdeel van een meer omvattende vergelijkende toets, mits eerst de verplichte vergelijking aan de hand van prijs- en/of kwaliteitscriteria heeft plaatsgevonden. De voorzieningenrechter overweegt daarbij dat indien na een deugdelijke vergelijking op prijs- en kwaliteitscriteria, twee of meer inschrijvingen als economisch meest voordelige inschrijvingen worden beoordeeld, de loting dan een passend middel is om tot een uitslag te komen waarbij favoritisme wordt vermeden.

De kern van de vraag hier is hoe [nader genoemde] overweging 93 in de Richtlijn 2014/24/EU moet worden geïnterpreteerd. In deze overweging staat: "Gelet op de talrijke mogelijkheden om de prijs-kwaliteitsverhouding te beoordelen aan de hand van essentiële criteria, moet loting als enig middel voor de gunning van de opdracht moet worden vermeden."

Genoemde overweging 93 heeft betrekking op gevallen waarin de beloning voor bepaalde diensten of de prijzen voor bepaalde leveringen in nationale wet- en regelgeving zijn vastgesteld. De crux is dus of de bewuste zinsnede over de loting in genoemde overweging ook van belang is voor andere gevallen en zo ja welke betekenis daaraan dan moet worden gegeven.

Het feit dat overweging 93 uit de Richtlijn ziet op gevallen waarin de prijs wettelijk is gefixeerd, is van belang dat daarmee prijs dus geen variabele meer kan zijn in het kader van gunning. Gelet hierop kan worden verdedigd dat in die gevallen waarin de prijs niet is gefixeerd, overweging 93 van de Richtlijn geldt als een verplichting voor aanbestedende diensten om inschrijvingen op kwaliteit te vergelijken indien er niet meer kan vergeleken op prijs.

Hieraan kan de conclusie worden verbonden dat een loting kan fungeren als onderdeel van een meer omvattende vergelijkende toets wanneer er eerst een verplichte [en deugdelijke] vergelijking heeft plaatsgevonden aan de hand van prijs- en/of kwaliteitscriteria.

Aanbestedende diensten mogen bij het opstellen van de aanbestedingsdocumentatie dus enerzijds loting overwegen in geval meerdere inschrijvers de hoogste score hebben behaald maar moeten er anderzijds voor waken dat de scoremethodiek voldoende onderscheidend vermogen heeft zodat deze methodiek er niet toe zal leiden dat de facto wordt aangestuurd op loting omdat dit juist –evident–  haaks staat op de eerdergenoemde overweging 93 in de Richtlijn 2014/24/EU.

Zie ook Aanbestedingsrecht
                    [post_title] => Gunnen door loting, mag dat?
                    [post_excerpt] => 
                    [post_status] => publish
                    [comment_status] => open
                    [ping_status] => open
                    [post_password] => 
                    [post_name] => gunnen-loting-mag
                    [to_ping] => 
                    [pinged] => 
                    [post_modified] => 2016-10-06 12:02:18
                    [post_modified_gmt] => 2016-10-06 10:02:18
                    [post_content_filtered] => 
                    [post_parent] => 0
                    [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=9940
                    [menu_order] => 0
                    [post_type] => post
                    [post_mime_type] => 
                    [comment_count] => 0
                    [filter] => raw
                )

            [7] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 9736
                    [post_author] => 26
                    [post_date] => 2016-08-04 15:49:01
                    [post_date_gmt] => 2016-08-04 13:49:01
                    [post_content] => In het nieuws verschijnen steeds meer berichten over personen die hinder ondervinden van Pokémon Go spelers. Op 3 augustus jl. verscheen het bericht dat een Amerikaan nu de eerste is die een rechtszaak start tegen de makers van het spel.[1] De Amerikaan zou last ondervinden van Pokémonspelers die zich op zijn terrein begeven. In mijn artikel van 15 juli jl. schetste ik al een situatie waarin Pokémon spelers op openbare plaatsen hinder veroorzaken. Ik stelde de vraag wanneer de hinder dusdanig is dat dit ook onrechtmatig wordt. Naar aanleiding van het bericht van de NOS stel ik mij de vraag of Pokémon Go spelers of Niantic Labs, de makers van dit spel, aansprakelijk kunnen worden gesteld als het om overlast op privéterrein gaat.
