WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[paged] => 105
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[paged] => 105
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] =>
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1448
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 1040, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 11470
[post_author] => 10
[post_date] => 2017-08-10 13:53:18
[post_date_gmt] => 2017-08-10 11:53:18
[post_content] =>
De Centrale Raad van Beroep heeft in een uitspraak van 27 juli 2017 geoordeeld dat het UWV ten onrechte heeft geweigerd vrouwelijke zelfstandigen in aanmerking te laten komen voor een uitkering in verband met zwangerschap en bevalling. De vrouwelijke zelfstandigen moet alsnog een passende compensatie worden geboden, aangezien zij op grond van het VN-Vrouwenverdrag recht hebben op enige vorm van bevallingsverlof met behoud van [een zeker] inkomen.
Deze zaak komt voort uit het feit dat in de periode tussen 1 augustus 2004 en 4 juni 2008 er geen wettelijke regeling bestond die voorzag in een zwangerschaps- en bevallingsuitkering voor vrouwelijke zelfstandigen. Vrouwelijke zelfstandigen die in die periode zijn bevallen, hebben derhalve toen geen uitkering in verband met hun zwangerschap en bevalling gekregen.
Een aantal vrouwelijke zelfstandigen heeft hierover –tevergeefs- geprocedeerd tot aan de Hoge Raad. Een klacht ingediend bij het comité dat toeziet op de uitvoering van het VN-Vrouwenverdrag was echter succesvol nu dat comité in 2014 stelde dat een passende schadevergoeding zou moeten worden geboden als compensatie. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft echter geweigerd die compensatie te bieden en hernieuwde aanvragen voor een uitkering door de bewuste vrouwelijke zelfstandigen, zijn door het UWV afgewezen. Deze afwijzing is vervolgens de opmaat geweest naar de procedure bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat uit het VN-Vrouwenverdrag volgt dat – bij wijze van nagestreefd minimumresultaat – iedere vrouw die –al dan niet in loondienst – arbeid verricht, recht heeft op enige vorm van bevallingsverlof met behoud van [een zeker] inkomen. Door de afschaffing in 2004 van de toen bestaande regeling voor zwangere zelfstandigen zonder overgangsregeling en zonder vervangende regeling, heeft de Staat zich niet gehouden aan zijn verplichting om een minimumresultaat inhoudende enige vorm van bevallingsverlof, te bereiken en te behouden. De weigering van het UWV om de vrouwelijke zelfstandigen in kwestie toch nog in aanmerking te laten komen voor een zwangerschaps- en bevallingsuitkering en het feit dat de Staat dus eerder heeft geweigerd betrokkenen een compensatie te verstrekken, maakt dat de besluitvorming van het UWV op de gedane aanvragen in strijd is met het recht.
Het UWV moet ervoor zorgen dat jegens de betrokken vrouwelijke zelfstandigen alsnog aan de verdragsverplichting wordt voldaan en dat zij dus alsnog enige vorm van vergoeding zullen ontvangen. Dat hoeft dus niet per se in de vorm van een uitkering op grond van de wetgeving zoals die luidde tot 1 augustus 2004 of vanaf 4 juni 2008. Van belang is dat dus via enigerlei compensatie er recht wordt gedaan aan het VN-Vrouwenverdrag.
Deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is interessant voor degenen die in de periode tussen 1 augustus 2004 en 4 juni 2008 en toen zijnde zelfstandige, zwanger waren en/of zijn bevallen maar nimmer enige vorm van uitkering ter zake hebben ontvangen. Met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep in de hand, kunnen zij zich desgewenst bij het UWV melden om met terugwerkende kracht enigerlei vorm van compensatie te verlangen.
Zie Uitspraak.
[post_title] => Bevallingsverlof voor vrouwelijke zelfstandigen
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => bevallingsverlof-vrouwelijke-zelfstandigen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2017-08-14 15:58:49
[post_modified_gmt] => 2017-08-14 13:58:49
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=11470
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 11466
[post_author] => 26
[post_date] => 2017-08-10 12:25:03
[post_date_gmt] => 2017-08-10 10:25:03
[post_content] =>
De zorg in Nederland is aan strenge regels gebonden. Dat geldt voor diverse terreinen, en is op zichzelf beschouwd een goede zaak. Keerzijde van de medaille is echter dat zorginstellingen vaak met zoveel regels te maken krijgen dat men door de bomen het bos niet meer dreigt te zien. Voor wat betreft de omgang met patiëntgegevens, geldt dat zeker.
Ik wil u graag wijzen op een recente wetswijziging. Het betreft een aanscherping van de rechten van patiënten in zorgrelaties. Dat leidt er onder meer toe dat er sinds afgelopen 1 juli een aantal extra rechten voor cliënten zijn ingevoerd en dat er vanaf 1 juli 2020 nog een aantal [verdergaande] verplichtingen op zorginstellingen zullen gaan rusten.
Om u te helpen door de bomen het bos te blijven zien, heb ik een document met aanvullende toelichting gemaakt [memo nieuwe privacyregels voor zorginstellingen] en daarnaast voeg ik de factsheet van de Rijksoverheid toe. Die laatste geeft veel informatie, maar niet alles is even duidelijk.
Ik ben ervan overtuigd dat u met beide documenten een goed overzicht hebt van de nieuwe plichten en dat u deze kunt gebruiken om uw organisatie, indien nodig, aan de wet te laten voldoen.
Mocht u hier inhoudelijke vragen over hebben dan kunt u contact opnemen met ondergetekende.
[post_title] => Zorgverleners opgelet, patiënten hebben meer rechten gekregen!
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => zorgverleners-opgelet-patienten-meer-rechten-gekregen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2017-08-10 12:25:03
[post_modified_gmt] => 2017-08-10 10:25:03
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=11466
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 11464
[post_author] => 26
[post_date] => 2017-08-10 12:03:44
[post_date_gmt] => 2017-08-10 10:03:44
[post_content] =>
Als beginnend bedrijf komt er veel op je af. Zeker juridisch zijn er diverse zaken om rekening mee te houden. Een van de uitdagingen ligt op het vlak van personeel.
Veel startups beginnen zonder personeel, maar als ze hard groeien of al wat langer bestaan, dan komt op een zeker moment de vraag op: wel of geen personeel in dienst nemen? Zeker wanneer een bedrijf door wil groeien, dan wordt al snel duidelijk dat dat niet kan zonder taken en verantwoordelijkheden te gaan verdelen. Die groei natuurlijk is leuk, maar het betekent ook dat je dan ineens werkgever wordt. Dat brengt weer veel nieuwe uitdagingen met zich mee.
