Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 109
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 109
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1413
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 1080, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 9594
                    [post_author] => 10
                    [post_date] => 2016-07-12 15:54:33
                    [post_date_gmt] => 2016-07-12 13:54:33
                    [post_content] =>  

 

De feiten
Abattoir Amsterdam exploiteert een slachterij die in opdracht van derden voornamelijk runderen en kalveren slacht. Abattoir Amsterdam heeft op een zeker moment 7 kalveren [verder “de 7 kalveren”] geslacht afkomstig van een kalverhouderijbedrijf. In diezelfde periode is door TNO onderzoeks-bureau DUCARES onderzoek gedaan van onder meer urinemonsters en haarmonsters genomen bij kalveren van het bewuste kalverhouderijbedrijf. Het resultaat van dit onderzoek luidde de aanwezigheid van het [verboden] spierversterkende middel Clenbuterol. Het kalverhouderijbedrijf is nog dezelfde dag onder toezicht gesteld.

De Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit [NVWA] op de hoogte gesteld van voornoemd onderzoeksresultaat, heeft Abattoir Amsterdam mondeling medegedeeld dat bij kalveren van het bewuste kalverhouderijbedrijf het gebruik van het middel Clenbuterol was aangetoond en waarop Abattoir Amsterdam vervolgens procedures heeft ingeleid met het oog op het uit de handel nemen van [lichaamsmateriaal van] de 7 kalveren. Naar aanleiding van het onderzoeksresultaat zijn vervolgens zowel bij kalveren uit de stallen van het kalverhouderijbedrijf ten aanzien waarvan aanwezigheid van Clenbuterol was aangetoond, als bij kalveren uit haar stallen waar nog geen monsters waren genomen [in welke laatstbedoelde stallen de 7 kalveren hadden gestaan] diverse monsters genomen ten behoeve van verder onderzoek.

De NVWA bericht Abattoir Amsterdam dat omdat door laatstgenoemde de 7 kalveren afkomstig van het bewuste kalverhouderijbedrijf zijn ontvangen [en geslacht], en welke runderen mogelijk besmet zijn geweest met de verboden stof Clenbuterol, Abattoir Amsterdam op grond van artikel 19 van verordening [EG] nummer 187/2002 [ook wel de General Food Law genoemd], gehouden is onmiddellijk procedures in te leiden om het vlees van de 7 kalveren en de producten ervan uit voorzorg uit de handel te halen.  Abattoir Amsterdam moet vervolgens de NVWA een volledige melding doen over de door haar te nemen acties ter voldoening aan voorgenoemde verplichting van de General Food Law. Bij gebreke hiervan zal de NVWA een inspectie bij Abattoir Amsterdam uitvoeren om na te gaan of de bewuste verplichtingen zijn uitgevoerd. Bij onvoldoende stappen ter zake zal de NVWA genoodzaakt zijn maatregelen te nemen.

Uit het eerder genoemde nadere onderzoek volgt later dat in de monsters van kalveren uit de stallen waar de 7 kalveren hadden gestaan, geen Clenbuterol was aangetroffen. Evenmin is in de overige genomen monsters van kalveren van het kalverhouderijbedrijf Clenbuterol aangetroffen. Gelet hierop heeft de NVWA Abattoir Amsterdam aangegeven dat er geen gezondheidsrisico is voor de consument en het geblokkeerde vlees van [onder meer] de 7 kalveren kan worden vrijgegeven.

Overigens, er is [dus] wel aanwezigheid van Clenbuterol aangetoond in andere kalveren van het kalverhouderijbedrijf maar deze kalveren hebben gestaan in een andere stal dan de stal waarin de 7 [door Abattoir Amsterdam geslachte] kalveren hebben gestaan.

Vordering
Abattoir Amsterdam vordert dat de Staat de schade van Abattoir Amsterdam vergoedt ten gevolge van het op grond van wat Abattoir Amsterdam noemt de “recall-vordering”, uit de handel hebben moeten nemen van het vlees van de 7 kalveren, terwijl achteraf gezien de “recall-vordering” onterecht is geweest en waarmee het door de Staat niet willen vergoeden van de schade van Abattoir Amsterdam, onrechtmatig is.

Beoordeling rechtbank
De recall-verplichting op grond van artikel 19 van de General Food Law houdt in dat voor een exploitant van een levensmiddelenbedrijf als Abattoir Amsterdam in geval zij redenen heeft om aan te nemen dat door haar ten behoeve van de consumptie geslacht en verwerkt vlees niet aan de voedselveiligheidsvoorschriften voldoet, de direct werkende verplichting geldt om onmiddellijk procedures te entameren om dit vlees uit de handel te [laten] nemen. Voor het ontstaan van deze recall-verplichting is niet vereist dat definitief is vastgesteld dat sprake is van een werkelijk en onmiddellijk gevaar voor de voedselveiligheid en de volksgezondheid. De [eerste] onderzoeks-resultaten waar de NVWA Abattoir Amsterdam op heeft gewezen, had dus zo wie zo reden voor Abattoir Amsterdam moeten zijn om aan te nemen dat het vlees van de 7 kalveren niet aan de voedselveiligheidsvoorschriften voldeed. De berichtgeving van de NVWA aan Abattoir Amsterdam over de eerste onderzoeksresultaten, was gerechtvaardigd en niet in strijd met enige rechtsnorm en levert geen onrechtmatig handelen van de Staat op.

De rechtbank wijst erop dat de berichtgeving van de NVWA aan Abattoir Amsterdam geen “recall-vordering” is geweest. Met haar mededelingen heeft de NVWA Abattoir Amsterdam terecht gewezen op de recall-verplichting en op de gevolgen van het niet naleven daarvan. De recall-verplichting volgt uit artikel 19 van de General Food Law en voor het ontstaan van de recall-verplichting is dan ook geen vordering van de NVWA noodzakelijk.

Het beroep van Abattoir Amsterdam op nadeelcompensatie omdat de maatregelen achteraf bezien niet nodig waren geweest, wordt ook door de rechtbank afgewezen. Voor een beroep op nadeelcompensatie moet sprake zijn van onevenredig nadelige – dat wil zeggen: buiten het normale maatschappelijke risico of het normale bedrijfsrisico vallende, en op een beperkte groep burgers of instellingen drukkende – gevolgen van een overheidshandeling of overheidsbesluit. Bij de beoordeling of sprake is van normaal bedrijfsrisico dienen de voorzienbaarheid voor de ondernemer van de schade te worden betrokken, de omvang van de schade en de aard van de overheids-handeling.

Niet is in geschil dat in deze zaak geen sprake is van een overheidsbesluit. Als de berichtgeving van de NVWA al als een relevante overheidshandeling dient te worden beschouwd – de recall-verplichting van Abattoir Amsterdam is immers niet het [directe] gevolg van deze berichtgeving, maar volgt uit artikel 19 van de General Food Law – stuit het betoog van Abattoir Amsterdam af op de omstandigheid dat [de beweerdelijke omvang van] de schade voor haar voorzienbaar was en dat de geleden schade dus tot haar normaal bedrijfsrisico behoort.

De rechtbank komt tot de slotsom dat het de Staat geen verwijt treft, en er geen grond is voor schadevergoeding aan Abattoir Amsterdam.

Beschouwing
Welke les kan nu uit deze uitspraak worden getrokken? Welnu, wanneer een exploitant van een levensmiddelenbedrijf redenen heeft [bijvoorbeeld door berichtgeving van de NVWA] aan te nemen dat een levensmiddel dat hij ingevoerd, geproduceerd, verwerkt, vervaardigd of gedistribueerd heeft niet aan de voedselveiligheidsvoorschriften voldoet, heeft hij de verplichting onmiddellijk de procedure in te leiden om het betrokken levensmiddel uit de handel te nemen. De daaraan verbonden kosten zijn voorzienbaar en behoren tot het normaal bedrijfsrisico.

Als achteraf uit nader onderzoek blijkt dat het levensmiddel dat aldus uit de handel is genomen, volgens de NVWA weer kan worden vrijgegeven omdat er geen gezondheidsrisico is voor de consument, levert dit in beginsel dus geen overheidsaansprakelijkheid op.

