Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 15
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 15
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1400
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 140, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 40921
                    [post_author] => 86
                    [post_date] => 2024-01-31 10:57:05
                    [post_date_gmt] => 2024-01-31 09:57:05
                    [post_content] => 

Inleiding

In de farmaceutische industrie is elke dag zonder de lancering van een generiek geneesmiddel cruciaal. Fabrikanten kijken dus uit naar het einde van octrooien of aanvullende beschermingscertificaten (ABC's) om hun producten op de markt te brengen. Ideaal gezien streven fabrikanten naar een lancering van hun generieke versie op de eerste dag na het verlopen van de termijn. De Europese Unie (EU) heeft de Productievrijstellingsverordening nr. 2019/933 ingesteld om generieke fabrikanten te helpen hun geneesmiddelen gereed te maken voor lancering op de eerste dag na het verlopen van het ABC-certificaat. Deze verordening staat opslag van het geneesmiddel toe tot zes maanden voor het certificaat verloopt en faciliteert tevens de productie van het generieke geneesmiddel in een EU-land voor export naar andere landen. Maar wat zijn de beperkingen en vereisten van deze productievrijstellingsverordening? De zaak Jansen Biotech Inc. tegen Samsung Bioepis NL B.V. bij de rechtbank Den Haag heeft hierover enige verduidelijking gegeven. In deze blog gaan we dieper in op de feiten van de zaak, de uitspraak, maar ook de relevantie voor de praktijk.

Feiten van de zaak

Amerikaanse onderneming Jansen Biotech Inc. ('Jansen') is de houder van ABC’s voor een geneesmiddel genaamd 'Stelara'. Dit is een antilichaammedicijn voor de behandeling van de ziekte van Crohn, colitis ulcerosa, plaque psoriasis en artritis psoriasis. Jansen heeft ABC's in Italië, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk. Het ABC biedt een aanvullende termijn van bescherming na het verlopen van het oorspronkelijke octrooi dat Stelara beschermt. Samsung Bioepis NL B.V. ('Samsung') is een generieke geneesmiddelenfabrikant die een generiek alternatief voor Stelara heeft ontwikkeld, genaamd 'SB17'. Samsung is van plan om dit geneesmiddel in Denemarken en Italië te produceren en op te slaan, met de bedoeling het beschikbaar te stellen in deze landen na het verlopen van de ABC's, en bovendien het geneesmiddel te exporteren naar andere landen. Conform de productievrijstellingsverordening heeft Samsung Jansen via een kennisgeving op 24 oktober 2023 op de hoogte gesteld van zijn intentie. Op 30 oktober 2023 heeft Samsung ook de landen aangekondigd waarnaar ze zullen exporteren, namelijk het Verenigd Koninkrijk, Canada en Zuid-Korea. Ze verklaarden bovendien dat ze deze landen de handelsvergunningsreferentienummers zullen verstrekken zodra ze deze ontvangen.

Wat staat ter discussie?

Over de intenties van Samsung gaf Jansen aan dat Samsung geen geldig beroep kan doen op de in artikel 5, lid 2, sub a, onder i en ii van het ABC-certificaat neergelegde productievrijstelling voor export naar derde partijen. Dit werd aangegeven om de volgende redenen:
  1. De vrijstelling was niet geldig omdat er geen referentienummers van de handelsvergunningen werden verstrekt in de kennisgeving;
  2. Er zijn nog steeds geldige octrooien in de landen waarnaar Samsung van plan is te exporteren; en
  3. De productievrijstellingsverordening verleent Samsung niet het recht om opslag voor export in de EU uit te voeren.

Uitspraak van de rechtbank

De rechtbank het bezwaar van Jansen en oordeelde dat Samsung productievrijstelling heeft voor export naar andere landen. Daarom is Samsung vrij om door te gaan met de productie en opslag van SB17. In haar beslissing heeft de rechtbank zich uitgesproken over alle drie de redenen voor het bezwaar van Jansen, die als volgt luiden:
  1. Referentienummers van de handelsvergunningen zijn niet vereist op het moment van verzending van de kennisgeving. Het vereisen hiervan zou Samsung onnodig vertragen en het doel van de Productievrijstellingsverordening, namelijk het mogelijk maken van concurrentie tussen fabrikanten in en buiten de EU, ondermijnen.
  2. De productievrijstellingsverordening beoordeelt niet of er geldige octrooirechten zijn in de landen waarnaar SB17 zal worden geëxporteerd. Als Samsung ervoor kiest om naar een land te exporteren waarvan ze weten dat er octrooirechten zijn, is het aan Jansen om inbreukprocedures in dat land in te stellen.
  3. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de productievrijstellingsverordening opslag voor export niet expliciet noemt, het wel aangeeft dat andere vereiste handelingen voor export zijn toegestaan. Het impliciet toestaan van opslag voor een redelijke termijn wordt aangenomen volgens gebruikelijke praktijken.

Relevantie voor de praktijk

Deze uitspraak onderstreept de cruciale rol van de productievrijstellingsverordening voor generieke geneesmiddelenfabrikanten, waardoor ze competitiever kunnen opereren en snel kunnen reageren op de vraag vanuit de markt. Generieke fabrikanten hebben dus nu meer zekerheid over hun positie in de markt en de mogelijkheid om hun producten sneller te distribueren. Dit is positief nieuws voor de generieke fabrikanten, zeker in tijden van een geneesmiddelentekorten. Heeft u vragen over octrooien of ABC’s? Neem contact op met onze octrooigemachtigde of een van onze juristen. Magdaleen Jooste 3 [post_title] => Wat betekent de productievrijstellingsverordening van fabrikanten van generieke geneesmiddelen? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wat-betekent-de-productievrijstellingsverordening-van-fabrikanten-van-generieke-geneesmiddelen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-01-31 10:57:05 [post_modified_gmt] => 2024-01-31 09:57:05 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=40921 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 40923 [post_author] => 7 [post_date] => 2024-01-30 16:34:44 [post_date_gmt] => 2024-01-30 15:34:44 [post_content] => Het aanbod op de Nederlandse woningmarkt is al jaren krap. Door de enorme vraag naar (betaalbare) woningen is de concurrentie groot en moeten kopers snel beslissen of zij een bod uit willen brengen. Hierdoor blijft er vaak maar weinig tijd over om de woning grondig te controleren, en is de kans groter dat er een woning aangekocht wordt die later niet volledig aan de verwachtingen blijkt te voldoen. In bepaalde gevallen kan de koper dan terugvallen op het non-conformiteitsvereiste uit het BW: de verkoper is op grond van dit vereiste namelijk verplicht om een zaak over te dragen die beantwoordt aan de overeenkomst.

Het non-conformiteitsvereiste in het BW

Het non-conformiteitsvereiste is terug te vinden in artikel 7:17 van het BW. Dit artikel bepaalt dat een afgeleverde zaak aan de overeenkomst moet beantwoorden. Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst als die, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper daarover heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag hierbij in ieder geval verwachten dat de woning de eigenschappen bezit die nodig zijn om deze normaal te kunnen gebruiken. Een soortgelijke bepaling is daarom ook vaak terug te vinden in de koopovereenkomst. Uit artikel 7:17 BW volgt echter dat een koper zich niet kan beroepen op de omstandigheid dat een zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, indien dit hem ten tijde van het sluiten van de overeenkomst bekend was of redelijkerwijs bekend kon zijn. Er rust dus een onderzoeksplicht op de koper: van hem wordt verwacht dat hij de aangekochte zaak goed onderzoekt of laat onderzoeken voordat hij overgaat tot het sluiten van de koop.

Het normale gebruik van een woning

De koper mag op grond van artikel 7:17 BW verwachten dat de gekochte woning eigenschappen bezit die nodig zijn voor een normaal gebruik. Volgens de Hoge Raad houdt dit in dat een woning bewoond moet kunnen worden op een voldoende veilige manier, met een redelijke mate van duurzaamheid en zonder dat het woongenot wezenlijk wordt aangetast. Toch zal niet ieder gebrek het normale gebruik van een woning belemmeren. De Hoge Raad hanteert namelijk een uitgangspunt waarbij de koper, afhankelijk van de ouderdom en de prijs van de woning, tot op zekere hoogte rekening dient te houden met een bepaalde mate van meteen te verrichten (achterstallig) onderhoud, ook al was de noodzaak daartoe ten tijde van het sluiten van de koop niet direct zichtbaar. Een koper van een reeds bestaande woning kan en mag dus niet verwachten dat de woning de eigenschappen heeft van een nieuwe woning.

