WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[paged] => 15
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[paged] => 15
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] =>
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1446
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 140, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 41861
[post_author] => 86
[post_date] => 2024-04-17 16:01:18
[post_date_gmt] => 2024-04-17 14:01:18
[post_content] => Octrooigeschillen kunnen zowel voor octrooihouders als voor degenen die beschuldigd worden van inbreuk hoofdpijn veroorzaken. De EU-richtlijn 2004/48, geïmplementeerd in het Nederlands Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (DCCP) in 2007, verlicht enkele van deze problemen. Het voorziet in ex parte verboden, waardoor rechtbanken verboden kunnen opleggen zonder de verweerder te horen. Deze blog bekijkt wat dit betekent voor zowel octrooihouders als voor vermeende inbreukmakers, met speciale aandacht voor grijsmaking als defensief mechanisme.
Wat is een ex parte verbod?
Onder artikel 1019e(1) van het Nederlands Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kunnen rechtbanken een verbod opleggen zonder de verweerder te horen (zogenaamd ex parte). Een ex parte verbod wordt uitgevaardigd in urgente gevallen, vooral wanneer vertraging onomkeerbare schade aan de octrooihouder kan veroorzaken. Dit betekent dat de rechtbank snel kan optreden om mogelijke inbreuk te voorkomen zonder de verweerder de kans te geven te reageren.
Naast het verbod kan de rechtbank ook eisen dat de inbreukmaker zijn distributeurs formeel opdraagt te stoppen met de verkoop van de inbreukmakende producten. Daarnaast kan het verzoek om een ex parte verbod andere maatregelen omvatten, zoals het in beslag nemen van bewijsmateriaal en het verstrekken van gedetailleerde beschrijvingen van de inbreukmakende producten.
Hoe werkt het?
Het proces begint met de octrooihouder die een schriftelijk verzoek indient bij de rechtbank. De rechtbank kan het verbod direct na ontvangst van het verzoek opleggen of na een korte periode, meestal binnen een week. Samen met het verbod kan de rechtbank de octrooihouder verplichten een waarborgsom of andere geldelijke garantie te verstrekken om de belangen van de vermeende inbreukmaker te beschermen.
Het afdwingen van een ex parte verbod
Als een ex parte verbod onrechtmatig wordt afgedwongen, kan de vermeende inbreukmaker compensatie eisen voor de schade die door de handhaving ervan is veroorzaakt. Bovendien stelt de rechtbank een redelijke deadline vast voor de octrooihouder om volledige juridische procedures te starten, meestal binnen zes maanden na de betekening van de bevelsbrief. Als de octrooihouder dit niet binnen deze periode doet, vervalt het verbod.
Grijsmakingen: een schild tegen ex parte verboden
Inbeslagname van bewijsmateriaal en stopzetting van de verkoop kunnen aanzienlijke gevolgen hebben voor de activiteiten en reputatie van een bedrijf. Voor vermeende inbreukmakers die een ex parte verbod verwachten, is er een defensief instrument beschikbaar dat een grijsmaking wordt genoemd. Deze brief is 6 maanden geldig, maar kan op verzoek meerdere keren worden verlengd.
Deze brief, ingediend bij de Rechtbank Den Haag, stelt vermeende inbreukmakers in staat om preventief bezwaren tegen het verbod aan te voeren, met als argument dat het octrooi ongeldig is of dat het betreffende product geen inbreuk maakt op het octrooi. De rechtbank zal deze bezwaren in overweging nemen bij het beoordelen van het verzoek om een verbod.
Als de rechtbank een ex parte verzoek overweegt en een grijsmaking is ingediend, zal de rechtbank de octrooihouder hiervan op de hoogte stellen. Op verzoek van de octrooihouder zal de rechtbank een kopie van de grijsmaking verstrekken. Na ontvangst van deze kopie kan de octrooihouder inhoudelijk reageren of het verzoek volledig intrekken. Het is cruciaal voor de vermeende inbreukmaker om te begrijpen dat hun verdediging bekend kan worden bij de octrooihouder en in toekomstige procedures tegen hen kan worden gebruikt. Bovendien, als de rechtbank het verzoek om een verbod afwijst, zal de vermeende inbreukmaker niet op de hoogte zijn dat een kopie van de grijsmaking naar de octrooihouder is gestuurd totdat er vervolgprocedures ontstaan.
Conclusie
Ex parte verboden bieden octrooihouders een snelle handhaving van hun rechten. Dit brengt echter ook een risico met zich mee voor vermeende inbreukmakers dat deze rechten worden afgedwongen zonder hen de mogelijkheid te bieden zich te verdedigen. Daarom kunnen vermeende inbreukmakers grijsmakingen gebruiken om zich te verdedigen tegen dergelijke ongerechtvaardigde acties. Deze grijsmakingen moeten worden ingediend voordat een verzoek om een verbod wordt ingediend door de octrooihouder.
Hierbij de Engelse versie.
[post_title] => Octrooi-inbreuk: begrip van ex parte verboden en grijsmakingen
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => octrooi-inbreuk-begrip-van-ex-parte-verboden-en-grijsmakingen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-04-24 09:52:40
[post_modified_gmt] => 2024-04-24 07:52:40
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41861
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 41852
[post_author] => 71
[post_date] => 2024-04-15 11:51:55
[post_date_gmt] => 2024-04-15 09:51:55
[post_content] => Geen auteursrecht voor creaties gemaakt door AI in Tsjechië: wat betekent dit voor AI-creaties in de rest van Europa?
In een recente rechtszaak in Tsjechië, oordeelde de rechter dat een door AI gegenereerd werk nooit door auteursrecht beschermd kan zijn. De zaak draaide om de vraag of een door AI gecreëerde afbeelding, op basis van specifieke instructies van een persoon, als een auteursrechtelijk beschermd werk beschouwd kan worden en, zo ja, of die persoon dan als de auteur van dat werk kan worden beschouwd.
In deze zaak daagde de eiser een advocatenkantoor voor het gerecht, met de vraag om zijn auteurschap te erkennen m.b.t. een afbeelding die hij had gemaakt met behulp van kunstmatige intelligentie. De afbeelding in kwestie toont twee handen die een zakelijk contract ondertekenen en werd zonder zijn toestemming op de website van het advocatenkantoor gepubliceerd.
Rechter: AI-creaties vallen niet onder auteursrecht
De opdracht, ook wel de prompt genoemd, van de eiser was om: “een visuele weergave te maken van twee partijen die een zakelijk contract ondertekenen in een formele setting, zoals een vergaderzaal of een kantoor van een advocatenkantoor in Praag. Laat gewoon de handen zien".
Eiser stelde dat de afbeelding door AI is gecreëerd op basis van deze specifieke opdracht, wat hem de auteur van deze afbeelding maakt. Hij slaagde er echter niet in om te bewijzen dat hij inderdaad degene was die de AI-instructies had gegeven. De rechtbank oordeelde dat zijn persoonlijke verklaring niet overtuigend had aangetoond dat hij de 'auteur' was in de traditionele zin. Eiser heeft het werk niet zelf gecreëerd, het is gecreëerd met behulp van kunstmatige intelligentie en er kan niet worden vastgesteld op basis van welke specifieke opdracht, aldus de rechter.
De rechter ging verder en maakte zijn stelling rondom dit onderwerp glashelder. “Het auteursrecht is een absoluut recht dat toekomt aan een individu. Als de afbeelding in kwestie niet door verzoeker persoonlijk is gecreëerd, maar door een kunstmatige intelligentie, kan het per definitie geen auteursrechtelijk werk zijn.”
Impact op Europese auteursrechtwetgeving
Volgens het auteursrecht kan alleen een natuurlijk persoon de auteur zijn van een werk en kunstmatige intelligentie is dat ‘zeker niet’, legt de rechter uit. De opdracht van de eiser, die de basis zou moeten zijn voor de afbeelding, was eerder een suggestie voor het werk of mogelijk een idee, wat op zichzelf geen auteursrechtelijk beschermde werken zijn onder de Auteurswet. De afbeelding is dus niet alleen niet het auteursrechtelijk beschermde werk van de eiser, het is überhaupt geen auteursrechtelijk beschermd werk.