Naast de voor de hand liggende zaken als het sluiten van arbeidsovereenkomst, bepalen van de hoogte van het salaris en dergelijke, gelden ook wat meer “exotische” verplichtingen die niet voor iedereen even duidelijk zijn. In deze blog zal ik juist de wat minder bekende onderwerpen benoemen en ook enige aanwijzingen geven ten aanzien van de vraag hoe daar verstandig mee omgegaan kan worden.
Toepassen van een CAO
Veel startup werkgevers zullen het liefst zelf de arbeidsvoorwaarden van hun personeel willen bepalen. In veel gevallen kan dat ook, maar er zijn ook situaties denkbaar waarbij dit niet het geval is. Dan is het van belang om te weten dat er in bepaalde branches zogenaamde algemeen verbindend verklaarde CAO’s gelden. Dat houdt in het kort in dat dan door de overheid wordt bepaald dat een geldende CAO, van toepassing wordt voor de hele branche. Daarmee wordt beoogd om zoveel mogelijk gelijkheid en een eerlijk speelveld binnen de betreffende branche te krijgen.
CAO’s gelden [meestal] als minimum aanspraken die werknemers hebben. Afwijken ten gunste van werknemers van de CAO’s is bijna altijd toegestaan maar afwijken ten nadele van de CAO kan in de regel niet.
Voordat je personeel in dienst neemt, is het daarom goed om te checken of er in jouw branche een algemeen verbindend verklaarde CAO is. Als die er is, dan kun je daar als werkgever ook niet onderuit. Hooguit, zou je kunnen proberen om vrijstelling te krijgen, maar daarvoor is meestal vereist dat er een andere CAO van toepassing is op de arbeidsovereenkomst die je met je werknemers hebt. Linksom of rechtsom is er dus een cao in die gevallen.
Ook is van belang dat er in principe niet twee CAO’s op dezelfde arbeidsovereenkomst van toepassing kunnen zijn. Dus ook in het geval dat je zelf een bepaalde CAO op het oog hebt, is het van belang om te weten of er een andere CAO is die mogelijk roet in het eten gooit.
Verplicht bedrijfstakpensioenfonds
Naast verplicht gestelde CAO’s, bestaat ook de mogelijkheid dat er in een bepaalde branche sprake is van een verplicht gesteld bedrijfstak pensioenfonds. Ook daar is sprake van een overheidsbesluit, op basis waarvan alle werknemers binnen een bepaalde branche verplicht zijn om deel te nemen aan het bedrijfstak pensioenfonds. Het is dus ook van belang om te checken of er in jouw branche een verplicht bedrijfstakpensioenfonds is.
Daarnaast is het ook van groot belang om alert te zijn wanneer personeel wordt ingehuurd of uitgeleend. Wanneer je als startup mensen inhuurt of zelf uitleent/detacheert aan anderen, dan kan er mogelijk sprake zijn van toepasselijkheid van het bedrijfstak pensioenfonds voor de personeelsdiensten [ook wel bekend als Stipp]. Het Stipp bedrijfstak pensioenfonds is niet sector gebonden, maar is van toepassing zodra een bedrijf zich bezig houdt met het ter beschikking stellen van arbeidskrachten. Daarvan kan, verbazingwekkend snel sprake zijn.
Let dus steeds goed op of er niet een verplicht gesteld pensioenfonds is waar jouw beginnende bedrijf mogelijk onder valt. En als het er wel is, zoek goed uit wat dit precies betekent!
Juiste kwalificatie van overeenkomsten
Als startup kan het aantrekkelijk zijn om freelancers/ZZP’ers/zelfstandigen [in wezen betekent dit allemaal hetzelfde] in te huren. Grootste voordeel daarvan is dat dit flexibiliteit geeft omdat de zelfstandigen vrij snel weer weg gestuurd kunnen worden zonder dat er een ingewikkeld ontslagstelsel roet in het eten gooit.
Houd er echter rekening mee, dat sprake is van een steeds strengere controle ten aanzien van personen en hun arbeidsverhouding. De overheid heeft als belangrijk aandachtspunt dat schijnconstructies tegen gegaan moeten worden. Onder schijnconstructies worden personen verstaan die op papier als zelfstandige werken, maar in feite niets anders zijn dan een gewone werknemer. Als startup werkgever is het dus van belang om er goed op toe te zien dat bij ingehuurd personeel sprake is van echte zelfstandigheid. Dat kan zich bijvoorbeeld uiten doordat het niet verplicht is om mee te werken aan een opdracht van jou als opdrachtgever. Maar ook dat de zelfstandige zijn eigen uren mag inrichten, dat hij in zijn eigen werkkleding rondloopt, enz.
Dit is van belang aangezien er bij een zogenaamde zelfstandige die eigenlijk werknemer is, vaak met terugwerkende kracht grote bedragen afgedragen zullen moeten worden aan de belastingdienst ter zake van onder meer werknemerspremies. Daarnaast geldt dat iemand dan ook de bescherming krijgt die het arbeidsrecht hem biedt en vaak leidt dat er ook toe dat er vervelende financiële consequenties zijn.
Als je als startup werkgever wel daadwerkelijke zeggenschap wil hebben over de inhoudelijke werkzaamheden en de manier waarop iemand zijn werk doet, maar tegelijkertijd niet gebonden wil zijn aan een werknemer in vaste dienst, dan kan het de moeite lonen om een uitzendbureau / detacheerder in te schakelen. Het voordeel daarvan is immers dat dan wel de mogelijkheid bestaat om iemand inhoudelijk aan te sturen, maar zonder risico dat die persoon ook wordt geacht werknemer te zijn van jou als startup. Het nadeel is vanzelfsprekend dat die constructies vaak duur zijn omdat ook het uitzendbureau / detacheerder betaald zal willen worden.
Conclusie
Voorgaande aandachtspunten zijn voorbeelden van een aantal onbekende gevaren waar je als nieuwe werkgever mogelijk tegenaan zult lopen. Dit is echter een sterk vereenvoudigde weergave en dit blog is dan ook zeker niet volledig. Ik sluit deze bijdrage af door aan te geven dat wanneer je daadwerkelijk personeel in dienst wil gaan nemen, het zeer aan te raden is om daarover in overleg te treden met een deskundige partij.
