WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[paged] => 15
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[paged] => 15
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] =>
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1413
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 140, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 41202
[post_author] => 67
[post_date] => 2024-02-21 08:50:54
[post_date_gmt] => 2024-02-21 07:50:54
[post_content] => Het is niet de bedoeling dat een bestuurder van een failliete onderneming wordt aangepakt door én de curator én de Belastingdienst vanwege kennelijk onbehoorlijk bestuur.
Inleiding
Tot het takenpakket van de curator behoort een oorzaken- en rechtmatigheidsonderzoek. Als de curator van mening is dat de bestuurder zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement, kan de curator besluiten om de bestuurder aansprakelijk te stellen voor het faillissementstekort. Daarnaast kan een bestuurder aansprakelijk gesteld worden door de Belastingdienst als sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur en belastingen en premies als gevolg daarvan niet zijn afgedragen.
De aansprakelijkheidsregelingen
Beide aansprakelijkheidsgronden zijn gestoeld op het leerstuk kennelijk onbehoorlijk bestuur. Daarbij wordt in beginsel aansluiting gezocht bij de zogenaamde maatman-bestuurder. Hoe zou een redelijk denkend bestuurder in de gegeven omstandigheden hebben gehandeld?
De Belastingdienst wordt geholpen door een bewijsvermoeden. Indien een bestuurder nalaat om tijdig te melden dat de belastingen en premies niet kunnen worden voldaan, wordt vermoed dat het niet betalen van deze schulden het gevolg is van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Het leveren van tegenbewijs is nauwelijks mogelijk. Is een bestuurder vergeten om tijdig een melding betalingsonmacht te doen, dan leidt dat doorgaans tot aansprakelijkheid voor niet-betaalde belastingschulden.
Ook de curator kan worden geholpen door bewijsvermoedens. Indien jaarrekeningen niet of niet-tijdig worden gedeponeerd of als de boekhoudplicht is geschonden, staat vast dat sprake is van onbehoorlijk bestuur. Ook wordt dan vermoed dat onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Dit vermoeden kan ontzenuwd worden door de bestuurder door aannemelijk te maken dat andere oorzaken dan onbehoorlijk bestuur tot het faillissement hebben geleid.
Samenloop
In geval van faillissement kan zich een samenloop voordoen. De bestuurder kan zowel door de curator als de Belastingdienst worden aangesproken wegens kennelijk onbehoorlijk bestuur. In de Leidraad Invordering is het invorderingsbeleid van de Belastingdienst opgenomen. Aan dit beleid dient de Belastingdienst zich te houden. De Leidraad Invordering bevat ook beleid over de samenloop van bestuurdersaansprakelijkheid. Uit de Leidraad Invordering volgt dat bij samenloop in beginsel slechts één van de bestuurdersaansprakelijkheidsregelingen moet worden toegepast. In geval van faillissement dient de Belastingdienst, indien voornemens om over te gaan tot aansprakelijkheidsstelling van de bestuurder, contact op te nemen met de curator om te overleggen over de vraag wie tot aansprakelijkheidsstelling overgaat. Hierbij geldt dat aansprakelijkheidsstelling door de curator de voorkeur geniet. Vorig jaar heeft de Hoge Raad arrest gewezen over voornoemde samenloop en het beleid dat de Belastingdienst in deze situaties hanteert.
De feiten
De curator had de bestuurder aansprakelijk gesteld voor het faillissementstekort. Tot een procedure komt het niet. De curator en bestuurder treffen een schikking waarbij de bestuurder een bedrag aan de boedel voldoet tegen finale kwijting en zonder erkenning van schuld. De bestuurder is na afwikkeling van het faillissement door de Belastingdienst alsnog aansprakelijk gesteld voor de niet afgedragen loonheffingen in de laatste drie maanden vóór het faillissement
Rechtbank en hof
De rechtbank Den Haag oordeelt dat de Belastingdienst de bestuurder alsnog aansprakelijk kan stellen. Omdat de curator de bestuurder formeel niet aansprakelijk zou hebben gesteld, was volgens de rechtbank geen sprake van samenloop. Het hof is echter van oordeel dat wel sprake is geweest van een aansprakelijkheidsstelling door de curator. Het hof oordeelt vervolgens dat de Belastingdienst zijn recht om de bestuurder aansprakelijk te stellen heeft prijsgegeven. De Belastingdienst was van de faillissementen op de hoogte gebracht en had de vorderingen bij de curator aangemeld.
De Hoge Raad
Volgens de Hoge Raad is de bedoeling van de Leidraad Invordering dat wordt voorkomen dat een bestuurder zowel door de Belastingdienst als curator wordt aangesproken op grond van kennelijk onbehoorlijk bestuur. De Belastingdienst dient daarom tijdig contact op te nemen met de curator over een eventuele aansprakelijkheidsstelling, ook als hij had moeten inzien dat er voldoende aanknopingspunten voor de Belastingdienst zijn om tot aansprakelijkheidsstelling over te gaan. Deze aansprakelijkheidsstelling kan in strijd zijn met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. In dat geval zal moeten worden beoordeeld of aan de bestuurder een nadeel wordt toegebracht dat de Leidraad Invordering beoogt te voorkomen. De Hoge Raad verwijst de zaak terug naar het hof.
Het verwijzingshof moet onderzoeken of de aansprakelijkheidsstelling van de Belastingdienst heeft geleid tot een benadeling die volgens de Leidraad Invordering vermeden had moeten worden. Volgens het hof zijn de belastingschulden in kwestie echter al verjaard, waardoor de aansprakelijkheidsstelling niet langer doorgezet kan worden.
Conclusie
Uit de Leidraad Invordering volgt dat in geval van samenloop van bestuurdersaansprakelijkheid in beginsel alleen de curator overgaat tot aansprakelijkheidsstelling. Dit is in lijn met het uitgangspunt dat slechts één bestuurdersaansprakelijkheidsregeling dient te worden toegepast ter voorkoming van dubbele procedures over hetzelfde onderwerp.
Uit het arrest van de Hoge Raad wordt duidelijk dat de Belastingdienst niet achterover mag leunen indien hij voornemens is het bestuur aansprakelijk te stellen of als er voldoende aanknopingspunten voor de Belastingdienst zijn om daartoe over te gaan. Er wordt van de Belastingdienst dus verwacht dat hij actief contact opneemt met de curator over een eventuele aansprakelijkheidsstelling van het bestuur. Doet de Belastingdienst dat niet, terwijl de curator wel overgaat tot aansprakelijkheidsstelling, dan is de kans groot dat de Belastingdienst zijn rechten heeft prijsgegeven.
Is er wel contact geweest tussen de Belastingdienst en de curator? Dan kan de Belastingdienst in beginsel niet meer overgaan tot aansprakelijkheidsstelling op grond van kennelijk onbehoorlijk bestuur.
Bent u als bestuurder van uw (failliete) onderneming aansprakelijk gesteld door een curator, de Belastingdienst of een derde (bijv. een leverancier), of is daartoe een voornemen geuit? Neem dan direct contact op met een van onze specialisten! Uiteraard kunt u ook contact met ons opnemen in geval van overige vragen op het gebied van het Ondernemings- en Insolventierecht.
[post_title] => Samenloop van bestuurdersaansprakelijkheid
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => samenloop-van-bestuurdersaansprakelijkheid
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-02-21 08:50:54
[post_modified_gmt] => 2024-02-21 07:50:54
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41202
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 41209
[post_author] => 71
[post_date] => 2024-02-19 16:46:04
[post_date_gmt] => 2024-02-19 15:46:04
[post_content] => Wanneer je goederen verkoopt, dan heb je deze vaak ingekocht bij een producent/importeur/tussenhandelaar van die goederen. Hoe weet je dan zeker dat die goederen geen inbreuk maken op IE rechten (merkrechten, octrooirechten, modelrechten, auteursrechten) van anderen? Wat kun je doen wanneer je toch een brief van een IE houder krijgt dat je inbreuk maakt op zijn IE rechten? Kun je je leverancier dan aanspreken op een schadevergoeding? Wat zou je hierover moeten regelen in je inkoopvoorwaarden? Hoe ga je om met bepalingen in verkoopvoorwaarden die aansprakelijkheid voor aanspraken van IE houders afwijzen?