De onderzoeks- en mededelingsplicht

In het kader van artikel 7:17 BW rust er een onderzoeksplicht op de koper. Voor de kenbaarheid van gebreken geldt in zijn algemeenheid dat als een koper aanleiding heeft om te twijfelen aan de staat waarin de zaak zich bevindt, van hem verwacht mag worden dat hij daarnaar onderzoek zal laten verrichten. Als de koper nalaat onderzoek te verrichten terwijl dat redelijkerwijs wel van hem gevergd had mogen worden, en dat onderzoek het gebrek ook aan het licht zou hebben gebracht, zal in beginsel geen sprake zijn van een gebrek dat voor de koper niet kenbaar was. Uit de jurisprudentie volgt dat hier wel een mededelingsplicht van de verkoper tegenover staat. Indien de verkoper weet dat een woning bepaalde gebreken heeft waarvan de aanwezigheid en/of de ernst niet zonder nader onderzoek kenbaar is, zal hij hiervan mededeling moeten doen aan de koper. Komt de verkoper de verplichting niet na, is hij naar oordeel van het hof voor dit gebrek aansprakelijk, in de meeste gevallen ook als het gebrek voor de koper wel kenbaar was. Hierdoor bestaat de kans dat de koper en de verkoper tijdens een geschil over non-conformiteit van een woning naar elkaar blijven wijzen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad prevaleert de mededelingsplicht echter boven de onderzoeksplicht. De koper mag in beginsel namelijk vertrouwen op de juistheid van de mededelingen van de verkoper. Wel kan hier in verband met de omstandigheden van het geval een uitzondering op worden gemaakt, zoals volgt uit deze uitspraak van de Hoge Raad.

Conclusie

Bij de aankoop van een woning is het aan de verkoper om een woning af te leveren die beantwoordt aan de overeenkomst. Als de woning later niet aan de verwachtingen blijkt te voldoen, is vereist dat de ontdekte gebreken het normale gebruik van de woning in de weg staan. Het is dan ook verstandig om bij de aankoop van een woning duidelijk vast te leggen wat er bedoeld wordt met ‘normaal gebruik’. Hierbij moeten eventuele gebreken in verband met de ouderdom en de aankoopprijs van de woning in acht genomen worden. De koper heeft tijdens het aankoopproces een onderzoeksplicht. Indien hij twijfelt over de staat waarin de woning zich bevindt, mag daarom van hem verwacht worden dat hij daarnaar onderzoek zal laten verrichten. Doet de koper dit niet, kan er later in beginsel geen sprake zijn van een gebrek dat voor de koper niet kenbaar was. De verkoper heeft tijdens het aankoopproces echter ook de plicht om de koper in te lichten over de gebreken waarmee hij bekend is. Indien de verkoper deze verplichting niet nakomt, is hij in de meeste gevallen aansprakelijk. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad prevaleert deze mededelingsplicht boven de onderzoeksplicht, aangezien de koper in beginsel mag vertrouwen op de juistheid van de mededelingen van de verkoper. Hier kan in bepaalde gevallen wel een uitzondering op worden gemaakt, waardoor u als koper altijd alert moet blijven! Heeft u vragen over non-conformiteit in het kader van de aankoop van een woning? Neem dan contact op met een van onze specialisten! Marc Heuvelmans 1 [post_title] => In welke gevallen levert de aankoop van een woning non-conformiteit op? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => in-welke-gevallen-levert-de-aankoop-van-een-woning-non-conformiteit-op [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-01-30 16:34:44 [post_modified_gmt] => 2024-01-30 15:34:44 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=40923 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 40916 [post_author] => 73 [post_date] => 2024-01-29 10:52:15 [post_date_gmt] => 2024-01-29 09:52:15 [post_content] => Verslavingen gaan vaak gepaard met ernstige medische en sociale problematiek. In sommige gevallen is een opname noodzakelijk om een verslaafde goed te kunnen helpen, ook al is dit tegen de wil van deze persoon. Zo’n gedwongen behandeling roept echter principiële vragen op over de persoonlijke vrijheid en autonomie van de betrokkene. Wanneer is verslaving voldoende reden om iemand tegen zijn wil op te nemen? Zorginstellingen, die vaak de eerste signalen opvangen, hebben moeite met het beantwoorden van deze vraag. Deze vraag speelde ook in een zaak die tot de Hoge Raad is gekomen. Het ging om een verzoek tot een zorgmachtiging voor een 35-jarige man met een ernstige alcoholverslaving. Zowel de officier van justitie als de rechtbank achtten gedwongen behandeling noodzakelijk. Tegen dit oordeel stelde de betrokkene, de man in kwestie, cassatie in. In deze blog wordt dit arrest nader geanalyseerd. Wat waren de feiten, hoe oordeelde de rechterlijke instanties en wat betekent dit voor de praktijk van de gedwongen zorgverlening aan verslaafden?

Feiten

De 35-jarige betrokkene in deze zaak kampte al geruime tijd met overmatig alcoholgebruik. Hij was hierdoor meermaals opgenomen in een ziekenhuis. Ook vertoonde hij tekenen van ondervoeding en ging zijn gezondheid snel achteruit. Zijn arts stelde dat betrokkene zonder behandeling waarschijnlijk binnen enkele maanden zou overlijden aan de gevolgen van zijn alcoholgebruik. De officier van justitie verzocht daarom de rechtbank om een zorgmachtiging voor gedwongen opname voor de duur van 6 maanden. De rechtbank stelde vervolgens in haar beslissing dat er sprake was van een psychische stoornis bij betrokkene en verleende de zorgmachtiging. Hierop ging betrokkene in cassatie.

Juridisch kader: zorgmachtiging bij verslaving

Verplichte zorg mag alleen worden verleend door middel van een door een rechter verleende zorgmachtiging. Eenieder (dus ook een zorginstelling) kan bij de gemeente een melding doen over een persoon voor wie de noodzaak tot geestelijke gezondheidszorg, die mogelijk verplicht verleend moet worden, moet worden onderzocht. Zorginstellingen zijn vaak de eerste die signalen opvangen van een persoon die mogelijk ernstig nadeel ondervindt van een psychische stoornis. Zij kunnen een belangrijke rol spelen in het beoordelen van de situatie en het vaststellen of er mogelijk een noodzaak is voor verplichte zorg. Wanneer mag iemand tegen zijn wil worden opgenomen voor behandeling van een verslaving? De Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) stelt hiervoor verschillende voorwaarden:
  1. Er moet sprake zijn van een psychische stoornis.
  2. Als gevolg van die stoornis bestaat een risico op ernstig nadeel voor de betrokkene of anderen.
  3. Er zijn geen mogelijkheden voor vrijwillige zorg.
  4. De verplichte zorg moet in verhouding staan tot het beoogde doel ervan. De verplichte zorg wordt afgewogen tegen het ernstig nadeel zonder de verplichte zorg, het causale verband.
Een alcohol- of drugsverslaving kan op zichzelf worden gezien als een psychische stoornis. Echter, de Hoge Raad heeft eerder bepaald dat deze omstandigheid op zichzelf niet genoeg is voor verplichte zorg. De verslaving moet zodanig ernstig zijn dat iemand hierdoor geen autonome keuzes meer kan maken. Hij moet als het ware een “willoos werktuig” van zijn verslaving zijn geworden. Pas dan is aan het vereisten van psychische stoornis voldaan. De rechtbank moet in haar beslissing dus goed motiveren waarom bij een persoon dit het geval is. Waaruit blijkt dat hij dermate in de greep van zijn verslaving is komen te zitten dat zijn wilsvorming ernstig is aangetast? Alleen aan de hand daarvan is een zorgmachtiging voor gedwongen behandeling proportioneel.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank kwam tot het oordeel dat de verslaving de betrokkenen in zijn greep had en dat zijn denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen zo ingrijpend werd beïnvloed dat betrokkene het ernstig nadeel, bestaande uit levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang, niet kan worden toegerekend. De betrokkene heeft geen blijk van inzicht in de ernst van zijn situatie, aldus de rechtbank. De rechtbank oordeelde daarom dat een verplichte opname gerechtvaardigd is om de betrokkene de kans te geven om op andere gedachten en tot herstel te komen. Daarna heeft de rechtbank overwogen dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis, zodat verplichte zorg nodig is. Daarna heeft de rechtbank vastgesteld dat er geen alternatieven zijn die minder ingrijpend zijn en hetzelfde doel bereiken, dat de aangedragen verplichte zorg proportioneel en naar verwachting doeltreffend is, en dat bij het kiezen van de juiste zorg rekening is gehouden met de vereisten om de maatschappelijke participatie van de betrokkene te stimuleren, evenals met diens veiligheid.