[post_title] => Voorkom dure fouten als nieuwe werkgever
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => voorkom-dure-fouten-als-nieuwe-werkgever
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2017-08-10 12:10:13
[post_modified_gmt] => 2017-08-10 10:10:13
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=11464
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 11440
[post_author] => 10
[post_date] => 2017-08-01 16:53:11
[post_date_gmt] => 2017-08-01 14:53:11
[post_content] =>
Bij het doen van inschrijvingen voor aanbestedingen worden [helaas] nogal eens fouten door de inschrijvers gemaakt. Een regelmatig terugkerende vraag is dan ook of en zo ja onder welke voorwaarden die fouten in een inschrijving door de inschrijver kunnen worden hersteld.
De belangrijkste vuistregels hiervoor zijn als volgt.
Een verbetering of aanvulling van een inschrijving is toegestaan wanneer deze klaarblijkelijk een eenvoudige precisering behoeft, of als het gaat om het rechtzetten van een kennelijke materiële fout.
Een aanbestedende dienst mag alleen een verzoek om verduidelijking doen nadat kennis is genomen van alle inschrijvingen.
Als een inschrijver om een aanvulling/verbetering wordt verzocht dan moeten alle inschrijvers die in dezelfde situatie verkeren op dezelfde manier worden behandeld.
Voorts dient het verzoek alle punten van de inschrijving te behandelen die nadere toelichting behoeven.
Een en ander mag er niet toe leiden dat door het herstel de inschrijver in werkelijkheid een nieuwe inschrijving doet.
Zo’n aanvulling of verbetering mag niet overkomen als ten onrechte in het voordeel of nadeel van een of meerdere inschrijvers.
Er moet niet in de aanbestedingsstukken zijn opgenomen dat het ontbrekende stuk of de ontbrekende informatie op straffe van uitsluiting moet worden verstrekt.
Echter, een verzoek om precisering kan niet het ontbreken verhelpen van een stuk dat of van informatie die volgens de aanbestedingsstukken verplicht dient te worden verstrekt, aangezien de aanbestedende dienst de door hemzelf vastgestelde criteria nauwgezet in acht dient te nemen.
De conclusie is tweeërlei. In de eerste plaats, het enkele feit dat de wet en/of een aanbestedingsleidraad voorziet in de mogelijkheid van een herstel van een fout in de inschrijving betekent nog niet dat de mogelijkheid tot herstel altijd maar moet worden geboden omdat een en ander immer zal moeten worden getoetst aan met name de in bovenstaand aangehaalde vuistregels. Daarnaast, zelfs wanneer in een aanbestedingsleidraad niet is opgenomen dat een stuk of informatie op straffe van uitsluiting moet worden verstrekt, dan nog lijkt de mogelijkheid van herstel van een stuk of van informatie dat verplicht diende te worden verstrekt, niet aanwezig te zijn omdat een aanbestedingsdienst de door hemzelf vastgestelde criteria nauwgezet in acht dient te nemen.
[post_title] => Herstel bij inschrijvingsfouten
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => herstel-bij-inschrijvingsfouten
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2017-08-01 16:53:11
[post_modified_gmt] => 2017-08-01 14:53:11
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=11440
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 11432
[post_author] => 26
[post_date] => 2017-07-27 13:48:17
[post_date_gmt] => 2017-07-27 11:48:17
[post_content] =>
In mijn serie blogs over Smart Mobility besteed ik aandacht aan de belangrijkste (juridische) aspecten van smart mobility. Ik omschrijf dat als het verbeteren van vervoersstromen door nieuwe technologie. In mijn eerste blog[1] besteedde ik al aandacht aan connected cars. In deze blog bouw ik daar op voort, en besteed (op veler verzoek) aandacht aan de vraag wie aansprakelijk is als het fout gaat.
Ik trek de aansprakelijkheidsvraag graag zo breed mogelijk, en zal de vraag beantwoorden waar (in algemene zin) de aansprakelijkheid rust in het geval dat een connected car of een self driving car schade veroorzaakt. Dus de situatie dat schade door het voertuig wordt veroorzaakt en niet door (een fout van) de bestuurder. In dat laatste geval is immers duidelijk dat de bestuurder aansprakelijk is volgens het geldende recht en de schade zal moeten vergoeden (via zijn verzekeraar).
Juridisch gezien is er een belangrijk onderscheid tussen de situatie dat er iemand achter het stuur zit (connected car), en de situatie waarin de auto echt autonoom rijdt (self driving car). In die laatste situatie zou ook nog van belang kunnen zijn of de bestuurder in staat is om te grijpen of niet.
Aansprakelijkheid bij een Connected Car
Veel moderne auto’s hebben al systemen waarbij de auto bijvoorbeeld zelf zijn baan houdt en de afstand tot de voorganger in de gaten houdt, alsmede de snelheid juist houdt t.o.v. het overige verkeer. Maar bijvoorbeeld ook (dynamische) cruise control bestaat al langer. Dit zijn technische toepassingen die de veiligheid in het verkeer ongetwijfeld vergroten. Kenmerkend element is wel dat de bestuurder op ieder moment zelf de controle weer kan overnemen.
Dat laatste punt is belangrijk, omdat hierdoor juridisch gezien eigenlijk geen onderscheid gemaakt kan worden met oudere auto’s die dergelijke technische toepassingen niet hebben. Aansprakelijkheid is in die gevallen geregeld in de wegenverkeerswet en het burgerlijk wetboek. Kort gezegd komt het erop neer dat de eigenaar of houder van een voertuig aansprakelijk is voor schade. Daarbij bestaat er een verzwaarde aansprakelijkheid voor gemotoriseerde weggebruikers die schade toebrengen aan niet gemotoriseerde weggebruikers (fietsers, voetgangers, geparkeerde auto’s, e.d.). Voor ongevallen tussen rijdende gemotoriseerde weggebruikers geldt het reguliere aansprakelijkheidsrecht en zal dus gekeken moeten worden naar de exacte toedracht van het ongeluk.
Aansprakelijkheid voor schade die is veroorzaakt door ‘normale’ auto’s is al grotendeels uitgekristalliseerd. Ik zal er dan ook verder niet op ingaan.