Toekomstige implicaties en ontwikkelingen
Deze uitspraak benadrukt de complexiteit rondom het auteursrecht en AI. Mogelijk was deze zaak anders uitgevallen als de prompt specifieker was, bijv. omtrent het kleurgebruik, de sfeer en andere details, en de eiser objectieve bewijzen had aangeleverd om aan te tonen dat hij de opdracht aan de kunstmatige intelligentie had gegeven. Ondertussen is het mogelijk om met de nieuwste premium versie van ChatGPT specifieke delen van de door DALL-E gegenereerde afbeeldingen aan te passen en nog specifiekere prompts genereren, waardoor een dergelijke afbeelding mogelijk eerder als een auteursrechtelijk beschermd werk wordt gezien.
Aangezien het auteursrecht is geharmoniseerd in de Europese Unie, is het de bedoeling dat het auteursrecht in alle lidstaten uniform wordt toegepast. Het moet dus in elke lidstaat hetzelfde worden uitgelegd. De vraag is nu of rechters in andere landen, zoals Nederland, de redenering van de rechter in Praag zullen overnemen. We houden je op de hoogte over deze ontwikkelingen!
Mocht je in de tussentijd vragen hebben over AI en auteursrecht, neem dan contact op met vetjens@bg.legal.
Dit artikel is mede geschreven door Noa Rubingh.
[post_title] => Tsjechische vrijstelling auteursrecht AI: Impact in Europa?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => tsjechische-vrijstelling-auteursrecht-ai-impact-in-europa
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-04-15 13:35:58
[post_modified_gmt] => 2024-04-15 11:35:58
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41852
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 41844
[post_author] => 67
[post_date] => 2024-04-11 16:20:56
[post_date_gmt] => 2024-04-11 14:20:56
[post_content] => Het belastingadviesbureau van een failliete onderneming weigerde om de volledige (loon)administratie aan de curator over te leggen, omdat de administratie gedeeltelijk door het belastingadviesbureau zelf was vervaardigd. De curator stapte naar de rechter om de volledige (loon)administratie alsnog te verkrijgen. Het vonnis van de rechtbank wordt in deze blog nader toegelicht.
Juridisch kader
Op grond van een retentierecht weigerden financieel adviseurs, waaronder boekhouders, accountants, en fiscalisten, regelmatig om de (loon)administratie van een gefailleerde klant aan de curator te overhandigen als deze bepaalde facturen onbetaald had gelaten. Zo hoopten zij alsnog betaling af te kunnen dwingen. Sinds de invoering van de Wet versterking positie curator is zulks niet meer mogelijk. Financieel adviseurs kunnen zich niet meer met succes beroepen op het recht van retentie ten aanzien van de administratie van de failliete klant die zij onder zich houden.
Een financieel adviseur is op grond van artikel 105b van de Faillissementswet (Fw) immers verplicht om de (loon)administratie volledig en ongeschonden aan de curator af te geven of inzichtelijk te maken. Financieel adviseurs kunnen in afwijking van artikel 60 Fw geen beroep doen op een retentierecht ten aanzien van (loon)administratie van de failliete klant die zij onder zich hebben indien de curator die (loon)administratie opvraagt. De rechtbank Gelderland gaat in onderhavige uitspraak nader in op de vraag welke stukken precies onder de administratie van de failliete klant vallen.
De feiten
In januari 2024 wordt een onderneming in staat van faillissement verklaard. De aangestelde curator neemt eind januari contact op met de bestuurder van het belastingadviesbureau van de gefailleerde onderneming. Hij verzoekt het belastingadviesbureau om hem toegang te geven tot het online loonstrokenportaal of hem de loonstroken over de laatste zes maanden toe te sturen. Dit is in het belang van de werknemers van de gefailleerde onderneming.
Volgens de curator is het belastingadviesbureau op grond van artikel 105b Fw verplicht om aan het verzoek te voldoen. Het belastingadviesbureau is het daar niet mee eens, omdat het verzoek van de curator betrekking zou hebben op stukken die door het belastingadviesbureau zelf zijn opgesteld (en niet tot de administratie van failliet zouden behoren). Deze stukken vallen volgens het belastingadviesbureau niet onder de reikwijdte van artikel 105b Fw.
Het geschil
De curator start een kort geding en eist dat alle (loon)administratie van de gefailleerde onderneming wordt overhandigd. De vordering wordt gebaseerd op artikel 92 en artikel 105b Fw. Uit artikel 92 Fw volgt dat de curator alle bescheiden en andere gegevensdragers van de gefailleerde onder zich dient te nemen. Daarbij wordt door de curator aangevoerd dat een derde ten aanzien van de (loon)administratie van de gefailleerde geen beroep op het retentierecht van artikel 60 Fw kan doen als de curator die (loon)administratie heeft opgevraagd, zoals volgt uit artikel 105b Fw.
Het belastingadviesbureau stelt dat er al een groot deel van de (loon)administratie van de gefailleerde onderneming aan de curator is afgegeven. Daarnaast bestaat de (loon)administratie uit door het belastingadviesbureau zelf vervaardigde stukken, waardoor artikel 105b Fw niet van toepassing zou zijn. De stukken die de bestuurder van de gefailleerde onderneming aan haar beschikbaar heeft gesteld zijn volgens het belastingadviesbureau geen onderdeel van de (loon)administratie. Tenslotte stelt het belastingadviesbureau dat haar dossier niet compleet is, waardoor niet alle gevorderde stukken overlegd kunnen worden.
De beoordeling
Het belastingadviesbureau is volgens de rechter aan te merken als derde in de zin van artikel 105b Fw. Hierdoor is het belastingadviesbureau verplicht de (loon)administratie op verzoek van de curator te overhandigen. In afwijking van artikel 60 Fw kan het belastingadviesbureau ook geen beroep doen op haar retentierecht. Dus, het feit dat het belastingadviesbureau nog een vordering heeft op haar failliete klant, doet niet af aan de verplichting om de (loon)administratie (kosteloos) aan de curator af te geven.
Volgens de rechter geldt de verplichting tot afgifte op grond van artikel 105b Fw voor stukken die van de gefailleerde klant zijn én voor stukken die de derde in opdracht van deze klant heeft vervaardigd of bewerkt. Voor het uitvoeren van zijn wettelijke taak heeft de curator belang bij alle stukken die tot de (loon)administratie van de gefailleerde onderneming behoren. Van deze stukken zijn volgens de rechtbank slechts uitgezonderd interne (dossier)aantekeningen en/of berekeningen.
De rechtbank concludeert dan ook dat het belastingadviesbureau de (loon)administratie aan de curator af dient te geven in een voor hem leesbare vorm. De vordering wordt toegewezen ten aanzien van de gehele (loon)administratie tot en met oktober 2023, uiteraard voor zover het belastingadviesbureau daarover beschikt en met uitzondering van interne (dossier)aantekeningen en/of berekeningen.
De conclusie
Het vonnis van de Rechtbank Gelderland bevestigt dat de (loon)administratie van een failliete onderneming aan de curator overlegd moet worden. Dit geldt ook voor stukken die het belastingadviesbureau zelf heeft vervaardigd. Afgifte geldt namelijk mede voor alle stukken die van de gefailleerde klant zijn en in opdracht van de desbetreffende klant zijn vervaardigd of bewerkt. Niet tot de (loon)administratie behoren interne (dossier)aantekeningen en/of berekeningen. Deze (interne) stukken hoeven dus niet aan de curator overhandigd te worden.
Heeft u zelf vragen over deze materie? Neem dan contact op met een van onze specialisten!
[post_title] => Financieel adviseurs verplicht om de administratie aan curator te overhandigen
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => financieel-adviseurs-verplicht-om-de-administratie-aan-curator-te-overhandigen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-04-11 16:20:56
[post_modified_gmt] => 2024-04-11 14:20:56
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41844
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 41817
[post_author] => 19
[post_date] => 2024-04-11 14:17:10
[post_date_gmt] => 2024-04-11 12:17:10
[post_content] => Inleiding
In het derde deel van onze jurisprudentiereeks over de Omgevingswet wordt de rechtspraak gepubliceerd in maart 2024 besproken.
Inhoudelijk
In deze uitspraak gaat het om rechterlijke toetsing van een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA). De beoordelingsregels voor de verlening van een BOPA zijn te vinden in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Uit artikel 8.8a Bkl volgt dat de vergunning alleen kan worden verleend met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De rechtbank dient te beoordelen of in redelijkheid kan worden gesteld dat is voldaan aan het criterium van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. In deze uitspraak is te lezen hoe de rechter het
beoordelingscriterium toetst.