Op 25 oktober 2023 heeft de rechtbank een vonnis uitgesproken met betrekking tot de verkoop van Antargaz Flessen door derden, inzake merkinbreuk. Dit vonnis, dat onlangs werd gepubliceerd, is met name relevant voor inkopers die merkartikelen (willen) verkopen. Maar de conclusies zijn dezelfde voor houders van andere IE rechten.
Waar gaat het over?
Antargaz houdt zich als onderneming onder meer bezig met leveren van gas in verschillende formaten gasflessen. De gasflessen worden in bruikleen gegeven en blijven eigendom van Antargaz. Kavegas handelt in gasflessen. Antargas ontdekte dat er flessen in de omloop waren met een vervalst zegel. Tijdens een onderzoek door Antargas verkreeg de rechercheur een gasfles met vervalst zegel van Kavegas. Antargaz liet vervolgens conservatoir beslag leggen bij Kavegas. De zaak kwam voor de rechter en die oordeelt in het vonnis (onder andere) dat Antergaz moet bewijzen dat Kavegas inderdaad bewust handelde in gasflessen voorzien van een vervalst zegel. Kortom dat Kavegas zelf de gasflessen vulde of redelijkerwijs moet hebben geweten dat de gasflessen een vervalst zegel hadden. Wordt vervolgd dus.
Discussie
Toch is het alvast interessant om een discussie uit het vonnis te lichten betreffende eigen verantwoordelijkheid van handelaren als Kavegas die merkartikelen inkopen. Kavegas stelt dat zij niet verplicht is de zegels op bij derden ingekochte Antargaz Flessen te controleren op echtheid, zeker nu deze controle alleen kan worden uitgevoerd door het zegel te verbreken. De rechtbank wijst dit standpunt af en legt de verantwoordelijkheid bij Kavegas om zich bij derden te vergewissen en eventuele garanties te verkrijgen van de authenticiteit van de ingekochte goederen, zodat deze geen inbreuk maken op de merkrechten van Antargaz. Kortom, het is de eigen verantwoordelijkheid van de verkoper van merkartikelen om zich ervan te vergewissen dat deze goederen geen inbreuk maken op merkrechten (IE rechten) van derden.
Advies
Dit vonnis indachtig is het voor inkopers van merkartikelen, die willen voorkomen dat ze inbreukmakende producten verkopen, van cruciaal belang om de juiste maatregelen te nemen. Hier zijn enkele juridische overwegingen en strategieën:
Verklaring: Inkopers kunnen aan hun leveranciers vragen om een expliciete verklaring dat de aangeboden producten geen inbreuk maken op de rechten van derden, zoals de merkrechten, octrooirechten, auteursrechten en modelrechten van de fabrikant. Deze verklaring dient specifiek te zijn en moet de inkoper beschermen in het geval van juridische geschillen met betrekking tot inbreuk.
Vrijwaring door de leverancier: wij adviseren om een vrijwaring af te spreken tussen de inkoper en de leverancier. Deze vrijwaring houdt in dat de leverancier de inkoper schadeloos stelt in het geval dat de inkoper wordt aangesproken door een houder van een intellectueel eigendomsrecht (zoals een merk) wegens vermeende inbreuk met betrekking tot de verkochte goederen. .
Leveringsvoorwaarden en aanvullende afspraken: vaak zal een verkoper zijn goederen alleen willen verkopen wanneer zijn leverings/verkoopvoorwaarden van toepassing zijn. In die voorwaarden is vaak vastgelegd dat de aansprakelijkheid van de verkoper is beperkt. Vaak is ook opgenomen dat de verkoper niet aansprakelijk is wanneer de goederen inbreuk maken op IE rechten van derden. Wat kun je dan als koper doen? Je zou kunnen overeenkomen dat (i) de leverings/verkoopvoorwaarden van toepassing zijn maar dat aanvullend en in afwijking daarvan nadere afspraken worden gemaakt. Daarin zou je dan kunnen vastleggen dat de verkoper garandeert dat de goederen geen inbreuk maken op IE rechten van derden. Je zou ook kunnen vastleggen dat de verkoper de koper vrijwaart wanneer deze wordt aangesproken door derden op grond van een gesteld IE recht van die derde. Het opstellen van een hiërarchieafspraak, waarin wordt bepaald welke afspraken voorrang hebben in geval van tegenstrijdigheden, is van groot belang om potentiële geschillen te voorkomen.
In geval van complexe juridische kwesties bij onderhandelingen met leveranciers zoals een discussie rondom IE rechten, is het het beste om juridisch advies in te winnen. Wij kunnen hierbij helpen om uw belangen te beschermen. Zoals het opstellen van een overeenkomst met afspraken die de leverings/verkoopvoorwaarden aanvullen c.q. vervangen.
[post_title] => Hoe wapen je je tegen een leverancier die 'namaak’ merkproducten verkoopt?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => hoe-wapen-je-je-tegen-een-leverancier-die-namaak-merkproducten-verkoopt
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-02-19 16:50:09
[post_modified_gmt] => 2024-02-19 15:50:09
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41209
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 41193
[post_author] => 86
[post_date] => 2024-02-16 11:09:07
[post_date_gmt] => 2024-02-16 10:09:07
[post_content] => "Kunnen uitvindingen die door AI zijn bedacht, worden geoctrooieerd?" Deze vraag is trending en is tot nu toe alleen beantwoord door de rechtbanken in de gevallen van Dabus (zie blog). Tot nu toe zijn er geen richtlijnen om deze vraag te kunnen beantwoorden. Echter, het United States Patent and Trademark Office (hierna 'USPTO') heeft deze recente richtlijnen gepubliceerd.
Vanaf 13 februari 2024 is de Inventorship Guidance for AI-Assisted Inventions van het USPTO (hierna de 'richtlijnen') van kracht geworden. De richtlijnen zijn van toepassing op alle Amerikaanse octrooiaanvragen die zijn ingediend op of na 13 februari 2024. De richtlijnen beogen een kader te bieden voor de aanpak die moet worden gevolgd bij het beoordelen of een door AI gecreëerde uitvinding in aanmerking komt voor octrooibescherming.
Wat zijn de richtlijnen?
Om een octrooi aan te vragen, moet een menselijke uitvinder worden vermeld als uitvinder. De richtlijnen geven aanwijzingen over hoe te beoordelen of de bijdrage van een natuurlijk persoon aan een met AI gecreëerde uitvinding significant genoeg is om die persoon als uitvinder te beschouwen. Het ondersteunt bovendien de integratie van AI in innovatie en benadrukt dat uitvindingen die worden ondersteund door AI niet automatisch worden uitgesloten van octrooibescherming. De richtlijnen begeleiden ook onderzoekers bij het bepalen van wie de juiste uitvinder(s) zijn in een octrooi of octrooiaanvragen voor innovaties die zijn gemaakt met behulp van AI.
Leidende principes voor AI-uitvindingen
Om octrooibescherming te verkrijgen voor een uitvinding die mede is gecreëerd door AI, is het essentieel dat de bijdrage van een persoon aan de uitvinding significant is. Het kan echter lastig zijn om te bepalen of die bijdrage voldoende is, aangezien er geen duidelijke test voor bestaat. Om aanvragers en personeel van het USPTO te helpen bij het beoordelen van de significantie van iemands bijdrage, zijn de volgende principes vastgesteld:
- Het gebruik van een AI-systeem door een natuurlijk persoon om een uitvinding te creëren, doet geen afbreuk aan hun rol als uitvinder. Als de persoon een aanzienlijke bijdrage levert aan de uitvinding, kan deze als uitvinder worden vermeld.