Een exploitant van een levensmiddelenbedrijf doet er dan ook goed aan om niet alleen de terughaalactie in voldoende mate te nemen om een volledige melding aan de NVWA dienaangaande te kunnen doen [dit ter vermijding van het opgelegd krijgen van een bestuurlijke boete door de NVWA], maar ook om deze actie zo uit te voeren dat de kosten zo beperkt mogelijk blijven en het weer in handel brengen van het levensmiddel zo mogelijk nog kan. Immers, er kan niet [altijd] worden uitgesloten dat geblokkeerde levensmiddelen in een later stadium door de NVWA toch weer worden vrijgegeven zoals deze zaak illustreert. En omdat daarbij de kosten van de recall blijven rusten op de exploitant van het levensmiddelenbedrijf, vormt schadebeperking het devies.

Lees hier de volledige Uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 9 maart 2016
                    [post_title] => Recall-verplichting leidt niet tot overheidsaansprakelijkheid
                    [post_excerpt] => 
                    [post_status] => publish
                    [comment_status] => open
                    [ping_status] => open
                    [post_password] => 
                    [post_name] => recall-verplichting-leidt-tot-overheidsaansprakelijkheid
                    [to_ping] => 
                    [pinged] => 
                    [post_modified] => 2016-07-26 17:25:37
                    [post_modified_gmt] => 2016-07-26 15:25:37
                    [post_content_filtered] => 
                    [post_parent] => 0
                    [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=9594
                    [menu_order] => 0
                    [post_type] => post
                    [post_mime_type] => 
                    [comment_count] => 0
                    [filter] => raw
                )

            [1] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 9536
                    [post_author] => 26
                    [post_date] => 2016-07-05 17:22:54
                    [post_date_gmt] => 2016-07-05 15:22:54
                    [post_content] =>  

Wanneer u uw geld verdient met de ontwikkeling van ICT-producten [software, apps, e.d.] is het belangrijk om te beschermen wat u hebt ontwikkeld. Dat met de ontwikkeling van software auteursrecht ontstaat bij de maker daarvan, zie ik als bekende informatie. Ik ga in dit artikel dan ook geen tijd besteden aan wat het auteursrecht is en welke rechten dat aan de maker van het werk geeft. Wilt u daar mee over weten, dan is een simpele zoekopdracht via Google meer dan voldoende.

Nee, wat ik wel ga doen is wijzen op een ondergeschoven kindje qua aandachtspunten van ICT bedrijven. De bescherming van uw auteursrecht kan richting uw klanten nog zo goed vastgelegd worden door middel van  contractuele bepalingen, het gevaar komt van binnenuit!

Het gevaar komt van binnenuit?!

Zoals het kopje al doet vermoeden is een van de grootste gevaren voor inbreuk op uw auteursrecht te vinden bij uw werknemers.

Ongetwijfeld hebt u als ICT-bedrijf arbeidsovereenkomsten afgesloten met uw werknemers, waarin ook een bepaling staat opgenomen over het auteursrecht dat ontstaat bij de ontwikkeling van software. Gebruikelijk is een bepaling zoals de volgende:

Alle intellectuele eigendomsrechten, ontstaan tijdens de uitoefening van het dienstverband en waarop de werknemer enig recht kan uitoefenen, komen toe aan de werkgever, als ware de werkgever de maker van het werk. Voor zover het intellectueel eigendomsrecht niet op basis van de wet noch de vorige volzin, overgaat op de werkgever, dan zal werknemer zijn/haar medewerking verlenen voor de overdracht van enig intellectueel eigendomsrecht aan werkgever. Werkgever is voor deze overdracht geen vergoeding verschuldigd aangezien dat reeds in het salaris is verdisconteerd.

Bovenstaande schuingedrukte tekst is een voorbeeld om aan te sluiten bij de Auteurswet, doordat hiermee bereikt wordt dat het auteursrecht dat (mogelijk) bij de werknemer ontstaat, toekomt aan de werkgever. Even een zijstapje, deze regel geldt niet in die gevallen dat een opdrachtnemer (ZZP-er/freelancer) wordt ingeschakeld bij wie het auteursrecht komt te rusten, aangezien een opdrachtnemer per definitie niet in dienst zal zijn van de opdrachtgever.

Terug naar de werkgever en de werknemer. Uit een recente uitspraak[1] blijkt dat er soms wel degelijk sprake kan zijn van discussie over de vraag waar het auteursrecht rust, ook al is er een bepaling waarin wordt vastgesteld dat het auteursrecht aan de werkgever wordt overgedragen. Dit laatste speelt met name in die gevallen dat het auteursrecht door een werknemer kan worden geclaimd op een werk dat niet is gecreëerd bij de uitoefening van het dienstverband. Uit deze uitspraak blijkt dat het auteursrecht op de werken die door de werknemer zijn vervaardigd, terwijl deze niet tot de taakomschrijving van de werknemer horen, aan de werknemer toekomt . Ook in het geval de werkgever het werk nuttig kan gebruiken. Dit ongeacht een bepaling zoals hierboven weergegeven.

Ik hoor u als ICT-werkgever denken; wat moeten we hieraan doen? 

Er zijn een aantal opties die u hier hebt. Deze worden hierna in willekeurige volgorde gegeven, aangezien niet één oplossing de beste is.