Daarnaast wordt in deze uitspraak gesteld dat de vergunning niet verleend mocht worden op grond van het kruimelgevallenbeleid onder de vigeur van de Wabo. Hierover oordeelt de rechter dat dit inderdaad
wetstechnisch onjuist is, maar dat het gebrek in deze zaak in bezwaar hersteld kan worden.
In de betreffende zaak blikt de rechtbank vooruit op de status van omgevingsvergunningen onder de Omgevingswet. Er wordt ingegaan op de
beperking van de looptijd van omgevingsvergunningen, voorschriften ten aanzien van de naleving van het huishoudelijk reglement en toestemming voor brandveilig gebruik.
In deze kwestie verduidelijkt de rechtbank wat het doel is van burgerparticipatie. Het doel van burgerparticipatie is het vroegtijdig betrekken van burgers in de besluitvorming, waardoor burgers een stem krijgen. Dit betekent niet dat de inbreng van burgers een beslissende betekenis heeft. De rechtbank zegt daarover het volgende: “burgerparticipatie zoals dat in de Omgevingswet is vormgegeven kan het draagvlak bij de burger zeker vergroten, maar is geen resultaatsverplichting op een voor alle partijen aanvaardbare beslissing”.
Overgangsrecht
De Afdeling bestuursrechtspraak is in deze uitspraak ingegaan op de vraag welk recht van toepassing is op
vervolgbesluiten die na de inwerkingtreding van de Omgevingswet worden genomen nadat een ruimtelijk plan is vernietigd. Deze uitspraak geldt voor bestemmingsplannen, exploitatieplannen, uitwerkingsplannen en wijzigingsplannen.
In de uitspraak worden de volgende situaties onderscheiden:
- Bestemmingsplannen zijn met de inwerkingtreding van de Omgevingswet onderdeel geworden van het omgevingsplan. Wanneer een bestemmingsplan wordt vernietigd betekent dit dat op eventuele nieuwe besluiten de Omgevingswet van toepassing
Dit volgt uit het overgangsrecht, hierin is vastgelegd dat de Wet ruimtelijke ordening van toepassing blijft op een bestemmingsplan tot dat plan van kracht is, of te wel in werking is getreden. Hierna ‘verliest’ het overgangsrecht haar werking en gaat het niet opnieuw werken voor een vernietigd plan.
- Wordt een plan eerst geheel of gedeeltelijk geschorst naar aanleiding van een verzoek ingediend buiten de beroepstermijn en vervolgens door de Afdeling vernietigd, dan is op een eventueel nieuw besluit de Omgevingswet van toepassing.
Ook in deze situatie is het bestemmingsplan namelijk in werking getreden en is het overgangsrecht dus uitgewerkt.
- Wordt een plan daarentegen in zijn geheel geschorst naar aanleiding van een verzoek ingediend binnen de beroepstermijn en wordt het plan daarna volledig vernietigd, dan is de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
In deze situatie is het plan nooit in werking getreden en heeft het overgangsrecht haar werking niet verloren.
- Wordt een plan gedeeltelijk geschorst naar aanleiding van een verzoek ingediend binnen de beroepstermijn en wordt het plan daarna gedeeltelijk vernietigd, dan is de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
- Wordt een plan gedeeltelijk geschorst naar aanleiding van een verzoek ingediend binnen de beroepstermijn maar wordt het plan daarna volledig vernietigd, dan is de Omgevingswet van toepassing.
Dit is omdat het merendeel van het plan in werking is getreden is, op een nieuw besluit is dus de Omgevingswet van toepassing.
- Wordt op grond van artikel 6:19 Algemene wet bestuursrecht een nieuw besluit over een bestemmingsplan dat nog in procedure is bij de Afdeling genomen, dan is de Wet ruimtelijke ordening van toepassing. Dit is ook het geval voor vervolgbesluiten waarin uitvoering wordt gegeven aan een tussenuitspraak van de Afdeling.
Het gaat in deze zaak om een
last onder bestuursdwang die ná de inwerkingtreding van de Omgevingswet is opgelegd. Dit betekent dat de Omgevingswet van toepassing is. De verzoekster in de zaak heeft de voorzieningenrechter gevraagd de last onder bestuursdwang te schorsen. In deze zaak wordt bevestigd dat alhoewel de regels op basis waarvan tot handhaving is overgaan inhoudelijk niet anders zijn dan het voorheen geldende Bouwbesluit 2012, de wettelijk systematiek wel anders is. Door de voorzieningenrechter worden overtredingen van het Besluit bouwwerken leefomgeving en de bruidsschat vastgesteld.
- Standaardoverwegingen overgangsrecht
Voor onder andere de volgende onderwerpen zijn standaardoverwegingen over overgangsrecht aan bod gekomen.
Wanneer een verzoek om intrekking van een natuurvergunning is ingediend vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft het oude recht van toepassing. Dit volgt uit artikel 2.9, eerste lid, aanhef en onder a van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet.
Wanneer een bestreden besluit is genomen op grond van de Wabo vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet en het gaat om een ambtshalve genomen besluit waarop afdeling 3.4 Awb van toepassing is en het ontwerp ter inzage is gelegd vóór 1 januari 2024, moet het geschil worden beoordeeld aan de hand van het
oude recht. Dit volgt uit artikel 4.4 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Wanneer een verzoek om handhaving is gedaan
vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is het oude recht van toepassing. Dit volgt uit artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet. Voor de vraag of het besluit in bezwaar in stand kan blijven is echter niet alleen het oude recht van toepassing, er moet ook naar het nieuwe recht worden gekeken.
Dit artikel is geschreven door
Rutger Boogers en
Anne Verberne.

[post_title] => Jurisprudentie overzicht derde maand Omgevingswet
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => jurisprudentie-overzicht-derde-maand-omgevingswet
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-06-14 14:46:42
[post_modified_gmt] => 2024-06-14 12:46:42
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41817
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 41808
[post_author] => 73
[post_date] => 2024-04-10 11:24:46
[post_date_gmt] => 2024-04-10 09:24:46
[post_content] => Geen enkel systeem is onfeilbaar en datalekken zijn een realiteit, waarmee zowel grote als kleine organisaties worden geconfronteerd. Wanneer dergelijke incidenten plaatsvinden, is de manier waarop een organisatie reageert niet alleen cruciaal voor het beperken van de schade, maar ook voor het behouden of zelfs herstellen van het vertrouwen van de klant.
De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Nederlandse Uitvoeringswet AVG (UAVG) stellen
duidelijke eisen aan de omgang met persoonsgegevens en de communicatie na een datalek. In dit artikel gaan we in op de essentiële elementen van communicatie na een datalek. Daarbij ligt de focus op het bieden van transparantie, het nemen van verantwoordelijkheid en het beschermen van de betrokkenen. Bovenkant formulier
Wat is een datalek?
In de AVG komt het begrip ‘
datalek’ niet voor. Er wordt enkel verwezen naar het begrip ‘
inbreuk in verband met persoonsgegevens’. Dit is een inbreuk op de beveiliging van persoonsgegevens die per ongeluk of op onrechtmatige wijze leidt tot de vernietiging, wijziging en/of ongeoorloofde toegang tot persoonsgegevens. In deze blog zal het woord ‘datalek’ worden gebruikt voor dergelijke inbreuken.
Mocht uw organisatie getroffen zijn door een datalek, dan is het belangrijk om snel en zorgvuldig te handelen. Lees
hier hoe u een datalek meldt bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP).
Betrokkenen inlichten over een datalek
Hoeft u de datalek niet te melden bij de AP omdat deze geen risico vormt voor de rechten en vrijheden van betrokkenen? Dan hoeft u de datalek ook niet aan de betrokkenen te melden. Twijfelt u of u de datalek moet melden? Bekijk dan hier
de voorbeeldlijst wel/niet melden datalek van de AP.
Een betrokkene moet rechtstreeks geïnformeerd worden over de datalek. Enkel een algemeen bericht op uw website is dus
niet voldoende. U kunt de betrokkenen, afhankelijk van de doelgroep en uw organisatie, het beste schriftelijk, telefonisch of per e-mail benaderen.