Cassatie

Namens de betrokkene uiteindelijk cassatie ingesteld. Allereerst wordt geklaagd dat de rechtbank blijk heeft gegeven van een psychische stoornis in de zin van de wet. Volgens het cassatiemiddel kan een verslaving, ook indien wordt aangenomen dat dit een psychiatrische ziekte is, niet tot het rechtsoordeel leiden dat de verslaving gepaard gaat met (andere) psychische stoornissen die gevaarlijke daden van de betrokkene in overwegende mate beheerst. Volgens het cassatiemiddel was daar in deze zaak geen sprake van en bleek dit uit noch de bestreden beschikking, noch uit de medische verklaring of de toelichting daarop op zitting (hetgeen ontbrak). De rechtbank zou hiermee onvoldoende hebben vastgesteld dat de betrokkene een “willoos werktuig” is geworden van zijn verslaving. Betrokkene zou er welbewust voor kiezen niet te willen stoppen met drinken van alcohol. Ten tweede wordt geklaagd dat het ook onduidelijk is gebleven of de rechtbank het vereiste causaal verband tussen de psychische stoornis en ernstig gevaar heeft vastgesteld.

Oordeel op de cassatiemiddelen

De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad stelde dat gezien de diagnose en hetgeen door diverse deskundigen ter zitting is verklaard, de rechtbank de door de Hoge Raad geformuleerde maatstaf niet heeft miskend. Deze conclusie is in het licht van de medische verklaring en het zorg-/behandelplan niet onbegrijpelijk en voldoende gemotiveerd, aldus de Procureur-Generaal. Tevens volgt uit de conclusie dat het ernstig nadeel wordt veroorzaakt door het gedrag van betrokkene (te weten het overmatig drinken van alcohol) dat voortvloeit uit de psychische stoornis, waardoor ook de tweede klacht faalt. Uiteindelijk oordeelt de Hoge Raad dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking.

Conclusie

De vraag of aan het wettelijk stoornisbegrip wordt voldaan is in geval van verslavingsziekte dikwijls niet eenvoudig te beantwoorden. Dat geldt ook voor de onderhavige zaak. Het verzoek tot zorgmachtiging moet met uiterste zorgvuldigheid voorbereid worden. Zorginstellingen die aan de hand van signalen vermoeden hebben dat verplichte zorg nodig is dienen deze signalen goed te noteren in het medisch dossier en een melding doen bij het college van burgemeesters en wethouders. De zorginstelling moet er ook voor zorgen dat alle procedures en de uitvoering van de zorg in overeenstemming zijn met de Wvggz en andere relevante wet- en regelgeving. Heeft u als zorginstelling behoefte aan advies, of heeft u vragen over de procedures die u kunt doorlopen? Neem contact op met een van onze medewerkers! Jody Esveldt 1 [post_title] => Wanneer kan een verslaving aanleiding vormen voor gedwongen opname? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wanneer-kan-een-verslaving-aanleiding-vormen-voor-gedwongen-opname [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-01-29 10:52:15 [post_modified_gmt] => 2024-01-29 09:52:15 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=40916 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 40792 [post_author] => 73 [post_date] => 2024-01-26 09:03:58 [post_date_gmt] => 2024-01-26 08:03:58 [post_content] =>

Inleiding

De afgelopen jaren is private equity steeds actiever geworden op de zorgmarkt en is er veel te doen over dit onderwerp. Waar in 2019 nog ongeveer de helft van de investeringen bij grote zorginstellingen werd gedaan door private equity, was dit percentage in 2022 met zo’n 10% gestegen. Transacties in de Nederlandse zorgsector worden dus in steeds grotere mate gedomineerd door private equity. In deze blog staan we daarom stil bij de gevolgen van private equity in de zorg.

Wat is private equity?

Private equity is een veelgebruikte verzamelnaam voor investeringen door gespecialiseerde fondsen of bedrijven die in (privé)bedrijven participeren. Investeringsmaatschappijen kopen bedrijven buiten de beurs om op, vaak met als doel om deze in waarde te laten groeien en na een aantal jaar met winst door te verkopen of naar de beurs te brengen.

Waarom is de zorgsector aantrekkelijk?

De zorg lijkt voor private investeerders in eerste instantie niet de meest makkelijke sector om geld in te verdienen. Het is een streng gereguleerde sector en op grond van de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) zijn er strikte voorwaarden voordat een zorginstelling mag overgaan tot winstuitkering. Tevens ligt er een wetsvoorstel voor de Wet Integere Bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wibz) waarin een winstuitkeringsverbod is opgenomen dat mogelijk gehele zorgsoorten uitsluit van winstuitkering. De zorg is vanouds echter een stabiele sector. De vraag naar zorg blijft veelal op ongeveer hetzelfde niveau en dit maakt de sector aantrekkelijk voor investeerders die willen investeren in een markt zonder te veel schommelingen. De vergrijzing en de toenemende vraag naar zorg bieden daarnaast ook in de toekomst kansen voor stabiele en voorspelbare inkomstenstromen. Ook zijn er in de zorg nog veel kleine zorgaanbieders actief. Deze worden door investeerders vaak opgekocht, waarna ze worden toegevoegd aan grotere ketens die fondsen in handen hebben.  Als kleine zorgaanbieders samengaan met grotere ketens, kunnen ze de voordelen van grootschaligheid benutten. Dit houdt in dat ze toegang krijgen tot een gecentraliseerd administratief systeem, voordeliger kunnen inkopen en best practices kunnen uitwisselen. Dergelijke integratie kan resulteren in een efficiëntere bedrijfsvoering en lagere operationele kosten. Tevens bieden innovaties in de zorg een directe en significante impact op de gezondheid en het welzijn van mensen. Dit geeft investeringen in de zorgsector niet alleen een financiële waarde, maar ook een maatschappelijke waarde. FactFriday Private equity

Twijfel over de gevolgen voor de zorg

Over de toegevoegde waarde van private equity in de zorgsector zijn de meningen echter verdeeld. Critici zijn van mening dat het leveren van zorg en het behalen van rendement niet samengaan, en dat de zorg geen verdienmodel is. Investeerders zouden daarnaast soms fors overbieden om een praktijk binnen te kunnen halen. Om dit geld terug te kunnen verdienen zou flink bezuinigd worden, waardoor men vreest voor een afname in de kwaliteit van de zorg en de zorg steeds duurder wordt. Voorstanders zijn echter van mening dat het kapitaal van investeerders juist gebruikt kan worden om te investeren in verbetering van de zorg. Private equity brengt ook vaak netwerken en kennis van de markt mee. Door te investeren in innovatieve medische apparatuur, digitale gezondheidsoplossingen zoals telezorg en e-health, en onderzoek en ontwikkeling, kunnen zorgaanbieders hun serviceaanbod verbeteren en betere gezondheidsuitkomsten bereiken. Dit kan leiden tot een hogere patiënttevredenheid en -retentie, wat uiteindelijk resulteert in financiële voordelen voor de zorginstellingen en aantrekkelijke rendementen voor de investeerders. Ook kan door middel van digitalisering het groeiende personeelstekort in de zorgsector mogelijk opgelost worden. Daarnaast zou private equity een uitkomst kunnen bieden voor  gepensioneerde huisartsen die nu vaak geen opvolger kunnen vinden voor hun praktijk. Steeds minder jonge huisartsen willen praktijkhouder worden, waardoor de continuïteit van huisartsenpraktijken in het geding komt. Afgelopen jaar heeft Maarten Hijink, destijds kamerlid van de SP, een aantal vragen aan het voormalige kabinet gesteld over de toenemende activiteit van private equity in de zorgsector. Volgens Ernst Kuipers, destijds minister van VWS, bracht de opkomst van private equity in de zorg mogelijk een aantal risico’s met zich mee. Zo moest ervoor gewaakt worden dat het belang van de investeerders niet boven het belang van goede en toegankelijke zorg kwam te staan. Door Kuipers werd echter ook erkend dat acquisitie door private equity voor een prikkel kon zorgen die zou leiden tot meer innovatie in de zorgsector. Het was hierbij voornamelijk van groot belang dat alle partijen in de zorg zich aan de geldende wet- en regelgeving zouden houden.