- Het simpelweg presenteren van een probleem aan een AI-systeem maakt iemand niet automatisch tot een juiste uitvinder. Echter, het leveren van een significante bijdrage aan het construeren van de instructies voor een specifiek probleem kan wel uitvinderschap vestigen.
- Het louter waarderen van de output van een AI-systeem maakt een persoon niet automatisch tot uitvinder. Maar het leveren van een significante bijdrage aan de output om een uitvinding te creëren of het succesvol uitvoeren van een experiment met behulp van de output van het AI-systeem kan wel uitvinderschap vestigen.
- Het ontwikkelen van een essentiële bouwsteen voor een geclaimde uitvinding, zelfs als deze niet betrokken is bij elke activiteit die leidt tot conceptie, kan als een significante bijdrage worden beschouwd. Het ontwerpen, bouwen of trainen van een AI-systeem voor een specifiek probleem kan ook als uitvinderschap worden beschouwd.
- Het handhaven van "intellectuele dominantie" over een AI-systeem maakt een persoon op zichzelf niet automatisch tot uitvinder. Enkel het bezitten of toezicht houden op een AI-systeem zonder een aanzienlijke bijdrage te leveren aan de uitvinding verleent geen uitvindersstatus.
Relevantie voor de praktijk
Er bestaat veel onzekerheid over de vraag of een uitvinding geoctrooieerd kan worden wanneer AI is gebruikt om de uitvinding te creëren. Dit resulteert in veel door AI gecreëerde uitvindingen die niet octrooieerbaar zijn. Deze richtlijnen zijn de eerste stap om duidelijkheid te verschaffen over octrooibescherming van door AI gecreëerde uitvindingen. Hopelijk zal dit een stimulans vormen, in de vorm van octrooien, voor uitvinders die AI gebruiken in hun uitvindingen.
Hoewel deze richtlijnen alleen van toepassing zijn in de Verenigde Staten, is het al een eerste stap in de goede richting. Dit zal hopelijk ook tot toekomstige richtlijnen over octrooieerbaarheid van door AI gecreëerde uitvindingen in Europa leiden.
Het USPTO heeft een openbaar webinar georganiseerd op 5 maart 2024 van 13.00-14.00 uur ET en zoekt ook openbare opmerkingen over de richtlijnen met een deadline van 13 mei 2024.
Hierbij de Engelse versie.
[post_title] => Officiële richtlijnen voor octrooibescherming door AI gecreëerde uitvindingen
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => officiele-richtlijnen-voor-octrooibescherming-door-ai-gecreeerde-uitvindingen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-02-16 11:31:44
[post_modified_gmt] => 2024-02-16 10:31:44
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41193
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 41174
[post_author] => 10
[post_date] => 2024-02-16 08:52:06
[post_date_gmt] => 2024-02-16 07:52:06
[post_content] => Zorgaanbieders gaan vaak als combinatie een inschrijving aan. Een combinatie is een samenwerking van ondernemingen. Vaak is de reden van de combinatie dat men afzonderlijk niet in staat is om aan de opdracht te voldoen, met name omdat individueel men niet voldoet aan de gestelde geschiktheidseisen.
Het is van belang bij de beoordeling van het bij combinatievorming doen van een beroep op elkaars geschiktheid om te kunnen inschrijven, een onderscheid te maken tussen een beroep op technische geschiktheid en een beroep op de financiële geschiktheid.
Een combinatie dient in zijn geheel aan de gestelde geschiktheidseisen te voldoen. Bij technische geschiktheid kan een beroep op de technische geschiktheid van een van de combinatieleden worden gedaan om aan te tonen dat de combinatie als geheel voldoet.
Bij een beroep op financiële geschiktheid ligt dit anders en genuanceerder. Als bijvoorbeeld de eis is dat de inschrijver dus de combinatie, als geheel een positief eigen vermogen heeft, dan dient de combinatie als geheel een positief eigen vermogen te hebben. Het is dan onvoldoende dat slechts een van de combinatieleden een positief eigen vermogen heeft omdat als de andere combinatieleden een negatief eigen vermogen hebben, zal dat in mindering strekken op het voornoemde positief eigen vermogen en waardoor de combinatie als geheel een negatief eigen vermogen kan hebben. En waarmee dan niet wordt voldaan aan de bewuste eis van financiële geschiktheid
Heeft u als zorgaanbieder vragen over uw aankomende inschrijving of over het aanbestedingsrecht? Neem dan vrijblijvend contact op met Rik Wevers via wevers@bg.legal.
[post_title] => Een zorgcombinatie dient als geheel aan de financiële geschiktheidseisen te voldoen
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => een-zorgcombinatie-dient-als-geheel-aan-de-financiele-geschiktheidseisen-te-voldoen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-02-16 08:52:06
[post_modified_gmt] => 2024-02-16 07:52:06
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41174
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 41316
[post_author] => 85
[post_date] => 2024-02-15 16:05:06
[post_date_gmt] => 2024-02-15 15:05:06
[post_content] => Uber, 's werelds meest bekende rit-hailingplatform, heeft de afgelopen jaren niet alleen grote veranderingen teweeggebracht in de transportindustrie, maar heeft ook belangrijke vragen opgeroepen over (schijn)zelfstandigheid van zzp’ers en werknemers. Vorig jaar heeft het gerechtshof Amsterdam besloten om vragen te stellen aan de Hoge Raad over de moderne gezagsverhouding van Uber. In deze blog gaan we dieper in op de vragen die centraal stonden in deze uitspraak en bespreken we de raakvlakken tussen het arbeidsrecht en algoritmes.
Uber en de arbeidsrelatie
In deze zaak heeft een gerechtshof zich gebogen over de arbeidsrelatie tussen Uber en hun chauffeurs. De kern van het geschil draait om de kwalificatie van deze arbeidsrelatie: is een Uber-chauffeur een werknemer of een zelfstandige ondernemer (zzp'er)? Dit is een essentiële vraag, omdat werknemers bepaalde wettelijke beschermingen genieten die zzp'ers niet hebben, zoals het recht op vakantiedagen en loondoorbetaling bij ziekte. Het antwoord op deze vraag heeft dus vergaande gevolgen voor zowel de chauffeurs als Uber zelf, maar helaas heeft het hof dit antwoord niet gegeven. In het Deliveroo-arrest van 24 maart 2023 gaf de Hoge Raad enkele factoren aan die van belang zijn om te bepalen of een arbeidsrelatie als een arbeidsovereenkomst moet worden beschouwd. Een van deze factoren betreft het ondernemerschap van de werknemer, in dit geval de chauffeurs. Het gerechtshof heeft besloten de Hoge Raad om verduidelijking te vragen over dit specifieke criterium. De vraag die het hof stelt, is, samengevat, of volgens het Deliveroo-arrest twee Uber-chauffeurs die exact hetzelfde werk doen, verschillende arbeidsrelaties kunnen hebben, waarbij de ene als een arbeidsovereenkomst wordt beschouwd en de andere niet.
De rol van algoritmes
Wat deze zaak nog interessanter maakt, is de rol van algoritmes bij Uber. Het bedrijf maakt uitgebreid gebruik van geautomatiseerde systemen om chauffeurs aan ritten te koppelen en prijzen vast te stellen. Het systeem gebruikt informatie zoals waar passagiers willen worden opgehaald en waar ze naartoe willen, evenals waar de chauffeurs zich bevinden en welke richting ze opgaan. Met al deze gegevens beslist het Uber-programma welke chauffeur de kans krijgt om een bepaalde rit te accepteren. Degene die als eerste accepteert, mag de rit rijden.
Er is, volgens de kantonrechters die zich eerder bogen over deze kwestie, sprake van een ‘moderne gezagsverhouding’. Waarbij het algoritme van de Uber-app bepaalt op welke wijze de ritten worden verdeeld en welke prioriteiten daarbij worden gesteld. De chauffeurs hebben geen invloed op de prijs, er geen sprake is van vrije onderhandeling en van de Uber-app gaat er een disciplinerende werking uit.