Neem de volgende punten mee in de
communicatie naar uw cliënten:
- Geef aan wat er is gebeurd en hoe u als organisatie heeft gereageerd op de datalek.
- Geef aan welke stappen u heeft ondernomen om het incident onder controle te krijgen, te onderzoeken en te herstellen.
- Geef aan dat u een melding heeft gedaan bij de Autoriteit Persoonsgegevens en dat u bijvoorbeeld ook de bevoegde wetshandhavingsinstanties heeft ingeschakeld, samen met eventuele aanbevelingen of adviezen die zij hebben gegeven.
- Laat de betrokkenen weten welke persoonsgegevens mogelijk zijn getroffen.
- Stel klanten ook gerust. Indien u beschikt over wachtwoorden of financiële informatie van betrokkenen terwijl u weet dat er geen kans is dat deze gedetailleerde informatie is blootgesteld, laat dit ook weten.
- Wees echter voorzichtig met het delen van details die verdere veiligheidsrisico's kunnen creëren.
- Geef aan wat dit betekent voor de betrokkenen.
- Denk hierbij aan identiteitsdiefstal of financieel verlies. Ook kan er sprake zijn van schade aan de persoonlijke reputatie, afhankelijk van de aard van de gelekte gegevens.
- Laat weten wat de betrokkenen zelf kan doen om het potentiële risico te vermijden.
- Wijs bijvoorbeeld op de gevaren van verdachte e-mails, bijvoorbeeld met onjuiste grammatica/spelling of slordig taalgebruik. Denk hierbij ook aan mails die vragen om andere persoonsgegevens.
- Vermeld uw contactinformatie voor verdere vragen.
- Bied duidelijke informatie over hoe betrokkenen contact kunnen opnemen bij verdere vragen of zorgen. Dit moet een specifiek telefoonnummer of e-mailadres omvatten.
- Toon transparantie en verantwoordelijkheid.
- Laat zien dat uw organisatie de privacy van de betrokkenen serieus neemt en bereid is verantwoordelijkheid te nemen voor het beschermen van hun gegevens. Laat weten welke maatregelen u gaat treffen (of al heeft getroffen) om de risico’s en schade te beperken. Mocht u hierover extern advies inwinnen, deel dit dan ook.
Conclusie
In een tijdperk waar data centraal staat in ons dagelijks leven, is het onvermijdelijk dat organisaties op een dag te maken kunnen krijgen met een datalek. Hoe onwelkom zo'n incident ook is, het biedt tevens een kans om te laten zien hoeveel
waarde uw organisatie hecht aan verantwoordelijkheid, transparantie en de bescherming van persoonlijke gegevens.
De sleutel tot het effectief navigeren door de nasleep van een datalek ligt in de bereidheid om snel te handelen, open te communiceren over wat er is gebeurd, en concreet aan te geven welke stappen er zijn ondernomen om de schade te beperken en soortgelijke incidenten in de toekomst te voorkomen. Door betrokkenen direct en empathisch te benaderen, herstelt u niet alleen hun
vertrouwen maar versterkt u ook uw reputatie als een organisatie die zijn verantwoordelijkheden serieus neemt.
Heeft u
vragen over een datalek? Of wil u extern advies inwinnen over wat te doen? Neem gerust
contact op met een van onze medewerkers.

[post_title] => Hoe te communiceren met klanten na een datalek
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => hoe-te-communiceren-met-klanten-na-een-datalek
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-04-10 11:25:58
[post_modified_gmt] => 2024-04-10 09:25:58
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41808
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 41825
[post_author] => 68
[post_date] => 2024-04-10 09:29:51
[post_date_gmt] => 2024-04-10 07:29:51
[post_content] => Een van de beste vormen van reclame die je als ondernemer kunt hebben, zijn tevreden klanten die zich positief uitlaten over jouw diensten. Met de komst van digitale platformen als Google en Trustpilot, wordt het steeds eenvoudiger voor klanten om ervaringen te delen. Dit heeft echter ook een
keerzijde. Steeds vaker worden ondernemers geconfronteerd met valse reviews waarin consumenten zich zeer negatief uitlaten over de werkzaamheden. Zulke negatieve, valse reviews kunnen ondernemers geheel onterecht in een kwaad daglicht plaatsen. Des te vervelender is dat het verwijderen van dit soort valse reviews een stuk lastiger is dan het plaatsen ervan. In deze blog leg ik uit wat je als ondernemer precies kunt doen om een valse review verwijderd te krijgen.
Indienen verzoek bij het platform
De eerste stap die je als ondernemer kunt zetten om een review verwijderd te krijgen, is een
verzoek indienen bij het platform waar de uitlating wordt gedaan. Platforms als Google en Trustpilot maken gebruik van een zogenaamde Notice and Take Down-procedure. Met deze Notice And Take Down-procedure kun je melding maken van een bepaalde review en aangeven waarom deze verwijderd zou moeten worden. Echter, de ervaring leert dat platforms meestal niet staan te springen om daadwerkelijk tot verwijdering over te gaan. Vaak wordt een beroep gedaan op het standpunt dat ook negatieve ervaringen mogen worden gedeeld. Dit is natuurlijk wel zo, als een review wel op
daadwerkelijke ervaringen gebaseerd is.
Het versturen van een sommatiebrief
Als de melding die is gemaakt niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, zou het aanschrijven van het reviewplatform de
volgende stap kunnen zijn. In een dergelijke brief wordt aan de hand van een onderbouwing het reviewplatform gesommeerd om de review te verwijderen. Voor reviewplatforms geldt dat zij aansprakelijk kunnen worden gehouden voor valse content, als zij wisten dat een post onrechtmatig was maar desondanks geen actie hebben ondernomen.
Eveneens kan een platform gesommeerd worden om de NAW-gegevens te verstrekken van degene die de review heeft geplaatst. Of het platform ook gehouden is tot het verstrekken van NAW-gegevens, wordt
beoordeeld aan de hand van de criteria zoals geformuleerd in het standaardarrest
Lycos / Pessers.5 Daarbij bekijkt de rechter in een concreet geval of zich de volgende omstandigheden voordoen:
- de mogelijkheid dat de informatie, op zichzelf beschouwd, jegens de derde onrechtmatig en schadelijk is, is voldoende aannemelijk;
- de derde heeft een reëel belang bij de verkrijging van de NAW-gegevens;
- aannemelijk is dat er in het concrete geval geen minder ingrijpende mogelijkheid bestaat om de NAW-gegevens te achterhalen;
- afweging van de betrokken belangen van de derde, de serviceprovider en de websitehouder (voor zover kenbaar) brengt mee dat het belang van de derde behoort te prevaleren.
Aanspannen van een procedure
Mochten bovenstaande acties zijn ondernomen, maar is het gewenste resultaat nog steeds niet bereikt? Dan kan altijd nog overwogen worden om een juridische procedure (vaak een kort geding) te starten. Inmiddels zijn er verschillende praktijkvoorbeelden waaruit blijkt dat
procederen in dit soort kwesties er soms voor heeft gezorgd dat reviews verwijderd werden.
In een dergelijke procedure zal een rechter een belangenafweging maken tussen het belang van de reviewer om zijn ervaringen te delen, en het belang van de onderneming om niet te worden aangetast in zijn eer en goede naam. Daarin wordt – sinds de aanpassing van de Wet oneerlijke handelspraktijken in 2022 – ook rekening gehouden met de vraag of de review wel gebaseerd is op daadwerkelijke ervaringen van een consument.
De gang naar de rechter kan dus alsnog een
uitkomst bieden op het moment dat je onderneming erg veel nadeel ondervindt aan een bepaalde review.
Dit artikel verscheen eerder op de website van
Dutch Cowboys

[post_title] => Het verwijderen van nep-reviews: hoe doe je dat?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => het-verwijderen-van-nep-reviews-hoe-doe-je-dat
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-04-10 09:29:51
[post_modified_gmt] => 2024-04-10 07:29:51
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41825
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 41812
[post_author] => 90
[post_date] => 2024-04-09 11:12:17
[post_date_gmt] => 2024-04-09 09:12:17
[post_content] =>
Arbitrage is een alternatieve vorm van geschilbeslechting waarbij een geschil wordt voorgelegd aan een arbitragecommissie. In dat geval doet niet de civiele rechter, maar de arbitragecommissie zelf uitspraak over het geschil. Dat er na vernietiging veel onduidelijkheid kan ontstaan over de (rechts)gevolgen, blijkt uit een recent arrest van de Hoge Raad.[1]
Het achterliggende geschil: de vonnissen van de arbitragecommissie
OJSC Yukos Oil Company is een voormalige Russische olie- en gasmaatschappij. De onderneming wordt in 2006 door de Russische overheid onteigend en gaat failliet. Het Permanent Hof van Arbitrage in Den Haag veroordeelt de Russische Federatie op 18 juli 2014 tot betaling van
schadevergoedingen aan HVY, drie voormalig aandeelhouders van de onderneming. De Russische Federatie vordert
vernietiging van de arbitrale beslissingen, deze vordering wordt op 20 april 2016 door de rechtbank toegewezen.