Toezicht

Toezichthouders en zorgverzekeraars houden de veranderende Nederlandse zorgsector nauwlettend in de gaten om de kwaliteit van de zorg te kunnen garanderen. Zo heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) in april 2023 een aanwijzing gegeven aan de commerciële huisartsenketen Centric Health. De spoedzorg van de huisartsenketens voldeed niet aan de eisen van de Landelijke Huisartsenvereniging, waardoor verbetering noodzakelijk was om nadere maatregelen te voorkomen. Inmiddels voldoen de praktijken weer aan de eisen, of zijn zij niet langer onderdeel van het bedrijf. Eerder deze maand werd bekend dat de commerciële huisartsenketen Co-Med afgelopen zomer terecht op de vingers is getikt door de IGJ, zo oordeelde de interne bezwarencommissie van het ministerie van VWS. De IGJ greep deze zomer in nadat er klachten waren binnengekomen over de bij de keten aangesloten huisartsenpraktijken. Deze zouden onvoldoende bereikbaar zijn en de zorg zou daarnaast tekortschieten. Hierdoor voldeed Co-Med niet aan de wettelijke normen, waardoor hun patiënten gezondheidsrisico’s liepen. Door de opgelegde aanwijzing kreeg Co-Med een week de tijd om aan de richtlijnen te kunnen voldoen. Indien dit niet zou lukken, werden er boetes opgelegd. In november 2023 kwam daarnaast naar buiten dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de overname van twee huisartsenpraktijken in Bergen op Zoom door Co-Med had geblokkeerd. De NZa was er niet van overtuigd dat Co-Med na 1 januari 2024 voldoende huisartsenzorg voor patiënten kon garanderen. Twee eerdere overnameplannen van Co-Med bleken daarnaast niet goed te zijn verlopen, volgens de NZa was er destijds echter nog geen juridische grond om de overnames af te wijzen.

Conclusie

De zorgsector in Nederland wordt in steeds grotere mate gedomineerd door private equity. Het is een aantrekkelijke sector voor investeerders die willen investeren in een markt zonder al te veel schommelingen. De meningen over de gevolgen van private equity in de zorg zijn nogal verdeeld. De opkomst van private equity brengt een aantal risico’s met zich mee, maar daarnaast zijn er ook een aantal voordelen te benoemen. Om de kwaliteit in de zorgsector te kunnen blijven garanderen houden toezichthouders en zorgverzekeraars de veranderende zorgsector nauwlettend in de gaten. Heeft u vragen of wilt u meer informatie? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen! Jody Esveldt 1             [post_title] => Opkomst van private equity in het Nederlandse zorgstelsel [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => opkomst-van-private-equity-in-het-nederlandse-zorgstelsel [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-01-26 09:03:58 [post_modified_gmt] => 2024-01-26 08:03:58 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=40792 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 40882 [post_author] => 12 [post_date] => 2024-01-24 14:20:35 [post_date_gmt] => 2024-01-24 13:20:35 [post_content] => Sinds 1 januari 2021 is de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) in werking getreden. Deze wet biedt ondernemers met een in de kern gezonde onderneming de kans om hun onderneming te herstructureren buiten faillissement. Schulden worden geherstructureerd door een akkoord aan te bieden aan schuldeisers en/of aandeelhouders van de onderneming. In deze blog wordt de invloed van de WHOA op de huurrechtpraktijk besproken.

Mogelijkheid tot opzegging van lopende overeenkomsten

Tijdens een WHOA-procedure kan de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige een voorstel doen aan de wederpartij tot wijziging of beëindiging van een duurovereenkomst, zoals een huurovereenkomst waarover hieronder verder wordt gesproken. Indien de verhuurder niet instemt met het voorstel van de huurder, kan de schuldenaar-huurder of de herstructureringsdeskundige deze overeenkomst opzeggen als aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Zo moet het akkoord uiteindelijk door de rechtbank worden gehomologeerd en moet de rechtbank hierbij nadrukkelijk toestemming geven voor de eenzijdige opzegging van de huurovereenkomst door de huurder. De opzegging vindt in beginsel van rechtswege plaats op de dag waarop het akkoord door de rechtbank is gehomologeerd tegen een door de rechtbank te bepalen termijn waarbij een termijn van maximaal 3 maanden door de wetgever redelijk wordt geacht. Na deze eenzijdige opzegging heeft de benadeelde recht op vergoeding van de schade die hij lijdt vanwege beëindiging van de overeenkomst. De schuldenaar of herstructureringsdeskundige heeft vervolgens echter de mogelijkheid om deze schadevergoeding op te nemen in het akkoord, waardoor de schade van de verhuurder uiteindelijk slechts gedeeltelijk vergoed wordt. Over het algemeen wordt aangenomen dat ook leegstandsschade in dit geval voor vergoeding in aanmerking komt. Als een onderneming een WHOA-traject start is de kans aannemelijk dat deze ook huurachterstanden heeft en/of dat andere vorderingen van verhuurders deel uitmaken van het akkoord. Verhuurders kunnen tijdens een WHOA-procedure dus te maken krijgen met aanpassing of gedeeltelijke afboeking van een huurvordering wegens opzegging of wijziging van de huurovereenkomst. Het is voor verhuurders niet eenvoudig om opzegging van een huurovereenkomst in het kader van de WHOA te voorkomen; er kan slechts bezwaar gemaakt worden tegen de opzegging op de grond dat de toestand van onvermijdelijke insolventie afwezig is. Wel kan een verhuurder zich verzetten tegen goedkeuring van het akkoord.

Aandachtspunten voor verhuurders

Door invoering van de WHOA is de huurovereenkomst niet meer onaantastbaar gebleken. Dit brengt een aantal aandachtspunten voor verhuurders met zich mee. Zo blijft het voor een verhuurder wel mogelijk om bedongen zekerheden uit te winnen voor het deel van de vorderingen dat niet wordt voldaan uit het akkoord. Ook bevestigt de jurisprudentie dat een verhuurder de rechtbank kan verzoeken om een aantal voorzieningen te treffen en op die manier invloed uit te oefenen. Om het zekerheidsrecht goed uit te kunnen oefenen, is het van belang dat verhuurders in hun huurovereenkomst en/of garantieverstrekking duidelijk omschrijven voor welke schade en vorderingen deze kan worden gebruikt. De verhuurder kan de derde die garant staat voor deze schade dan aanspreken in het geval dat de verhuurder betrokken raakt bij een WHOA-traject. Hierbij moet wel rekening gehouden worden met de omstandigheid dat een deel van de schadevordering al betrokken wordt in het te homologeren akkoord. Aangezien dit deel normaal gesproken vergoed zal worden, dient de derde slechts aangesproken worden voor de schade die buiten het akkoord valt.

Jurisprudentie

Inmiddels zijn er een aantal uitspraken gepubliceerd over huurovereenkomsten in de WHOA. Zo werd door de rechtbank in Limburg een akkoord gehomologeerd dat ook voorzag in de eenzijdige opzegging van de huurovereenkomst met de verhuurder. De verhuurder had verzocht tot afwijzing van de homologatie, maar slaagde niet in dit verzoek. Volgens de verhuurder was hij op basis van het akkoord slechter af dan bij faillissement van de schuldenaar, de rechtbank ging hier echter niet in mee. Een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland bevestigt dat een verhuurder invloed kan uitoefenen op de manier waarop het WHOA-traject verloopt. In casu was de schuldenaar een WHOA-traject gestart en was er daarnaast al verzocht om een herstructureringsdeskundige te benoemen. De schuldenaar stelde het verzoek in om een afkoelingsperiode in te stellen, waarna de verhuurder voorstelde om een aantal voorzieningen te treffen. De rechtbank wees een deel van deze voorzieningen toe, waardoor de verhuurder invloed uitoefende op het proces. In 2023 oordeelde de rechtbank Amsterdam daarnaast in een geschil over het aanspreken van een bankgarantie. Het regresverbod uit de Faillissementswet houdt in dat de derde voor het bedrag dat hij na de homologatie van het akkoord voldoet aan de schuldeiser geen verhaal kan nemen op de schuldenaar. De bank was van mening dat dit regresverbod niet van toepassing was op een bankgarantie. Voor zover de bankgaranties wel onder het toepassingsbereik zouden vallen, gold dat het regresverbod niet van toepassing is voor zover de regresvorderingen zijn gedekt door zekerheid. De rechtbank ging hier echter niet in mee en stelde dat het regresverbod uit de WHOA ruim moest worden uitgelegd. Op grond van de wet kan daardoor in zulke gevallen geen verhaal worden genomen op de schuldenaar.