Openbaar terrein versus privéterrein
PokemonGO_vierkant Er is eerder sprake van onrechtmatige hinder wanneer de hinder plaatsvindt op eigen terrein dan wanneer het de openbare weg betreft. Als uitgangspunt geldt dat een eigenaar het exclusieve recht heeft om van het eigendom gebruik te maken. Dit betekent dat anderen hem niet mogen storen in het genot van zijn eigendom. Gebeurt dit wel, dan zou dit een onrechtmatige daad kunnen opleveren. Opnieuw rijst dan de vraag of Niantic Labs als maker van het spel, die de Pokémon Go spelers naar de tuin leiden, of de Pokémon Go spelers zelf kunnen worden aangesproken.
Wie is aansprakelijk; de Pokémon Go spelers of Niantic?
In de eerste plaats zijn het natuurlijk de spelers zelf die zich op privéterrein begeven en daarmee de eigenaar storen in het genot. Zeker wanneer de hinder langere tijd blijft voortduren en door dezelfde personen wordt veroorzaakt, zou een mogelijkheid bestaan om hiertegen op te treden. Bovendien stelt artikel 461 van het Wetboek van Strafrecht het betreden van andermans grond strafbaar, wanneer voor de overtreder duidelijk is dat de toegang tot deze grond voor hem verboden was. Het plaatsen van een ‘verboden toegang’ bordje kan dit eens te meer duidelijk maken. Bovendien  zou dit spelers ervan kunnen weerhouden om het terrein te betreden. Dat niet in alle gevallen slechts de daadwerkelijk overlast veroorzakende personen kunnen worden aangesproken, volgt onder meer uit twee zaken uit 2010. Stel je voor dat jouw perceel grenst aan een sportveld van een school en jij met grote regelmaat geconfronteerd wordt met kinderen die in jouw tuin of op jouw garage de ballen, die over de muur zijn gevlogen, ophalen. Zou je hiertegen met succes kunnen optreden? De eigenaren van het perceel meenden van wel en stelden de scholengemeenschap aansprakelijk. De rechtbank stelde de eigenaren in het gelijk en oordeelde dat de ernst van de hinder en de duur dusdanig was, dat de scholengemeenschap hiervoor aansprakelijk moest worden gehouden.[2] In een enigszins vergelijkbare zaak oordeelde de rechtbank dat een gemeente twee voetbalgoaltjes van een trapveldje moest weghalen om de overlast te verminderen.[3] De zaken leiden tot de vraag of Niantic Labs zich in een vergelijkbare situatie bevindt als de scholengemeenschap of de gemeente, nu Pokémon Go spelers zich op privéterrein gaan begeven. Dit zou naar Nederlands recht zomaar het geval kunnen zijn. Net als de scholengemeenschap en de gemeente heeft Niantic Labs de mogelijkheid in het leven geroepen dat de hinder zou plaatsvinden. Immers zorgt Niantic Labs er ongevraagd voor dat het privéterrein onderdeel wordt van het spel en dat spelers worden gestimuleerd om hiernaartoe te gaan. Evenals de scholengemeenschap en de gemeente kan Niantic Labs er ook voor zorgen dat privéterreinen geen onderdeel uitmaken van het spel. Niantic Labs lijkt dit risico ook in te zien. In de meeste recente versie van het spel worden spelers gewaarschuwd om zich niet op andermans terrein te begeven. De vraag is of Niantic Labs hiermee haar straatje voldoende heeft schoongeveegd. Ook de gemeente had spelregels op het trapveldje geïntroduceerd om de overlast te voorkomen, maar ook deze maatregel was onvoldoende.
Einde van de hype?