Aansprakelijkheid voor een self driving car
Er is minder duidelijkheid omtrent de aansprakelijkheidsvraag wanneer sprake is van een self driving car. Daarbij gaan we er hypothetisch vanuit dat er wel een persoon in de auto zit, maar dat deze op de achterbank zit zonder dat hij in de mogelijkheid is om de controle over het voertuig over te nemen. Overigens is het natuurlijk de vraag hoe dat in de toekomst zal zijn. Hebben autonome auto’s überhaupt nog een stuur en andere dingen die nodig zijn om een auto te besturen, of verdwijnt dat compleet?
Ik bespreek een tweetal scenario’s die zich voor zouden kunnen doen.
A.
Zoals gezegd gaan we uit van de situatie dat er geen bestuurder in de auto zit die kan ingrijpen als het fout gaat. De auto rijdt dus volledig autonoom, maar veroorzaakt helaas wel een ongeval, waarbij hij een fietser aanrijdt op een kruispunt. De fietser had voorrang, maar werd door de sensoren van de auto niet goed opgemerkt, waardoor de fietser werd aangereden.[2]
Een aantal zaken zijn dan van belang:
- Er is nog steeds sprake van een motorvoertuig in de zin van de Wegenverkeerswet. In de definitie van motorvoertuig is namelijk niet vermeld dat dit voertuig door een natuurlijke persoon bestuurd moet worden.
- Artikel 185 van de Wegenverkeerswet bepaalt dat wanneer een motorvoertuig schade veroorzaakt, dat de eigenaar of houder daarvoor aansprakelijk is, behoudens overmacht. Ook hier is voor de wet niet van belang of het motorvoertuig door een persoon wordt bestuurd.
- Alleen wanneer sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid bij de fietser (zich bewust voor de auto gooien), kan er grond zijn om aansprakelijkheid uit te sluiten. Daarvan is in dit geval geen sprake.
- De eigenaar, die op de achterbank zijn krantje zat te lezen, is aansprakelijk. Zijn verzekeraar zal de schade van de fietser moeten vergoeden. (De hoogte van de schade laten we even buiten beschouwing).
- Mogelijk zat er een fout in de sensoren. De (verzekeraar van de) eigenaar van de auto kan in dat geval overwegen om de fabrikant aansprakelijk te stellen voor het ongeval wegens een gebrekkig product.
B.
Een soortgelijke situatie zoals bij A., maar dit keer is sprake van een ongeval waarbij twee auto’s op elkaar botsen. De autonome auto botst tegen een andere auto (die wel door een mens wordt bestuurd). De autonome auto gaf geen voorrang aan de bestuurde auto, maar dat kwam doordat de bestuurde auto veel te hard reed. Beide partijen dragen dus een zekere mate van schuld aan het ongeval. Hoe zit de aansprakelijkheid dan?
- Er is sprake van twee motorvoertuigen die met elkaar in botsing zijn gekomen. Daardoor is artikel 185 van de Wegenverkeerswet niet van toepassing, aangezien schade veroorzaakt aan een rijdend motorvoertuig niet valt onder dat artikel.
- Het reguliere onrechtmatige daad recht is daarmee van toepassing. Aansprakelijk is degene die schade veroorzaakt bij een ander door het overtreden van een regel. De wet koppelt deze aansprakelijkheid wel aan een natuurlijke persoon.
- De autonome auto heeft de bestuurde auto aangereden, zonder dat de directe schuld hiervoor ligt bij de eigenaar van de autonome auto, die immers op de achterbank zat.
- Mogelijk is sprake van risicoaansprakelijkheid, vanwege een gebrek in het product. Niet vereist is daarvoor dat de bezitter wist dat er een gebrek was, maar wel dat er schade zou kunnen ontstaan in het geval van een gebrek. (6:173 BW)
- De bestuurder van de aangereden auto zou ook kunnen overwegen om de fabrikant van de autonome auto aan te spreken om basis van productaansprakelijkheid. De bewijslast rust dan wel op de bestuurder om aan te tonen dat de schade is veroorzaakt door een gebrek in het product. (6:185 e.v. BW).
- De wet is nog niet volkomen duidelijk voor dit soort situaties.
Conclusie
In het voorgaande ben ik beknopt ingegaan op de aansprakelijk voor schade, veroorzaakt door connected cars en self driving cars. Ik kwam tot de voorlopige conclusie dat connected cars in het verkeer niet anders zijn dan huidige auto’s. Autonome auto’s kunnen bij aanrijdingen met niet gemotoriseerde weggebruikers ook gelijkgesteld worden met de huidige auto’s. Lastiger is de vraag hoe het zit als een autonome auto een andere auto aanrijdt? De letterlijke tekst van de wet is daar momenteel niet heel duidelijk over, omdat de aansprakelijkheid wordt gekoppeld aan personen. Als er geen bestuurder in de auto zit, kan dat problemen oproepen. Tegelijkertijd zou aansprakelijkheid voor een gebrekkig product soelaas kunnen bieden voor de benadeelde. Dit levert wel een zwaardere bewijslast op.
Vooralsnog zal het zo’n vaart niet lopen, omdat het testen van self driving cars in gecontroleerde omstandigheden gebeurt. De vraag is ook hoe lang het nog duurt voordat er echt zelfstandige auto’s op onze wegen rijden. Wanneer er echt autonome auto’s op de weg gaan komen, is het verstandig dat de regering hier uitdrukkelijk aandacht aan besteedt.
Mijn volgende blog in deze serie zal gaan over data die de connected cars genereren, wie de eigenaar van die data is, en dus ook wat bijvoorbeeld autofabrikanten met de data kunnen en mogen doen.
Zie ook: branche Transport & Logistiek
[1] https://bg.legal/smart-mobility-en-juridische-aspecten-introductie
[2] Men gaat er van uit dat de reactie tijd van machines veel sneller is dan die van mensen, zodat de kans dat er een ongeval ontstaat zoals hier omschreven, kleiner zal worden in de toekomst.
[post_title] => Smart Mobility II: Aansprakelijkheid bij ongevallen
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => smart-mobility-ii-aansprakelijkheid-ongevallen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2017-07-27 14:25:51
[post_modified_gmt] => 2017-07-27 12:25:51
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=11432
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 11425
[post_author] => 10
[post_date] => 2017-07-24 16:52:16
[post_date_gmt] => 2017-07-24 14:52:16
[post_content] =>
Met ingang van 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd in verband met het aanwijzen van geliberaliseerde woningen voor middenhuur. Hierdoor krijgen gemeenten de mogelijkheid om in bestemmingsplannen naast de categorieën sociale huur, sociale koop en particulier opdrachtgeverschap ook geliberaliseerde woningen voor middenhuur als een aparte categorie aan te wijzen.