Taakomschrijving
  • Maak de taakomschrijving van de werknemer zo breed mogelijk. Voorkom dat een werknemer bijvoorbeeld is ingehuurd als appontwikkelaar en hij in een onbewaakt moment een aantal regels code schrijft, die voor een belangrijke softwaretoepassing van de werkgever uitermate nuttig zijn. Zoals al bleek, kan in die gevallen gesteld worden dat het schrijven van die code niet tot de taakomschrijving van de werknemer behoorde, en het auteursrecht op de code dus bij de werknemer blijft rusten. Als gezegd kan dit voorkomen worden door een brede taakomschrijving, die rekening houdt met alle mogelijke werkzaamheden van de werknemer.
 Overdragen auteursrecht
  • In voorkomende gevallen kan de werkgever van de werknemer verlangen om zijn handtekening onder een document dat het auteursrecht overdraagt te plaatsen. In dat geval zal er geen enkele discussie kunnen ontstaan over de overdracht. Lastig is natuurlijk wel dat de werknemer zich op dat moment mogelijk beseft dat hij een belangrijk recht in handen heeft en dus zijn huid duur zal verkopen.
Beter toezicht op werknemers
  • Een laatste oplossing en waarschijnlijk ook het intrappen van een open deur, komt neer op het beter controleren van activiteiten van de werknemers. Probeer als werkgever zoveel mogelijk inzichtelijk te hebben waar je werknemers mee bezig zijn en welke intellectuele eigendomsrechten daarmee zouden kunnen ontstaan. Dit heeft weer twee voordelen, aan de ene kant zijn intellectuele eigendomsrechten natuurlijk waardevol en kunnen ze ook voor de onderneming een belangrijke extra bron van inkomsten vormen en aan de andere kant geldt dat ook arbeidsrechtelijk gezien toezicht zal moeten worden gehouden op de werknemers.
In de ICT-branche is het natuurlijk wel zo dat werknemers heel veel vrijheid krijgen en die vrijheid ook willen hebben. U zult als ICT-ondernemer ook steeds goed moeten laveren tussen aan de ene kant volledige controleren van de werknemers, wat mogelijk de creativiteit inperkt en aan de andere kan niet al teveel toestaan, omdat daarmee het risico bestaat dat intellectuele eigendomsrechten misgelopen worden. Wat de allerbeste oplossing is en of er niet meer oplossingen zijn te combineren, is natuurlijk lastig in zijn algemeenheid te zeggen, maar wees in ieder geval bewust van de risico’s.  
[1] Voorzieningenrechter Rechtbank Amsterdam, 6 april 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:1938
[post_title] => ICT Werkgever vs. ICT werknemer, wie heeft het auteursrecht op software? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => ict-werkgever-vs-ict-werknemer-auteursrecht-op-software [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-07-26 17:12:43 [post_modified_gmt] => 2016-07-26 15:12:43 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=9536 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 9515 [post_author] => 26 [post_date] => 2016-06-28 16:24:10 [post_date_gmt] => 2016-06-28 14:24:10 [post_content] =>   De nieuwe Wet Civielrechtelijk Bestuursverbod (“WCB”) treedt op 1 juli 2016 in werking. Het doel van deze wet is om te voorkomen dat malafide (oud-)bestuurders ook in de nabije toekomst bestuurder of commissaris mogen zijn. Een bestuurder die een bestuursverbod krijgt opgelegd, mag vervolgens maximaal vijf jaar niet als bestuurder of commissaris van een rechtspersoon fungeren. Zowel het Openbaar Ministerie als de curator kan de rechtbank vragen een bestuursverbod op te leggen. Wordt de bestuurder in strijd met het bestuursverbod alsnog als bestuurder of commissaris aangesteld, dan loopt hij het risico een dwangsom te moeten betalen. Bovendien is de aanstelling nietig. De wet noemt de gevallen waarin zo’n verbod kan worden opgelegd. A. Handelingen voor faillissement Het eerste geval waarin een bestuurder het risico loopt een bestuursverbod opgelegd te krijgen, doet zich voor als de rechter heeft geoordeeld dat de bestuurder voor zijn handelen of nalaten aansprakelijk is (zogeheten bestuurdersaansprakelijkheid). Een tweede geval doet zich voor wanneer de bestuurder doelbewust paulianeuze rechtshandelingen heeft verricht waardoor schuldeisers zijn benadeeld. Ten slotte loopt een bestuurder risico als hij ten minste tweemaal eerder betrokken was bij een faillissement en hem daarvan een persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. B. Handelingen tijdens faillissement De wet sanctioneert ook het handelen van een bestuurder tijdens faillissement. Wanneer de bestuurder in ernstige mate tekort schiet in de nakoming van zijn informatie- of medewerkingsverplichtingen, loopt hij eveneens het risico een bestuursverbod opgelegd te krijgen. C. Fiscale handelingen Wanneer de rechtspersoon van de bestuurder ook aan enkele fiscale verplichtingen niet voldoet, loopt hij het risico een bestuursverbod opgelegd te krijgen. Dit heeft betrekking op belastingen die bij wege van aanslag worden geheven. Dit risico doet zich ten eerste voor wanneer de rechtspersoon opzettelijk geen aangifte heeft gedaan of opzettelijk een onjuiste of onvolledige aangifte heeft gedaan. Ten tweede kan een bestuursverbod worden opgelegd als het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige te wijten is dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld of anderszins te weinig belasting is geheven. Ten slotte kan een bestuursverbod opgelegd worden als het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige is te wijten dat belasting niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn is betaald. Conclusie Onrechtmatig handelen is van alle tijden. Met het in werking treden van de WCB worden de risico’s voor de bestuurders echter groter. Het valt te hopen dat bestuurders nogmaals nadenken voordat men hiertoe overgaat. Bovendien doen bestuurders er verstandig aan om bij twijfel informatie in te winnen. De toekomst zal echter moeten uitwijzen hoe vaak curatoren of het Openbaar Ministerie een beroep op de nieuwe bevoegdheden zullen doen. [post_title] => Per 1 juli 2016: Nieuwe bevoegdheden om op te treden tegen malafide bestuurders [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => per-1-juli-2016-nieuwe-bevoegdheden-om-op-treden-malafide-bestuurders [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-01-03 10:15:34 [post_modified_gmt] => 2022-01-03 09:15:34 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=9515 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 9518 [post_author] => 6 [post_date] => 2016-06-27 16:33:13 [post_date_gmt] => 2016-06-27 14:33:13 [post_content] =>   united kingdom exit from europe relative image   Nu de Britten de EU gaan verlaten is het de vraag wat dit gaat betekenen voor de bescherming, gebruik en exploitatie van intellectuele eigendomsrechten (IP). Moeten licentie / distributieovereenkomsten worden aangepast? Moet naast een Uniemerk (zoals we sinds kort Europese / gemeenschapsmerken noemen) een UK merkregistratie worden gevestigd? Kunnen Nederlandse vonnissen nog in de UK ten uitvoer worden gelegd? In dit artikel zal ik aangeven welke actie is vereist om IP te beschermen. Algemeen Binnen de EU is een interne markt gecreëerd waar een vrij verkeer van goederen en diensten geldt. Nationale wetgeving, ook op het gebied van IP, mag geen barrière creëren voor de handel tussen lidstaten. Daarom staat EU regelgeving in hiërarchie boven nationale wetgeving. Bij de toepassing van nationale wetgeving moeten rechters, ook wanneer partijen er geen beroep op doen, EU regelgeving voorrang geven. Om de handel binnen de interne markt te bevorderen is er een Uniemerk (tot 23 maart jl. Gemeenschapsmerk genoemd), een geregistreerd gemeenschapsmodel en een niet-geregistreerd gemeenschapsmodel. Verder krijgen we in 2017 eindelijk een unie octrooi (genaamd: unitair octrooi). De nationale merken en modellen zijn blijven bestaan maar mogen geen onnodige handelsbelemmeringen opwerpen. Het nationale merken / modellenrecht wordt uitgelegd in overeenstemming met EU merken- en modellen regelgeving. Nu de Britten hebben gekozen voor "leave" zal de procedure van artikel 50 van het EU Verdrag (Verdrag van Lissabon) moeten worden gevolgd. Uiterlijk binnen een periode van twee jaar zullen de voorwaarden overeengekomen moeten worden voor het uittreden van de UK. Vergelijk dit met een convenant bij het ontbinden van een huwelijksgoederengemeenschap. In dit 'handelakkoord' zullen de voorwaarden worden vastgelegd waaronder de UK en de EU handel drijven. Zo'n akkoord heeft de EU ook met andere landen zoals onder ander Noorwegen en Zwitserland. Nederland heeft zo'n