Zoals ik in mijn artikel van 15 juli jl. al schetste, hebben we te maken met een hype. In de tussenliggende weken is deze hype alleen maar toegenomen. Ook het aantal mensen dat zich aan het spel en de spelers ergert, lijkt toe te nemen. Wellicht zal op niet al te lange termijn duidelijk worden hoeveel succes er te halen valt met het aansprakelijk stellen van Niantic Labs. Anderen maken liever gebruik van een moreel appèl richting Pokémon Go spelers of Niantic Labs, waar het bijvoorbeeld gaat om herdenkingsmonumenten of begraafplaatsen.[4] Niemand kan voorzien hoe lang de hype voortduurt en hoeveel overlast Pokémon Go nog zal veroorzaken. En daarna? Daarna dient het volgende augmented reality spel zich aan en vormt jouw tuin een opslagplaats voor munitie!                 Jelle Beerens [1] http://nos.nl/artikel/2122880-rechtszaak-tegen-makers-pokemon-go.html [2] Rb Almelo12 mei 2010 ECLI:NL:RBALM:2010:BM4546 [3] Vzr. Rb. ‘s-Hertogenbosch, 12 mei 2010 ECLI:NL:RBSHE: 2010:BM4247 [4] https://www.theguardian.com/technology/2016/jul/13/pokemon-go-us-holocaust-museum-asks-players-to-stay-away [post_title] => Pokémon Go, leuk maar niet in mijn tuin [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => pokemon-go-leuk-tuin [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2019-07-26 14:59:20 [post_modified_gmt] => 2019-07-26 12:59:20 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=9736 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 9680 [post_author] => 6 [post_date] => 2016-07-28 16:53:10 [post_date_gmt] => 2016-07-28 14:53:10 [post_content] =>   Een food recall komt in de meeste gevallen onverwacht. De aanleiding kan divers zijn; een consument wordt ziek na het product te hebben gegeten, bij een routine controle wordt in een laboratorium een besmetting geconstateerd, een toeleverancier ontdekt een fout bij de productie van een grondstof, bij het verpakken van het product is een verkeerd etiket gebruikt, op een nieuwe etiket is een onjuiste samenstelling van het product vermeld, etc. En dan wordt aan u de vraag gesteld: moeten we het product recallen? U vraagt zich aan bij wie moet ik wat melden? Hoe kan ik mijn schade beperken? De beslissingen die u nu neemt kunnen later van belang zijn bij het afwikkelen van de schade. Zes tips wat te doen.
  1. Stel het gevaar van de besmetting vast. De general food law verplicht ieder levensmiddelenbedrijf om geen levensmiddelen op de markt te brengen die onveilig zijn. Een levensmiddel is onveilig wanneer het schadelijk is voor de gezondheid of wanneer het niet geschikt is voor menselijke consumptie. De eerste taak is dus om vast te stellen of het levensmiddel onveilig is. Door rechters is al bepaald dat de volksgezondheid voorop staat. Dit betekent dat wanneer er aanwijzingen zijn dat een levensmiddel onveilig is, er opgetreden moet worden. Het is daarbij niet nodig dat het onomstotelijk vast staat dat een product onveilig is. Een serieuze aanwijzing kan voldoende zijn om tot actie over te moeten gaan.
Tip: Stel dus als eerste vast of er een serieuze aanwijzing is dat het levensmiddel onveilig is.
  1. Meld ik het bij de NVWA? Wanneer u heeft vastgesteld dat er een aanwijzing is dat het levensmiddel onveilig is, dan moet u beoordelen tot welke actie u moet overgaan. Of u moet melden bij de NVWA kunt u beoordelen op basis van de meldwijzer op de website van de NVWA. Waarom zou u niet melden? Wanneer de melding onterecht blijkt te zijn heeft u wel de aandacht van de NVWA op u gevestigd. Dat kan leiden tot extra controles of tot het vaststellen van overtredingen van de warenwet(besluiten) die geen verband houden met het mogelijke onveilige levensmiddel. Waarom zou u wel melden? u voorkomt een sanctie omdat u had moeten melden en u kunt gebruik maken van de kennis en ervaring van medewerkers van de NVWA.
Tip: meldt een onveilig voedingsmiddel tijdig bij de NVWA.