[2] Naar het oordeel van de rechtbank kon de zaak niet aan de arbiters worden voorgelegd vanwege het ontbreken van een
geldige arbitrageovereenkomst.
Er wordt hoger beroep ingesteld, waardoor de zaak bij het gerechtshof terecht komt. Het gerechtshof vernietigt het vonnis van de rechtbank en oordeelt op 18 februari 2020 dat het arbitragegerecht
wel bevoegd was om over het geschil te beslissen.
[3] De Russische Federatie voert aan dat de arbitragecommissie door HVY bedrogen is, maar het beroep op
fraude kan volgens het gerechtshof niet tot vernietiging van het arbitrale vonnis leiden. Na de uitspraak van het gerechtshof verleent de voorzieningenrechter op 28 april 2020 verlof tot
tenuitvoerlegging van de arbitrale beslissingen.
Uiteindelijk doet de Hoge Raad op 5 november 2021 uitspraak over de geldigheid van het vonnis van de arbitragecommissie. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het gerechtshof en verwijst het geding terug naar een ander gerechtshof om het beroep op fraude
opnieuw te beoordelen.
[4] De klachten over het ontbreken van een geldige arbitrageovereenkomst worden door de Hoge Raad verworpen.
Het huidige geschil: het beslag op auteurs- en merkenrechten
Omdat de voorzieningenrechter na het arrest van het gerechtshof verlof tot tenuitvoerlegging van de arbitrale beslissingen heeft verleend, legt HVY op 7 mei 2020
beslag op auteurs- en merkenrechten van de Russische Federatie en FKP. FKP is een Russische staatsonderneming die zich onder meer bezighoudt met de exploitatie van merken met betrekking tot Russische wodka. In de huidige procedure wordt
opheffing van dit beslag gevorderd.
De voorzieningenrechter heft het beslag op, omdat het niet gelegd is op
voor verhaal vatbaar vermogen van de Russische Federatie.
[5] Het gerechtshof gaat hier niet en mee en stelt dat het ten laste van de Russische Federatie gelegde beslag
niet opgeheven mag worden.
[6] De rechten waarop beslag zijn gelegd vallen volgens het gerechtshof wel in het voor verhaal vatbare vermogen. Er is daarnaast nog sprake van een
lopende vernietigingsprocedure met betrekking tot de arbitrale vonnissen, aangezien de zaak door de Hoge Raad terug is verwezen naar een ander gerechtshof. Uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering volgt dat een lopende vernietigingsprocedure de tenuitvoerlegging in beginsel
niet schorst.
Recente uitspraak van de Hoge Raad
De Russische Federatie voert aan dat vernietiging van de uitspraak van het gerechtshof in de procedure over de arbitrale vonnissen leidt tot
herleving van de rechtbankuitspraak. Hierdoor herleeft de vernietiging van het arbitrale vonnis ook en is er geen grond voor beslaglegging meer.
Volgens de Hoge Raad heeft een uitspraak van de rechtbank die door het gerechtshof is vernietigd echter geen werking meer. Hiervan is in ieder geval sprake zolang het arrest van het gerechtshof in hoger beroep zelf niet is vernietigd. Als de Hoge Raad de uitspraak van het gerechtshof vernietigt en de zaak terug naar een ander gerechtshof verwijst, herleeft de werking van de uitspraak van de rechtbank daarmee niet zomaar. Het is daarbij van belang welke onderdelen van de in cassatie vernietigde uitspraak worden bestreden.
Met het arrest van 5 november 2021 is het oordeel van het gerechtshof
onaantastbaar geworden. De rechtbank heeft vernietiging van de arbitrale beslissingen in eerste aanleg gebaseerd op het
ontbreken van een geldige arbitrageovereenkomst. Het gerechtshof heeft deze uitspraak vervolgens vernietigd en ook de Hoge Raad heeft de cassatieklachten op dit punt verworpen. Alle klachten over de ongeldigheid van de arbitrageovereenkomst zijn daarmee ook van de baan. Het vonnis van de rechtbank heeft daarom geen kracht meer en
herleeft niet.
Conclusie
Een uitspraak van de rechtbank die door het gerechtshof is vernietigd,
heeft in principe geen werking meer. Dat een zaak door de Hoge Raad terug naar een ander gerechtshof is verwezen, heeft dus niet tot gevolg dat het vonnis van de rechtbank zomaar herleeft. In bovenstaande procedure was het oordeel van het gerechtshof al onaantastbaar geworden, waardoor het vonnis van de rechtbank geen kracht meer had. Hierdoor herleeft de vernietiging van het arbitrale vonnis ook niet en bestaat er wel een geldige grond voor de beslaglegging.
Heeft u zelf vragen over arbitrage of de vernietiging van een arbitraal vonnis? Neem dan contact op met één van onze collega’s van de sectie
procesrecht!
[1] ECLI:NL:HR:2024:464
[2] ECLI:NL:RBDHA:2016:4229
[3] ECLI:NL:GHDHA:2020:234
[4] ECLI:NL:HR:2021:1645
[5] ECLI:NL:RBDHA:2020:10708
[6] ECLI:NL:GHDHA:2022:1159

[post_title] => Vernietiging van een arbitraal vonnis: wat zijn de (rechts)gevolgen?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => vernietiging-van-een-arbitraal-vonnis-wat-zijn-de-rechtsgevolgen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-04-09 11:12:17
[post_modified_gmt] => 2024-04-09 09:12:17
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41812
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 41782
[post_author] => 19
[post_date] => 2024-04-05 13:58:34
[post_date_gmt] => 2024-04-05 11:58:34
[post_content] =>
Inleiding
Onder vigeur van de Wro kon een bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid, uitwerkingsplicht of afwijkingsbevoegdheid bevatten. De Wro is komen te
vervallen met de inwerkingtreding van de Omgevingswet. In dit artikel wordt uiteengezet hoe het voorheen geregeld was, welke overgangsrechtelijke regels van toepassing zijn en welke mogelijkheden en bijzonderheden de Omgevingswet kent ten aanzien van deze drie instrumenten.
Wet ruimtelijke ordening (oud recht)
In de Wet ruimtelijke ordening waren de volgende bevoegdheden opgenomen:
- Wijzigingsbevoegdheid [art. 3.6 lid 1 sub a Wro]
Wanneer een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan was opgenomen kon in de regel het college van B&W de bestemming wijzigen met een wijzigingsplan.
- Uitwerkingsplicht [art. 3.6 lid 1 sub b Wro]
Bij een bestemmingsplan kon worden bepaald dat burgemeester en wethouders een plan moesten uitwerken.
- Binnenplans afwijken [art. 3.6 lid 1 sub c Wro]
Bij een bestemmingsplan kon worden bepaald dat met een omgevingsvergunning van het plan kon worden afgeweken. Dit ging om een beperkte afwijkingsbevoegdheid, de afwijking mocht niet leiden tot een bestemmingswijziging.
Wat is er veranderd?
Onder de Wet ruimtelijke ordening werd nog gebruik gemaakt van bestemmingsplannen, dit is met de inwerkingtreding van de Omgevingswet
veranderd. Sinds de Omgevingswet in werking is getreden stelt iedere gemeente een omgevingsplan vast. Het is daarom belangrijk om te weten hoe het nu zit met de wijzigingsbevoegdheden, uitwerkingsplichten en binnenplanse afwijkingsmogelijkheden die waren opgenomen in de bestemmingsplannen.
Overgangsrecht
Het overgangsrecht is opgenomen in de bruidsschat, deze is te vinden in hoofdstuk 22 van de Omgevingswet. De bruidsschat wordt van rechtswege opgenomen in het
tijdelijk deel van het omgevingsplan.