Deze systemen spelen dus een cruciale rol in de dagelijkse gang van zaken. Wanneer algoritmes op zo een manier betrokken zijn bij de arbeidsrelatie, rijst de vraag of chauffeurs enige inzage moeten krijgen in deze algoritmes. Het kan immers van belang zijn of de chauffeurs begrijpen hoe deze systemen werken en hoe ze hun belangen beïnvloeden. Op dit aspect wordt verder niet ingegaan in de uitspraak.
Raakvlakken tussen algoritme gebruik en het arbeidsrecht
De problematiek, waarbij algoritmes de arbeidsrelatie beïnvloeden door freelancers te matchen aan opdrachten, is niet uniek voor Uber. Veel platformbedrijven maken gebruik van vergelijkbare technologieën om arbeidskrachten te beheren en werk toe te wijzen. Deze ontwikkeling heeft geleid tot discussies over de verantwoordelijkheid van bedrijven voor hun werknemers in een wereld waar traditionele arbeidsmodellen steeds vaker plaatsmaken voor flexibele, op algoritmes gebaseerde systemen.
Naast de kwalificatie van arbeidsrelaties en de vraag naar gezag en zeggenschap binnen deze relaties, roepen deze ontwikkelingen ook vragen op over transparantie, (onbedoelde) discriminatie, verantwoordelijkheid en privacybescherming.
De toekomst van werk
Het hof heeft geen eindoordeel gegeven, maar heeft dus prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad. Op het antwoord op de vraag ‘is een Uber-chauffeur een werknemer of een zelfstandige ondernemer (zzp'er) moeten we dus nog wachten, daarover later meer. De antwoorden op deze prejudiciële vragen zijn relevant voor alle toekomstige situaties waarbij arbeidsrelaties gekwalificeerd moeten worden en zijn dus van groot maatschappelijk belang.
Mocht u vragen hebben over de zzp’ers die u in dienst heeft of bent u zelf zzp’er en weet u niet waar u aan toe bent? Neem gerust contact op met Cas Kroese. Heeft u vragen over de invloed van algoritmes op uw arbeidsrelatie? Neem dan contact op met Noa Rubingh.
[post_title] => Algoritmes in de arbeidswereld: de moderne gezagsverhouding van Uber
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => algoritmes-in-de-arbeidswereld-de-moderne-gezagsverhouding-van-uber
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-02-26 16:05:30
[post_modified_gmt] => 2024-02-26 15:05:30
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41316
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 41155
[post_author] => 7
[post_date] => 2024-02-14 16:14:51
[post_date_gmt] => 2024-02-14 15:14:51
[post_content] => De Ondernemingskamer is een bijzondere kamer van het Gerechtshof in Amsterdam. Als hoger beroep wordt ingesteld in een procedure die verband houdt met de geschillenregeling, is de Ondernemingskamer uitsluitend bevoegd om hierover te oordelen. In september vorig jaar werd door de Ondernemingskamer een beschikking gewezen in het kader van de geschillenregeling en het instellen van samenhangende vorderingen, waardoor de reikwijdte van die vorderingen uitgebreid werd.
De geschillenregeling in het BW
Als er geschillen ontstaan tussen aandeelhouders onderling, kan de wettelijke geschillenregeling uit boek 2 BW uitkomst bieden. Zo kan middels een uitstotingsprocedure een gedwongen overdracht van aandelen bewerkstelligd worden, waarbij een van de aandeelhouders wordt uitgekocht. Een aandeelhouder die door gedragingen van één of meerdere medeaandeelhouders niet langer aandeelhouder wil/kan zijn, kan daarnaast een uittredingsprocedure in gang zetten. In deze procedure worden de aandelen van de uittredende aandeelhouder verplicht overgenomen door de overige aandeelhouders.
In het BW is ook een bepaling opgenomen waaruit volgt dat de rechter tijdens een uitstotingsprocedure bevoegd is om kennis te nemen van samenhangende vorderingen tussen dezelfde partijen, of tussen een der partijen en de vennootschap. Dit geldt ook in het geval dat er een uittredingsprocedure gestart wordt, waardoor de rechter die bevoegd is om te oordelen over een uitstotings- of uittredingsvordering ook bevoegd is om te oordelen over daarmee samenhangende vorderingen. In het geval dat er hoger beroep wordt ingesteld in een procedure die verband houdt met de geschillenregeling, is de Ondernemingskamer dus uitsluitend bevoegd om hierover te oordelen.
Reikwijdte van het begrip ‘samenhangende vorderingen’
Aangezien de Ondernemingskamer in bepaalde gevallen bevoegd is om kennis te nemen van samenhangende vorderingen in het geval van een uitstotings- of uittredingsprocedure, is het belangrijk dat de reikwijdte van dit begrip vast te stellen is. Samenhangende vorderingen zijn afzonderlijke vorderingen die zo nauw met elkaar verbonden zijn, dat het wenselijk is om deze samen te behandelen. Uit de Memorie van Toelichting volgt dat in dit geval met name kan worden gedacht aan vorderingen tot schadevergoeding uit hoofde van de gedragingen die aan een uitstotingsvordering ten grondslag zijn gelegd, en samenhangen met de uittredingsvordering zelf. Door deze vorderingen gelijktijdig te behandelen wordt voorkomen dat er door afzonderlijke behandeling onverenigbare beslissingen worden gegeven.
Eerder oordeelde de Ondernemingskamer daarom al dat er sprake zou zijn van samenhangende vorderingen indien deze voortvloeiden uit hetzelfde conflict tussen partijen. Het conflict diende daarbij ten grondslag te liggen aan de uittredingsvordering. Op 19 september 2023 oordeelde de Ondernemingskamer opnieuw over de manier waarop het begrip uitgelegd zou moeten worden. De Ondernemingskamer stelde hierbij dat zij op grond van het BW bevoegd is om kennis te nemen van samenhangende vorderingen tussen dezelfde partijen, of tussen een der partijen en de desbetreffende vennootschap. Deze samenhangende vorderingen dienen te worden beoordeeld met inachtneming van de omstandigheden van het geval.
Volgens de Ondernemingskamer kan een vordering aanvullend ook als samenhangende vordering beschouwd worden indien deze wordt ingesteld door een andere partij dan de uittredende aandeelhouder. Het gaat in dat geval namelijk om materieel dezelfde (of gelieerde) partijen die allemaal bij de procedure betrokken zijn, waardoor ook dat soort vorderingen volgens de Ondernemingskamer onder de reikwijdte van het begrip vallen.
Dit is een opvallende conclusie, aangezien uit het BW volgt dat samenhangende vorderingen in beginsel slechts zien op vorderingen tussen dezelfde partijen. De Ondernemingskamer lijkt door deze uitspraak echter van mening te zijn dat het begrip ruimer moet worden uitgelegd, waardoor ook vorderingen die zijn ingesteld door een andere partij dan de uittredende aandeelhouder onder dit begrip kunnen vallen.
Conclusie
Tijdens een uitstotings- of uittredingsprocedure is de rechter bevoegd om kennis te nemen van samenhangende vorderingen tussen partijen en de vennootschap. De Ondernemingskamer oordeelde in 2022 dat sprake is van een samenhangende vordering indien deze voortvloeit uit hetzelfde conflict tussen partijen en het conflict hierbij ten grondslag ligt aan de uittredingsvordering. Vorig jaar voegde de Ondernemingskamer hier nog aan toe dat een vordering ook als samenhangend beschouwd kan worden indien deze wordt ingesteld door een andere partij dan de uittredende aandeelhouder. Dit is een ruime interpretatie van het begrip, zeker aangezien in het BW uitsluitend gesproken wordt over samenhangende vorderingen tussen dezelfde partijen, of tussen een der partijen en de vennootschap.