  1. Verzamel bewijs. Nadat een recall heeft plaatsgevonden begint het zwarte pieren en begint het verhalen van schade. Degene aan wie u geleverd heeft zal zijn schade op u willen proberen te verhalen. En u zult uw schade willen proberen te verhalen op degene die u een onveilig voedingsmiddel (of grondstof, verpakking, etc. daarvoor) heeft geleverd. U moet hier ook al aandacht voor hebben tijdens de hectiek van het afwegen of een recall moet worden gehouden en tijdens de recall zelf. U wilt voorkomen dat degene die u later aanspreekt een claim kan afwenden met de stelling: had mij dat maar eerder laten weten dan had ik je schade kunnen beperken door dit of dat. U wilt dus voorkomen dat u niet tijdig heeft geklaagd of niet tijdig de andere partij aansprakelijk heeft gesteld. Daarnaast kan hetgeen wordt besproken, informatie die via mails, telefoon, whatsapp, rapporten wordt gewisseld later van belang zijn wanneer het gaat over wie is waarvoor aansprakelijk.
Tip: maak iemand verantwoordelijk voor het maken van verslagen van hetgeen wordt besproken, hoe en welke afspraken zijn gemaakt, wie wat onderzoekt, wat de uitkomsten van onderzoeken zijn, wie tot welke actie besluit, etc. Dat kan ook betekenen dat voicemail / app berichten of sms berichten worden bewaard. Later kan dat van essentieel belang zijn in de discussie wie waardoor en in welke omvang aansprakelijk is.
  1. Analyseer uw juridische positie. Na een recall gaat de discussie over wie waarvoor aansprakelijk is en wie wat aan de ander moet betalen. Ook tijdens de (afwegingen voorafgaand aan een) recall is het relevant om te weten wat uw juridische positie is. Een afweging kan anders uitpakken afhankelijk van de vraag of u voor gevolgschade aansprakelijk bent of niet. Uw juridische positie blijkt uit een analyse van de overeenkomsten met uw afnemer (en toeleverancier), zijn in- verkoopvoorwaarden van toepassing waarin aansprakelijkheid is beperkt, zijn deze voorwaarden onderdeel van de overeenkomst geworden (regelmatig worden voorwaarden niet op de juiste wijze van toepassing verklaard en zijn ze dus niet van toepassing), bent u voor een recall verzekerd, wat wordt wel en niet vergoed op basis van uw verzekering ( of de verzekering van uw leverancier), etc.
Tip: breng uw juridische positie zo spoedig mogelijk in kaart zodat u bij het maken van beslissingen over een recall daar rekening mee kunt houden.
  1. Beperk schade vooraf. Vaak kan schade door een recall vooraf beperkt worden door daar clausules over op te nemen in inkoop-/verkoopvoorwaarden en/of in de overeenkomst zelf. In veel inkoop- en productie overeenkomsten staat tegenwoordig een recallbepaling. Daar worden niet alleen praktische afspraken gemaakt (wie moet wat doen bij een recall), maar worden ook afspraken gemaakt over wie voor welke schade aansprakelijk is. Vaak worden leveranciers geconfronteerd met inkoopvoorwaarden die niet afgewezen kunnen worden. In de praktijk blijkt het vaak wel mogelijk om aanvullend op de inkoopvoorwaarden afspraken te maken die bepalingen in de inkoopvoorwaarden aanpassen, verzachten, aanvullen, etc. Denk daarnaast ook aan uw juridische structuur. Om schade van een recall bij een bepaalde activiteit te beperken kan het soms zinvol zijn deze activiteit in een aparte rechtspersoon onder te brengen.
Tip: beperk schade door een recall door in overeenkomen, inkoop-/verkoopvoorwaarden daar al aandacht aan te besteden. Daarnaast kunt u uw juridische structuur ook zo inrichten dat risicovolle activiteiten in een aparte rechtspersoon worden ondergebracht.
  1. Schakel deskundig advies in. Tijdens een recall is het zaak ook tijdig deskundig juridisch advies in te schakelen. Dat kan door contact met mij op te nemen. Ik heb ervaring met de voorbereiding, uitvoering en (juridische) afwikkeling van een food recall. Ik ben lid van de Nederlandse Vereniging voor Levensmiddelenrecht en heb diverse presentaties verzorgd over food recall.