Conclusie

De WHOA biedt een schuldenaar of herstructureringsdeskundige een ruime opzegmogelijkheid voor het wijzigen of beëindigen van lopende (huur)overeenkomsten. Hierdoor heeft de WHOA ook consequenties voor verhuurders, aangezien zij tijdens een WHOA-procedure te maken kunnen krijgen met aanpassing, wijziging of gedeeltelijke afboeking van een huurvordering. De mogelijkheden om hier tegenin te gaan zijn voor de verhuurder vrij beperkt. Wel bestaat er voor verhuurders de mogelijkheid om zich te verzetten tegen goedkeuring van het akkoord zelf en kan een verhuurder de rechtbank verzoeken om een aantal voorzieningen te nemen. Om nadelige situaties te voorkomen staat het de verhuurder vrij om een garantsteller aan te spreken in het geval van opzegging of wijziging van de huurovereenkomst in een WHOA-procedure. Hierbij is het van belang dat de verhuurder op voorhand in de huurovereenkomst duidelijk omschrijft voor welke schade en voor welke vorderingen een derde garant staat. Deze derde kan dan aangesproken worden in het geval dat de verhuurder wordt geconfronteerd met aanpassing of gedeeltelijke afboeking van een huurvordering wegens opzegging of wijziging van de huurovereenkomst. Bent u zelf een verhuurder en heeft u vragen over welke consequenties de WHOA voor u heeft? Of bent u een huurder met een schuldenpositie die geherstructureerd moet worden? Neem dan contact op met een van onze specialisten en laat beoordelen of u gebruik kunt maken van de WHOA om uw bedrijf weer renderend te krijgen! Daan Schalken 2 [post_title] => Verhuurders opgelet: pas op voor de WHOA! [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => verhuurders-opgelet-pas-op-voor-de-whoa [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-07-16 17:58:22 [post_modified_gmt] => 2024-07-16 15:58:22 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=40882 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 40837 [post_author] => 16 [post_date] => 2024-01-23 11:04:17 [post_date_gmt] => 2024-01-23 10:04:17 [post_content] => Bestuurder verliest macht over het stuur en veroorzaakt hiermee een auto-ongeval. De passagier loopt letsel op maar krijgt niet haar volledige schade vergoed.

Het gebeuren

Op 15 april 2019 is een passagier een verkeersongeval overkomen. Zij zat op de bijrijdersstoel toen de bestuurder de macht over het stuur verloor, waarna de auto van de weg afraakte en in een sloot nabij de afrit belandde. De bestuurder had lachgas gebruikt. De passagier droeg alleen de heupgordel. De andere gordelband bevond zich achter haar rug.

Letsel

Het slachtoffer heeft ernstig letsel opgelopen. Zij had meerdere wervelfracturen en fracturen in het linker scheenbeen, de rechterenkel en rechterhand. Zij was 14 dagen opgenomen in het ziekenhuis waarna een langdurige revalidatie volgde. Zij werkte op een kinderdagverblijf maar heeft inmiddels een WIA uitkering. Haar schade is dan ook waarschijnlijk aanzienlijk.

Aansprakelijkstelling

Het slachtoffer heeft de verzekeraar van de bestuurder aansprakelijk gesteld. De verzekeraar heeft aansprakelijkheid erkend. Echter de verzekeraar past op de letselschade tevens een korting toe. De verzekeraar stelt zich op het standpunt dat er sprake is van eigen schuld van het slachtoffer aan het ontstaan van haar schade. De verzekeraar vergoedt daarom slechts 50% van de schade. Het slachtoffer is het hier niet mee eens en stapt naar de rechter. Zij eist 100% vergoeding van haar letselschade.

Oordeel Rechtbank voor wat betreft het gordelgedrag

Het slachtoffer heeft de gordel niet juist gedragen en dit kan haar worden toegerekend. Het niet of niet juist dragen van de gordel  leidt tot een eigen schuld percentage van 25%. De stelling van het slachtoffer dat zij een korset droeg [om esthetische redenen] en daarom de gordel op andere wijze heeft gedragen doet hier niet aan af.

Oordeel rechtbank voor wat betreft het lachgasgebruik van de bestuurder

De verzekeraar stelt dat het slachtoffer zelf ballonnen met gas zou hebben gevuld en aangereikt aan de bestuurder. Dit is niet bewezen, aldus de rechter. Aan de bestuurder kan in ieder geval worden toegerekend dat hij tijdens het autorijden lachgas heeft ingenomen. Deze gedraging weegt zwaar. Het slachtoffer heeft op haar beurt onvoldoende gedaan om de bestuurder te beletten om lachgas te gebruiken.

Eigen schuld percentage

De rechtbank komt op een eigen schuldpercentage van 40% voor het slachtoffer. Wel vindt de rechtbank dat er plaats is voor een billijkheidscorrectie. Gelet op de ernst van de gemaakte fouten van de bestuurder maar ook gelet op de ernst van het letsel bij het slachtoffer. Op basis van billijkheid komt de rechter op een eigen schuld van 30%. Het slachtoffer krijgt dan ook 70% van haar schade vergoed.

Conclusie

Passagiers let dus op dat je niet instapt in de auto van een bestuurder die alcohol of drugs heeft genomen. Mocht het onverhoopt tot een ongeval leiden en loopt de passagier hierbij letsel op dan kan er korting plaatsvinden op de vergoeding van de letselschade. Op grote schade, zoals onderhavige, is dit zelfs meer dan de spreekwoordelijke slok op een borrel. Ook bij het niet [juist] dragen van de gordel zal de volledige letselschade niet vergoed worden. Alleen als blijkt dat hetzelfde letsel ook was ontstaan bij het [juist] dragen van de gordel is een gordelkorting niet gerechtvaardigd. Het slachtoffer zal dit echter moeten bewijzen. Voor de bestuurder kan het nog zo uitpakken dat de verzekeraar de uitgekeerde letselschade aan de passagier verhaalt op de bestuurder. Hierbij de volledige uitspraak. Edith de Koning [post_title] => Letsel door lachgas en onjuiste gordel: Passagiers eigen verantwoordelijkheid? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => letsel-door-lachgas-en-onjuiste-gordel-passagiers-eigen-verantwoordelijkheid [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-01-23 11:10:18 [post_modified_gmt] => 2024-01-23 10:10:18 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=40837 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 40813 [post_author] => 71 [post_date] => 2024-01-18 13:43:19 [post_date_gmt] => 2024-01-18 12:43:19 [post_content] => Ook overheden maken gebruik van generatieve kunstmatige intelligentie, oftewel generatieve AI. Een van de vraagstukken rondom generatieve AI betreft auteursrecht: kan er auteursrecht rusten op met generatieve AI gemaakt werk en zo ja, wie is dan de rechthebbende? En hoe zit het met de data of input die wordt gebruikt, waar vaak ook auteursrecht op rust? Recent werd een stuk gepubliceerd met daarin advies over het gebruik van AI door medewerkers van Rijksoverheidsorganisaties. Daaruit blijkt dat men het probleem rondom auteursrecht erkent. Het advies gaat uit van normale kantoorhandeling, dus niet van kerntaken van de overheid. Ook kijkt het advies specifiek naar online toepassingen van generatieve AI, zoals Midjourney en ChatGPT. Het adviesstuk behandelt enkele aspecten van generatieve AI, waaronder dus het auteursrecht. Er wordt erkend dat niet duidelijk is hoe het zit met het auteursrecht van degenen die voor de input zorgen, oftewel de data die het AI-programma voedt. Enerzijds zijn de makers van de AI zelf niet transparant over welke werken men gebruikt bij het scrapen voor data, en aan de andere kant is vanuit de wet en de rechtspraak ook nog geen duidelijk wat wel en niet mag bij scraping op het gebied van auteursrecht. Vanuit de staat wordt geaccepteerd dat hierdoor, in ieder geval in theorie, twee risico’s worden gecreëerd: (i) het gebruik van een generatieve AI-toepassing kan tot auteursrechtinbreuk leiden en (ii) de output  - het met behulp van AI gemaakte werk - kan mogelijk ook weer tot auteursrechtinbreuk leiden. Juist mede vanwege het gebrek aan transparantie en omdat er (nog) geen regelgeving is, zijn deze risico’s niet goed in te schatten. In het adviesstuk wordt de Staat daarom ook voorlopig afgeraden om gebruik te maken van online generatieve AI in afwachting van betere juridische handvatten, of deze zo te gebruiken dat juridische risico’s zoals auteursrechtinbreuk worden uitgesloten.