Een geliberaliseerde woning van middenhuur betreft een huurwoning met een aanvangshuurprijs van ten minste [€ 710,68 [prijspeil 2016] en ten hoogste een in een gemeentelijke verordening bepaalde, jaarlijks te indexeren aanvangshuurprijs, waarbij de instandhouding in die verordening voor ten minste tien jaar bij ingebruikname is verzekerd. De aanvangshuurprijs is exclusief servicekosten of voorschot voor nutsvoorzieningen.
Door het mogelijk te maken dat gemeenten huurwoningen in het middensegment als een aparte categorie opnemen in het bestemmingsplan, kan er door gemeenten meer worden gestuurd op een goede mix van verschillende categorieën van aan te bieden [huur]woningen.
[post_title] => Geliberaliseerde middenhuurwoningen in bestemmingsplan
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => geliberaliseerde-middenhuurwoningen-bestemmingsplan
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2017-07-24 16:59:12
[post_modified_gmt] => 2017-07-24 14:59:12
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=11425
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 11422
[post_author] => 8
[post_date] => 2017-07-18 12:24:42
[post_date_gmt] => 2017-07-18 10:24:42
[post_content] =>
Laatst kwam een vriend van mij uit Frankrijk vliegen. Hij had een half uur vertraging. Op mijn vraag waarom dat was, antwoordde hij: er zat een vader met kind in het vliegtuig en de papieren waren niet in orde. De Franse autoriteiten waren zeer streng en het kind mocht eigenlijk niet mee vliegen. Pas nadat naar de moeder was gebeld en er expliciet toestemming was verleend, kon het vliegtuig vertrekken.
Geldt dat bij ons ook? Ja ook bij ons heb je toestemming van de andere ouder nodig als je gezamenlijk gezag hebt over de kinderen en je alleen met de kinderen reist. Ook in de situatie dat je alleen het gezag hebt over de (minderjarige) kinderen geldt dit. Als de andere ouder dan op vakantie wil, zal ook toestemming nodig zijn van degene die het gezag heeft over het kind.
Neem je de kinderen mee naar het buitenland zonder toestemming van de andere ouder, dan noemen we dat: een minderjarige onttrekken aan het ouderlijk gezag. Om internationale kinderontvoering te voorkomen gaan de autoriteiten meer controles uitvoeren. Als je het dan niet goed geregeld hebt, kan dit voor een onaangename verrassing zorgen.
Hoe geven ouders toestemming?
Om de toestemming aan te tonen, hebben ouders een speciaal toestemmingsformulier nodig. Dit kan worden gedownload op www.rijksoverheid.nl. Ouders moeten dit per kind invullen en allebei ondertekenen.
Wat als u geen toestemming van de andere ouder krijgt?
Heeft u wel samen het gezag, maar weigert de andere ouder zijn of haar toestemming, dan is het mogelijk om via de rechter alsnog toestemming voor een vakantie naar het buitenland met de kinderen te krijgen. Hiervoor dient u een procedure tot ‘vervangende toestemming’ te voeren.
Sommige landen hebben aanvullende voorwaarden gesteld voor het reizen met minderjarigen. Voor advies kunnen mensen contact opnemen met de ambassade of het consulaat van het land van bestemming. Het is aan te raden om u goed voor te bereiden wanneer u als ouder alleen met uw kinderen reist.
De sectie Familierechtadvocaten van Bogaerts & Groenen advocaten leveren laagdrempelige en hoogwaardige kwaliteit. Onze vFas – mediators staan voor u klaar. Zo houden zij elke donderdagochtend van 09.00 tot 10.30u een gratis spreekuur in Villa Oldenburg te Vught. Ook in Oisterwijk, Tilburg, Boxtel en Son zijn de spreekuren gratis.
Voor meer informatie: zie gratis spreekuur.
Dit artikel is gepubliceerd in “073 Magazine” Juli 2017.
[post_title] => Toestemming nodig om op reis te gaan met je kinderen?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => toestemming-nodig-om-op-reis-gaan-kinderen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2017-07-24 15:32:10
[post_modified_gmt] => 2017-07-24 13:32:10
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=11422
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 11416
[post_author] => 10
[post_date] => 2017-07-17 16:45:21
[post_date_gmt] => 2017-07-17 14:45:21
[post_content] =>
De SlijtersUnie heeft de burgemeester van 's-Hertogenbosch verzocht om handhavend op te treden tegen Sligro, omdat Sligro volgens haar in strijd met de Drank- en Horecawet handelt door zonder vergunning particulieren alcohol te laten proeven en te verkopen.
De burgemeester heeft het verzoek van de SlijtersUnie [ook in bezwaar] afgewezen, omdat de Drank- en Horecawet niet van toepassing is op een groothandel. Er is volgens de burgemeester geen sprake van een slijtersbedrijf en ook niet van een horecabedrijf en daarom is er geen vergunning nodig en is er geen sprake van een overtreding.
De SlijtersUnie is het met de beslissing op bezwaar van de burgemeester oneens en gaat in beroep. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de SlijtersUnie een belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht [Awb] is. De burgemeester is daar in eerste instantie vanuit gegaan door inhoudelijk [in bezwaar] op het handhavingsverzoek te beslissen. Sligro is van mening dat dat ten onrechte is gebeurd en op de zitting bij de rechtbank heeft ook de burgemeester het standpunt ingenomen dat de SlijtersUnie geen belanghebbende is bij het verzoek om handhaving.
Om als belanghebbende in deze zaak te kunnen worden aangemerkt, is in elk geval vereist dat de leden van de SlijtersUnie in hetzelfde marktsegment werkzaam zijn als Sligro. De rechtbank beantwoordt deze vraag negatief en neemt daarbij onder meer in aanmerking dat Sligro zich nadrukkelijk niet op particulieren richt. De leden van de SlijtersUnie zijn dus naar het oordeel van de rechtbank niet werkzaam in hetzelfde marktsegment als Sligro.
Dit betekent dat de belangen van de SlijtersUnie niet rechtstreeks zijn betrokken bij de beslissing op haar verzoek om handhaving. Aangezien alleen een belanghebbende een aanvraag kan doen in de zin van de Awb, was het verzoek van de SlijtersUnie geen aanvraag in de zin van die wet. Dat betekent vervolgens ook dat de beslissing daarop geen besluit was in de zin van de Awb, en daartegen kon dus ook geen bezwaar worden gemaakt. De burgemeester had het bezwaar van de SlijtersUnie tegen de afwijzing van haar verzoek om handhaving dan ook niet-ontvankelijk moeten verklaren, in de plaats daarvan inhoudelijk te beslissen.