Tip: neem contact op met mij op 06-50695916 of wijst@bg.legal. [post_title] => Help, een food recall, zes tips wat te doen [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => help-food-recall-zes-tips [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-07-28 17:11:42 [post_modified_gmt] => 2016-07-28 15:11:42 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=9680 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 9676 [post_author] => 26 [post_date] => 2016-07-28 16:34:31 [post_date_gmt] => 2016-07-28 14:34:31 [post_content] =>   Met een steeds verder digitaliserende samenleving en de mogelijkheden die dat geeft, ontstaan ook nieuwe gevaren. Een van de grootste gevaren is het gemak waarmee overheid en bedrijven kennis kunnen verzamelen over het privéleven van u en mij. Natuurlijk zijn er al diverse regels die burgers beschermen tegen willekeurige inbreuken op hun grondrecht op privacy, maar dat blijkt in de praktijk vaak niet voldoende. Dit komt voor een groot deel doordat technische ontwikkelingen zo snel gaan dat de (verouderde) wetten daar eigenlijk geen passend antwoord op kunnen geven. Zeker met de komst van nieuwe methoden en technieken om op grote schaal gegevens te analyseren (vaak aangeduid met de term big data) wordt het steeds makkelijker voor overheden en bedrijven om door middel van profiling ook voorspellingen te gaan doen over toekomstig gedrag van mensen (juridisch gezien aangeduid als ‘betrokkenen’). Dat kan natuurlijk nuttig zijn, bijvoorbeeld in de strijd tegen terrorisme, maar heeft ook als belangrijke keerzijde dat de door George Orwell geschetste samenleving in zijn boek ‘Big Brother’, wel erg dichtbij komt. Om hier een evenwicht in te vinden is de Europese algemene verordening gegevensbescherming[1] (privacy verordening) vastgesteld. Deze verordening is in werking getreden op 25 mei 2016 en wordt daadwerkelijk van kracht op 25 mei 2018. Hij zal gaan gelden als een Europese wet die rechtstreeks van toepassing is in de hele Europese Unie en dus ook in Nederland. De verordening brengt een aantal nieuwe verplichtingen met zich mee, welke verplichtingen verder gaan dan de huidige Wet Bescherming Persoonsgegevens in Nederland. Hoewel de verordening dus pas over iets minder dan twee jaar van kracht wordt, is het wel van belang om binnen uw organisatie nu al vooruit te kijken en stappen die nu al gezet moeten of kunnen worden, te zetten. Om u daarbij te helpen zal ik hierna de 5 belangrijkste wijzigingen beschrijven en aangeven wat u alvast kunt doen. 1. Informatieverstrekking aan betrokkenen Wanneer de privacy verordening vanaf 2018 van kracht is zal er aan de betrokkenen wiens persoonsgegevens worden verzameld, veel meer informatie verstrekt moeten worden dan voor die tijd nodig was. Bovendien zullen die gegevens door de verwerkingsverantwoordelijke uit eigen beweging verstrekt moeten worden. Naar Nederlands recht is het nu nog zo dat de betrokkene zelf om inzage kan vragen van de gegevens die over hem worden bijgehouden.Onder meer de volgende gegevens zullen aan iedere betrokkene verstrekt moeten worden:
  • De identiteit en de contactgegevens van de verwerkingsverantwoordelijke;
  • De verwerkingsdoeleinden waarvoor de persoonsgegevens zijn bestemd als ook de rechtsgrond voor de verwerking;
  • De gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke;
  • De periode gedurende welke de persoonsgegevens zullen worden opgeslagen;
  • Dat de betrokkene het recht heeft te verzoeken om inzage van rectificatie of wissen van de persoonsgegevens.