Heeft u zelf te maken met een uitstotings- of uittredingsprocedure of wilt u een dergelijke procedure starten en ontvangt u tevens graag advies over het instellen van samenhangende vorderingen? Neem dan contact op met een van onze specialisten van de afdeling Ondernemingsrecht!
[post_title] => Samenhangende vorderingen en de wettelijke geschillenregeling
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => samenhangende-vorderingen-en-de-wettelijke-geschillenregeling
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-02-14 16:14:51
[post_modified_gmt] => 2024-02-14 15:14:51
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41155
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 41097
[post_author] => 86
[post_date] => 2024-02-14 13:26:24
[post_date_gmt] => 2024-02-14 12:26:24
[post_content] => Het ontvangen van een brief van een octrooihouder die een octrooi-inbreuk beweert, kan zeer afschrikkend zijn. Voordat je echter gehoor geeft aan de verzoeken van de octrooihouder, is het belangrijk om te controleren of je daadwerkelijk inbreuk maakt op het octrooi. Een manier om dit te bevestigen, is om te controleren of de octrooirechten van de octrooihouder zijn uitgeput.
Indien de octrooirechten van de octrooihouder zijn uitgeput, heeft de octrooihouder geen verdere rechten met betrekking tot het octrooi. Hierdoor kan je ook niet worden aangeklaagd voor octrooi-inbreuk of verplicht worden een licentievergoeding te betalen aan de octrooihouder. In dit artikel gaan we kijken naar wat uitputting van octrooirechten inhoudt, wat dit voor u kan betekenen, en tot slot het effect van een licentie op de uitputting van octrooirechten.
Wat betekent uitputting van octrooirechten?
Dit leerstuk houdt in dat zodra een geoctrooieerd artikel op geautoriseerde wijze voor het eerst op de markt is gebracht, de rechten van de octrooihouder zijn uitgeput. Door de uitputting heeft de octrooihouder geen enkel recht meer met betrekking tot het artikel. De octrooihouder heeft dus geen verdere controle over het artikel. Dit leerstuk is geregeld in artikel 53 lid 5 van de Rijksoctrooiwet.
Op geautoriseerde wijze betekent dat de octrooihouder zelf, of een licentienemer van de octrooihouder, het artikel op de markt heeft gebracht. Om de octrooirecht uit te putten, moet dit hebben plaatsgevonden binnen Nederland, Curaçao, Sint Maarten of de Europese Unie om de octrooirechten uit te putten. Aangezien het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie heeft verlaten, zijn octrooirechten niet uitgeput als het artikel bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk is gekocht en vervolgens in Nederland wordt doorverkocht. In dat geval zijn de rechten niet uitgeput en kan de octrooihouder nog steeds een rechtszaak aanspannen voor een octrooi-inbreuk.
Wat betekent uitputting voor derden?
Het concept van uitputting van rechten is gebaseerd op het principe dat een octrooihouder één kans heeft om beloond te worden voor het gepatenteerde artikel. Zodra die beloning is verkregen, kan de octrooihouder geen stappen meer ondernemen tegen derden omdat hij bijvoorbeeld van mening is dat zijn beloning niet voldoende was. Bijgevolg is dat een derde partij die het artikel aanschaft, nadat het op geautoriseerde wijze op de markt is gebracht, vrij is om het artikel te gebruiken of te verkopen.
Kan een licentieovereenkomst uitputting van rechten voorkomen?
Een licentieovereenkomst kan uitputting van rechten van de octrooihouder niet voorkomen. De licentieovereenkomst kan echter bepaalde beperkingen opleggen aan de koper. Deze beperkingen moeten worden nageleefd op basis van het contractenrecht en niet op basis van het octrooirecht.
Bijvoorbeeld, de licentieovereenkomst kan bepalen dat het gelicentieerde artikel niet opnieuw door de koper mag worden verkocht. Als het artikel toch wordt doorverkocht, kan de octrooihouder juridische stappen ondernemen op basis van de contractbreuk. De rechten van de octrooihouder zouden echter nog steeds zijn uitgeput door de aankoop van het artikel door de licentiehouder. Bijgevolg heeft de octrooihouder geen recht om de koper aan te klagen voor octrooi-inbreuk, maar alleen voor contractbreuk.
Conclusie
Het begrijpen van het leerstuk van uitputting van octrooirechten is van cruciaal belang voor zowel octrooihouders als potentiële inbreukmakende partijen. Wanneer octrooirechten zijn uitgeput door de geautoriseerde verkoop van een geoctrooieerd artikel, verliest de octrooihouder zijn greep op verdere rechtsvorderingen met betrekking tot dat specifieke artikel. Door het leerstuk van uitputting van rechten te begrijpen, kunnen zowel octrooihouders als derden hun rechten en verplichtingen beter beoordelen en een weloverwogen juridische koers volgen.
Heeft u vragen over uitputting van octrooirechten of een andere vraag met betrekking tot het octrooirecht? Neem dan contact op!
Hierbij de Engelse versie.
[post_title] => Uitputting van octrooirechten: hoe het kan worden gebruikt in verweer tegen octrooi-inbreuk
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => uitputting-van-octrooirechten-hoe-het-kan-worden-gebruikt-in-verweer-tegen-octrooi-inbreuk
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-02-14 13:32:06
[post_modified_gmt] => 2024-02-14 12:32:06
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41097
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 41096
[post_author] => 19
[post_date] => 2024-02-14 10:31:39
[post_date_gmt] => 2024-02-14 09:31:39
[post_content] => Inleiding
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 is handhaving geregeld in hoofdstuk 18 van de Omgevingswet. Dit vervangt de regeling uit hoofdstuk 5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
In het omgevingsplan van de gemeente is opgenomen welke activiteiten zijn toegestaan per locatie. Wanneer iemand een activiteit uitvoert die niet is toegestaan op een locatie onder het omgevingsplan, handelt die persoon daarmee in strijd met het omgevingsplan. Ook kan het voorkomen dat er wordt gebouwd zonder een omgevingsvergunning, ook dit is strijdig met het omgevingsrecht. Burgers en bedrijven dienen zich te houden aan de regels uit de Omgevingswet, indien ze dit niet doen kan de overheid handhavingsinstrumenten inzetten of kunnen belanghebbenden een aanvraag tot handhaving doen.
Verbodsbepalingen
Onder het oude recht was de wettelijke grondslag voor handhaving van het omgevingsrecht geregeld in de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wabo. Door een project zonder omgevingsvergunning uit te voeren werd bijvoorbeeld artikel 2.1 lid 1 onder b van die wet overtreden.
Onder de Omgevingswet zijn de verbodsbepalingen opgenomen in paragraaf 5.1.1. Het is bijvoorbeeld verboden om een omgevingsplanactiviteit uit te voeren zonder een omgevingsvergunning [art. 5.1 lid 1 sub a Ow].
Hoe is handhaving geregeld onder de Omgevingswet?
Uitgangspunt is dat het college van burgemeester en wethouders het bevoegd gezag is en daarmee belast is met handhaving, tenzij een ander bestuursorgaan als bevoegd gezag is aangewezen [art. 18.2 Ow]. Het bevoegd gezag kan personen aanwijzen als toezichthouder om toezicht te houden op de naleving van de Omgevingswet [art. 18.6 Ow].
Onder de Omgevingswet is het hoofdstuk handhaving opgedeeld in drie afdelingen:
- Bestuursrechtelijke handhaving
De bestuursrechtelijke handhavingstaak bestaat uit het toezicht houden op de naleving van de Omgevingswet, het verwerken van klachten over de naleving van de Omgevingswet en het opleggen en ten uitvoer leggen van bestuurlijke sancties [art. 18.1 Ow].
- Strafrechtelijke handhaving
In deze afdeling is één artikel opgenomen over de toepasselijkheid van de Nederlandse strafwet.