- Uit artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet volgt dat in het tijdelijke deel van het omgevingsplan besluiten als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet zijn opgenomen. In dat artikel is onder g het bestemmingsplan opgenomen. Daarnaast zijn onder h en i het wijzigingsplan en het uitwerkingsplan opgenomen.
- Uit artikel 22.10 van de Omgevingswet volgt dat in het tijdelijke deel van het omgevingsplan de regels als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub c, van de Wet ruimtelijke orde (binnenplans afwijken) zijn opgenomen, deze gelden als beoordelingsregels bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit. Zolang de regels niet worden vervangen door nieuwe beoordelingsregels dienen aanvragen te worden beoordeeld aan de hand van de huidige regels uit de bestemmingsplannen.
Dit betekent dat wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen die zijn vastgesteld
vóórdat de Omgevingswet in werking is getreden en dus al van kracht zijn, geldend blijven onder het tijdelijk deel van de Omgevingswet. Ook als er een ontwerp ter inzage is gelegd voor een wijzigingsplan of een uitwerkingsplan vóórdat de Omgevingswet in werking is getreden valt dit onder het overgangsrecht [art. 4.6, lid 2, sub a, Invoeringswet Omgevingswet].
Is een wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht opgenomen in het bestemmingsplan, maar is daar nog geen gebruik van gemaakt, dan is dit ook niet meer mogelijk nu de Omgevingswet in werking is getreden [Kamerstukken II 2017-2018, 34986, nr. 3, p. 100-101].
Omgevingswet
In de Omgevingswet zijn de wijzigingsbevoegdheid en uitwerkingsplicht niet opgenomen. In plaats daarvan kent de Omgevingswet artikel 2.8, waaruit de
mogelijkheid volgt voor de gemeenteraad om de bevoegdheid tot het vaststellen van delen van het omgevingsplan te delegeren naar het college van burgemeester en wethouders.
Relevantie van de wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplichten onder de Omgevingswet
- Beoordelingsregels
In artikel 22.26 van de Bruidsschat is een binnenplanse
vergunningplicht voor bouwactiviteiten opgenomen. De omgevingsvergunning voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit kan worden verleend wanneer die voldoet aan de regels voor de wijzigingsbevoegdheden of uitwerkingsplichten. Dit is alleen het geval indien het gaat om een bouwactiviteit of het in stand houden en het gebruik van een te bouwen bouwwerk [art. 22.29 en 22.32 Bruidsschat].
Relevantie van de afwijkingsbevoegdheden onder de Omgevingswet
- Verbod om activiteit zonder omgevingsvergunning te verrichten
In het tijdelijke deel van het omgevingsplan zijn regels waarin is bepaald dat bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken. Dit zijn de regels die op grond van art. 3.6 lid 1 sub c Wro in de bestemmingsplannen waren opgenomen. In artikel 22.280 van de Bruidsschat wordt bevestigd dat deze bepalingen in het tijdelijk deel gelden als binnenplans verbod om de activiteit zonder omgevingsvergunning te verrichten.
Concluderend
Uit het overgangsrecht volgt dat vastgestelde of ter inzage gelegde wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen hun werking blijven houden. Daarnaast blijven de regels relevant als
beoordelingskader voor het verlenen van omgevingsvergunningen voor binnenplanse omgevingsplanactiviteiten. De regels uit artikel 3.6, eerste lid, onder c Wro (bevoegdheid tot binnenplans afwijken) behouden hun relevantie in het tijdelijk deel van het omgevingsplan doordat ze een verbod instellen om de activiteit zonder omgevingsvergunning te verrichten.
Artikel is geschreven door
Rutger Boogers en
Anne Verberne.
[post_title] => Wijzigingsbevoegdheid, uitwerkingsplicht en binnenplans afwijken onder de Omgevingswet
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => wijzigingsbevoegdheid-uitwerkingsplicht-en-binnenplans-afwijken-onder-de-omgevingswet
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-06-14 16:05:57
[post_modified_gmt] => 2024-06-14 14:05:57
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41782
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 41786
[post_author] => 73
[post_date] => 2024-04-04 15:08:36
[post_date_gmt] => 2024-04-04 13:08:36
[post_content] => In de digitale wereld waarin we leven, waar online shaming steeds vaker voorkomt, heeft de vereniging Stichting Stop Online Shaming (SOS) zich ten doel gesteld de belangen van slachtoffers van online privacy-inbreuken en onrechtmatige uitingen te behartigen. SOS heeft
juridische stappen ondernomen tegen de Stichting Slachtoffers Iatrogene Nalatigheid-Nederland (SIN), welke zwarte lijsten van artsen andere zorgverleners had gepubliceerd.
In dit artikel staat de jurisprudentie omtrent deze zaak centraal en ga
ik in op de verschillende vragen die dit onderwerp oproept.
De achtergrond
Op websites zoals zwartelijstartsen.com en zwartelijstartsen.nl stonden de namen van ongeveer 900 artsen en andere zorgverleners, vaak met foto. Daarbij staat vermeld of ze van de tuchtrechter op enig moment een
tuchtrechtelijke maatregel opgelegd hebben gekregen zoals een waarschuwing, berisping, schorsing of doorhaling hebben opgelegd gekregen, vaak met vermelding van de tuchtrechtuitspraken.
Op de website stond het volgende opgenomen: “
Deze zwarte lijst bevat alle namen van artsen, tandartsen, verpleegkundigen en psychologen die in het BIG-register opgenomen zijn met een berisping, schorsing, of doorhaling artsen, en andere personen en organisaties uit de gezondheidszorg en de overheid die hun wettelijke en professionele zorgplicht schenden. Deze falende zorgverleners weigeren aan slachtoffers van medische fouten correcte informatie, diagnostiek en herstelbehandeling.”
Volgens SOS handelt SIN
onrechtmatig door via deze websites de eer en goede naam van de genoemde artsen aan te tasten, waardoor deze schade lijden. Volgens SOS zijn de zwarte lijsten onder meer in strijd met artikel 10 Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Dit artikel regelt de verwerking van persoonsgegevens betreffende strafrechtelijke veroordelingen.
Het verweer van SIN berust op een beroep op de vrijheid van meningsuiting en het belang van publieke voorlichting over medische misstappen. Zij voeren aan dat de informatie op hun websites direct afkomstig is uit het BIG-register, een officiële overheidsbron die dezelfde informatie openbaar maakt.
Bij de rechter
De
voorzieningenrechter stelde in januari 2021 SOS in het gelijk. Hiermee oordeelde zij dat het belang van de eerbieding van de eer en goede naam van de artsen in dit geval zwaarder weegt dan het belang van SIN bij vrijheid van meningsuiting.
Volgens de rechter was niet elke uiting als onrechtmatig te achten, maar woog dit niet op tegen het totale beeld van de website. Alleen de naam ‘zwarte lijst’ levert al een
zware beschuldiging op, zeker in combinatie met de kwalificaties ‘medische misdrijven’ of ‘falende artsen’, aldus de rechter.
Hierdoor mocht het SIN geen uitlatingen meer doen die artsen en zorgverleners zwart maken door hen te beschuldigen van falen of hen te beschuldigen van een medisch misdrijf. Tevens moest het SIN een verzoek indienen bij internetzoekmachine Google om alle verwijzingen naar de websites te verwijderen uit de zoekresultaten.
SIN had tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld en een aantal klachten tegen het vonnis geformuleerd. Zo zou volgens het SIN het verbod een te vergaande beperking van de vrijheid van meningsuiting van SIN inhouden.
Vrijheid van meningsuiting versus eerbieding van de eer en goede naam
De beslissing van het Hof om het verbod op de activiteiten van SIN niet te zien als een te vergaande beperking van hun vrijheid van meningsuiting wordt onderbouwd door verschillende overwegingen, voortkomend uit een zorgvuldige afweging van verschillende factoren, wederom herhaald in het hoger beroep. Deze factoren omvatten:
- De gepubliceerde uitlatingen op de zwarte lijsten hadden ernstige gevolgen voor de genoemde artsen en zorgverleners. Zeker nu deze websites een prominente plaatsing hadden in Google zoekresultaten.