Concreet betekent dit dat u er goed aan doet om al voor mei 2018 te inventariseren op welke manier u persoonsgegevens verwerkt en wat u daar precies mee doet. Die plicht heeft u nu ook al, maar in de praktijk blijkt dat maar weinig bedrijven en instellingen aan de eisen voldoen.  2. Het recht om vergeten te worden Een ander belangrijk recht dat de betrokkene vanaf 25 mei 2018 heeft is het zogenaamde ‘recht op vergetelheid’. Concreet komt dit erop neer dat de betrokkene straks het recht heeft om aan de verantwoordelijke voor de gegevensverwerking te verzoeken om alle persoonsgegevens die over die persoon zijn verzameld, te vernietigen binnen een korte termijn. Hoewel ook dit recht eigenlijk al bestaat, kunnen betrokkenen er straks veel nadrukkelijker een beroep op doen. Vooral voor informatie die op internet circuleert kan dit grote gevolgen hebben.Ervaring uit mijn praktijk leert mij dat veel verantwoordelijken voor gegevensverwerking nauwelijks in staat zijn de persoonsgegevens van betrokkenen volledig te verwijderen. Soms komt dat doordat het bestand waarin die gegevens staan dusdanig groot is geworden dat het nauwelijks meer te controleren valt, laat staan te wijzigen, maar het komt ook voor dat ICT-programma’s simpelweg niet de optie hebben om gegevens te verwijderen.U doet er goed aan om vóór 25 mei 2018 te inventariseren of het mogelijk is om persoonsgegevens ook weer te verwijderen. Daarnaast is het verstandig om gegevens die u hebt verzameld maar niet meer gebruikt, al eerder dan in mei 2018 te verwijderen. Immers, u mag die persoonsgegevens nu ook al niet langer bewaren dan nodig is. 3. Register van verwerkingsactiviteiten en dataportabiliteit Gekoppeld aan de informatie die verstrekt moet worden aan betrokkene, moet ook door de verantwoordelijke een register bijgehouden worden waarin wordt genoteerd welke gegevens van wie worden verzameld en met welk doel. Het is dus niet voldoende om alleen aan het begin van de verwerking van de persoonsgegevens een mededeling te doen aan de betrokkene ten aanzien van de gegevens die worden verwerkt. Nee, deze gegevens moeten ook in een daartoe bestemd (intern) register bewaard worden. Dit register moet ook op eerste verzoek van de Autoriteit Persoonsgegevens verstrekt worden.Naast het register dat intern bijgehouden moet worden, hebben betrokkenen straks ook een veel verdergaand recht op dataportabiliteit. Dat houdt in dat de verwerkingsverantwoordelijke ervoor moet zorgen dat de informatie die over een betrokkene is verzameld, op een gestructureerde, gangbare en machineleesbare wijze naar een andere verwerkingsverantwoordelijke kan worden gestuurd. Anders gezegd, de informatie moet gemakkelijk overdraagbaar zijn.Het is verstandig om nu al te checken of uw systemen in staat zijn om aan deze (technische) verplichtingen te voldoen. Indien u daarmee pas in 2018 begint, dan is de kans groot dat u niet op tijd aan de verordening zult voldoen. 4. Gegevens beschermingseffect beoordeling [privacy impact assessment] Een nieuwe verplichting die komt te rusten op de verwerkingsverantwoordelijke is om een zogenaamde gegevensbeschermingseffectbeoordeling te doen, voorafgaande aan het verwerken van persoonsgegevens. Dit moet gebeuren in die gevallen dat er, met name waar het een geautomatiseerde verwerking betreft met nieuwe technologie, er waarschijnlijk een hoog risico is voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen.Dat klinkt allemaal vrij cryptisch, maar het komt erop neer dat bij grootschalige verwerking van persoonsgegevens, u een gegevensbeschermingeffectbeoordeling zal moeten doen. Wat dat concreet inhoudt zal de toekomst nog moeten uitwijzen, maar in de basis moet u onderzoeken op welke wijze persoonsgegevens gevaar lopen door een beoogde verwerking en hoe die gevaren zoveel mogelijk worden ingeperkt.Ook ten aanzien van een dergelijke beoordeling, zullen de resultaten getoond moeten worden aan de Autoriteit Persoonsgegevens, indien deze daar om vraagt. 