- Kwaliteitsbevordering en afstemming van handhaving. Deze afdeling is van toepassing op de te verrichten werkzaamheden van het bevoegd gezag in het kader van de handhavingstaak neergelegd in artikel 18.1 Omgevingswet.
Onder de Omgevingswet zijn de volgende
handhavingsinstrumenten te vinden:
- Last onder dwangsom [art. 5:31d Awb]
De last onder dwangsom is een
algemene sanctie opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht. Dit is een sanctie gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Wanneer de overtreder niet binnen de bepaalde termijn herstelmaatregelen treft, wordt een dwangsom opgelegd en verbeurd.
Last onder bestuursdwang [art. 125 Gemeentewet, art. 122 Provinciewet en art. 61 Waterschapswet]
- Het bestuursorgaan dat als bevoegd gezag is aangemerkt kan een last onder bestuursdwang opleggen. Dit is een maatregel die net als de last onder dwangsom gericht is op herstel, de overtreding dient te worden beëindigd en de rechtmatige situatie moet worden hersteld. Als de overtreder de situatie niet binnen een redelijke termijn herstelt doet de overheid dit en kan zij de kosten verhalen op de overtreder.
- Intrekken van een begunstigde beschikking [art. 18.10 Ow]
Het bevoegd gezag kan een beschikking intrekken (geheel of gedeeltelijk) wanneer de houder van de beschikking handelt in strijd met de activiteit waarvoor de beschikking is gegeven of de geldende regels.
- Bestuurlijke boete [§18.1.4 Ow]
Een bestuurlijke boete is een bestraffende bestuurlijke sanctie die door de inwerkingtreding van de Omgevingswet is uitgebreid in reikwijdte. In paragraaf 18.1.4 is opgenomen in welke situaties de bestuurlijke boete kan worden opgelegd en wat de hoogte van de boete is. Een bestuurlijke boete zal bijvoorbeeld worden opgelegd wanneer het
niet mogelijk is de situatie te herstellen.
- Bestuurlijke strafbeschikking [art. 257ba Sv]
Bij de bestuurlijke strafbeschikking is een bestuursorgaan bevoegd een geldboete op te leggen.
- Strafbaarstelling op grond van de Wet op de economische delicten [art. 18.16 Ow]
Artikelen uit de Omgevingswet zijn als
economisch strafbaar aangemerkt in de Wet op de economische delicten. Het bevoegd gezag kan een gedraging voorleggen aan het Openbaar Ministerie wanneer de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder zij is begaan daartoe aanleiding geven. De straf wordt in dit geval opgelegd door de strafrechter.
Overgangsrecht
Voor handhavingszaken die al in gang waren gezet vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet geldt overgangsrecht. Het overgangsrecht is verdeeld in ambtshalve genomen handhavingsbesluiten en handhavingsbesluiten in reactie op een handhavingsverzoek.
- Indien een sanctiebesluit (ambtshalve) is genomen vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is het oude recht van toepassing [art. 4.23 Invoeringswet Omgevingswet].
- Indien een verzoek om handhaving vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is gedaan is het oude recht van toepassing [art. 4.3 Invoeringswet Omgevingswet] [ABRS, 24-01-2024, ECLI:NL:RVS:2024:254].
Dus, handhavingszaken die al zijn gestart vóór de inwerkingtreding, maar nog lopen na de inwerkingtreding van de Omgevingswet worden afgehandeld onder het
oude recht.
Handhaving van de algemene zorgplicht
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is er een toename aan zorgplichten. Het bevoegd gezag kan deze zorgplichten handhaven. In de Omgevingswet is een algemene zorgplicht voor de fysieke leefomgeving opgenomen [art. 1.6 Ow]. De algemene zorgplicht kan dienen als een basis voor handhaving wanneer geen regels te zijn aan te wijzen en er een ‘onmiskenbare strijd’ is met die algemene zorgplicht. Daarnaast is er een algemeen verbod opgenomen om activiteiten te verrichten die aanzienlijk nadelige gevolgen voor de
fysieke leefomgeving creëren [art. 1.7a Ow]. Het algemeen verbod is een vangnet indien geen specifieke decentrale regels of rijksregels van toepassing zijn en strafrechtelijke handhaving hiervan is mogelijk.
Concluderend
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is veel op het gebied van handhaving hetzelfde gebleven doordat handhaving grotendeels is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht. De bijzondere handhavingsbepalingen zijn van hoofdstuk 5 Wabo naar hoofdstuk 18 Omgevingswet gegaan. Veranderingen met het oude stelsel zijn onder andere de ruime bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen en de vervanging van een groot aantal vergunningen door zorgplichten. Daarnaast is de bouwstop die als beheersmaatregel was opgenomen in artikel 5.17 Wabo is niet terug te vinden in de Omgevingswet maar valt nu onder de bestuurlijke sanctie van artikel 5:2 Awb.
Dit artikel is mede geschreven door
Anne Verberne
Lees hier de artikelen uit de blogreeks:
Deel 1: De Omgevingsvisie
Deel 2: Doel en opbouw van de Omgevingswet
Deel 3: Algemene rijksregels en decentrale regels
Deel 4: Het Omgevingsplan
Deel 5: Het programma onder de Omgevingswet
Deel 6: De omgevingsplanactiviteit
Deel 7: Afwijken van het omgevingsplan
Deel 8: Vergunningvrij bouwen onder de Omgevingswet
Deel 9: Participatie onder de Omgevingswet
Deel 10: Instructies en instructieregels Provincie
Deel 11: Het projectbesluit
Deel 12: Planschade onder de Omgevingswet
Deel 13: Geluid onder de Omgevingswet
Deel 14: Handhaving onder de Omgevingswet
Deel 15: De Bruidsschat en overgangsrecht
[post_title] => Handhaving onder de Omgevingswet
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => handhaving-onder-de-omgevingswet
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-03-27 11:34:04
[post_modified_gmt] => 2024-03-27 10:34:04
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41096
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 41088
[post_author] => 73
[post_date] => 2024-02-13 12:01:29
[post_date_gmt] => 2024-02-13 11:01:29
[post_content] => De rechtbank Overijssel deed onlangs uitspraak in een privacy kwestie tussen de Autoriteit Persoonsgegevens en de gemeente Enschede. De gemeente zou door middel van
wifi-tracking beginselen uit de Algemene Verordening Gegevensbescherming schenden, waarvoor de AP een boete heeft opgelegd. De gemeente Enschede was het niet eens met de opgelegde boete, en ging in beroep bij de rechtbank Overijssel. In dit artikel ga ik dieper in op de zaak en zal ik uiteindelijk behandelen wat
de uitspraak van de rechtbank is.
De feiten
Sinds 2017 maakt de gemeente Enschede gebruik van sensoren in de binnenstad om het aantal passanten te tellen. Deze sensoren detecteerden de wifi-signalen van voorbijkomende smartphones.
De
Autoriteit Persoonsgegevens (AP) startte een onderzoek na aanleiding van verschillende klachten die zij had ontvangen. De AP oordeelde in haar onderzoeksrapport dat de gemeente met deze ‘wifi-tracking’ inderdaad de Europese privacyregels schond.
De AP had naar aanleiding van het rapport het voornemen bekend gemaakt om een bestuurlijke
boete en/of een last onder
dwangsom op te leggen. De gemeente heeft tegen dit voornemen een zienswijze ingediend. Dit echter zonder succes. De AP legde een boete op aan de gemeente van €600.000,- voor overtreding van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), omdat zij zonder grondslag persoonsgegevens heeft verwerkt van gebruikers van mobiele telefoons waarop de wifi stond ingeschakeld in de binnenstad van Enschede
Wanneer mag de AP een boete opleggen aan een overheidsorgaan?