Advies

Wij adviseren organisaties om interne richtlijnen te maken voor het gebruik van AI tools zoals ChatGPT, Midjourney, etc. Wij noemen dit een AI policy. Met afspraken over:
  • Wie mag beslissen over het gebruiken van welke AI tools
  • Wat zijn de criteria bij de aanschaf/abonnementen op AI tools
  • Zijn we hierover transparant en naar wie
Wij kunnen een op maat AI policy voor organisaties opstellen. Zie ons aanbod op AI Policy – BG.legal Hierbij het betreffende advies. Yvonne Vetjens 1 [post_title] => AI, auteursrecht en de Rijksoverheid [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => ai-auteursrecht-en-de-rijksoverheid [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-01-18 13:43:19 [post_modified_gmt] => 2024-01-18 12:43:19 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=40813 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 40797 [post_author] => 68 [post_date] => 2024-01-18 12:05:47 [post_date_gmt] => 2024-01-18 11:05:47 [post_content] => Prada is misschien wel een van de meest iconische modehuizen. Kenmerkend voor de waren van Prada is de driehoekvorm of -patroon die vaak terug te zien is in Prada-tassen en kleding. In 2022 heeft Prada bij het Bureau van Intellectuele Eigendom van de Europese Unie (EUIPO) geprobeerd een merkrecht te verkrijgen door haar driehoekpatroon als merk aan te vragen. Deze aanvraag werd in eerste instantie afgewezen, wegens een gebrek aan “inherent onderscheidend vermogen”. Vervolgens tekende Prada beroep aan tegen deze beslissing van het EUIPO. Prada In deze blog ga ik in op het onderscheidend vermogen van een merk in het algemeen, en behandel ik vervolgens de beslissing bij het Board of Appeal (BoA) bij het EUIPO.

Onderscheidend vermogen

Om een merkrecht te kunnen verkrijgen, is het belangrijk dat het teken ‘onderscheidend vermogen’ heeft. Dit betekent dat het teken in staat moet zijn om de waren van de ene partij te identificeren en te onderscheiden van de waren van een andere partij. Sommige merken bezitten van meet af aan een sterk vermogen om zich van andere merken te onderscheiden. Dit wordt ook wel een inherent onderscheidend vermogen genoemd. Het onderscheidend vermogen kan echter in de loop van de tijd toenemen, door bijvoorbeeld goede marketing. Dit wordt bij een merkrecht ook wel inburgering genoemd.

Het driehoekpatroon van Prada

Bij de Board of Appeal (BoA) ging het om de vraag of het driehoekpatroon van Prada genoeg onderscheidend vermogen bezit, zodat dit patroon als merk ingeschreven kan worden. Volgens Prada zou het zeer gebruikelijk zijn om in de modebranche patronen te gebruiken. Hierdoor zou de consument inmiddels gewend zijn geworden om patronen te associëren met bepaalde modemerken. Het BoA ging echter, net als het EUIPO, niet mee in het betoog van Prada. Het driehoekpatroon van Prada moet volgen het BoA gezien worden als een eenvoudig en alledaags figuratief patroon, dat niet op een bijzondere wijze afwijkt van traditionele driehoekpatronen. Daarmee mist Prada’s driehoekpatroon in beginsel de onderscheidende kenmerken die nodig zijn om voor merkenrechtelijke bescherming in aanmerking te komen. Vervolgens zou bekeken kunnen worden of het driehoekpatroon door het gebruik daarvan wel inmiddels onderscheidend vermogen heeft verkregen. Prada heeft echter afgezien om een beroep te doen op de uitzonderingsgrond voor het verkrijgen van onderscheidend vermogen door frequent gebruik daarvan.

Conclusie

Het bedenken van een merk kan een lastige klus zijn. Je zult immers een passende naam en/of logo moeten creëren voor de waren en/of diensten die je wil aanbieden. Daarbij is minstens net zo belangrijk na te gaan of het bedachte teken aan alle vereisten voor merkenrechtelijke bescherming voldoet. Het onderscheidend vermogen maakt daar onderdeel van uit. Heeft u een vraag over merkrecht? Of wenst u een merkregistratie te verrichten? Neem contact op met een van onze specialisten! Britt van den Branden nieuw 1 [post_title] => Het driehoekpatroon van Prada: voldoende onderscheidend vermogen voor een merkrecht? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => het-driehoekpatroon-van-prada-voldoende-onderscheidend-vermogen-voor-een-merkrecht [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-01-18 12:06:55 [post_modified_gmt] => 2024-01-18 11:06:55 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=40797 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 40693 [post_author] => 10 [post_date] => 2024-01-11 08:57:36 [post_date_gmt] => 2024-01-11 07:57:36 [post_content] => Het aantonen dat beschikt wordt over een kwaliteitssysteem dat gelijkwaardig is aan een bepaalde ISO certificering verlangt geen externe audit. Wel dat mede afhankelijk van wat een inschrijvingsleidraad zegt over wat gelijkwaardigheid inhoudt, aangetoond wordt hoe de kwaliteit daadwerkelijk is gewaarborgd. Dat laatste kan onder meer ook als op het moment van inschrijving een ISO-certificering wordt doorlopen en men vervolgens ook daadwerkelijk over het certificaat komt te beschikken.

Wat zijn de feiten?

Het KNMI houdt een Europese niet openbare aanbestedingsprocedure voor de ontwikkeling, beheer, onderhoud en doorontwikkeling van de KNMI App. Ten behoeve van de selectie is er een selectieleidraad. Daarin is als geschiktheidseis vermeld “Kwaliteitsmanagementsysteem ISO 9001 of gelijkwaardig”. De geschiktheidseis is een knock-out criterium. Het niet voldoen aan de geschiktheidseis leidt tot uitsluiting. In de Nota van Inlichtingen wordt uitleg gegeven aan onder meer de term “gelijkwaardigheid”. Het antwoord op een vraag luidt: “Een ISO certificering vertelt het KNMI dat, wanneer u zegt dat u kwaliteit borgt, inzicht heeft in (bedrijfs)risico en hierop acteert, u dit ook kunt waarmaken (het is immers getoetst). Als u geen ISO-certificering heeft, dan is het belangrijk voor het KNMI dat u beschrijft op welke manier u kwaliteit borgt, op welke manier u (bedrijfs)risico's inzichtelijk maakt en hoe u vervolgens zowel kwaliteitsmanagement als risicomanagement uitvoert. Gelijkwaardigheid is: -   Een kwaliteitshandboek met beleidsverklaring en een handtekening van het management.                   -   Een beschrijving van het kwaliteitssysteem met beleidsverklaring en handtekening van het  management.” Eiseres is kort geding stelt dat voor het verkrijgen van een ISO9001-certificaat een externe audit nodig is, die jaarlijks dient te worden herhaald. Om aan te tonen dat een kwaliteitssysteem gelijkwaardig is aan ISO9001 dient volgens eiseres daarom ook een externe audit te worden overgelegd. Nu niet is gebleken dat de combinatie aan wie de opdracht gegund is, dat heeft gedaan, moet volgens eiseres worden geconcludeerd dat de combinatie niet voldoet aan de bewuste geschiktheidseis. Fact Friday aanbesteding

Wat vindt de voorzieningenrechter?