handelsverdrag met Oekraïne net weggestemd. Of en onder welke voorwaarden zo'n handelsverdrag met de UK er komt is onzeker en onduidelijk. In een dergelijk handelsverdrag zullen waarschijnlijk ook afspraken worden vastgelegd over IP gerelateerde onderwerpen. Uniemerk / gemeenschapsmodel Met een Uniemerk / gemeenschapsmodel heeft de houder een exclusief recht voor alle landen van de Europese Unie. Wanneer de UK uit de EU treedt dan betekent dit dat een Uniemerk / gemeenschapsmodel vanaf dat moment geen bescherming meer biedt in de UK. Het is nog onduidelijk of bestaande registraties makkelijk kunnen worden omgezet in een UK registratie. Wanneer dat niet kan dan zal een houder een nieuw UK merk / modelrecht moeten aanvragen. Voor een modelrecht is dat een probleem omdat dit nieuw moet zijn ten tijde van de aanvraag. Bij een nieuwe merkregistratie kan een probleem ontstaan wanneer bestaande UK merkhouders van een merk dat lijkt op het te registeren merk bezwaar maken tegen de registratie. Afhankelijk van de bekendheid van het merk in de UK kan daar met een beroep op inburgering of voorgebruik doeltreffend verweer tegen worden gevoerd. Actie: degene die nu nog geen UK merkregistratie heeft en alleen een Uniemerk heeft doet er verstandig aan tijdig een UK merkregistratie aan te vragen. Verder kan er een verschil gaan ontstaan in de uitleg van UK IP regelgeving en EU IP regelgeving. Zo worden er regelmatig door nationale rechters vragen aan het EU Hof van Justitie gesteld over de uitleg van begrippen. Zo zijn er bijvoorbeeld uitspraken over wanneer een merk een "bekend merk" is. De EU uitspraken zijn ook richting gevend voor nationale merken. UK rechters zijn na het uittreden niet meer gebonden aan uitspraken van EU rechters en dat kan leiden tot een andere uitleg. En dat kan weer leiden tot onduidelijkheid bij het gebruik van merken / modellen in de EU en de UK. Wat in de UK wel of niet mag zou anders kunnen zijn in de EU. Het is nog onduidelijk of brexit gevolgen zal hebben voor het akkoord wat eindelijk is bereikt over het unitair octrooi. Met een unitair octrooi verkrijgt de octrooihouder een octrooi in de gehele EU (uitgezonderd Spanje en Kroatië). Omdat alleen EU lidstaten deel kunnen nemen zal de UK hier niet aan kunnen deelnemen. Brexit heeft in ieder geval gevolgen voor de handhaving van IP rechten in en buiten de UK. Nu is het mogelijk dat een nationale rechter een uitspraak doet die ook in andere lidstaten ten uitvoer kan worden gelegd. Dat is handig en efficiënt bij inbreuken. Inbreuken zijn vaak niet beperkt tot één lidstaat. Na de brexit zal er meer geprocedeerd moeten worden met het risico van verschillende uitkomsten van de procedure in de EU en de UK. Licenties In een licentieovereenkomst kan zijn bepaald dat een licentienemer het recht krijgt om IP (en know how) te gebruiken in de landen van de Europese Unie. In dat geval is het gebied (territory) gedefinieerd als 'Europese Unie'. In een uitzonderingsgeval zijn landen van de Europese Unie expliciet benoemd. Wanneer de UK uit de Europese Unie treedt behoort het vanaf dat moment niet meer tot de Europese Unie en zou de UK vanaf dat moment dus niet meer tot het gebied behoren waar de licentienemer gebruiksrechten heeft gekregen. Actie: in een addendum bij een licentieovereenkomst dienen partijen nadrukkelijk afspraken te maken over uitbreiding van het gebied waardoor (expliciet) ook de UK tot het gebied gaat behoren. In veel overeenkomsten is bepaald dat aanpassingen / aanvullingen schriftelijk dienen te worden vastgelegd en ondertekend door de daartoe bevoegde personen. Alleen dan is de aanpassing/aanvulling rechtsgeldig. Dit betekent dat een email vastlegging van nieuwe afspraken waarschijnlijk dus niet voldoende is om rechtsgeldig te zijn. Distributie, agentuur  De regelgeving voor diverse vormen van een verticale overeenkomst ( distributie, franchise, exclusieve afname, etc) is bepaald door een Europese verordening (rechtstreeks van toepassing en dus vergelijkbaar met een nationale wet; bv verticale overeenkomsten, voedselveiligheid) of een Europese richtlijn (die in nationale wetgeving moet worden omgezet waardoor tussen lidstaten verschillen kunnen bestaan: bv agentuur). Door het uitreden van de UK zal nationale UK regelgeving mogelijk aangepast worden waardoor afgeweken wordt van EU regelgeving. De uitleg van het recht wordt, wanneer het is gebaseerd op EU regelgeving, in hoogste instantie bepaald door de Europese gerechten ( Gerecht van Eerste Aanleg en Hof van Justitie EU). Met het uittreden uit de EU worden uitspraken van deze gerechten in de UK niet meer bindend. Tenuitvoerlegging  In een aantal verdragen zijn afspraken gemaakt over de betekening in lidstaten, de erkenning van uitspraken van rechters in andere lidstaten en het recht dat van toepassing is (wanneer partijen daar geen afspraak over hebben gemaakt). Door het uittreden van de UK betekent dit dat deze verdragen niet langer werking hebben in de UK en met UK partijen. Zoals eerder aangegeven zal de uitleg van regelinggeving uiteen gaan lopen. Dit betekent dat de uitleg van regels over merken, distributie, agentuur, alleenverkoop, etc. uiteen zullen gaan lopen. Dit betekent dat bedrijven die zaken doen met UK bedrijven vaker dan nu (ook) een beroep zullen moeten doen op UK advocaten. Voor UK bedrijven zal gelden dat zij vaker (ook) een beroep zullen moeten doen op EU advocaten. Actie: wanneer in een overeenkomst is gekozen voor Engels recht dan zou dit heroverwogen moeten worden. De rechtsontwikkeling van het Engels recht zal anders gaan lopen dan het Nederlands / Europees recht. Conclusie  Bedrijven die IP rechten hebben die ook werking moeten hebben in de UK zouden moeten inventariseren wat voor IP zij hebben en of actie is vereist om deze rechten te behouden in de UK. Wanneer in een overeenkomst is gekozen voor Engels recht dan zou overwogen moeten worden om dit aan te passen nu, waarschijnlijk, de rechtsontwikkeling van de UK een andere gaat worden dan die in Nederland en de EU. Wanneer in een overeenkomst 'de Europese Unie' als gebied is genoemd waar rechten van toepassing zijn, dan zou dit in een addendum bij de overeenkomst aangepast moeten worden. [post_title] => Brexit vereist actie voor houders IP (merken, octrooien, etc) [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => brexit-vereist-actie-houders-ip-merken-octrooien [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-07-12 09:31:40 [post_modified_gmt] => 2016-07-12 07:31:40 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=9518 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 9530 [post_author] => 26 [post_date] => 2016-06-22 16:58:40 [post_date_gmt] => 2016-06-22 14:58:40 [post_content] => Wanneer u tijdens het jaarlijkse functioneringsgesprek nietsvermoedend een vaststellingsovereenkomst onder uw neus geschoven krijgt, kan er paniek ontstaan. Dat snap ik. Wat nu? Moet u akkoord gaan met ontslag? Wat zijn uw rechten? Op welke vergoeding heeft u recht? Krijgt u de juridische advieskosten vergoed? En hoe zit het met een WW-uitkering als u dit ondertekent? In dit artikel loods ik u door deze moeilijke situatie. Voordat u gaat nadenken over hoe een ontslagregeling eruit zou moeten zien, is het belangrijk te beseffen dat het – sinds de invoering van de Wet Werk en Zekerheid in 2015 –  moeilijker is geworden voor uw werkgever om de arbeidsovereenkomst te laten ontbinden door de rechter. Daar zijn hoge(re) eisen aan gesteld dan voorheen. Wanneer u überhaupt niet met het ontslag akkoord wilt gaan, kunt u er dus ook voor kiezen geen vaststellingsovereenkomst te ondertekenen en indien nodig verweer te voeren in een ontbindingsprocedure. Zie ter illustratie bijvoorbeeld dit nieuwsartikel. Lees hier het gehele artikel in pdf. De_vaststellingsovereenkomst_en_ontslag Dirk School [post_title] => Een vaststellingsovereenkomst. En nu? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => vaststellingsovereenkomst-en-nu [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2019-07-05 10:08:49 [post_modified_gmt] => 2019-07-05 08:08:49 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=9530 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 9419 [post_author] => 10 [post_date] => 2016-06-22 10:19:39 [post_date_gmt] => 2016-06-22 08:19:39 [post_content] =>   Uitspraak van de Rechtbank Midden Nederland van 25 mei 2016 [ECLI:NL:RBMNE:2016:2901]. Feiten: Een taxibedrijf verliest een onderhandse aanbesteding. Het taxibedrijf staakt hierdoor haar bedrijfsactiviteiten en vraagt [en krijgt] toestemming van het UWV voor opzegging van de arbeidsovereenkomsten met werknemers. Enkele van deze werknemers treden aansluitend op de ontslagdatum, in dienst bij de winnaar van de aanbesteding en dit voor de bepaalde tijd van zes maanden en voor een beperkt[er] aantal uren [dan in dienst van het taxibedrijf]. De werknemers vorderen betaling door het taxibedrijf van de transitievergoeding. In de wet is vastgelegd dat een werknemer recht heeft op een transitievergoeding, indien hij ten minste 24 maanden in dienst is en de arbeidsovereenkomst door de werkgever wordt opgezegd, op initiatief van de werkgever niet wordt verlengd, danwel op verzoek van de werkgever door de rechter wordt ontbonden. Het taxibedrijf betwist de gevorderde transitievergoeding door onder meer, onder verwijzing naar de parlementaire behandeling van de Wet werk en zekerheid, aan te geven dat wanneer een [hier] vervoersopdracht na aanbesteding van het ene na het andere vervoersbedrijf overgaat, het uitgangspunt is dat de werknemer met het werk "meeverhuist" naar de nieuwe werkgever en de opbouw van de transitievergoeding doorloopt bij de nieuwe werkgever. En waarmee de winnaar van de aanbesteding moet worden aangemerkt als opvolgend werkgever nu de aanleiding voor de overgang is gelegen in de gunning van de vervoersopdracht aan de opvolgende werkgever. De kantonrechter volgt het taxibedrijf niet in voornoemde argumentatie. Uit de parlementaire stukken met betrekking tot de Wet werk en zekerheid blijkt dat is uitgegaan van de situatie dat bij een werkgeverswisseling de opgebouwde rechten van de werknemer meegaan naar de nieuwe werkgever. Echter deze situatie doet zich in het onderhavige zaak niet voor. Naast het feit dat er geen overgang van onderneming van het taxibedrijf naar de winnaar van de aanbesteding is geweest en het vervoerscontract ook niet via een openbare aanbesteding op de winnaar van de aanbesteding is overgegaan [het betrof immers een onderhandse aanbesteding], is van belang dat het de winnaar van de aanbesteding vrij stond om werknemers van het taxibedrijf wel of niet een baanaanbod te doen en gold die vrijheid ook voor de voorwaarden waaronder een arbeidscontract kom worden aangeboden. Voorts aldus de Kantonrechter, met het beroep op het vermeende opvolgend werkgeverschap van de winnaar van aanbesteding, miskent het taxibedrijf dat de bepaling omtrent het opvolgend werkgeverschap dient ter bescherming van de belangen van de werknemer die met een werkgeverswisseling te maken krijgt en daartoe slechts een voorziening treft voor de berekening van de duur van de arbeidsovereenkomst. Hierdoor geldt dat al zou de winnaar van de aanbesteding als opvolgend werkgever moeten worden aangemerkt, dit niet het taxibedrijf ontslaat van de verplichting te moeten afrekenen [door middel van betaling van een transitievergoeding] over de periode van het dienstverband die aan de werkgeverwisseling is voorafgegaan. Voorts is van belang dat niet in geschil is dat het taxibedrijf de arbeidsovereenkomsten met de werknemers na verkregen UWV-toestemming heeft opgezegd. De Kantonrechter meent dat in een situatie als onderhavige waarin dus daadwerkelijk de werkgever op diens initiatief de arbeids-overeenkomst heeft opgezegd, het te gekunsteld is om aan te nemen dat het initiatief van de beëindiging van de arbeidsovereenkomsten aan werknemerszijde zou liggen [in welk laatstgenoemd geval er geen transitievergoeding verschuldigd zou zijn]. De juridische moraal van dit verhaal is dat na een aanbesteding goed moet worden gekeken of er sprake is van een verplichte overname van het personeel. Bijvoorbeeld in het kader van een overgang van onderneming of bijvoorbeeld in het kader van de Wet personenvervoer 2000 of gebaseerd op een CAO. Indien daar sprake van is, zal de verliezer van de aanbesteding veelal geen transitievergoeding verschuldigd zijn aan werknemers die verplicht de overstap naar de nieuwe werkgever maken. Als een verplichte overstap naar een nieuwe werkgever niet aan de orde is, en een werkgever die de aanbesteding heeft verloren, gaat over tot opzegging van de arbeidsovereenkomsten, moet een transitievergoeding door deze werkgever worden betaald. In het geval een werknemer zijn werk in dezelfde omvang en onder dezelfde arbeidsvoorwaarden kan voortzetten bij de nieuwe werkgever en de opgebouwde rechten van de werknemer gaan mee naar de nieuwe werkgever, zou sprake kunnen zijn van een situatie waar de eerdergenoemde parlementaire geschiedenis op heeft gedoeld en dit zou mogelijk er toe kunnen leiden dat de aanvankelijke werkgever dan toch geen transitie-vergoeding verschuldigd is op het moment van de overstap. Kortom, er zal in geval van [na] een aanbesteding door zowel verliezer als winnaar, dus door de aanvankelijke werkgever en [hier verondersteld] nieuwe werkgever, beoordeeld moeten worden wat de gevolgen daarvan zijn voor de werknemers van eerstgenoemde die overstappen. Dit ter bepaling of en zo ja wie van deze partijen bij de aanbesteding mogelijk een transitievergoeding aan de werknemers in kwestie verschuldigd zal zijn. [post_title] => Werkgeverswisseling na aanbesteding en de transitievergoeding [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => werkgeverswisseling-aanbesteding-en-transitievergoeding [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-07-05 16:17:23 [post_modified_gmt] => 2016-07-05 14:17:23 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=9419 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 9406 [post_author] => 26 [post_date] => 2016-06-17 10:04:26 [post_date_gmt] => 2016-06-17 08:04:26 [post_content] =>   Als een onderneming geld nodig heeft, dan kan zij een financieringsverzoek bij een bank indienen. De bank zal vervolgens bekijken in hoeverre zij het risico dat zij loopt bij het beschikbaar stellen van de financiering kan afdekken door het verkrijgen van pandrechten of hypotheken. Krijgt de bank het geld niet terug, dan kan zij verhaal nemen op de goederen waarop het pandrecht of hypotheekrecht rust. In de praktijk werd tot voor kort aangenomen dat goederen die de pandgever onder eigendomsvoorbehoud geleverd had gekregen, niet konden worden verpand, zolang de leverancier nog niet was betaald. De Hoge Raad heeft in een uitspraak van 3 juni 2016 nu geoordeeld dat dit wel mogelijk is. De pandgever moet namelijk als een voorwaardelijk eigenaar worden beschouwd en is ook bevoegd om onder deze voorwaarde een pandrecht te vestigen. De casus was als volgt. Revadap koopt een teeltsysteem van Meteor voor € 600.000,=. Partijen komen overeen dat Revadap het eigendom pas verkrijgt, zodra de volledige koopsom is betaald. Daarnaast heeft Revadap een financiering bij de Rabobank lopen. De Rabobank heeft als zekerheid voor de verstrekte financiering een pandrecht verkregen op onder meer de huidige en toekomstige zaken waarvan Revadap voorwaardelijk en onvoorwaardelijk eigenaar is. Op het moment dat Revadap failliet wordt verklaard, is door Revadap al een bedrag van € 480.000,= aan Meteor betaald. Vervolgens betaalt Rabobank na faillissement het resterende bedrag, waarmee Revadap eigenaar wordt van het teeltsysteem. Het teeltsysteem wordt vervolgens weer verkocht aan een andere partij en de Rabobank ontvangt de koopsom. De curator vindt vervolgens dat de koopsom grotendeels de boedel toekomt, omdat Revadap eigenaar was. De Rabobank is van mening dat door de betaling van het laatste bedrag Revadap niet alleen eigenaar is geworden, maar ook dat de Rabobank een pandrecht hierop heeft verkregen en zich daarom mag verhalen op de koopsom. De rechtbank en het gerechtshof geven de curator gelijk. De Hoge Raad doet dit niet. De overdracht van het teeltsysteem onder eigendomsvoorbehoud, maakt Revadap namelijk eigenaar onder de opschortende voorwaarden dat de koopsom wordt betaald. Als voorwaardelijk eigenaar mocht Revadap voor faillissement onder dezelfde voorwaarden (dat er betaald wordt) een pandrecht vestigen op het teeltsysteem. Volgens de Hoge Raad was Revadap voor het faillissement bevoegd om tot vestigen over te gaan. Wanneer na faillissement het laatste bedrag alsnog wordt betaald, vindt er geen leveringshandeling meer plaats en is het voorwaardelijk eigendom onvoorwaardelijk geworden. De bank mag zich vervolgens als pandhouder verhalen op de door haar ontvangen koopsom. De gehele uitspraak is hier te vinden. Deze uitspraak kan als een belangrijke overwinning voor de financieringspraktijk worden gezien en is ook vanuit economisch oogpunt wenselijk. De gezamenlijke crediteuren zien met deze uitspraak daarentegen een mogelijkheid op verhaal verloren gaan.   [post_title] => Een pandrecht op voorwaardelijk eigendom [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => voorwaardelijk-pandrecht-op-voorwaardelijk-eigendom-2 [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2022-01-03 10:15:56 [post_modified_gmt] => 2022-01-03 09:15:56 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=9406 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 9522 [post_author] => 19 [post_date] => 2016-06-09 16:42:22 [post_date_gmt] => 2016-06-09 14:42:22 [post_content] =>   ‘Airbnb opent overlastmeldpunt voor buren’ meldt het NRC Handelsblad op 1 juni 2016.[1] Op zich niet verwonderlijk dat er een overlastmeldpunt wordt geopend. Immers, Airbnb is populair en deze populariteit lijkt niet af te nemen. Zo worden ook appartementseigenaren geconfronteerd met Airbnb in hun complex. De vraag is in hoeverre dat mogelijk is. Het is mogelijk, zo blijkt uit de rechtspraak.