Onder overweging 26 van de
AVG is vastgesteld dat de principes van gegevensbescherming van toepassing zijn op alle gegevens die betrekking hebben op een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon. Bij het bepalen of een natuurlijke persoon als identificeerbaar wordt beschouwd, wordt rekening gehouden met alle objectieve factoren. Dit omvat de kosten en de tijd die nodig zijn voor de identificatie, evenals de middelen die redelijkerwijs kunnen worden ingezet voor dit doel.
Op grond van artikel 18, eerste lid van de Uitvoeringswet AVG is de AP bevoegd een bestuurlijke boete op te leggen aan een overheidsinstantie of overheidsorgaan. Inbreuken op de basisbeginselen zoals de doelmatigheid, rechtmatigheid en transparantie, kunnen leiden tot geldboetes tot €20.000.000,-.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de tracking techniek het daadwerkelijk mogelijk maakte om mensen te identificeren. De sensoren slaan namelijk tijdelijk de MAC-adressen op. Een MAC-adres is een uniek identificatienummer van de netwerkmodule in mobiele apparaten, waarmee je met het internet kunt verbinden.
Het
MAC-adres op zichzelf is geen persoonsgegeven. Maar volgens de AP kan het MAC-adres in combinatie met de locatiegegevens wel kwalificeren als een persoonsgegeven.
Doordat de AP de discretionaire bevoegdheid heeft om al dan niet een boete op te leggen, rust volgens vaste rechtspraak een verzwaarde bewijslast op dat bestuursorgaan om, door middel van overtuigend bewijs, aan te tonen dat de regels zijn overtreden. Volgens de rechtbank heeft de AP niet bewezen dat de gemeente met haar gebruikte methode persoonsgegevens heeft verwerkt.
De rechtbank oordeelde dat de AP niet adequaat had onderzocht of het realistisch was om te verwachten dat medewerkers van door de gemeente ingehuurde bureaus of gemeentemedewerkers, die toegang hadden tot de gegevens, in staat waren om natuurlijke personen direct of indirect te identificeren met behulp van de beschikbare middelen.
Dit onderzoek had mede moeten kijken naar de kosten en de tijd die nodig zijn voor identificatie, rekening houdend met de op het moment van gegevensverwerking beschikbare technologie en de technologische ontwikkelingen.
Hierdoor kon het besluit tot een bestuurlijke boete niet in stand blijven en werd de boete geschrapt.
Conclusie
De Autoriteit Persoonsgegevens heeft als bestuursorgaan met een discretionaire bevoegdheid om boetes op te eggen een verzwaarde bewijslast om aan te tonen dat er sprake is van een schending van de AVG. De eisen aan deze bewijsvoering zijn hoog zodat de rechten van de betrokkenen worden beschermd en dat boetes niet lichtzinnig of zonder voldoende bewijs worden opgelegd, zeker nu deze boetes hoog kunnen oplopen.
Er kan pas sprake zijn van een overtreding van de AVG als voldoende aannemelijk is dat een persoon geïdentificeerd was of kon worden met behulp van de beschikbare middelen.
Heeft u vragen over de AVG, of heeft u een
privacy kwestie?
Neem dan contact op met een van onze specialisten.
[post_title] => AVG-boete van AP wegens wifi-tracking door gemeente ongegrond?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => avg-boete-van-ap-wegens-wifi-tracking-door-gemeente-ongegrond
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-02-14 09:36:39
[post_modified_gmt] => 2024-02-14 08:36:39
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41088
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 41081
[post_author] => 74
[post_date] => 2024-02-09 09:54:29
[post_date_gmt] => 2024-02-09 08:54:29
[post_content] => Het grote voordeel van tijdelijke
huurovereenkomsten is dat deze na afloop van de huurperiode van rechtswege eindigen. Dit in tegenstelling tot
huurovereenkomsten voor onbepaalde tijd die [afgezien van ontbinding vanwege wanprestatie] alleen eindigen als de huurder of verhuurder de huur opzegt. Hierbij komt de huurder vergaande huurbescherming toe; de verhuurders kan de huur slechts opzeggen als voldaan wordt aan een beperkt aantal wettelijke opzeggingsgronden.
Verhuurders maken in de praktijk vaak gebruik van tijdelijke huurovereenkomsten, omdat huurders dan geen
huurbescherming toekomt. Met het wetsvoorstel Wet vaste huurcontracten wordt het gebruik van tijdelijke huurovereenkomsten echter afgeschaft. De gedachte is dat dit voor meer zekerheid voor huurders zorgt. Voor specifieke doelgroepen geldt echter een uitzondering en kan nog wel gebruik worden gemaakt van tijdelijke huurovereenkomsten. De groepen voor wie de uitzondering gaat gelden zijn inmiddels bekend. Het gaat hierbij om de volgende groepen:
- Studenten;
- Huurders die in verband met dringende werkzaamheden of renovatie van hun woning tijdelijk elders wonen;
- Urgent woningzoekenden;
- Huurders met wie de verhuurder een tweedekanscontract aangaat: huurder waarvan een eerder huurcontract is beëindigd, bijvoorbeeld omdat deze ernstige overlast veroorzaakte;
- Wezen en nabestaanden;
- Gescheiden ouders;
- Huurders die werken op de Waddeneilanden;
- Vergunninghouders [statushouders] die direct uit een COA-opvanglocatie komen en in afwachting zijn op definitieve huisvesting
Het
wetsvoorstel en de uitzonderingen zijn afgelopen week naar beide Kamers gestuurd. Naar verwachting zal de wet op 1 juli 2024 inwerkingtreden. Daarmee lijkt dus definitief een eind te komen aan het gebruik van tijdelijke huurovereenkomsten.
[post_title] => Uitzonderingen verbod op tijdelijke huurcontracten bekend
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => uitzonderingen-verbod-op-tijdelijke-huurcontracten-bekend
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-02-09 09:54:29
[post_modified_gmt] => 2024-02-09 08:54:29
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41081
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 41202
[post_author] => 67
[post_date] => 2024-02-21 08:50:54
[post_date_gmt] => 2024-02-21 07:50:54
[post_content] =>
Het is niet de bedoeling dat een bestuurder van een failliete onderneming wordt aangepakt door én de curator én de Belastingdienst vanwege kennelijk onbehoorlijk bestuur.
Inleiding
Tot het takenpakket van de curator behoort een
oorzaken- en rechtmatigheidsonderzoek. Als de curator van mening is dat de bestuurder zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement, kan de curator besluiten om de bestuurder aansprakelijk te stellen voor het
faillissementstekort. Daarnaast kan een bestuurder aansprakelijk gesteld worden door de Belastingdienst als sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur en belastingen en premies als gevolg daarvan niet zijn afgedragen.
De aansprakelijkheidsregelingen
Beide aansprakelijkheidsgronden zijn gestoeld op het leerstuk kennelijk
onbehoorlijk bestuur. Daarbij wordt in beginsel aansluiting gezocht bij de zogenaamde maatman-bestuurder. Hoe zou een redelijk denkend bestuurder in de gegeven omstandigheden hebben gehandeld?
De
Belastingdienst wordt geholpen door een
bewijsvermoeden. Indien een bestuurder nalaat om tijdig te melden dat de belastingen en premies niet kunnen worden voldaan, wordt vermoed dat het niet betalen van deze schulden het gevolg is van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Het leveren van tegenbewijs is nauwelijks mogelijk. Is een bestuurder vergeten om tijdig een melding betalingsonmacht te doen, dan leidt dat doorgaans tot aansprakelijkheid voor niet-betaalde belastingschulden.
Ook de
curator kan worden geholpen door bewijsvermoedens. Indien jaarrekeningen niet of niet-tijdig worden gedeponeerd of als de boekhoudplicht is geschonden, staat vast dat sprake is van onbehoorlijk bestuur. Ook wordt dan vermoed dat onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Dit vermoeden kan ontzenuwd worden door de bestuurder door aannemelijk te maken dat andere oorzaken dan onbehoorlijk bestuur tot het faillissement hebben geleid.