5. Functionaris voor de gegevensbescherming [Privacy Officer] Een laatste aankomende verantwoordelijkheid is het aanstellen van een functionaris voor de gegevensbescherming, welke persoon ook middels vaak wordt aangeduid met de term Privacy Officer.Het komt er concreet op neer dat in ieder geval overheidsinstellingen, maar ook verwerkingsverantwoordelijken of bewerkers die hoofdzakelijk belast zijn met verwerkingen die vanwege aard, omvang of doeleinden een regelmatige en stelselmatige observatie op grote schaal van betrokkene vereisen (grote bedrijven dus ook), dan moet er een Privacy Officer aangesteld worden.Dit betreft een persoon die al dan niet in dienst van de organisatie, onafhankelijk toezicht kan houden en kan adviseren omtrent allerhande privacy vragen en beleidsbeslissingen. Omdat een dergelijke Privacy Officer in principe vanaf 25 mei 2018 meteen aanwezig moet zijn, verdient het voor veel bedrijven de voorkeur ook hier reeds nu al rekening mee te houden en eventueel te zoeken naar een Privacy Officer.Wees waakzaam!De voorgaande 5 opgesomde verplichtingen zijn slechts een beperkt overzicht van nieuwe plichten die op verwerkingsverantwoordelijke komen te rusten. In de periode voorafgaande aan de daadwerkelijke inwerkingtreding van de privacyverordening vallen er nog de nodige nieuwe ontwikkelingen te verwachten. Uiteraard zal ik daar aandacht aan besteden, maar wees ook zelf bedacht op de snelle ontwikkelingen!Ik wil deze bijdrage afsluiten met de opmerking dat het van belang is dat u de nieuwe verplichtingen serieus neemt, vooral omdat de boetes die opgelegd kunnen worden voor overtredingen, nog vele malen hoger worden dan de boetes die reeds nu met de uitbereiding van de boetebevoegdheid sinds 1 januari 2016 van kracht zijn. De maximale boete die straks opgelegd kan worden betreft € 20.000.000,-- óf 4% van de wereldwijde jaaromzet indien dat laatste bedrag hoger is van € 20.000.000,--. Dat zijn dus substantiële bedragen, welke gelukkig relatief eenvoudig te voorkomen zijn, mits u zich maar bewust bent van de nieuwe rechten en plichten. Hebt u privacy vragen, neem dan contact op met ondergetekende.   [1] Verordening EU2016/679 [post_title] => De Europese privacy verordening, de 5 dingen die u nu al moet weten! [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => europese-privacy-verordening-5-dingen-nu-al-moet-weten [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-10-18 10:56:59 [post_modified_gmt] => 2016-10-18 08:56:59 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=9676 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 10014 [post_author] => 10 [post_date] => 2016-10-21 16:25:36 [post_date_gmt] => 2016-10-21 14:25:36 [post_content] =>   In  de uitspraak van 23 september 2016 legt de Hoge Raad het begrip “onderneming” uit van de tot en met 30 juli 2013 geldende CAO voor de gemaksvoedingindustrie. In deze zaak staat de vraag centraal of bij een groep van ondernemingen in een concern, de toepasselijkheid van de cao voor elke vennootschap afzonderlijk moet worden beoordeeld. Het antwoord van de Hoge Raad op deze vraag is bevestigend. Indien zoals in onderhavige zaak, sprake is van een groep of concern door verscheidene rechtspersonen, moet voor iedere rechtspersoon afzonderlijk worden bezien of een cao van toepassing is. Een en ander volgt volgens de Hoge Raad uit de tekst en systematiek van de bewuste cao waarin de werkingssfeer toeziet op “[onderdelen van] ondernemingen”. In het cao-recht geldt als uitgangspunt de objectieve norm [ook wel genoemd de “cao-norm”] waarbij de rechter zoekt naar objectieve gezichtspunten bij de uitleg van de cao-bepaling. Deze gezichtspunten dienen voor derden kenbaar te zijn. Voornoemde definitie van “[onderdelen van] ondernemingen” ziet naar objectieve maatstaven uitgelegd, op het geval dat onderdelen van ondernemingen zijn ondergebracht in verschillende rechtspersonen en een andersluidende uitleg zou aldus de Hoge Raad tot gevolg hebben dat de bewuste werkingssfeerbepaling “[onderdelen van] ondernemingen” geen begrijpelijke betekenis zou hebben. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtszekerheid. Het bevestigt de praktijk dat voor de vraag of een onderneming onder een bepaalde werkingssfeer van de cao valt, beoordeeld moet worden per juridische entiteit. De Hoge Raad gaat hierin dus mee door in deze zaak het begrip “onderneming” eng te interpreteren. Tot slot, het door een rechter moeten zoeken naar de correcte uitleg van een werkingssfeerbepaling van een cao zoals in onderhavige zaak, kan voorkomen worden door in een cao een meer duidelijke definitie van het begrip “onderneming” op te nemen en in dat opzicht biedt de nieuwe cao voor de gemaksvoedingindustrie waarvan bepalingen in maart 2014 algemeen verbindend zijn verklaard, een duidelijke verbetering waardoor het makkelijker is om de cao te toetsen. In deze nieuwe cao is het begrip “ondernemingen” aangeduid als: “iedere natuurlijke persoon, rechtspersoon of niet rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschap in Nederland”. Evenwel, voor het geval voor cao’s van andere sectoren nog zou gelden dat de definiëring van de werkingssfeer in de cao minder eenduidig is, biedt de hier aangehaalde uitspraak wel de nodige argumentatie om alsnog tot een werkbare uitleg te komen. Zie ook branche Agrifood [post_title] => CAO voor de gemaksvoedingindustrie; uitleg van het begrip “onderneming” [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => cao-gemaksvoedingindustrie-uitleg-begrip-onderneming [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-10-25 16:45:49 [post_modified_gmt] => 2016-10-25 14:45:49 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=10014 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1437 [max_num_pages] => 144 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => f5707221f168aa8fad5598222f13603e [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
  In  de uitspraak van 23 september 2016 legt de Hoge Raad het begrip “onderneming” uit van de tot en met 30 juli 2013 geldende CAO voor de gemaksvoedingindustrie. In...
Lees meer
  In veel splitsingsakten is de bestemming ‘winkel-annex-woonruimte’ opgenomen. Een behoorlijk brede bestemming. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er met regelmaat discussie ontstaat over de vraag of een...
Lees meer
  Bogaerts & Groenen advocaten houdt elke donderdag inloopspreekuur in Vught. Elke donderdagochtend is advocaat en scheidingsmediator Liedeke Floris te vinden in Villa Oldenburg  in Vught. Iedereen kan dan vrijblijvend...
Lees meer
Donderdag 29 september jl. hebben de bedrijvenparken Vossenberg en Kraaiven het certificaat voor het Keurmerk Veilig Ondernemen in ontvangst mogen nemen van Burgemeester Peter Noordanus en MKB voorzitter Michaël van...
Lees meer
  Dit najaar maakt Robert Wannink een grand tour langs overheden, instellingen en bedrijven die regelmatig van doen zullen hebben met de nieuwe Omgevingswet en de daarmee samenhangende regelgeving. De...
Lees meer
  Beeldt u zich de volgende situatie eens in. U bent verantwoordelijk voor medewerkers die bij hun dagelijkse werkzaamheden veelvuldig gebruik maken [ingewikkelde] software. Deze software is vaak ook duur...
Lees meer
  De  titel van dit artikel behoeft wat nuancering. De voorliggende vraag is of een aanbestedende dienst een loting als ultimum remedium mag gebruiken om een keuze te maken tussen...
Lees meer
In het nieuws verschijnen steeds meer berichten over personen die hinder ondervinden van Pokémon Go spelers. Op 3 augustus jl. verscheen het bericht dat een Amerikaan nu de eerste is...
Lees meer
  Een food recall komt in de meeste gevallen onverwacht. De aanleiding kan divers zijn; een consument wordt ziek na het product te hebben gegeten, bij een routine controle wordt...
Lees meer
  Met een steeds verder digitaliserende samenleving en de mogelijkheden die dat geeft, ontstaan ook nieuwe gevaren. Een van de grootste gevaren is het gemak waarmee overheid en bedrijven kennis...
Lees meer