Om die reden is het beroep tegen het besluit op bezwaar gegrond en de rechtbank die zelf in de zaak voorziet, doet wat de burgemeester in bezwaar had moeten doen, namelijk het bezwaar van de SlijtersUnie alsnog niet-ontvankelijk verklaren.
Indien een oplettende lezer zich nu afvraagt of er überhaupt door de rechtbank een oordeel is geveld of Sligro wel of niet in strijd met de Drank- en Horecawet heeft gehandeld door zonder vergunning particulieren alcohol te laten proeven en te verkopen, luidt het antwoord hierop, neen. Deze uitspraak illustreert feilloos de werking van het bestuursprocesrecht waarin altijd het voorportaal van het zijn van belanghebbende bij een bestreden besluit moet worden gepasseerd wil vervolgens de eigenlijke inhoudelijke kwestie worden beoordeeld. Ook geldt de les dat zelfs al krijgt men die inhoudelijke beoordeling in bezwaar, dit nog niet betekent dat in beroep bij de rechter de kwestie niet alsnog op formeel juridische gronden kan worden afgedaan en waarmee in dit geval ongetwijfeld tot spijt van de SlijtersUnie, een inhoudelijke toets door de rechter achterwege blijft.
Zie volledige uitspraak.
Zie ook branche AgriFood
[post_title] => SlijtersUnie vraagt tevergeefs om handhavend optreden tegen Sligro
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => slijtersunie-vraagt-tevergeefs-om-handhavend-optreden-sligro
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2017-07-24 17:13:09
[post_modified_gmt] => 2017-07-24 15:13:09
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=11416
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 11382
[post_author] => 16
[post_date] => 2017-07-06 14:50:37
[post_date_gmt] => 2017-07-06 12:50:37
[post_content] => Zeer recent [17 juni jl.] is een Hema werknemer overleden ten gevolge van een heftruckongeval. De werknemer stond op een hoogwerker te werken toen hij werd aangereden door een heftruck. De hoogwerker viel om en de man overleed ter plekke. De arbeidsinspectie en het bedrijf zijn een onderzoek gestart.
In praktisch elk distributiecentrum wordt gebruik gemaakt van heftrucks voor het verplaatsen van goederen. Er zijn algemene eisen voor onderhoud, keuring, wijze van gebruik etc. Toch vinden er vaak ongevallen plaats, helaas ook met dodelijke afloop. Jaarlijks gebeuren er ongeveer 1700 incidenten met een heftruck [bron: HeftruckNederland].
Rijvaardigheid heftruckchauffeur
Bij veel heftruck ongevallen laat de rijvaardigheid te wensen over. Er zal eerst een opleiding gegeven moeten worden en instructies. Helaas zijn er nog steeds bedrijven die hier niet aan voldoen. Nu de economie aantrekt en er meer personeel nodig is wordt er door werkgevers minder zorgvuldig omgesprongen met de vereisten [ o.a. heftruckdiploma + herhalingsopleidingen].
Is de werkgever aansprakelijk?
Als er een bedrijfsongeval plaats vindt hoeft de getroffen werknemer slechts te stellen dat hij letsel heeft opgelopen in de uitvoering van zijn werk. De werkgever moet vervolgens bewijzen dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan.
Zorgplicht
De wettelijke zorgplicht stelt hoge eisen aan de werkgever. De werkgever moet zorgen voor een veilige werkomgeving:
- is de heftruckchauffeur voldoende opgeleid?
- zijn de heftrucks uitgerust met voldoende veiligheidsvoorzieningen?
- is in het magazijn de scheiding tussen voetgangers en heftrucks voldoende?
- is de heftruck voldoende onderhouden?
- hebben de magazijnmedewerkers veiligheidsschoenen aan?
- is er een verkeersreglement?
Etc.
De werkgever moet aldus een groot aantal voorzorgsmaatregelen treffen om een veilige omgeving te creëren. Daarnaast moet zij toezicht houden en regelmatig instrueren. Pas als de werkgever kan bewijzen aan deze uitgebreide zorgplicht te hebben voldaan is zij niet aansprakelijk. In de praktijk is een werkgever echter vrij snel aansprakelijk voor het ontstaan van ongevallen. Alleen het treffen van veiligheidsmaatregelen en instructie is niet voldoende. De werkgever moet zeer alert zijn op de naleving van de maatregelen en [dagelijks] blijven instrueren.
De werkgever is echter niet aansprakelijk als zij aan kan tonen dat de schade met of door de heftruck is ontstaan door opzet of roekeloos gedrag van de werknemer.
Uitspraak Rechtbank Midden Nederland 14 juni 2017
Op 18 juni 2014 heeft een werknemer een ongeval gehad waarbij hij zijn linker onderbeen en voet heeft verbrijzeld. De werknemer heeft gelijktijdig met een pompwagen de laatste twee beladen pallets verplaatst naar de rand van het perron, deze vielen door instabiliteit om op de been/voet van de werknemer. De werkgever geeft aan dat zelfs een kind kan bedenken dat het gevaarlijk is om gestapelde pallets te vervoeren.
De rechter geeft echter aan dat de werkgever haar werknemers duidelijk moet instrueren om pallets niet gestapeld te vervoeren of zelfs moet verbieden deze gestapeld te vervoeren. De instructies moeten ook herhaald worden en de werkgever moet erop toezien dat deze instructies ook nageleefd worden. De werkgever geeft nog aan dat de betreffende werknemer deskundig is. Echter dan nog moeten ook bij deze deskundige werknemer de instructies herhaald worden, aldus de rechter. De werkgever kan niet bewijzen dat hij de instructies heeft gegeven. De werkgever is aansprakelijk en moet de schade voldoen.
Conclusie
Het is vaak niet alleen de heftruckchauffeur die risico loopt maar ook andere magazijnmedewerkers. Het is daarom belangrijk dat de bestuurder in staat moet zijn om de heftruck veilig te kunnen bedienen, maar ook het magazijn moet veilig ingericht worden. Werkgevers moeten hun werknemers bewust maken van de veiligheidsrisico’s die er zijn. Daarnaast is het van belang om herhaaldelijk te instrueren en veel te controleren, ten einde een ongeval te voorkomen.