De voorzieningenrechter volgt eiseres daar niet in. In de Aanbestedingswet noch in de Inschrijvingsleidraad is een expliciete procedure opgenomen voor het beoordelen van gelijkwaardigheid, anders dan met de beantwoording van een vraag dat gelijkwaardigheid is: “- Een kwaliteitshandboek met beleidsverklaring en een handtekening van het management.                                - Een beschrijving van het kwaliteitssysteem met beleidsverklaring en handtekening van het management.” De rechter vervolgt. Dat de gelijkwaardigheid alleen kan worden bewezen met een verklaring van een externe partij blijkt hier niet uit. Het accepteren van andere bewijzen inzake gelijkwaardige maatregelen is juist bestemd voor de situatie dat een ondernemer het betreffende certificaat niet binnen de gestelde termijnen kan verwerven om redenen die hem niet aangerekend kunnen worden. Het ligt dan niet voor de hand dat die ondernemer dan om geldig te kunnen inschrijven wel eerst nog een externe audit zou moeten laten verrichten. Het ligt veeleer voor de hand dat in een dergelijke situatie de aanbestedende dienst beoordeelt of de overgelegde bewijzen voldoende zijn om de gelijkwaardigheidstoets te doorstaan. Die beoordeling zal uiteraard wel moeten plaatsvinden door een ter zake deskundige beoordelaar. De Staat heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat dat hier het geval is geweest, door toe te lichten dat de beoordeling heeft plaatsgevonden door een toetser van het KNMI die meer dan twintig jaar ervaring heeft met kwaliteitsmanagement en ook verantwoordelijk is voor de certificering en hercertificering van ISO9001 voor het KNMI. Eiseres aldus de voorzieningenrechter, kan worden gevolgd in haar standpunt dat voor de gelijkwaardigheid van belang is in hoeverre de kwaliteit daadwerkelijk is gewaarborgd op dat moment. Uit het antwoord op vraag volgt echter dat de Staat ook daarop beoordeelt (“Als u geen ISO-certificering heeft, dan is het belangrijk voor het KNMI dat u beschrijft op welke manier u kwaliteit borgt, op welke manier u (bedrijfs)risico's inzichtelijk maakt en hoe u vervolgens zowel kwaliteitsmanagement als risicomanagement uitvoert”). Dat de beoordeling hiervan in dit geval de toets der kritiek heeft doorstaan acht de voorzieningenrechter niet onbegrijpelijk, omdat is gebleken dat een van de deelnemers aan de combinatie op het moment van inschrijving de procedure van ISO-certificering doorliep en vervolgens ook daadwerkelijk over het certificaat is komen te beschikken. Voor de volledige uitspraak zie rechtspraak.nl. Rik Wevers 2             [post_title] => Voor aantonen gelijkwaardigheid in aanbesteding is een externe audit niet nodig [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => voor-aantonen-gelijkwaardigheid-in-aanbesteding-is-een-externe-audit-niet-nodig [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-01-11 08:57:36 [post_modified_gmt] => 2024-01-11 07:57:36 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=40693 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 40713 [post_author] => 86 [post_date] => 2024-01-10 16:30:49 [post_date_gmt] => 2024-01-10 15:30:49 [post_content] => Bij het aanvragen van een octrooi voor een uitvinding moet de uitvinder worden aangewezen. Traditioneel was de enige uitvinder een natuurlijk persoon, en dus was het vanzelfsprekend om zo'n natuurlijk persoon als uitvinder aan te wijzen. Met de voortgang van kunstmatige intelligentie ("AI") en AI die steeds meer een essentieel hulpmiddel wordt in de ontwikkeling van uitvindingen, rees de vraag of AI al dan niet als uitvinder kan worden vermeld. Over het antwoord op deze vraag laat het Verenigd Koninkrijk geen twijfel bestaan - het is een duidelijke nee.

De beslissende zaak - Achtergrond

In een recente Britse zaak van Thaler v Comptroller lag de focus op twee octrooiaanvragen. De aanvrager daarvan, Dr. Stephen Thaler ("Thaler"), wees zijn AI-machine genaamd DABUS aan als de autonome uitvinder van de geoctrooieerde uitvindingen. De geoctrooieerde uitvindingen waren respectievelijk een voedselcontainer en een waarschuwingslicht. Omdat de aanvrager niet dezelfde was als de uitvinder, moest Thaler aangeven hoe hij de rechten van DABUS had verkregen om octrooiaanvragen in te dienen. Hij verklaarde dat hij door eigenaarschap van de machine de rechten op de uitvindingen had verkregen.

Beslissing

In eerste instantie werden de octrooiaanvragen om twee redenen afgewezen. Ten eerste kon AI niet worden beschouwd als een natuurlijk persoon zoals vereist in de Octrooiwet. Ten tweede is louter eigenaarschap van een machine niet voldoende om eigendom te verwerven van de creaties van de machine. Op basis van deze redenen werden de octrooiaanvragen geacht te zijn ingetrokken. Duidelijk niet tevreden hiermee, ging Thaler in hoger beroep en kwam uiteindelijk bij de Hoge Raad (Supreme Court) uit. Hier oordeelde de Hoge Raad dat AI geen uitvinder kan zijn in een octrooiaanvraag. Deze beslissing volgt in de voetsporen van beslissingen van de Europese, Amerikaanse en Australische rechtbanken in overeenkomstige rechtszaken van Thaler.

Reden voor de beslissing

Bij het nemen van deze beslissing overwoog de Raad drie vragen, namelijk:
  1. Wat is de reikwijdte en betekenis van de term "uitvinder" zoals vermeld in de Octrooiwet?
  2. Was Thaler feitelijk de eigenaar van een uitvinding gemaakt door DABUS en dus gerechtigd om een octrooiaanvraag in te dienen?
  3. Was het juist om te concluderen dat de aanvragen moesten worden ingetrokken?
Op de eerste vraag oordeelde de Raad dat volgens de wet een uitvinder een natuurlijk persoon moet zijn. Dus, bij gebrek aan de menselijke aard van DABUS, kon DABUS niet worden aangewezen als uitvinder van de in de octrooiaanvragen beschreven uitvindingen. Op de tweede vraag oordeelde de Raad dat het louter feit dat Thaler eigenaar is van DABUS, hem niet het recht geeft op eigendom van diens creaties. Daarom was Thaler niet de eigenaar van de uitvinding en had hij dus geen recht om de octrooiaanvragen in te dienen. Op de derde vraag oordeelde de Raad dat de octrooiaanvragen niet voldeden aan de formele eisen voor een octrooiaanvraag omdat, zoals hierboven uiteengezet, geen uitvinder of gerechtigde aanvrager was aangewezen. Dus bevestigde de rechtbank dat het inderdaad correct was om de octrooiaanvragen in te trekken.

Effect van de beslissing op onderzoeks- en ontwikkelingsorganisaties

Deze beslissing zal een grote invloed hebben op sectoren die sterk afhankelijk zijn van octrooiaanvragen, zoals life sciences en farmaceutica. Deze beslissing bevestigt dat uitvindingen die autonoom zijn gecreëerd met behulp van AI geen aanspraak zullen kunnen maken op octrooibescherming, wat deze sectoren mogelijk berooft van aanzienlijke inkomsten. Bijgevolg zullen deze sectoren hun benaderingen van de integratie van AI in hun onderzoeks- en ontwikkelingsfasen moeten heroverwegen. Bij een dergelijke heroverweging moeten strategische maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat AI nooit de autonome uitvinder zal zijn van enige uitvinding. Om dit te bereiken, moet menselijke betrokkenheid naast AI gedurende het ontwikkelingsproces van de uitvinding worden gehandhaafd. Samenwerking tussen menselijke uitvinders en AI-technologieën is cruciaal om een natuurlijk persoon als uitvinder aan te wijzen. Bijgevolg zullen sectoren in aanmerking komen om octrooiaanvragen in te dienen voor uitvindingen waarbij AI tijdens de ontwikkeling ervan is gebruikt. Hierbij de Engelse versie. Magdaleen Jooste 3 [post_title] => AI als uitvinder in een octrooi? Nee. [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => ai-als-uitvinder-in-een-octrooi-nee [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-01-10 16:30:49 [post_modified_gmt] => 2024-01-10 15:30:49 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=40713 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 40921 [post_author] => 86 [post_date] => 2024-01-31 10:57:05 [post_date_gmt] => 2024-01-31 09:57:05 [post_content] =>