- De uitlatingen gingen in verschillende opzichten veel verder dan de informatie die openbaar wordt gemaakt via BIG-registratie.nl. Zo werden persoonlijke foto’s en in sommige gevallen adressen toegevoegd, wat een onnodige schending van privacy met zich bracht.
- De publicaties doorbraken het evenwicht tussen het publieksbelang van toegankelijke informatie en de privacybelangen van deze zorgverleners, zoals vastgesteld in de Wet BIG en gerelateerde wetgeving.
- De toevoeging van de gegevens was ook niet noodzakelijk voor het publiek om adequaat geïnformeerd te worden, en deze toevoeging woog niet op tegen de inbreuk op de privacy van de zorgverleners.
- De gebruikte terminologie op de websites had een diffamerend effect dat verder ging dan gerechtvaardigd kon worden op basis van eventuele opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen. Dit effect werd versterkt doordat geen onderscheid werd gemaakt tussen verschillende soorten tuchtrechtelijke maatregelen.
- Artsen konden zich niet effectief verdedigen tegen de beschuldigingen vanwege hun beroepsgeheim, waardoor de diffamerende werking eenzijdig was.
De combinatie van deze factoren leidde tot het oordeel van het Hof Arnhem-Leeuwarden dat het
belang van de artsen bij bescherming van hun eer en goede naam zwaarder woog dan het belang van SIN bij vrijheid van meningsuiting. Het verbod en de daaruit voortvloeiende maatregelen, zoals de overdracht van domeinnamen, werden ook in hoger beroep als gerechtvaardigd en noodzakelijk geacht om de schadelijke praktijken een halt toe te roepen en het recht op privacy en bescherming van persoonsgegevens te handhaven.
Welke informatie over tuchtrechtelijk veroordeelde zorgverleners mag openbaar worden gemaakt in licht van de AVG?
Informatie over tuchtrechtelijke maatregelen valt onder de bijzondere categorie persoonsgegevens over strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten in artikel 10 van de AVG . Alleen de strikt noodzakelijke informatie mag openbaar worden gemaakt, conform het doel van de verwerking.
Het arrest bevestigt dat de overheid via
het openbare BIG-register al een zorgvuldige afweging maakt tussen enerzijds het waarschuwen van het publiek en anderzijds de bescherming van privacy van zorgverleners. Verdergaande openbaarmaking is niet zonder meer gerechtvaardigd.
Privégegevens en -foto's mogen niet zomaar worden gepubliceerd, zeker als zij niet bijdragen aan het doel waarvoor de gegevens worden verwerkt zoals in deze kwestie het geval is. Aanvullende informatie of wijze van presentatie moeten echt noodzakelijk en proportioneel zijn voor een gerechtvaardigd doel en mag het systeem van
openbaarmaking in het BIG-register niet doorkruisen.
Ook moet onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende tuchtmaatregelen en mag informatie niet langer openbaar blijven dan in het BIG-register.
Conclusie
Dit arrest bevestigt dat er grenzen zijn aan het openbaar maken van informatie over tuchtrechtelijk veroordeelde zorgverleners.
Privacyschendingen en onevenredige reputatieschade moeten worden voorkomen. Het systeem van het BIG-register vormt daarbij het uitgangspunt.
Waarschuwen van het publiek is toegestaan, maar mag niet verder gaan dan strikt noodzakelijk. Voor zorgverleners biedt dit houvast voor bescherming van hun reputatie. Voor het publiek of slachtofferorganisaties geeft het duidelijkheid over wat wel en niet is toegestaan bij het delen van dergelijke informatie. Terughoudendheid is geboden, zeker als het om digitale en daarmee breed verspreide informatie gaat.
Heeft u vragen over de verwerking van persoonsgegevens? Of over het medisch tuchtrecht? Neem gerust
contact op met een van onze medewerkers.

[post_title] => Het publiceren van zwarte lijsten van artsen verboden
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => het-publiceren-van-zwarte-lijsten-van-artsen-verboden
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-04-04 15:08:36
[post_modified_gmt] => 2024-04-04 13:08:36
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41786
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 41738
[post_author] => 19
[post_date] => 2024-03-27 11:29:10
[post_date_gmt] => 2024-03-27 10:29:10
[post_content] =>
Inleiding
Met de inwerkingtreding van
de Omgevingswet op 1 januari 2024 zijn regels van het Rijk naar gemeenten en waterschappen verhuisd. Wat voorheen rijksregels waren zijn nu lokale regels die door gemeenten in het omgevingsplan en door waterschappen in de waterschapsverordening moeten worden verwerkt.
Overgangsrecht
Om de overgang van het huidige stelsel naar de nieuwe gedecentraliseerde regels goed te laten verlopen is er een bijzondere vorm van
overgangsrecht van toepassing. De overheid heeft in de ‘bruidsschat’ een pakket regels samengesteld die automatisch onderdeel uitmaken van het omgevingsplan of de waterschapsverordening [art. 22.1 Ow]. Dit geeft gemeenten en waterschappen de tijd om de onderwerpen te kunnen verwerken, aan te passen of weg te laten.
Wat is de bruidsschat
De bruidsschat is een set overgangsregels voor de decentralisering van het omgevingsbeleid. Per 1 januari 2024 is een groot aantal rijksregels vervallen.
De bruidsschat bevat tijdelijke regels zodat deze regels tijdens de overgangsfase van toepassing blijven. Gemeenten en waterschappen hebben daardoor een transitiefase om deze regels op te nemen in het omgevingsplan en in de waterschapsverordening. De regels in de bruidsschat moeten voorkomen dat er met de inwerkingtreding van de Omgevingswet een juridisch gat, oftewel een rechtsvacuüm, ontstaat.
Binnen het kader van de Omgevingswet kunnen gemeenten en waterschappen de bruidsschatsbepalingen aanpassen of laten vervalen [art. 22.2 lid 2 Ow]. In het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn de eisen vastgelegd waaraan de inhoud van het omgevingsplan en de waterschapsverordening moeten voldoen. In deze instructieregels zijn de beperkingen opgenomen waaraan gemeenten en waterschappen zich moeten houden.
Rechtsgebieden onder de bruidsschat
Voor, globaal genomen, de volgende onderwerpen worden regels gedecentraliseerd:
- Regels over milieubelastende activiteiten (inclusief horeca, recreatie en
detailhandel)
- Regels over lozingen
- Regels over de gevolgen van emissies van geluid, geur en trillingen door bedrijven
- Regels op het gebied van bouwen
- Regels voor indieningsvereisten
Oude bronnen voor de bruidsschat
Het Rijk verstrekt de bruidsschat aan gemeenten en waterschappen via Afdeling 7.1 van het Invoeringsbesluit. De rijksregels die worden gedecentraliseerd en dus zijn opgenomen in de bruidsschat waren voor 1 januari 2024 voornamelijk geregeld in:
- Het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling
- Het Besluit lozing afvalwater huishoudens
- De Waterwet
- De Woningwet
- Het Bouwbesluit
De bruidsschatregels
De regels opgenomen in de bruidsschat zijn niet geheel identiek aan het oude recht. Uit de
Omgevingswet volgt dat de
bruidsschatbepalingen bestaan uit rijksregels of gelijkwaardige regels [art. 22.2 lid 1 Ow]. De wijzigingen in de regels kunnen onder andere het gevolg zijn van begrippen uit het oude stelsel die in het huidige (nieuwe) stelsel niet meer voorkomen. Ook de vorm van de regels kan veranderen, bijvoorbeeld van dwingende beoordelingsregels voor het bevoegd gezag naar algemene regels die gelden voor burgers en bedrijven.
Geen bruidsschat voor provincies
De decentralisatie van het omgevingsbeleid geldt ook voor de provincies. Maar de provincies krijgen geen bruidsschat omdat de omgevingsverordeningen gelijktijdig met de invoering van de Omgevingswet klaar dienen te zijn.
Conclusie
Op 1 januari 2024 hebben
gemeenten en waterschappen van rechtswege een set regels gekregen van het Rijk die zijn opgenomen in het omgevingsplan of in de waterschapsverordening. Het gaat om tijdelijke regels die zullen worden overgenomen in het uiteindelijke volwaardige omgevingsplan of waterschapsverordening tijdens de transitiefase. Deze overgangstermijn loopt voor gemeenten tot 1 januari 2032 en voor waterschappen tot 1 januari 2026. Deze data worden nog formeel bij Koninklijk Besluit vastgesteld.