Dit artikel is gepubliceerd in "De Uitstraling", juni 2017.
[post_title] => Heftruckongevallen en aansprakelijkheid werkgever
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => heftruckongevallen-en-aansprakelijkheid-werkgever
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2019-06-05 11:59:18
[post_modified_gmt] => 2019-06-05 09:59:18
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=11382
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 11380
[post_author] => 26
[post_date] => 2017-07-05 16:15:50
[post_date_gmt] => 2017-07-05 14:15:50
[post_content] =>
In mijn eerste blog over dit onderwerp gaf ik al aan dat vanaf 25 mei 2018 de algemene verordening gegevensbescherming, oftewel de privacy verordening, van kracht wordt. Deze verordening heeft de status van een Europese wet en geldt rechtstreeks in de landen van de Europese Unie, en dus ook in Nederland.
In een aantal blogs ga ik in op de nieuwe plichten die op ondernemingen en publieke instellingen gaan rusten door deze verordening, zodat de lezer zo goed mogelijk de tijd kan nemen om zich voor te bereiden. In deze editie besteed ik aandacht aan het register van de verwerkingsactiviteiten.
Register van verwerkingsactiviteiten
Vanaf 25 mei 2018 is iedere verwerkingsverantwoordelijke (in de WBP nog: de verantwoordelijke genoemd) in de zin van de verordening verplicht om een register bij te houden van de verwerkingsactiviteiten met betrekking tot de persoonsgegevens, die onder de verantwoordelijkheid van de verwerkingsverantwoordelijke plaatsvinden. U bent een verwerkingsverantwoordelijke indien u het doel en de middelen voor verwerking van persoonsgegevens vaststelt.
Anders gezegd, indien u voor de dagelijkse activiteiten van uw onderneming of publieke instelling gebruik maakt van persoonsgegevens dan bent u daarvoor verantwoordelijk. Hieronder kunnen bijvoorbeeld de gegevens van uw eigen personeel vallen. In de verordening is opgesomd welke gegevens in dit register bijgehouden moeten worden. Voordat ik daaraan toe kom, wijs ik er echter op dat er een uitzondering is voor de plicht om een register bij te houden, indien de onderneming of publieke instelling minder dan 250 personen in dienst heeft. Die uitzondering geldt dan weer niet in het geval dat de verwerking van persoonsgegevens die de onderneming of publieke instelling doet, een risico inhoudt voor de rechten en vrijheden van de betrokkene, de verwerking niet incidenteel is, of de verwerking bijzondere categorieën van gegevens bevat.
Met andere woorden, op de uitzondering om het register bij te houden, bestaat ook weer een brede uitzondering. Dit betekent dus ook dat een groot deel van de ondernemingen en publieke instellingen, ook die met minder dan 250 man personeel, zich in ieder geval zullen moeten afvragen of op hen ook de plicht rust om het register bij te houden.
In dit register worden de volgende zaken in ieder geval vermeld:
- De naam en contactgegevens van de verwerkingsverantwoordelijke;
- De verwerkingsdoeleinden;
- Een beschrijving van de categorieën van betrokkene en van de categorieën van persoonsgegevens;
- De categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens worden verstrekt;
- Eventuele passende waarborgen indien de gegevens buiten de Europese Unie worden verplaatst;
- De termijnen waarbinnen de verschillende categorieën van gegevens worden gewist;
- Een algemene omschrijving van de technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen van de gegevens.
Naast de verwerkingsverantwoordelijke moet straks ook de verwerker (onder de huidige Wbp: de bewerker genoemd) ook een register bij gaan houden. In dit register moeten de volgende gegevens worden opgenomen:
- De naam en de contactgegevens van de verwerkers en van de verwerkingsverantwoordelijke;
- De categorieën van verwerkingen die onder de verantwoordelijkheid van de verwerkingsverantwoordelijke zijn uitgevoerd;
- Indien van toepassing, doorgiften van persoonsgegevens aan landen buiten de Europese Unie of een internationale organisatie;
- Een algemene beschrijving van de technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen.
Voor beide registers geldt dat de registratieplicht niet zover gaat dat per individueel geval geregistreerd moet worden welk persoonsgegeven precies van welke persoon worden bijgehouden. Wel moet iedere verwerkingsverantwoordelijke op ieder moment aan de toezichthoudende autoriteit (in Nederland is dat de Autoriteit Persoonsgegevens) inzage kunnen geven in de manier waarop persoonsgegevens worden verwerkt en welke categorie persoonsgegevens daarbij worden onderscheiden. Dit register moet in een schriftelijke vorm (elektronisch valt daar ook onder) zijn opgesteld. Het ligt voor de hand om een en ander dus in een Excel bestand of vergelijkbaar softwareprogramma op te slaan.
Concrete tips
Hoewel het dus niet verplicht is om per betrokkene bij te houden wat er exact is opgeslagen, op welk moment en waarom, is het wel raadzaam om dit zoveel mogelijk wel te doen en daar nu al mee te beginnen. Want hoewel het strikt genomen niet verplicht is voor dit register, hebben betrokkenen wel de mogelijkheid om inzage te vragen in de manier waarop hun persoonsgegevens worden verwerkt. Daarbij mogen ze dus ook weten wanneer de gegevens zijn verwerkt, welke gegevens het precies betreft en met welke doeleinden en bovendien hebben ze het recht om wijziging van de gegevens te verlangen. Als dit niet goed wordt geadministreerd is het dus heel moeilijk om die verplichting na te komen, met alle gevolgen van dien. In een latere blog ga ik hier overigens nog nader op in.
Een andere concrete tip is om er nu al voor te zorgen dat dit register aangelegd gaat worden. De verplichting om een dergelijk register te hebben geldt immers met onmiddellijke ingang vanaf 25 mei 2018 en wanneer u dan pas aan het bouwen van een dergelijk register gaat beginnen, duurt het nog langer voordat er ook daadwerkelijk een inzichtelijk register is. Het loont derhalve zeker de moeite om nu al iemand vrij te maken c.q. iemand in te huren om een dergelijk register op te gaan stellen.
Tot zover het blog met betrekking tot het register van de verwerkingsactiviteiten. In mijn volgende blog zal ik aandacht besteden aan het recht van betrokkenen om inzage te krijgen in hun gegevens, deze gegevens op een gemakkelijke wijze overgedragen te krijgen en het recht vergeten te worden.