  • Airbnb is ongekend populair, een verhuurder verdient gemiddeld € 3.800,= euro per jaar[2]
1. Airbnb vergelijkbaar met hotelexploitatie? Vrij recent op 8 maart 2016 oordeelde de rechtbank Amsterdam over een geschil tussen de VvE en een appartementseigenaar.[3] Het betrof een casus waarin de eigenaar van een verdieping op die verdieping een hotel wilde exploiteren. De VvE komt in het geweer en de eigenaar verzoekt aan de rechter vervangende toestemming voor de bouwplannen. De rechter weigert die machtiging. Als gevolg van de plannen van de eigenaar wordt de woonbestemming van zijn appartement gewijzigd in logies, wordt deze verdieping een uitbreiding van het naastgelegen hotel en verbouwd tot vijf hotelkamers. Verder krijgt de berging bestemming wonen en wordt verbouwd tot woning. De VvE vreest onder meer voor overlast van het hotel voor de bovengelegen verdiepingen, voor waardevermindering van het pand, voor overlast in het trappenhuis door de bewoners van de berging, voor hotelverhuur van de berging als deze gereed is gemaakt voor bewoning en voor overlast van hotelgasten op het aangelegde dakterras. Op deze gronden weigert de rechter de toestemming. Vervolgens wijst de eigenaar op de Airbnb die in hetzelfde complex aanwezig is. De rechter ziet die vergelijking echter niet. Anders dan de eigenaar stelt is exploitatie als hotel niet vergelijkbaar met verhuur via airbnb. Bij verhuur via airbnb blijft immers de woonbestemming in stand en geldt de daaraan verbonden regelgeving, waardoor het potentiële risico op overlast veel kleiner is dan bij hotelexploitatie. 2. Airbnb geen ‘wonen’ maar ‘bedrijfsmatige exploitatie’ Eerder mocht het gerechtshof Arnhem zich al uitlaten over een Airnbnb in een appartementencomplex.[4] In die zaak overweegt het hof dat ‘short stay’ verhuur in strijd is met een woonbestemming. Het tegen betaling aan derden in gebruik geven van een als woning bestemd appartement voor een korte periode, wordt  aangemerkt als bedrijfsmatige exploitatie en niet voor gebruik als woning, hetgeen in strijd is met de splitsingsakte en het bijbehorende reglement en derhalve niet is toegestaan. Conclusie: in het geval van een woonbestemming kan de VvE op goede gronden de Airbnb weigeren. 3. Verzekering bij Airbnb Mocht overigens Airbnb wel toegestaan zijn, dan zijn veel Airbnbverhuurders zich niet bewust van het feit dat zij niet verzekerd zijn tegen brand, schade of ongelukken van hun gasten. Uit veel polisvoorwaarden is gebleken dat tijdelijke verhuur aan toeristen niet is toegestaan. Verzekeraars hebben daar op ingespeeld en is een aparte polis voor Airbnb verhuur. 4. Overheidsregels en Airbnb? Voor verhuurders is ook het bestemmingsplan nog een punt van aandacht. De Raad van State concludeerde eerder[5], dat bij de definitie van woning in een bestemmingsplan veelal een zekere duurzaamheid in het gebruik moet zijn. Het kortstondig recreatief verhuren van de woning werd in strijd met de bestemming “woondoeleinden” geacht en derhalve kon de gemeente tot handhaving over gaan. Conclusie: Airbnb bij ‘woondoeleinden’ levert vaak strijdig gebruik met het bestemmingsplan op. CONCLUSIE Airbnb is enorm populair, maar verhuur is vaak niet zonder risico’s. Ook overheden hebben de toename van het aantal Airbnb’s gezien en – bijvoorbeeld – de gemeente Amsterdam is een soepeler beleid gaan voeren ten aanzien van korte verhuur. Desalniettemin zal er binnen de VvE’s nog de nodige onrust ontstaan wanneer Airbnb’s ook in appartementencomplexen vaker voorkomen. Overlast ligt op de loer en de Splitsingsakte staat vaak in de weg aan verhuur. Rutger Boogers
[1] http://www.nrc.nl/nieuws/2016/06/01/airbnb-opent-overlastmeldpunt-voor-buren
[2] http://www.rtlnieuws.nl/geld-en-werk/airbnb-ongekend-populair-verhuurder-verdient-gemiddeld-3800-euro-jaar
[3] rb. Amsterdam 8 maart 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:1194
[4] gerechtshof Arnhem 10 september 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2857
[5] ABRvS 3 juni 2015, zaaknummer 201408319/1/A1.
[post_title] => VvE en AIRBNB [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => vve-en-airbnb [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-07-05 16:48:45 [post_modified_gmt] => 2016-07-05 14:48:45 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=9522 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 8606 [post_author] => 10 [post_date] => 2016-05-10 14:08:54 [post_date_gmt] => 2016-05-10 12:08:54 [post_content] => Bij een meervoudige onderhandse procedure ten behoeve van een aanbesteding staat het de aanbesteder in beginsel vrij zelf de partijen te selecteren die hij tot de procedure wenst toe te laten. Wel geldt dat de beginselen van gelijke behandeling en transparantie door de aanbesteder moeten worden gerespecteerd. Dit leidt ertoe dat de criteria die de aanbesteder hanteert voor zijn selectie wel “objectief” moeten zijn. In een lang aanslepende zaak tussen een logistiek adviesbureau [verder: HLA] en het Kadaster heeft de Hoge Raad op 25 maart 2016 een eindoordeel[1] geveld waarin de grenzen aan de selectievrijheid nog eens zijn verduidelijkt. De feiten in het kort. In 2009 heeft het Kadaster in het kader van een meervoudige onderhandse aanbesteding offertes gevraagd voor de ontwikkeling van een zogenoemde “KLIC-viewer”. Dit is een desktopapplicatie voor ontsluiting van KLIC-gegevens. KLIC-gegevens zijn gegevens omtrent de ligging van kabels en leidingen. Deze uitvraag hield verband met het feit dat met de inwerkingtreding van de Wet informatie uitwisseling ondergrondse netten [WION] op 1 juli 2008, het Kadaster verantwoordelijk was geworden voor de informatie-uitwisseling tussen grondroerders en netbeheerders met betrekking tot ondergrondse netten. Het Kadaster had de uitvraag verzonden aan bedrijven die in het kader van WION-congressen hun interesse voor het project hadden getoond, en als zodanig op een lijst waren geplaatst. HLA stond niet op die lijst. HLA stelde in kort geding dat het Kadaster onrechtmatig had gehandeld door HLA niet uit te nodigen voor de meervoudige onderhandse aanbesteding terwijl het Kadaster wist van de expertise van HLA en nu HLA al een ontwikkelde KLIC-viewer “op de plank had liggen”. HLA stelde dat indien zij was uitgenodigd, zij de opdracht zou hebben verworven en dat zij dus door niet uitgenodigd te zijn door het Kadaster en door het mislopen van de opdracht, omzetschade had geleden. In eerste aanleg werd door de rechtbank voor recht verklaard dat het Kadaster onrechtmatig jegens HLA had gehandeld door na te laten HLA op de hoogte te stellen van de aanbesteding met betrekking tot de KLIC-viewer en het Kadaster werd veroordeeld tot een vergoeding van geleden schade, begroot op 10 miljoen euro. In hoger beroep heeft het Hof de verklaring voor recht dat het Kadaster onrechtmatig ten opzichte van HLA had gehandeld, bekrachtigd. Een en ander gebaseerd op de stelling dat zich hier bijzondere omstandigheden hadden voorgedaan die het niet uitnodigen van HLA onrechtmatig maakte. Daarbij ging het dan vooral om het feit dat het de bedoeling van de uitvraag was dat in beginsel alle potentieel geïnteresseerde IT-bedrijven gelegenheid zouden hebben om een aanbieding te doen en het Kadaster wist dat HLA bij uitstek actief was op het bewuste terrein. Het Hof heeft overigens wel de vorderingen van HLA alsnog afgewezen op de grond dat niet was komen vast te staan dat HLA door het onrechtmatig handelen van het Kadaster schade had geleden. Anders gezegd, HLA had niet voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de opdracht zou hebben verworven. Het Kadaster gaat in cassatie in verband met de door het Hof bekrachtigde verklaring voor recht dat het Kadaster onrechtmatig had gehandeld. Het Kadaster klaagt erover dat het een aanbesteder vrij staat om bij een meervoudige onderhandse aanbesteding zelf te selecteren wie hij tot de procedure wenst toe te laten en dat de door het Hof genoemde omstandigheden geen bijzondere omstandigheden zijn die meebrengen dat het niet uitnodigen van HLA onrechtmatig was. De Hoge Raad volgt de klacht van het Kadaster. Er wordt vooropgesteld dat het Kadaster niet gehouden was de ontwikkeling van de KLIC-viewer aan te besteden, maar vrijwillig had gekozen voor een meervoudige onderhandse aanbesteding en dat bij zo’n aanbesteding de aanbesteder vrij is in de keuze van degene die hij wenst uit te nodigen voor het doen van een dergelijke aanbieding. Wel brengen de beginselen van gelijke behandeling en transparantie met zich mee dat de aanbesteder zijn selectie van uit te nodigen aanbieders dient op te maken op basis van “objectieve criteria”. Reeds voor de inwerkingtreding van de Aanbestedingswet 2012 [in april 2013] [toe ook onderhavige zaak al was begonnen] golden de beginselen van gelijkheid en transparantie ook al als geldend recht. Daarnaast,  ook voor opdrachten die buiten het toepassingsbereik van de Europese aanbestedingsrichtlijnen vallen gelden de beginselen van gelijkheid en transparantie die voortkomen uit de voor bestuurs-organen reeds geldende algemene beginselen van behoorlijk bestuur. En in  andere gevallen komen de beginselen van gelijkheid en transparantie voort uit de in de pré-contractuele fase geldende maatstaven van redelijkheid en billijkheid. De “objectieve criteria” die het Kadaster hier heeft gehanteerd, betrof de insteek om alle bedrijven te selecteren die in het kader van WION-congressen daadwerkelijk van hun interesse voor het onderhavige project hadden doen blijken [en als zodanig op een lijst waren geplaatst]. Dit is aldus de Hoge Raad een objectief selectiecriterium waaraan HLA niet voldeed. Dat HLA in het verleden geografische automatiseringssystemen had ontwikkeld ter voorkoming van kabel- en leidingschade en dat het Kadaster HLA uit dien hoofde kende, maakt het vernoemde niet anders. De Hoge Raad doet de zaak zelf af en wijst de gevorderde verklaring voor recht omtrent de onrechtmatigheid alsnog af. Rik Wevers [1] HR 25 maart 2016, Aequi:NL:HR:2016:503 [post_title] => Meervoudige onderhandse aanbesteding en de selectievrijheid [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => meervoudige-onderhandse-aanbesteding-en-de-selectievrijheid [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-07-04 21:32:23 [post_modified_gmt] => 2016-07-04 19:32:23 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=8606 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 8569 [post_author] => 26 [post_date] => 2016-04-12 14:50:10 [post_date_gmt] => 2016-04-12 12:50:10 [post_content] =>   In het Brabants Dagblad van 12 april jl. stond een groot artikel[1] dat aandacht besteedt aan de gegevens die door moderne auto’s worden verzameld. Het gaat hier bijvoorbeeld over het rijgedrag van de bestuurder, zoals de maximum snelheid, de snelheid van optrekken, enzovoorts. Deze gegevens worden vervolgens doorgestuurd naar de fabrikant, mits de auto in verbinding staat met internet. Zo niet, dan worden zij vermoedelijk bij iedere onderhoudsbeurt gedeeld met de fabrikant van de auto. De genoemde gegevens kunnen door de fabrikant onder meer worden gebruikt om de auto veiliger te maken en het geeft bijvoorbeeld ook waardevolle informatie over het daadwerkelijke verbruik van de auto op de weg. Maar het kan bijvoorbeeld ook data verschaffen over files, het weer, de staat van het wegdek, en noem het maar op. Het verzamelen en analyseren van al deze gegevens is een goed voorbeeld van de toepassing van Big Data. Men is het er wel over eens dat de toekomst van de automobiel industrie meer en meer van deze mogelijkheden gebruik zal maken. Het merk Tesla bijvoorbeeld, loopt al langere tijd voorop, door al haar auto’s continu met het internet en dus ook met elkaar in verbinding te laten staan en ook steeds live (software) updates door te voeren zodra deze beschikbaar zijn. Er zijn ook kritische geluiden. Zo zijn bijvoorbeeld verzekeraars al bezig om te bezien of zij door middel van een analyse van de rijstijl (en dus het gevaar) van een verzekerde, kunnen bepalen hoe hoog de polis zou moeten zijn. Het is echter ook geen gekke stap om te bedenken dat ook bijvoorbeeld justitie op basis van de gebruiksgegevens van een auto boetes zou kunnen uitdelen. Er is immers geen makkelijker manier denkbaar om vast te stellen of iemand de maximum snelheid heeft overschreden. De vraag is of het die kant op zal gaan en ook zou moeten gaan, maar feit is dat het technisch gezien zeker mogelijk is. Laatste puntje van aandacht is dat in het genoemde artikel van het Brabants Dagblad werd gesteld dat niemand precies weet welke gegevens worden verzameld en dat de huidige wetgeving hiertoe ook niet voldoet. Ik ben het met dit laatste niet eens. De Wet Bescherming Persoonsgegevens, en om precies te zijn artikel 35 daarvan, biedt immers al aan de betrokkene [de bestuurder van de auto] de mogelijkheid om aan de verantwoordelijke [de autofabrikant] op te vragen welke persoonsgegevens van hem worden verzameld en voor welk doeleinden. De betrokkene kan ook vorderen dat het verzamelen van die gegevens wordt gestaakt. Zelfs een schadevergoeding behoort tot de mogelijkheden. Juridisch gezien kan er dus zeker iets tegen deze verzameling van gegevens gedaan worden, maar de vraag is of dit voldoende zal zijn om de praktijk een halt toe te roepen. Dit nog los van de vraag of we dat überhaupt moeten willen. Tim de Klerck [post_title] => Auto's verzamelen ongemerkt grote hoeveelheden data over de bestuurder [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => autos-verzamelen-ongemerkt-grote-hoeveelheden-data-over-de-bestuurder [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2017-06-08 13:55:35 [post_modified_gmt] => 2017-06-08 11:55:35 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=8569 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 9594 [post_author] => 10 [post_date] => 2016-07-12 15:54:33 [post_date_gmt] => 2016-07-12 13:54:33 [post_content] =>     De feiten Abattoir Amsterdam exploiteert een slachterij die in opdracht van derden voornamelijk runderen en kalveren slacht. Abattoir Amsterdam heeft op een zeker moment 7 kalveren [verder “de 7 kalveren”] geslacht afkomstig van een kalverhouderijbedrijf. In diezelfde periode is door TNO onderzoeks-bureau DUCARES onderzoek gedaan van onder meer urinemonsters en haarmonsters genomen bij kalveren van het bewuste kalverhouderijbedrijf. Het resultaat van dit onderzoek luidde de aanwezigheid van het [verboden] spierversterkende middel Clenbuterol. Het kalverhouderijbedrijf is nog dezelfde dag onder toezicht gesteld. De Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit [NVWA] op de hoogte gesteld van voornoemd onderzoeksresultaat, heeft Abattoir Amsterdam mondeling medegedeeld dat bij kalveren van het bewuste kalverhouderijbedrijf het gebruik van het middel Clenbuterol was aangetoond en waarop Abattoir Amsterdam vervolgens procedures heeft ingeleid met het oog op het uit de handel nemen van [lichaamsmateriaal van] de 7 kalveren. Naar aanleiding van het onderzoeksresultaat zijn vervolgens zowel bij kalveren uit de stallen van het kalverhouderijbedrijf ten aanzien waarvan aanwezigheid van Clenbuterol was aangetoond, als bij kalveren uit haar stallen waar nog geen monsters waren genomen [in welke laatstbedoelde stallen de 7 kalveren hadden gestaan] diverse monsters genomen ten behoeve van verder onderzoek. De NVWA bericht Abattoir Amsterdam dat omdat door laatstgenoemde de 7 kalveren afkomstig van het bewuste kalverhouderijbedrijf zijn ontvangen [en geslacht], en welke runderen mogelijk besmet zijn geweest met de verboden stof Clenbuterol, Abattoir Amsterdam op grond van artikel 19 van verordening [EG] nummer 187/2002 [ook wel de General Food Law genoemd], gehouden is onmiddellijk procedures in te leiden om het vlees van de 7 kalveren en de producten ervan uit voorzorg uit de handel te halen.  