Dit artikel is mede geschreven door
Anne Verberne.
Lees hier de artikelen uit de blogreeks:
Deel 1: De Omgevingsvisie
Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet
Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels
Deel 4: Het Omgevingsplan
Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet
Deel 6: De omgevingsplanactiviteit
Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan
Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet
Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet
Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie
Deel 11: Het projectbesluit
Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet
Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet
Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet
Deel 15: De Bruidsschat en overgangsrecht

[post_title] => De Bruidsschat en overgangsrecht
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => de-bruidsschat-en-overgangsrecht
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-03-27 11:29:58
[post_modified_gmt] => 2024-03-27 10:29:58
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41738
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 41861
[post_author] => 86
[post_date] => 2024-04-17 16:01:18
[post_date_gmt] => 2024-04-17 14:01:18
[post_content] => Octrooigeschillen kunnen zowel voor octrooihouders als voor degenen die beschuldigd worden van inbreuk hoofdpijn veroorzaken. De EU-richtlijn 2004/48, geïmplementeerd in het Nederlands Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (DCCP) in 2007, verlicht enkele van deze problemen. Het voorziet in ex parte verboden, waardoor rechtbanken verboden kunnen opleggen zonder de verweerder te horen. Deze blog bekijkt wat dit betekent voor zowel
octrooihouders als voor vermeende inbreukmakers, met
speciale aandacht voor grijsmaking als defensief mechanisme.
Wat is een ex parte verbod?
Onder
artikel 1019e(1) van het Nederlands Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kunnen rechtbanken een verbod opleggen zonder de verweerder te horen (zogenaamd ex parte). Een ex parte verbod wordt uitgevaardigd in urgente gevallen, vooral wanneer vertraging
onomkeerbare schade aan de octrooihouder kan veroorzaken. Dit betekent dat de rechtbank snel kan optreden om mogelijke inbreuk te voorkomen zonder de verweerder de kans te geven te reageren.
Naast het verbod kan de rechtbank ook eisen dat de inbreukmaker zijn distributeurs formeel opdraagt te stoppen met de verkoop van de inbreukmakende producten. Daarnaast kan het verzoek om een ex parte verbod andere maatregelen omvatten, zoals het in beslag nemen van bewijsmateriaal en het verstrekken van gedetailleerde beschrijvingen van de inbreukmakende producten.
Hoe werkt het?
Het proces begint met de octrooihouder die een
schriftelijk verzoek indient bij de rechtbank. De rechtbank kan het verbod direct na ontvangst van het verzoek opleggen of na een korte periode, meestal binnen een week. Samen met het verbod kan de rechtbank de octrooihouder verplichten een waarborgsom of andere geldelijke garantie te verstrekken om de belangen van de vermeende inbreukmaker te beschermen.
Het afdwingen van een ex parte verbod
Als een ex parte verbod onrechtmatig wordt afgedwongen, kan de vermeende inbreukmaker compensatie eisen voor de schade die door de handhaving ervan is veroorzaakt. Bovendien stelt de rechtbank een redelijke deadline vast voor de octrooihouder om volledige juridische procedures te starten, meestal binnen zes maanden na de betekening van de bevelsbrief. Als de octrooihouder dit niet binnen deze periode doet,
vervalt het verbod.
Grijsmakingen: een schild tegen ex parte verboden
Inbeslagname van bewijsmateriaal en stopzetting van de verkoop kunnen aanzienlijke gevolgen hebben voor de activiteiten en reputatie van een bedrijf. Voor vermeende inbreukmakers die een ex parte verbod verwachten, is er een defensief instrument beschikbaar dat een grijsmaking wordt genoemd. Deze brief is 6 maanden geldig, maar kan op verzoek meerdere keren worden verlengd.
Deze brief, ingediend bij de Rechtbank Den Haag, stelt vermeende inbreukmakers in staat om preventief bezwaren tegen het verbod aan te voeren, met als argument dat het octrooi ongeldig is of dat het betreffende product geen inbreuk maakt op het octrooi. De rechtbank zal deze bezwaren in overweging nemen bij het beoordelen van het verzoek om een verbod.
Als de rechtbank een ex parte verzoek overweegt en een grijsmaking is ingediend, zal de rechtbank de octrooihouder hiervan op de hoogte stellen. Op verzoek van de octrooihouder zal de rechtbank een kopie van de grijsmaking verstrekken. Na ontvangst van deze kopie kan de octrooihouder inhoudelijk reageren of het verzoek volledig intrekken. Het is
cruciaal voor de vermeende inbreukmaker om te begrijpen dat hun verdediging bekend kan worden bij de octrooihouder en in toekomstige procedures tegen hen kan worden gebruikt. Bovendien, als de rechtbank het verzoek om een verbod afwijst, zal de vermeende inbreukmaker niet op de hoogte zijn dat een kopie van de grijsmaking naar de octrooihouder is gestuurd totdat er vervolgprocedures ontstaan.
Conclusie
Ex parte verboden bieden octrooihouders een snelle handhaving van hun rechten. Dit brengt echter ook een risico met zich mee voor vermeende inbreukmakers dat deze rechten worden afgedwongen zonder hen de mogelijkheid te bieden zich te verdedigen. Daarom kunnen vermeende inbreukmakers grijsmakingen gebruiken om zich te verdedigen tegen dergelijke
ongerechtvaardigde acties. Deze grijsmakingen moeten worden ingediend voordat een verzoek om een verbod wordt ingediend door de octrooihouder.
Hierbij de Engelse versie.

[post_title] => Octrooi-inbreuk: begrip van ex parte verboden en grijsmakingen
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => octrooi-inbreuk-begrip-van-ex-parte-verboden-en-grijsmakingen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-04-24 09:52:40
[post_modified_gmt] => 2024-04-24 07:52:40
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41861
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 1446
[max_num_pages] => 145
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] => 1
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => 68858eeeb9bf1ade69ec1f69963bb394
[query_vars_changed:WP_Query:private] =>
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
Octrooigeschillen kunnen zowel voor octrooihouders als voor degenen die beschuldigd worden van inbreuk hoofdpijn veroorzaken. De EU-richtlijn 2004/48, geïmplementeerd in het Nederlands Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (DCCP) in 2007, verlicht...
Lees meer
Geen auteursrecht voor creaties gemaakt door AI in Tsjechië: wat betekent dit voor AI-creaties in de rest van Europa? In een recente rechtszaak in Tsjechië, oordeelde de rechter dat een...
Lees meer
Het belastingadviesbureau van een failliete onderneming weigerde om de volledige (loon)administratie aan de curator over te leggen, omdat de administratie gedeeltelijk door het belastingadviesbureau zelf was vervaardigd. De curator stapte...
Lees meer
Inleiding In het derde deel van onze jurisprudentiereeks over de Omgevingswet wordt de rechtspraak gepubliceerd in maart 2024 besproken. Inhoudelijk Rechterlijke toetsing BOPA [ECLI:NL:RBGEL:2024:1822] In deze uitspraak gaat het om...
Lees meer
Geen enkel systeem is onfeilbaar en datalekken zijn een realiteit, waarmee zowel grote als kleine organisaties worden geconfronteerd. Wanneer dergelijke incidenten plaatsvinden, is de manier waarop een organisatie reageert niet...
Lees meer
Een van de beste vormen van reclame die je als ondernemer kunt hebben, zijn tevreden klanten die zich positief uitlaten over jouw diensten. Met de komst van digitale platformen als...
Lees meer
Arbitrage is een alternatieve vorm van geschilbeslechting waarbij een geschil wordt voorgelegd aan een arbitragecommissie. In dat geval doet niet de civiele rechter, maar de arbitragecommissie zelf uitspraak over het...
Lees meer
Inleiding Onder vigeur van de Wro kon een bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid, uitwerkingsplicht of afwijkingsbevoegdheid bevatten. De Wro is komen te vervallen met de inwerkingtreding van de Omgevingswet. In dit artikel...
Lees meer
In de digitale wereld waarin we leven, waar online shaming steeds vaker voorkomt, heeft de vereniging Stichting Stop Online Shaming (SOS) zich ten doel gesteld de belangen van slachtoffers van...
Lees meer
Inleiding Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 zijn regels van het Rijk naar gemeenten en waterschappen verhuisd. Wat voorheen rijksregels waren zijn nu lokale regels die...
Lees meer