Samenloop
In geval van faillissement kan zich een
samenloop voordoen. De bestuurder kan zowel door de curator als de Belastingdienst worden aangesproken wegens kennelijk onbehoorlijk bestuur. In de
Leidraad Invordering is het
invorderingsbeleid van de Belastingdienst opgenomen. Aan dit beleid dient de Belastingdienst zich te houden. De Leidraad Invordering bevat ook beleid over de samenloop van bestuurdersaansprakelijkheid. Uit de Leidraad Invordering volgt dat bij samenloop in beginsel slechts één van de
bestuurdersaansprakelijkheidsregelingen moet worden toegepast. In geval van faillissement dient de Belastingdienst, indien voornemens om over te gaan tot aansprakelijkheidsstelling van de bestuurder, contact op te nemen met de
curator om te overleggen over de vraag wie tot aansprakelijkheidsstelling overgaat. Hierbij geldt dat aansprakelijkheidsstelling door de curator de voorkeur geniet. Vorig jaar heeft de Hoge Raad
arrest gewezen over voornoemde samenloop en het beleid dat de Belastingdienst in deze situaties hanteert.
De feiten
De curator had de bestuurder aansprakelijk gesteld voor het faillissementstekort. Tot een procedure komt het niet. De curator en bestuurder treffen een
schikking waarbij de bestuurder een bedrag aan de boedel voldoet tegen
finale kwijting en zonder erkenning van schuld. De bestuurder is na afwikkeling van het faillissement door de Belastingdienst alsnog aansprakelijk gesteld voor de niet afgedragen loonheffingen in de laatste drie maanden vóór het faillissement
Rechtbank en hof
De rechtbank Den Haag oordeelt dat de Belastingdienst de bestuurder alsnog aansprakelijk kan stellen. Omdat de curator de bestuurder formeel niet aansprakelijk zou hebben gesteld, was volgens de rechtbank geen sprake van samenloop. Het hof is echter
van oordeel dat wel sprake is geweest van een aansprakelijkheidsstelling door de curator. Het hof oordeelt vervolgens dat de Belastingdienst zijn recht om de bestuurder aansprakelijk te stellen heeft prijsgegeven. De Belastingdienst was van de faillissementen op de hoogte gebracht en had de vorderingen bij de curator aangemeld.
De Hoge Raad
Volgens de Hoge Raad is de bedoeling van de Leidraad Invordering dat wordt voorkomen dat een bestuurder zowel door de Belastingdienst als curator wordt aangesproken op grond van kennelijk onbehoorlijk bestuur. De Belastingdienst dient daarom tijdig contact op te nemen met de curator over een eventuele aansprakelijkheidsstelling, ook als hij had moeten inzien dat er voldoende aanknopingspunten voor de Belastingdienst zijn om tot aansprakelijkheidsstelling over te gaan. Deze aansprakelijkheidsstelling kan in strijd zijn met de
algemene beginselen van behoorlijk bestuur. In dat geval zal moeten worden beoordeeld of aan de bestuurder een nadeel wordt toegebracht dat de Leidraad Invordering beoogt te voorkomen. De Hoge Raad verwijst de zaak terug naar het hof.
Het verwijzingshof moet onderzoeken of de aansprakelijkheidsstelling van de Belastingdienst heeft geleid tot een
benadeling die volgens de Leidraad Invordering vermeden had moeten worden.
Volgens het hof zijn de belastingschulden in kwestie echter al verjaard, waardoor de aansprakelijkheidsstelling niet langer doorgezet kan worden.
Conclusie
Uit de Leidraad Invordering volgt dat in geval van
samenloop van bestuurdersaansprakelijkheid in beginsel alleen de curator overgaat tot aansprakelijkheidsstelling. Dit is in lijn met het uitgangspunt dat slechts één bestuurdersaansprakelijkheidsregeling dient te worden toegepast ter voorkoming van
dubbele procedures over hetzelfde onderwerp.
Uit het arrest van de Hoge Raad wordt duidelijk dat de Belastingdienst niet achterover mag leunen indien hij voornemens is het bestuur aansprakelijk te stellen of als er voldoende aanknopingspunten voor de Belastingdienst zijn om daartoe over te gaan. Er wordt van de Belastingdienst dus verwacht dat hij
actief contact opneemt met de curator over een eventuele aansprakelijkheidsstelling van het bestuur. Doet de Belastingdienst dat niet, terwijl de curator wel overgaat tot aansprakelijkheidsstelling, dan is de kans groot dat de Belastingdienst zijn rechten heeft prijsgegeven.
Is er wel contact geweest tussen de Belastingdienst en de curator? Dan kan de Belastingdienst in beginsel niet meer overgaan tot aansprakelijkheidsstelling op grond van kennelijk onbehoorlijk bestuur.
Bent u als bestuurder van uw (failliete) onderneming aansprakelijk gesteld door een curator, de Belastingdienst of een derde (bijv. een leverancier), of is daartoe een voornemen geuit? Neem dan direct contact op met een van onze specialisten! Uiteraard kunt u ook contact met ons opnemen in geval van overige vragen op het gebied van het
Ondernemings- en Insolventierecht.
[post_title] => Samenloop van bestuurdersaansprakelijkheid
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => samenloop-van-bestuurdersaansprakelijkheid
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-02-21 08:50:54
[post_modified_gmt] => 2024-02-21 07:50:54
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=41202
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 1413
[max_num_pages] => 142
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] => 1
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => 68858eeeb9bf1ade69ec1f69963bb394
[query_vars_changed:WP_Query:private] =>
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
Het is niet de bedoeling dat een bestuurder van een failliete onderneming wordt aangepakt door én de curator én de Belastingdienst vanwege kennelijk onbehoorlijk bestuur. Inleiding Tot het takenpakket van...
Lees meer
Wanneer je goederen verkoopt, dan heb je deze vaak ingekocht bij een producent/importeur/tussenhandelaar van die goederen. Hoe weet je dan zeker dat die goederen geen inbreuk maken op IE rechten...
Lees meer
"Kunnen uitvindingen die door AI zijn bedacht, worden geoctrooieerd?" Deze vraag is trending en is tot nu toe alleen beantwoord door de rechtbanken in de gevallen van Dabus (zie blog)....
Lees meer
Zorgaanbieders gaan vaak als combinatie een inschrijving aan. Een combinatie is een samenwerking van ondernemingen. Vaak is de reden van de combinatie dat men afzonderlijk niet in staat is om...
Lees meer
Uber, 's werelds meest bekende rit-hailingplatform, heeft de afgelopen jaren niet alleen grote veranderingen teweeggebracht in de transportindustrie, maar heeft ook belangrijke vragen opgeroepen over (schijn)zelfstandigheid van zzp’ers en werknemers....
Lees meer
De Ondernemingskamer is een bijzondere kamer van het Gerechtshof in Amsterdam. Als hoger beroep wordt ingesteld in een procedure die verband houdt met de geschillenregeling, is de Ondernemingskamer uitsluitend bevoegd...
Lees meer
Het ontvangen van een brief van een octrooihouder die een octrooi-inbreuk beweert, kan zeer afschrikkend zijn. Voordat je echter gehoor geeft aan de verzoeken van de octrooihouder, is het belangrijk...
Lees meer
Inleiding Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 is handhaving geregeld in hoofdstuk 18 van de Omgevingswet. Dit vervangt de regeling uit hoofdstuk 5 van de Wet...
Lees meer
De rechtbank Overijssel deed onlangs uitspraak in een privacy kwestie tussen de Autoriteit Persoonsgegevens en de gemeente Enschede. De gemeente zou door middel van wifi-tracking beginselen uit de Algemene Verordening...
Lees meer
Het grote voordeel van tijdelijke huurovereenkomsten is dat deze na afloop van de huurperiode van rechtswege eindigen. Dit in tegenstelling tot huurovereenkomsten voor onbepaalde tijd die [afgezien van ontbinding vanwege...
Lees meer