Abattoir Amsterdam moet vervolgens de NVWA een volledige melding doen over de door haar te nemen acties ter voldoening aan voorgenoemde verplichting van de General Food Law. Bij gebreke hiervan zal de NVWA een inspectie bij Abattoir Amsterdam uitvoeren om na te gaan of de bewuste verplichtingen zijn uitgevoerd. Bij onvoldoende stappen ter zake zal de NVWA genoodzaakt zijn maatregelen te nemen. Uit het eerder genoemde nadere onderzoek volgt later dat in de monsters van kalveren uit de stallen waar de 7 kalveren hadden gestaan, geen Clenbuterol was aangetroffen. Evenmin is in de overige genomen monsters van kalveren van het kalverhouderijbedrijf Clenbuterol aangetroffen. Gelet hierop heeft de NVWA Abattoir Amsterdam aangegeven dat er geen gezondheidsrisico is voor de consument en het geblokkeerde vlees van [onder meer] de 7 kalveren kan worden vrijgegeven. Overigens, er is [dus] wel aanwezigheid van Clenbuterol aangetoond in andere kalveren van het kalverhouderijbedrijf maar deze kalveren hebben gestaan in een andere stal dan de stal waarin de 7 [door Abattoir Amsterdam geslachte] kalveren hebben gestaan. Vordering Abattoir Amsterdam vordert dat de Staat de schade van Abattoir Amsterdam vergoedt ten gevolge van het op grond van wat Abattoir Amsterdam noemt de “recall-vordering”, uit de handel hebben moeten nemen van het vlees van de 7 kalveren, terwijl achteraf gezien de “recall-vordering” onterecht is geweest en waarmee het door de Staat niet willen vergoeden van de schade van Abattoir Amsterdam, onrechtmatig is. Beoordeling rechtbank De recall-verplichting op grond van artikel 19 van de General Food Law houdt in dat voor een exploitant van een levensmiddelenbedrijf als Abattoir Amsterdam in geval zij redenen heeft om aan te nemen dat door haar ten behoeve van de consumptie geslacht en verwerkt vlees niet aan de voedselveiligheidsvoorschriften voldoet, de direct werkende verplichting geldt om onmiddellijk procedures te entameren om dit vlees uit de handel te [laten] nemen. Voor het ontstaan van deze recall-verplichting is niet vereist dat definitief is vastgesteld dat sprake is van een werkelijk en onmiddellijk gevaar voor de voedselveiligheid en de volksgezondheid. De [eerste] onderzoeks-resultaten waar de NVWA Abattoir Amsterdam op heeft gewezen, had dus zo wie zo reden voor Abattoir Amsterdam moeten zijn om aan te nemen dat het vlees van de 7 kalveren niet aan de voedselveiligheidsvoorschriften voldeed. De berichtgeving van de NVWA aan Abattoir Amsterdam over de eerste onderzoeksresultaten, was gerechtvaardigd en niet in strijd met enige rechtsnorm en levert geen onrechtmatig handelen van de Staat op. De rechtbank wijst erop dat de berichtgeving van de NVWA aan Abattoir Amsterdam geen “recall-vordering” is geweest. Met haar mededelingen heeft de NVWA Abattoir Amsterdam terecht gewezen op de recall-verplichting en op de gevolgen van het niet naleven daarvan. De recall-verplichting volgt uit artikel 19 van de General Food Law en voor het ontstaan van de recall-verplichting is dan ook geen vordering van de NVWA noodzakelijk. Het beroep van Abattoir Amsterdam op nadeelcompensatie omdat de maatregelen achteraf bezien niet nodig waren geweest, wordt ook door de rechtbank afgewezen. Voor een beroep op nadeelcompensatie moet sprake zijn van onevenredig nadelige – dat wil zeggen: buiten het normale maatschappelijke risico of het normale bedrijfsrisico vallende, en op een beperkte groep burgers of instellingen drukkende – gevolgen van een overheidshandeling of overheidsbesluit. Bij de beoordeling of sprake is van normaal bedrijfsrisico dienen de voorzienbaarheid voor de ondernemer van de schade te worden betrokken, de omvang van de schade en de aard van de overheids-handeling. Niet is in geschil dat in deze zaak geen sprake is van een overheidsbesluit. Als de berichtgeving van de NVWA al als een relevante overheidshandeling dient te worden beschouwd – de recall-verplichting van Abattoir Amsterdam is immers niet het [directe] gevolg van deze berichtgeving, maar volgt uit artikel 19 van de General Food Law – stuit het betoog van Abattoir Amsterdam af op de omstandigheid dat [de beweerdelijke omvang van] de schade voor haar voorzienbaar was en dat de geleden schade dus tot haar normaal bedrijfsrisico behoort. De rechtbank komt tot de slotsom dat het de Staat geen verwijt treft, en er geen grond is voor schadevergoeding aan Abattoir Amsterdam. Beschouwing Welke les kan nu uit deze uitspraak worden getrokken? Welnu, wanneer een exploitant van een levensmiddelenbedrijf redenen heeft [bijvoorbeeld door berichtgeving van de NVWA] aan te nemen dat een levensmiddel dat hij ingevoerd, geproduceerd, verwerkt, vervaardigd of gedistribueerd heeft niet aan de voedselveiligheidsvoorschriften voldoet, heeft hij de verplichting onmiddellijk de procedure in te leiden om het betrokken levensmiddel uit de handel te nemen. De daaraan verbonden kosten zijn voorzienbaar en behoren tot het normaal bedrijfsrisico. Als achteraf uit nader onderzoek blijkt dat het levensmiddel dat aldus uit de handel is genomen, volgens de NVWA weer kan worden vrijgegeven omdat er geen gezondheidsrisico is voor de consument, levert dit in beginsel dus geen overheidsaansprakelijkheid op. Een exploitant van een levensmiddelenbedrijf doet er dan ook goed aan om niet alleen de terughaalactie in voldoende mate te nemen om een volledige melding aan de NVWA dienaangaande te kunnen doen [dit ter vermijding van het opgelegd krijgen van een bestuurlijke boete door de NVWA], maar ook om deze actie zo uit te voeren dat de kosten zo beperkt mogelijk blijven en het weer in handel brengen van het levensmiddel zo mogelijk nog kan. Immers, er kan niet [altijd] worden uitgesloten dat geblokkeerde levensmiddelen in een later stadium door de NVWA toch weer worden vrijgegeven zoals deze zaak illustreert. En omdat daarbij de kosten van de recall blijven rusten op de exploitant van het levensmiddelenbedrijf, vormt schadebeperking het devies. Lees hier de volledige Uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 9 maart 2016 [post_title] => Recall-verplichting leidt niet tot overheidsaansprakelijkheid [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => recall-verplichting-leidt-tot-overheidsaansprakelijkheid [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-07-26 17:25:37 [post_modified_gmt] => 2016-07-26 15:25:37 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/?p=9594 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1413 [max_num_pages] => 142 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => b755d13971fd67b29223da499c8d7baf [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
    De feiten Abattoir Amsterdam exploiteert een slachterij die in opdracht van derden voornamelijk runderen en kalveren slacht. Abattoir Amsterdam heeft op een zeker moment 7 kalveren [verder “de...
Lees meer
  Wanneer u uw geld verdient met de ontwikkeling van ICT-producten [software, apps, e.d.] is het belangrijk om te beschermen wat u hebt ontwikkeld. Dat met de ontwikkeling van software...
Lees meer
  De nieuwe Wet Civielrechtelijk Bestuursverbod (“WCB”) treedt op 1 juli 2016 in werking. Het doel van deze wet is om te voorkomen dat malafide (oud-)bestuurders ook in de nabije...
Lees meer
    Nu de Britten de EU gaan verlaten is het de vraag wat dit gaat betekenen voor de bescherming, gebruik en exploitatie van intellectuele eigendomsrechten (IP). Moeten licentie /...
Lees meer
Wanneer u tijdens het jaarlijkse functioneringsgesprek nietsvermoedend een vaststellingsovereenkomst onder uw neus geschoven krijgt, kan er paniek ontstaan. Dat snap ik. Wat nu? Moet u akkoord gaan met ontslag? Wat...
Lees meer
  Uitspraak van de Rechtbank Midden Nederland van 25 mei 2016 [ECLI:NL:RBMNE:2016:2901]. Feiten: Een taxibedrijf verliest een onderhandse aanbesteding. Het taxibedrijf staakt hierdoor haar bedrijfsactiviteiten en vraagt [en krijgt] toestemming...
Lees meer
  Als een onderneming geld nodig heeft, dan kan zij een financieringsverzoek bij een bank indienen. De bank zal vervolgens bekijken in hoeverre zij het risico dat zij loopt bij...
Lees meer
  ‘Airbnb opent overlastmeldpunt voor buren’ meldt het NRC Handelsblad op 1 juni 2016.[1] Op zich niet verwonderlijk dat er een overlastmeldpunt wordt geopend. Immers, Airbnb is populair en deze...
Lees meer
Bij een meervoudige onderhandse procedure ten behoeve van een aanbesteding staat het de aanbesteder in beginsel vrij zelf de partijen te selecteren die hij tot de procedure wenst toe te...
Lees meer
  In het Brabants Dagblad van 12 april jl. stond een groot artikel[1] dat aandacht besteedt aan de gegevens die door moderne auto’s worden verzameld. Het gaat hier bijvoorbeeld over het...
Lees meer