Inleiding

In de farmaceutische industrie is elke dag zonder de lancering van een generiek geneesmiddel cruciaal. Fabrikanten kijken dus uit naar het einde van octrooien of aanvullende beschermingscertificaten (ABC's) om hun producten op de markt te brengen. Ideaal gezien streven fabrikanten naar een lancering van hun generieke versie op de eerste dag na het verlopen van de termijn. De Europese Unie (EU) heeft de Productievrijstellingsverordening nr. 2019/933 ingesteld om generieke fabrikanten te helpen hun geneesmiddelen gereed te maken voor lancering op de eerste dag na het verlopen van het ABC-certificaat. Deze verordening staat opslag van het geneesmiddel toe tot zes maanden voor het certificaat verloopt en faciliteert tevens de productie van het generieke geneesmiddel in een EU-land voor export naar andere landen. Maar wat zijn de beperkingen en vereisten van deze productievrijstellingsverordening? De zaak Jansen Biotech Inc. tegen Samsung Bioepis NL B.V. bij de rechtbank Den Haag heeft hierover enige verduidelijking gegeven. In deze blog gaan we dieper in op de feiten van de zaak, de uitspraak, maar ook de relevantie voor de praktijk.

Feiten van de zaak

Amerikaanse onderneming Jansen Biotech Inc. ('Jansen') is de houder van ABC’s voor een geneesmiddel genaamd 'Stelara'. Dit is een antilichaammedicijn voor de behandeling van de ziekte van Crohn, colitis ulcerosa, plaque psoriasis en artritis psoriasis. Jansen heeft ABC's in Italië, Denemarken en het Verenigd Koninkrijk. Het ABC biedt een aanvullende termijn van bescherming na het verlopen van het oorspronkelijke octrooi dat Stelara beschermt. Samsung Bioepis NL B.V. ('Samsung') is een generieke geneesmiddelenfabrikant die een generiek alternatief voor Stelara heeft ontwikkeld, genaamd 'SB17'. Samsung is van plan om dit geneesmiddel in Denemarken en Italië te produceren en op te slaan, met de bedoeling het beschikbaar te stellen in deze landen na het verlopen van de ABC's, en bovendien het geneesmiddel te exporteren naar andere landen. Conform de productievrijstellingsverordening heeft Samsung Jansen via een kennisgeving op 24 oktober 2023 op de hoogte gesteld van zijn intentie. Op 30 oktober 2023 heeft Samsung ook de landen aangekondigd waarnaar ze zullen exporteren, namelijk het Verenigd Koninkrijk, Canada en Zuid-Korea. Ze verklaarden bovendien dat ze deze landen de handelsvergunningsreferentienummers zullen verstrekken zodra ze deze ontvangen.

Wat staat ter discussie?

Over de intenties van Samsung gaf Jansen aan dat Samsung geen geldig beroep kan doen op de in artikel 5, lid 2, sub a, onder i en ii van het ABC-certificaat neergelegde productievrijstelling voor export naar derde partijen. Dit werd aangegeven om de volgende redenen:
  1. De vrijstelling was niet geldig omdat er geen referentienummers van de handelsvergunningen werden verstrekt in de kennisgeving;
  2. Er zijn nog steeds geldige octrooien in de landen waarnaar Samsung van plan is te exporteren; en
  3. De productievrijstellingsverordening verleent Samsung niet het recht om opslag voor export in de EU uit te voeren.

Uitspraak van de rechtbank

De rechtbank het bezwaar van Jansen en oordeelde dat Samsung productievrijstelling heeft voor export naar andere landen. Daarom is Samsung vrij om door te gaan met de productie en opslag van SB17. In haar beslissing heeft de rechtbank zich uitgesproken over alle drie de redenen voor het bezwaar van Jansen, die als volgt luiden:
  1. Referentienummers van de handelsvergunningen zijn niet vereist op het moment van verzending van de kennisgeving. Het vereisen hiervan zou Samsung onnodig vertragen en het doel van de Productievrijstellingsverordening, namelijk het mogelijk maken van concurrentie tussen fabrikanten in en buiten de EU, ondermijnen.
  2. De productievrijstellingsverordening beoordeelt niet of er geldige octrooirechten zijn in de landen waarnaar SB17 zal worden geëxporteerd. Als Samsung ervoor kiest om naar een land te exporteren waarvan ze weten dat er octrooirechten zijn, is het aan Jansen om inbreukprocedures in dat land in te stellen.
  3. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de productievrijstellingsverordening opslag voor export niet expliciet noemt, het wel aangeeft dat andere vereiste handelingen voor export zijn toegestaan. Het impliciet toestaan van opslag voor een redelijke termijn wordt aangenomen volgens gebruikelijke praktijken.

Relevantie voor de praktijk

Deze uitspraak onderstreept de cruciale rol van de productievrijstellingsverordening voor generieke geneesmiddelenfabrikanten, waardoor ze competitiever kunnen opereren en snel kunnen reageren op de vraag vanuit de markt. Generieke fabrikanten hebben dus nu meer zekerheid over hun positie in de markt en de mogelijkheid om hun producten sneller te distribueren. Dit is positief nieuws voor de generieke fabrikanten, zeker in tijden van een geneesmiddelentekorten. Heeft u vragen over octrooien of ABC’s? Neem contact op met onze octrooigemachtigde of een van onze juristen. Magdaleen Jooste 3 [post_title] => Wat betekent de productievrijstellingsverordening van fabrikanten van generieke geneesmiddelen? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wat-betekent-de-productievrijstellingsverordening-van-fabrikanten-van-generieke-geneesmiddelen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-01-31 10:57:05 [post_modified_gmt] => 2024-01-31 09:57:05 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=40921 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1400 [max_num_pages] => 140 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 68858eeeb9bf1ade69ec1f69963bb394 [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
Inleiding In de farmaceutische industrie is elke dag zonder de lancering van een generiek geneesmiddel cruciaal. Fabrikanten kijken dus uit naar het einde van octrooien of aanvullende beschermingscertificaten (ABC's) om...
Lees meer
Het aanbod op de Nederlandse woningmarkt is al jaren krap. Door de enorme vraag naar (betaalbare) woningen is de concurrentie groot en moeten kopers snel beslissen of zij een bod...
Lees meer
Verslavingen gaan vaak gepaard met ernstige medische en sociale problematiek. In sommige gevallen is een opname noodzakelijk om een verslaafde goed te kunnen helpen, ook al is dit tegen de...
Lees meer
Inleiding De afgelopen jaren is private equity steeds actiever geworden op de zorgmarkt en is er veel te doen over dit onderwerp. Waar in 2019 nog ongeveer de helft van...
Lees meer
Sinds 1 januari 2021 is de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) in werking getreden. Deze wet biedt ondernemers met een in de kern gezonde onderneming de kans om hun onderneming...
Lees meer
Bestuurder verliest macht over het stuur en veroorzaakt hiermee een auto-ongeval. De passagier loopt letsel op maar krijgt niet haar volledige schade vergoed. Het gebeuren Op 15 april 2019 is...
Lees meer
Ook overheden maken gebruik van generatieve kunstmatige intelligentie, oftewel generatieve AI. Een van de vraagstukken rondom generatieve AI betreft auteursrecht: kan er auteursrecht rusten op met generatieve AI gemaakt werk...
Lees meer
Prada is misschien wel een van de meest iconische modehuizen. Kenmerkend voor de waren van Prada is de driehoekvorm of -patroon die vaak terug te zien is in Prada-tassen en...
Lees meer
Het aantonen dat beschikt wordt over een kwaliteitssysteem dat gelijkwaardig is aan een bepaalde ISO certificering verlangt geen externe audit. Wel dat mede afhankelijk van wat een inschrijvingsleidraad zegt over...
Lees meer
Bij het aanvragen van een octrooi voor een uitvinding moet de uitvinder worden aangewezen. Traditioneel was de enige uitvinder een natuurlijk persoon, en dus was het vanzelfsprekend om zo'n natuurlijk...
Lees meer