Zie ook pagina
Privacy
[post_title] => Toelichting Privacy Verordening II: Het register van verwerkingsactiviteiten
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => toelichting-privacy-verordening-ii-register-verwerkingsactiviteiten
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2017-07-06 14:43:56
[post_modified_gmt] => 2017-07-06 12:43:56
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=11380
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 11470
[post_author] => 10
[post_date] => 2017-08-10 13:53:18
[post_date_gmt] => 2017-08-10 11:53:18
[post_content] =>
De Centrale Raad van Beroep heeft in een uitspraak van 27 juli 2017 geoordeeld dat het UWV ten onrechte heeft geweigerd vrouwelijke zelfstandigen in aanmerking te laten komen voor een uitkering in verband met zwangerschap en bevalling. De vrouwelijke zelfstandigen moet alsnog een passende compensatie worden geboden, aangezien zij op grond van het VN-Vrouwenverdrag recht hebben op enige vorm van bevallingsverlof met behoud van [een zeker] inkomen.
Deze zaak komt voort uit het feit dat in de periode tussen 1 augustus 2004 en 4 juni 2008 er geen wettelijke regeling bestond die voorzag in een zwangerschaps- en bevallingsuitkering voor vrouwelijke zelfstandigen. Vrouwelijke zelfstandigen die in die periode zijn bevallen, hebben derhalve toen geen uitkering in verband met hun zwangerschap en bevalling gekregen.
Een aantal vrouwelijke zelfstandigen heeft hierover –tevergeefs- geprocedeerd tot aan de Hoge Raad. Een klacht ingediend bij het comité dat toeziet op de uitvoering van het VN-Vrouwenverdrag was echter succesvol nu dat comité in 2014 stelde dat een passende schadevergoeding zou moeten worden geboden als compensatie. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft echter geweigerd die compensatie te bieden en hernieuwde aanvragen voor een uitkering door de bewuste vrouwelijke zelfstandigen, zijn door het UWV afgewezen. Deze afwijzing is vervolgens de opmaat geweest naar de procedure bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat uit het VN-Vrouwenverdrag volgt dat – bij wijze van nagestreefd minimumresultaat – iedere vrouw die –al dan niet in loondienst – arbeid verricht, recht heeft op enige vorm van bevallingsverlof met behoud van [een zeker] inkomen. Door de afschaffing in 2004 van de toen bestaande regeling voor zwangere zelfstandigen zonder overgangsregeling en zonder vervangende regeling, heeft de Staat zich niet gehouden aan zijn verplichting om een minimumresultaat inhoudende enige vorm van bevallingsverlof, te bereiken en te behouden. De weigering van het UWV om de vrouwelijke zelfstandigen in kwestie toch nog in aanmerking te laten komen voor een zwangerschaps- en bevallingsuitkering en het feit dat de Staat dus eerder heeft geweigerd betrokkenen een compensatie te verstrekken, maakt dat de besluitvorming van het UWV op de gedane aanvragen in strijd is met het recht.
Het UWV moet ervoor zorgen dat jegens de betrokken vrouwelijke zelfstandigen alsnog aan de verdragsverplichting wordt voldaan en dat zij dus alsnog enige vorm van vergoeding zullen ontvangen. Dat hoeft dus niet per se in de vorm van een uitkering op grond van de wetgeving zoals die luidde tot 1 augustus 2004 of vanaf 4 juni 2008. Van belang is dat dus via enigerlei compensatie er recht wordt gedaan aan het VN-Vrouwenverdrag.
Deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is interessant voor degenen die in de periode tussen 1 augustus 2004 en 4 juni 2008 en toen zijnde zelfstandige, zwanger waren en/of zijn bevallen maar nimmer enige vorm van uitkering ter zake hebben ontvangen. Met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep in de hand, kunnen zij zich desgewenst bij het UWV melden om met terugwerkende kracht enigerlei vorm van compensatie te verlangen.
Zie
Uitspraak.
[post_title] => Bevallingsverlof voor vrouwelijke zelfstandigen
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => bevallingsverlof-vrouwelijke-zelfstandigen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2017-08-14 15:58:49
[post_modified_gmt] => 2017-08-14 13:58:49
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bgadvocaten.nl/?p=11470
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 1448
[max_num_pages] => 145
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] => 1
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => 0b4c5416582f27e314f3102b5ee7a9ee
[query_vars_changed:WP_Query:private] =>
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
De Centrale Raad van Beroep heeft in een uitspraak van 27 juli 2017 geoordeeld dat het UWV ten onrechte heeft geweigerd vrouwelijke zelfstandigen in aanmerking te laten komen voor...
Lees meer
De zorg in Nederland is aan strenge regels gebonden. Dat geldt voor diverse terreinen, en is op zichzelf beschouwd een goede zaak. Keerzijde van de medaille is echter dat...
Lees meer
Als beginnend bedrijf komt er veel op je af. Zeker juridisch zijn er diverse zaken om rekening mee te houden. Een van de uitdagingen ligt op het vlak van...
Lees meer
Bij het doen van inschrijvingen voor aanbestedingen worden [helaas] nogal eens fouten door de inschrijvers gemaakt. Een regelmatig terugkerende vraag is dan ook of en zo ja onder welke...
Lees meer
In mijn serie blogs over Smart Mobility besteed ik aandacht aan de belangrijkste (juridische) aspecten van smart mobility. Ik omschrijf dat als het verbeteren van vervoersstromen door nieuwe technologie....
Lees meer
Met ingang van 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd in verband met het aanwijzen van geliberaliseerde woningen voor middenhuur. Hierdoor krijgen gemeenten de mogelijkheid om in...
Lees meer
Laatst kwam een vriend van mij uit Frankrijk vliegen. Hij had een half uur vertraging. Op mijn vraag waarom dat was, antwoordde hij: er zat een vader met kind...
Lees meer
De SlijtersUnie heeft de burgemeester van ‘s-Hertogenbosch verzocht om handhavend op te treden tegen Sligro, omdat Sligro volgens haar in strijd met de Drank- en Horecawet handelt door zonder...
Lees meer
Zeer recent [17 juni jl.] is een Hema werknemer overleden ten gevolge van een heftruckongeval. De werknemer stond op een hoogwerker te werken toen hij werd aangereden door een heftruck....
Lees meer
In mijn eerste blog over dit onderwerp gaf ik al aan dat vanaf 25 mei 2018 de algemene verordening gegevensbescherming, oftewel de privacy verordening, van kracht wordt. Deze verordening...
Lees meer